Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekend
[pagina 323]
| |
Julius <anno> 1655Adij, primo ditto, schoon weer ende 't luchjen als voren, variabel ende saghtjes. 2en ende 3en ditto, idem. Ende sijn op dato bij den Raadt deser fortresse getrocken dese navolgende resolutienGa naar eind(a), dicterende van woorde te woorde als volght:
‘Zaterdagh, 's morgens, den 3en July 1655.
Door d' opperhooffden van 't schip de Prins (hieronder meede geteyckent) ons voorgedragen sijnde navolgende personen om van die te mogen werden ontlast, vermits het vuyle snappersGa naar voetnoot1., dronckaerts ende speelders sijn, doorgaens moeyten ende veele onlusten, etc., veroorsaeckende onder den volcke ende in de scheepsdissipline, met niet min groote ongeregeltheden, etc., waerdoor deselveGa naar voetnoot2. in vreese offte beduchtinge waren van meerder onheylen offte swarigheden, sulcx dat om in ruste ende vreede op 't segoursteGa naar voetnoot3. te mogen overvaren, instantelijckGa naar voetnoot4. versochten als voren, dat wij deselve hier aen lant wilden nemen ende eenige andere in de plaetse oversetten, sijnde genaempt als te weten: Barent Arentsz. van DelffzielGa naar eind(b), quartiermeester Claas Andriesz. Buysman van Rotterdam, P.Ga naar voetnoot5. bootsman Leendert Jorisz. van ArmuydenGa naar eind(c), bosschieter Dirck Jacobsz. Lansmeer van MunnekendamGa naar eind(d), bosschieter Michiel Dircx. van Leyden, bootsman Barent Barentsz. van Dort, hooploperGa naar voetnoot6., sigh op Batavia versteecken. Waerop met rijpe deliberatie geleth, ende overwogen 't groote pryckel dat ditGa naar margenoot+ schip (als alleen deur zee gaende) onderworpen is, om de verseeckertheytGa naar voetnoot7. als voren, goetgevonden sij de gedachte opperhooffden haer billicq versoeck toe te staan, teneynde Compagnies schip ende goet dochGa naar voetnoot8. verseeckert mochte onder goede dissipline onseGa naar voetnoot9. Heeren Meesters thuys gebracht worden; ende omme de gemelte ende vordere luyden op 't schip onder te meer devotieGa naar voetnoot10. ende ontsagh te houden, soo is oock verstaen bovengestelde personen vooreerst hier aen lant in d' ijsers te houden tot het schip vertrocken sij, om van deselve doch wel verseeckert te mogen wesen, etc. | |
[pagina 324]
| |
Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope ten dage ende jare als boven.
(Was geteyckent) Jan van Riebeeck Pieter Jonasz. Davidt Verdonck Fredrick Verburgh Jan van Harwarden ende Roeloff de Man, SecretarisGa naar eind(e).’
‘Zaterdagh, na den noen, den 3en July 1655.
Gesien d' aenclachten van den coopman David Verdonck over den hooghbootsman Gerrit Jansz. van Hasselt, mitsgaders de vordere blijcken ende eygen vrijwillige bekentenisse van denselven, namentlijck dat hij, hooghbootsman, over eenige fauten gereprimendeert sijnde geweest, hadde geseyt dat den bruy van den coopman ende met hem niet te doen hadGa naar voetnoot1., ende andere diergelijcke inobediente bejegeningen meer, waerover leetwesen thoonde, - soo is bij forme van resolutie goetgevonden, om de cortheyt des tijts geen proces goetvindende daerover te maken, verstaenGa naar voetnoot2., om alle disordre te voorcomen ende de behoorlijcke dissipline tot der overigheyts ontsagh te maincteneren, denselven te condemneren, gelijck doen bij desen, in een amendeGa naar voetnoot3. van 4 maenden sijner te goet hebbende maentgelden ten proffijte van d' E. Compagnie, behoudens nochtans dat wij de gemelte scheepsoverigheyt (soo veel ons aengaet) g'aucthoriseert laten, indien den gecondemneerden, achtervolgendeGa naar voetnoot4. gedane belofften, sigh wel ende na behoren blijfft comporteren, in de voorhaeldeGa naar margenoot+ mulcteGa naar voetnoot5. sodanige mitigatie offte quijtscheldinge te doen als deselve na gelegentheyt ende des persoons meriten sullen bevinden te behoren. Aldus gedaen ende geresolveert in 't fort de Goede Hoope ten dage en jare als boven.
(Was geteyckent) Jan van Riebeeck Fredrick Verburgh Jan van Harwarden ende Roeloff de Man, Secretaris.’
Sondagh, den 4en dito, fray, stil weer. Hebben vandage d' opperhooffden van 't jacht de Prins gegeven haer affscheyt, neffens onse missive ende annexe pampierenGa naar eind(f) aen d' Ed. Heeren Bewinthebberen in 't vaderlant. D' Almogende wil deselve een geluckige, voorspoedige, behouden reyse verlenen. | |
[pagina 325]
| |
5 dito, voormiddaghs schoon weer ende 't luchjen aen d' oversijde van de bay Z.Oostelijck wayende, is voorhaelde jacht onder seyl gegaen ende fray buyten in zee geraackt, nadat syluyden met soo veele verversinge van cool, wortelen ende andere thuynvruchten versien waren als deselve gister ende vandage met haer boot ende schuyt hebben cunnen weghhalen, beneffens oock 2 koebeesten voor de reys, boven degene die haer alle dagen met de thuynvruchten sijn aen boort geschickt, sulcx dat se, wel treffelijck ververscht hebbende, met fris volcq vertrocken sijn, hoedanigh willen hopen datter Godt de Heere salvo sal laten overcomen. 6 dito, schoon warm weer ende wint als gister. 7en dito, 's morgens donckere, graeuwe lucht met redelijck stijve N.Weste-coelte, waerop het tegen den middagh vrij hard ende dight begonstGa naar voetnoot1. te regenen. 8en dito, vrij stormachtigh, nat weer, met bysonder harde buyen meest van den Z.Westen; echter quam 't galjot de Tulp, den 11en Juny van St. Helena gescheyden, des namiddaghs hier wel ter rheede te retourneren, meedebrengende, beneffens 3 verckens ende eenige appelboomtjes, noch 2 paerden die daer gevangen hadden, sijnde 't derde een henghst, wesende door ordre van d' Heer Van Goens weder os laten lopen om met de 2 merrys, welcke niet gevangen costen worden, totGa naar margenoot+ vorder aentelinge te dienen, etc. Gemelte Sijn E. was met de gansche retourvlote (in 9 schepen bestaende) op den 4en Juny vandaer vertrocken ende hadde 3 deugenieten op voorsz. galjot gestelt om hier in de kettingh te gaen, maer deselve waren met de boot van dito galjot geschiappeertGa naar voetnoot2. ende op St. Helena gebleven, sonder dat se van 't galjotsvolcq costen weder gecregen worden. Als voorsz., was 't galjot den 11en Juny van St. Helena gescheyden, hebbende daer omtrent 10 dagen in stilte gedreven, souden anders wel een weeck vroeger hier geweest hebben; soodat nu langhs soo meer blijckt dat eylant seer gevoughelijck van hier te bevaren sij, soowel in 't een als 't ander moussonGa naar voetnoot3., ende dat in gaer corten tijt, soo desen ende vergangen jare nu volcomen g'experimenteert ende ondervonden is. 9 dito, wat beter weer, maer de wint noch al Z.Westelijck; ende quam op den namiddagh hier wel te retourneren onse opgeboyde boot uyt de Bay van Saldanha, met den adsistent Jan Woutersz., die alle dit stormachtigh weer tusschen de gemelte bay ende 't Robben-eylant in zee ontmoet, affgestaen ende van eergister avont onder gemelt eylant op de dregh gelegen gehadGa naar voetnoot4., rapporterende dat gansch geen inwoonders daeromtrent vernomen, maer 4 van de 7 schapen op seecker eylantjen | |
[pagina 326]
| |
in de gemelte bay (bij d' onsen voor desen gehandelt ende daerop gestelt) gevonden ende in sijn herwaertsreyse op 't Robben-eylant bij d' andere gebracht had, daer der nu 114 stucx in alles waren, mitsgaders oock de verckens van 4 al tot 19 aengeteelt sedert den 5en Juny verleden, dat wij deselve daerop geseth hebben. Op 't Dassen- ende andere eylanden in de voorsz. baye hadden wel redelijcke partije robben gevonden, maer meestal jongh ende cleyn goet, sulcx wij van opinieGa naar margenoot+ sijn dat men de natte tijt nootsaeckelijck alle jaren sal moeten laten overstaen eer men t'elckens weder aen 't vangen valt, om de aentelinge te min te verhinderen; maer walvisschen hadden overal bij duysenden vernomen, gelijck oock dagelijcx hier in dese Tafelbay. In voorsz. baye hadden d' onse op 't gemelte eylantjen, daer de schapen vandaen gehaelt hebben, oock gevonden een France brieff die, getransleert sijnde, van inhoude bevonden als hieronder g'insereert.
Translaet missive van d' opperhooffden van 't Frans schip de Beer, geschreven aen De la Forest des Royers, Commandeur op 't schip St. Joris.
‘In de bay van Zaldanha, den 20en Maart 1655. Mijn Heer. Ick gebruyck de vrijigheyt Ul. dese brieff te laten, soo om te voldoen aen mijn debvoir, als d' ordre die Ul. mijn geliefft heefft te geven voor ons vertreck. Waerom ick beginne sal om Ul. te seggen dat onse reys van 't eylant Madagascar tot de Caap van Auguilles is geweest heel sacht van weer ende genoeghsaem cort, want hebben de voorsz. Caap van Auguilles den 3en Maart op den middaghGa naar voetnoot1. en 's anderdaeghs, den vierden, waren wij schuyns van de Caap d' Boa Esperance, die wij boven raeckteGa naar voetnoot2. desselven daeghs, maer op den avont (vier mijlen in de wint van de TafelbayGa naar voetnoot3., in dewelcke wij sagen 3 seer groote schepenGa naar eind(g), dewelcke 5 canonschote schoten om ons te wijsen de rheede) doen overviel ons de stilteGa naar voetnoot4., ingevolge oock seer dicke mist, dewelcke ons berooffde van 't gesicht van 't lant, en gedeurdeGa naar voetnoot5. tot den 7en courantGa naar voetnoot6., altijt aff en naer lant geleyt. Desselven daeghs op de morgen gingen onse rheedeGa naar voetnoot7. soecken. Alsdoen sagen, door eenigh verlichtingh van de mist, een schipGa naar voetnoot8. comende voor wint op ons aff, dewelcke ons een weynighje overviel, als hebbende doen weynigh canon gereet. Niettegenstaende hetselve beter als wij in 't seylen waren, alsmeede ons gethoont hebbende sijn Hollantse vlagh, schoot een canonschoot sonder cogel om kennisse van 't onse te hebben, gijdenGa naar voetnoot9. ons groot seyl op ende lieten de marseyls lopen en namen onse vlagge uyt het | |
[pagina 327]
| |
gesichte. Ondertusschen quam hij onder de wint bij ons en vraeghde ons vanwaer wij waren en offt wij begeerde in de Tafelbay te wesen, alsoo hij daer naer toegingh.Ga naar margenoot+ Daerop hem antwoorde dat wij na de Saldanha-bay gingen. Doen vraeghden hem wie hij was, waerop hij antwoorde, dat hij van de Hollantse vloot van IndienGa naar voetnoot1. ende dat hij quam van de Saldanha-bay. Wij scheyden in welcken tijt mijnheer De Goascaer op de gesontheyt van de capiteyn dronck, dewelcke hem bedanckte met hetselve, vergeselschapt met een canonschoot, dewelcke de heer De Goascaer hem liet wederom geven. Het was een fliebootGa naar voetnoot2. van omtrent 120 vaten, gemonteert met 4 stucken canon. Wij quamen dien dagh binnen de bay, niettegenstaende de scharpe wint die wij hadden, soodat wij de rest van de dagh met laveren doorbrochten, en costen niet vorder geraecken als achter het Duyckers-eylantje, alwaer wij genootsaeckt waren te settenGa naar voetnoot3. tot 's anderdaeghs, den 8en, op welcke dagh laveerde met deselve wint. Doen arriveerde wij aen mouillagieGa naar voetnoot4., sijnde de rheede, gedreven door den stroom, alwaer wij Ul. orders volbracht hebben, soo na gelijck het ons mogelijck is geweest, hebbende wederom de vellen die achter in 't schip leggen, gesienGa naar voetnoot5. tot de ⅔ toe, die altesamen soo droogh ende suyver waren als doen wij deselve innamen te ItolanharGa naar eind(h), de rest en hebbe niet gesien door advys van de HeerenGa naar voetnoot6. De Goascaer. De Flavourt, schipper en steurman, vertrouwde het weer niet. Wij leyden oock de l'esquineGa naar voetnoot7. in de son, dewelcke oock wel geconditioneert waren, ende generalijck al 't gene dat in 't schip is. Wij hebben ons want, mast en het schip rontom geteert, en, soo ick gelooff, soo crijgen wij vandaegh gedaen, met resolutie om morgen, offt Maendagh ten langhsten, te vertrecken, soo het bequaem weer is. Dit is al 'tgeene dat ick Ul. voor dees tijt schrijven can, tot het eylant van St. Helena, aen welcke plaets (soo ons Godt de genade geefft daer te mogen comen) soo sal ick niet manqueren om Ul. aldaer kennisse te laten van al hetgenen datter tusschen dit en St. Helena gepasseert is. Ick heb aen Ul. vergeten te schrijven als dat wij ons cruyt in de zon oock gedrooght hebben, alsmeede het canon op sijn plaets gestelt, geresolveert sijnde liever te vergaan als ons over te geven, tensij anders door een esquadre offte extraordinaire maght, waervanGa naar voetnoot8. ick Ul. verseeckeren can. Ende nadat ick Godt gebeden hebben dat hij Ul. gelieve te conserveren, eyndigende Ul. biddende uyt al mijn hard, dat Ul. mijn wil continueren in Ul. weldoenGa naar voetnoot9., ende geloven dat ick al mijn leven sal soecken occasien om Ul. door effectGa naar voetnoot10. te mogen verseeckeren van de dienst ende | |
[pagina 328]
| |
respect die ick Ul. toedraegh, biddende Godt uyt al mijn hart mijn te willen latenGa naar margenoot+ boorenGa naar voetnoot1. sooveel occasien tot hetselve als ick door waerachtige medelijden om deselve te ontvlechtenGa naar voetnoot2. terwijl ick mijn levenGa naar voetnoot3. na mijn geboorne oprechtigheyt sal wesen
(Onder stondt)
Mijnheer, Ul. dienstwillige gehoorsame ende verobligeerde dienaer
(ende was geteyckent) De Puigne le Masle.
(Noch lager stondt)
Mijn heeren De Goascaer ende Flavourt die sijn altijt welvarende en sijn noch gesont. Sij doen Ul. dienstwilliglijck de handen kussen, alsmeede aen alle Ul. officiers, dewelcke, met Ul. verloff, ick meede doen groeten met al mijn hart en ick ben haer dienstwillige dienaer.
(ende aen d' ander zijde stondt)
Passerende, wie het is, ick bid Ul. soo Ul. nieusgierigh sijt dese brieff te sien, deselve wederom te leggen in het coffertje, en ghij sult mijn verobligeren. 'T is Ul. dienstwillige dienaer De Puigne, luytenant op 't schip genaempt de Beer.
('t Opschrift was)
Mijnheer
Mijnheer De la Forest des Royers, Commandeur voor de dienst van de coninck, op 't schip genaempt St. Joris.’
10en dito, stil, nat, regenachtigh weer. Sondagh, den 11en dito, idem, stil weer met somtijts wat sonneschijn, item oock altemetGa naar voetnoot4. regen, ende veel walvis in de bay. 12 dito, heel mooy weer ende 't luchjen aen d' oversijde Z.Oost. Tegen den middagh is den Commandeur Riebeeck selffs in persoonGa naar voetnoot5., met samen den ondercoopman Verburgh, per 't galjot de Tulp vertrocken na 't Robben- ende Dassen-eylantGa naar eind(i) omme eens wat nader aff te speculeren de gelegentheden aldaer, etc., hebbende, staende sijn absentie, de sorgh over 't fort en alles bevolen aen den opperstuyrman Tymon Egbertsz., een out, sorghdragend man, ende hier leggende principalijck om d' aencomende schepen in te lootsen ende vaertuygh te maken,Ga naar margenoot+ daer goede ende treffelijcke kennisse, mitsgaders een goede sloep onder handen heefft. Comende gemelte Riebeeck noch des namiddaghs aen 't Robben-cylant wel ten | |
[pagina 329]
| |
ancker, dat extraordinaire fray, groen bewassen, ende de schapen aldaer treffelijck welvarende bevond, maer met de verckens scheen 't niet wel te succederen, vermits al 5 van zeventhien geworpene jongen gestorven waren; echter liet de rest daer noch blijven om te sien hoe 't mettertijt noch soude willen gaen. Met 't graen ginget oock niet wel, edoch principael om datter den rechten ijver ende sorgh niet over gedragen van degene die tot bewaringe der schapen op 't eylant leggen; sulcx dan eenige <ordre?> op 't een ende 't ander gestelt hebbende, is in den avont weder aen boort gevaren, mitsgaders ancker gelight ende met een Z.Z.Oost-coeltjen als voren voorts geseylt na 't Dassen-eylant, daer hij, Riebeeck, den 13en dito, 's namiddaghs, meede wel aenquam ende alles na behoren besightigende, bevondt te wesen een seer schrael eylant, maer redelijck vol robben, meest noch nieu geworpen jongen bij haer oudenGa naar voetnoot1., even noch maer op de klippen comende, waeromme raedsaem gevonden wierd nietjegenstaende de redelijcke quantité met de vanghst noch te suppercederenGa naar voetnoot2. tot de maant van November off December, soo, omdat de vellen in dit natte mousson qualijck gedrooght cunnen worden, als oock omdat de robben noch wat te cleyn ende moeyelijck op te jagen souden wesen, mitsgaders meede insonderheyt om deselve door de geduyrige jacht oock niet al te schouGa naar voetnoot3. te maken, ende wat tijt tot aentelinge ende haer volwassinge te laten, etc. Wijders affgespeculeert hebbende wat ende hoedanige huysinge voor 't volcq ende vellen in toecomende daer souden vereysschen, etc., is des avonts weder na boort gevaren, met voornemen omme oock met eenen na de Bay van Saldanha te varen ende die gelegentheden aldaer meede eens te besightigen; maer alsoo de Z.Oostewint stilde ende een dijsGa naar voetnoot4., mitsgaders redelijcke coelte, uytten N.Westen rees (dat de wint contrarie maeckten) soo is denselven weder vertrocken na de Tafelbay, daer den 14en <dito> 's avonts wel arriveerde ende alles in goede ordre vond, sijnde sedertGa naar margenoot+ des Commandeurs absentie aen 't fort gereuylt van Caepman een os, een kalff ende 6 stucx schapen. Anders wasser sonderlingh niet gepasseert. Den tolcq Herry, met noch 2 Hottentoos, meede na voorsz. eylanden gevaren wesende, ende gesien dat onse schapen op 't Robben-eylant sulcken treffelijcken aert hadden, mitsgaders dat lant met soo frayen groen bewassen, versochte dat hij voor vrou ende kinderen daer mochte een huys maken ende met sijn vee laten wonen, waertoe hij meende dat Caepman meede wel genegen wesen soude, als oock alle die met haer vrundenGa naar voetnoot5. waren, 'twelck, soo willende lucken, een schoone saecke voor d' E. Compagnie soude sijn ende vrij wat beter als haer bij forme van oorlogh te overweldigen, want deselve dan alsoo wel in Compagnies macht waren als anders, sijnde oock dat eylant groot ende volwassenGa naar voetnoot6. genoegh om duysenden | |
[pagina 330]
| |
beesten ende schapen te weyden, ende ons door Herry overvloedigh veel gewas gethoont daer, na sijn seggen, de koeyen veel melck van geven ende treffelijck groeyen, etc., sulcx dat ons voornemen is eens preuve te nemen off men dese Caepmans off andere daer sullen cunnen locken. 15en dito, 's morgens mooy weer met betrocken lucht ende stilte. Gisternacht had sigh een van d' ossen, die wij een jock op den hals hadden geleght om de wagen te trecken soo vremptGa naar voetnoot1. ende wilt aengestelt, dat sigh selffs de neck gebroocken ende ter doot gebracht had; sulcx wij langhs soo meer sien het met ossen niet wel gaen sal willen, ende daerom nodigh van nogh eenige paarden dienen versien, om ons timmer- ende branthout uyt 't bos, wel omtrent 3 mijlen van 't fort, te halen. Per memorie. 16 dito, 's morgens regenachtigh weer ende wint westelijck. 17 dito, fray sonneschijn-weer, de wint als voren. Ga naar margenoot+ Heden 't galjot de Tulp gevisiteert, ende bevonden sijnde wel wat swack van timmeragie te wesen, maer echter genoeghsaem te verstercken met eenige kniesGa naar voetnoot2. in 't ruym, aen steven ende elders te brengen, soo is bij raetspleginge verstaen deselve houtwercken, alsmeede een stengh ende boeghspriet, etc., uyt 't Caepse bos daertoe te doen claer maken, ende onderwijlen dito galjot na de Bay van Saldanha te laten varen, om aldaer ter degen schoongemaeckt ende geharpuyst te worden, mitsgaders in zijn wederomreyse herwaerts, empassant, van 't Dassen-eylant meede te brengen een ladinge schulpen tot een kalckoven, ende op sijn retour daervan ontladen wesende, dan vorders soodanigh met voorhaelde houtwercken te verstercken, dat suffichantGa naar voetnoot3. sal mogen wesen om noch een tochtjen te doen op Madagascar, tot nader ondersoeck ende levendthoudinge van den begonnen handel aldaer, etc., als breeder bij resolutieGa naar eind(j) heden daerover genomen. Hebben oock 2 schapen gehandelt, welcke neffens noch 6 stucx (dese vorige dagen gereuylt) meede lieten aen 't galjot brengen om empassant, van hier ten eynde voormelt na de voorsz. bay seylende, op 't Robben-eylant te setten, daerder nu 135 stucx sullen wesen. Soo lieten oock den adsistent Jan Wouterss. meedevaren met wat coper ende taback, om, offerGa naar voetnoot4. eenige inwoonders vernomen wierden, van deselve met eenen sooveel vee te reuylen als mogelijck wesen sal. Ende alsoo Adriaen van de Paver op 't Robben-eylant geen behoorlijcke sorge offte naerstigheyt bewees in 't hoeden van de schapen, etc., soo is in sijn plaetse derwaerts gesonden eenen Sybrandt Rinckes van OutriemenGa naar eind(k), adelborst, dat een fray, stil borst schijnt, ende vertrouwen wel goede sorge over 't vee ende d' aentelende jongetjesGa naar voetnoot5. dragen sal, nevens ordre om den gemelten Paver over sijn nonchelance behoorlijck correctie te laten gewerdenGa naar voetnoot6. tot exempel van andere; | |
[pagina 331]
| |
welcken volgendeGa naar voetnoot1. dan d' opperhooffden van voorsz. galjot noch desen avont haer affscheyt gegeven is, omme metten eersten goeden wint, ten eynde voormelt onderGa naar margenoot+ seyl te gaen, gelijck deselve, 't luchjen uytten Z.Z.Oosten crijgende, oock onderleydenGa naar voetnoot2., ende Sondagh, den 18en dito, 's morgens goet weer ende wint variabel edoch slapjes, al tot onder 't Robben-eylant g'advanceert waren. Soo wierd oock een ander schip onder 't lant omtrentGa naar voetnoot3. 't hoofft van de Leeuwenbergh vernomen, ende alsoo 't wat stil was, sonden datelijck een Biscayse sloep derwaerts met een stuyrman, Tymon Egbertsz., omme te vernemen wie ende vanwaer quam, mitsgaders 'tselve met eenen in te lootsen ende op de rechte rheede te brengen; daer 't op den middagh met een N.westelijck luchjen wel ten ancker quam, sijnde d' Avontstar, daerop schipper Jacob Claass. Bruyningh, ende ondercoopman Niclaes Levendigh, 13 Maart passato uyt Texel geseylt met 137 coppen, waervan onderwegen maar een gestorven ende oock sonderlingh geen siecken had, mitsgaders onderwegen nergens aengeweest, maer den lesten April ontmoet 't schip Brouwershaven op de Noorderbreete van 5 graden 40 minuten ende 355 gr. 40 minuten lengte; omtrent 10 maanden uytGa naar voetnoot4. vaderlant geseylt ende al geweest sijnde op de Z.breete van 34½ gr.Ga naar voetnoot5., daer se op 30, 60 ende 80 vademen gront geworpen, ende apparent 't riff van AguillesGa naar voetnoot6. al getroffen, maer geen lant vernomen hadden, ende alsoo de principale officieren overleden, ende daeromme apparent geen al te goede ordre op dat schip was, is hetselve van daer weder tot voorgemelte noorderbreete, al heel door de lini, wederom gekeert, seecker riviere in Angola aen geweest ende aldaer wel degelijck ververscht, mitsgaders geen siecken off yts ter werelt gebreck hebbende, nochtans, desniettemin, evenwel geresolveert sijnde, t' eenemael voorts na 't vaderlant te keren, nietjegenstaende wat debvoiren d' opperhooffden van de Avontstar, na derselver rapporten, deden met minnelijcke vermaningen ende persuasien om haer na India te doen tenderenGa naar voetnoot7., hebbende oock niet willen van d' inhebbende contanten offte eenige ladinge voor India scheyden, sulcx dat d' E. Compagnie door die ongehoorsame luyden al wat intrestGa naar voetnoot8. staet te lijden, soo 'tGa naar margenoot+ maer anders niet erger aff enGa naar voetnoot9. loopt, 'twelck te hoopen is Godt de Heer verhoeden sal. Lieten datelijck overvloedigh verversinge van thuynvruchten ende melck voor die van de Avontstar aen boort senden, mitsgaders ook gelasten alle dagen een halff koebeest voor 't volcq te beschicken om deselve ter degen te verfrissen. Soo hadden deselve op den 17en Juny passato oock vernomen 2 scheepen op de hooghte van stijff 27 graden Z.breete, ende alsoo sij meenden dattet wel mochten Engelse wesen ende bij deselve weynigh voordeel te halen was, soo hadden haer | |
[pagina 332]
| |
reyse vervordert sonder verder na deselve te vernemen, ende naderhant gecomen op de hooghte van omtrent 31½ gr., hadden noch een ander schip ontmoet, sijnde een Engelsman, tenderende na Parsia, ende na desselffs voorgeven genegen wesende de Caap aen te doen; edoch was 2 dagen daerna van haer geraeckt ende tot heden niet weder vernomen. 19 dito, mooy weer ende wint als voren, meest N. westelijck ende labbertjes. 20 dito, idem, fray sonneschijn-weer ende wint labber van den Z.Z.Oosten. 21 dito, insgelijcx, ende vertrocken de Caepmans weder van achter den Leeuwenbergh na de Z. Oostsijde van ons fort daer se haer omtrent ten halff wege de redout Duynhoop weder ter neder sloegen. Op den namiddagh wierd een schip, meest Westwaerts van 't Robben-eylant, gesien, dat vermits de stilte desen avont niet coste binnen comen ende oock noch te verde was om een sloep na toe te stuyren. 22 dito, 's morgens mottigh weer met N. Weste labbercoelte. Quam voorhaeldeGa naar margenoot+ schip, sijnde de Leeuwin van Delfft, wel ter rheede, daerop schipper Jan Lucasz. Meeuwen ende bouckhouder Adriaen 's Gravensande, den 21en Maart uyt Goeree gelopen, mitsgaders eerst 3 dagen in DuynsGa naar voetnoot1.Ga naar eind(l) gelegen ende naderhant, om 't schip (wat ranck sijnde) watervast te maken, aen St. Vincent geweest, maer niet anders dan water gecregen hebbende, waren na drie dagen weder vertrocken ende tusschenwegen verscheyden Engelse ontmoet, onder welcke drie na Parsia ende Cormandel tendeerden. Had uytgevoert 140 coppen, daer der maer een van gestorven was ende jegenwoordigh oock niet een sieck te cooy; des, om die bij haer gesontheyt te mogen behouden ende metter haest lustigh te verfrissen, datelijck overvloet van groenmoes uytte thuynen ende melck, etc., lieten na boort senden ende een koebeest slaghten, etc. 23 dito, claar, helder sonneschijn-weer, 't luchjen meest van den Z.Z.Oosten. 24 dito, idem. Ende gaven op den avont d' opperhooffden van d' Avontstar haer affscheyt omme met den eersten goeden wint hun reyse na Batavia te spoedigen, neffens onse missive ende annexe pampieren aen d' Ed. Heeren Gouverneur-Generael ende Raden van IndiaGa naar eind(m). Sondagh, den 25en dito, 's morgens schoon sonneschijn-weer ende 't luchjen van den N. Westen, waerdoor die van voorhaelde schip beleth bleven t'seyl te gaen. 26 dito, 's morgens doncker weer ende wint meest N.N.West, waermeede d' Avontstar onder seyl gingh ende met laveren fray buyten geraeckten. D' Almogende verleene hun behouden reyse. 't Begon tegen den avont vrij wat te regenen, 'twelck den ganschen nacht continueerden. 27 dito, 's morgens noch al doncker, regenachtigh weder ende wint als gister | |
[pagina 333]
| |
N.N.West, daer tegen den avont meede ter rheede retourneerden 't galjot de Tulp uyt de Bay van Saldanha, schoongemaeckt ende geharpuyst, maer geen volcq vernomen hebbende om meede te handelen, nochte oock aen 't Dassen-eylantGa naar margenoot+ eenige schulpen cunnen laden, vermits de harde aenbrandingen door de noordelijcke winden aldaer gevonden, sulcx dat ledigh wederom quam. Dito opperhooffden rapporteerden dat al vrij veel robben op d' eylantjes in de gemelte bay vernomen hadden, ende dierhalven tegen de drooge tijt al redelijcke partije apparent sal te becomen wesen. 28 dito, noch al doncker, regenachtigh weer ende wint als boven. Ende gaven heden affscheyt <aen> d' opperhooffden van 't jacht de Leeuwin, beneffens onse missive ende annexe pampierenGa naar eind(n) gedirigeert aen d' Ed. Heeren Gouverneur-Generael ende Raden van India, omme met den eersten goeden wint onder seyl te gaen ende hun reyse te vervorderen na Batavia. 29 dito, 's morgens dijsigh weer ende wint als voren van den N.N.Westen; echter gingh de Leeuwin onder seyl, soeckende met laveren de bay uyt te raecken; maer alsoo de zee al te hol gingh, moeste wederom op de rheede ten ancker comen. 30 dito, idem, weer ende wint als gister, tot beleth van voorhaelde schipsvertreck. Ultimo dito, 's morgens helder, claer weer ende 't luchjen van den Z.Z.Oosten. Is gemelt schip onder seyl gegaen ende, beneden 't Robben-eylant om, fray in zee geraeckt. Soo lieten meede, dewijle 't luchjen goet ende de zee redelijck sleghtGa naar voetnoot1. geworden was, 't galjot de Tulp oock vertrecken na 't Dassen-eylant om een ladingh schelpen, dewijl men hier doch noch besigh is met de boeghspriet ende andre saken voor 'tselve tot versterckinge gereet te maken, etc. |
|