Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendMayus anno 1655Adij, primo dito, weer ende wint als voren, waerdoor d' E. Heer Van Goens noch beleth bleeff onder seyl te gaen. Sondagh, den 2en dito, ongestuymigh, regenachtigh weer ende wint tot beleth als voren. Desen nacht hadden de tijgersGa naar voetnoot3.Ga naar eind(a) 6 van onse Hollantse schapen in de stal doot gebeten, ende dat in 't bijwesen van 2 personen die der bij waeckten, hebbende verscheyden gaten door de sodenmuyr van de stal (omtrent 2 voet dick sijnde) gebroocken, daer se deur gecomen waren, sonder dat het de gemelte wachters hadden cunnen beletten. Des avonts waren de tijgers oock in 't hoenderhuys geweest ende hadden aldaer onse 3 gansen, die wij noch maer hebben, oock den hals aff ende seecker persoonGa naar margenoot+ die hem uytweeren wilde, lustigh in den arm gebeten; schijnt off ons 't wilt gedierte weder in de regentijt principael sal beginnen te quellen. 3en dito, 's morgens noch even nat, vuyl, ongestuymigh weer ende wint als voren. | |
[pagina 306]
| |
4en dito, 's morgens fray, stil, bedaert weer ende wint ut supra. Hebben 2 beesten ende 3 schapen geruylt, sijnde oock d' E. Heer Van Goens, vermits de wint contrarie bleeff, noch eens aen lant geweest ende met ons gewandelt na 't geberghte, daer 't minerael gegraven plagh te worden, van 't welcke, ende eenige andere saken meer, nauwe speculatie ende inspectie nam ende tegen den avont weder aen boord voer, wachtende, gelijck al eenige dagen gedaen heefft, na goede wint om te vertrecken. 5en dito, noch al N.westelijcke coelte, tot beleth als boven; derhalven d' Heer Van Goens last gegeven heefft dat 't galjot de Tulp sijn best soude doen, om met laveren de bay uyt te raecken ende ten aldereersten vooraff sien na St. Helena te verseylenGa naar eind(b), neffens missive aen de opperhooffden van de schepen Breda ende Coningh van Polen, met ordre dat deselve aldaer soo lange sullen blijven leggen wachten tot Sijn E. voormelt, met de hier op goede wint wachtende vlote, sal comen bij haer te verschijnen, sonder om eenige redenenGa naar voetnoot1. vroeger onder hun beydenGa naar voetnoot2. van daer te scheyden. Item oock, dat ondertusschen met haer volcq, om tijt te winnen, allen mogelijcken iverGa naar voetnoot3. sullen aenwenden om de paerden op te vangen ende de vellen, in de Tulp sijnde, over te nemen voor 't Patria, etc. 6en dito, ongestuymigh, regenachtigh weer ende wint als voren. Tegen den avont, 't weer wat bedaerende ende de wint wat zuydelijck lopende, is 't gemelte galjot ten eynde voorsz. onder seyl gegaen, maer vermits de wint weder na 't N.westen liep, mitsgaders den 7en en 8en dito noch soo aenhield, met mist ende mottigh weer, heefft 'tselve weynigh voordeel cunnen doen ende even buyten de rheede tegen den avont moeten anckeren. Sondagh, den 9en dito, 's morgens stil, mistigh weer, was de Tulp met een Z.westelijck luchtjen in de nanacht uytgeraeckt. Tegen den avont, de wint wat zuydelijck wordende, is de Heer Van Goens metGa naar margenoot+ de retourvlote, bestaende in de schepen en de jachten Parl, P. Royael, Gidion, Dolphijn, Tertolen, Louyse ende Dort van dese rheede gedrevenGa naar eind(c). Item oock Prins Willem nevens 't galjot de Roode Vosch heden mede affscheyt gegeven na BataviaGa naar eind(d), edoch waren den 10en dito 's morgens alle te samen noch meest binnen de bay, doende wesende met boucherenGa naar voetnoot4. om buyten te geraecken, vermits het heel stil ende clare lucht was; maar alsoo 't luchjen uytten Z.Z.Oosten op den dagh wat begondt te labberen, geraeckten deselve noch altemalen fray in zee, alsmeede Prins Wilhem en de voorsz. galjot, onder hun beyden gedestineert na Batavia, als voorsz. Heden reuylden een koebeest ende 2 schapen van nieu volcq, die jegenwoordigh met groote menighte om ende bij onse besettinge verschijnen, met oock redelijck | |
[pagina 307]
| |
veel vee, daerGa naar voetnoot1., door instigatie van Herry's g'allieerde (soo ons altoos laten voorstaen), qualijck willen aff scheyden. 11 <dito>, fray, stil sonneschijn-weer. 12 dito, idem; ende is een matroos overleden, genaempt Lourens Pietersz. van MaesterlantGa naar eind(e). 13, 14, 15 dito, noch al fray, stil weer als vooren. Hebben heden noch wat taru, garst ende haver in d' aerde gebracht, tot noch nader preuve van saet dat vergangenGa naar voetnoot2. hier gewonnen is. Pinxterdagh, den 16en dito, 's morgens heel doncker, mistigh, stil weer, edoch op den dagh 't luchjen sachtjes van den N.Westen met warme sonneschijn; ende hebben op dato geruylt 7 schapen ende 1 calffjen van nieu volcq. 17 dito, 's morgens doncker, regenachtigh weer ende N.Weste-coelte, maar 's namiddaghs liep de wint Z.Z.Oost, als wanneer onse opgeboeyde boot met 17 geruylde schaepkens na 't Robben-eylant sonden, daer der nu te samen op sullen wesen 79 stucx. Mogen hopen dat de Saldanhars wat veel sullen aenbrengen om op dito eylant soo veele op te gaderen, datt men mettertijt uyt de aentelinge mag comen te bestaen, om de arriveerende schepen, neffens de thuynvruchten (in overvloet wesende) na behoren te verversen. 18 dito, noch al redelijck harde Z.Z.Oostewint ende droogh weer. 19 dito, idem. 20 dito, 's morgens heel schoon, helder, stil weer. 21 dito, insgelijcx. 22 dito, 's morgens regenachtigh weer met stilte.Ga naar margenoot+ Sondagh, den 23en dito, 's morgens goet weer ende wint westelijck, met betogen lucht. 24 dito, idem. Ende hebben heden omtrent ⅔ mergen geploeght lant met rapen besayt, daer vergangen jaer taru gestaen had, hoedanigh met alle andere aert- ende thuynvruchten jegenwoordigh principael meede besigh sijn, als wordende, vermits de vochtige dagen, daertoe nu den besten tijt. 25, 26, 27, 28 ende 29 dito, al mooy weer ende wint, meest uytten N.Westen; wesende de meeste Saldanhars, offte 't nieuwe volcq, jegenwoordigh alweder vertrocken, sonder dat wij van deselve boven 5 à 6 koebeesten ende omtrent 20 schapen, jongh ende out, hebben cunnen handelen, ons inbeeldende langhs soo meer, gelijck altijt gedaen hebben, sulcx verhindert wordt ten principalenGa naar voetnoot3. door instigatie van Herry ende sijn g'allieerde hieromtrent met haer vee gedurigh blijvende, welcke onse opinie over haer wij hun echter niet laten blijcken, opdat sij niet alleen in goet vertrouwen over ons souden blijven, maer daerinne des te meer oock gevoetGa naar voetnoot4. mogen worden, ten welcken eynde hun oock alle vruntschap ende | |
[pagina 308]
| |
liberaelheyt wert gethoont ende bewesen, offt misschien t' avont off morgen te passe mochte comen, omme alsdan, de saecken sulcx ten dienste van d' E. Compagnie vereysschende, haer met vee ende personen in Compagnies macht te nemen - dat sij wel verdient hebben ende alle dagen cans genoegh toe is; mitsgaders door voorhaelde goede bejegeningen mettertijt noch al meer ende beter gelegentheyt toe sal openbaren, als comende alle dagen meestGa naar voetnoot1. met haer vee in 't gesicht van Compagnies fortresse, ja somtijts wel onder musquetschoot haer beesten weyden, sulcx de hare somtijts wel onder d' onse (jegenwoordigh 25 in getal) raecken, ten principalen geschiedende, soo wij wel claerlijck mercken, om soodoende gelegentheyt te mogen vinden eens weder met Compagnies vee (bij 't hare ten deele dus doende dickwijls heefft vermenght) deur te gaen; weshalven wij daer seer naeuwe wacht altijt laten bij blijven van goede, cloecke soldaten, ende sien sij oock genoeghsaem, dat wij gansch geen inclinatie hebben haer vee aff te nemen, maer 't onse wel te bewaren;Ga naar margenoot+ daerom deselve oock te resoluter derven onder ons gesicht de weyden meede gebruycken, sulcx niet quaet sij, ende treffelijck te passe sal comen alsser eens ten fine voormelt t' haerderGa naar voetnoot2. wel verdiende straffe resolutie genomen wort. Sondagh, den 30en dito, 's morgens doncker, regenachtigh weer met stilte. Gister omtrent tegen den avont quamen eenige van den troup van Herry's g'allieerde met ongeveer 300 jongh ende oude koebeesten van de Soute-reviere aff, dight verbij het fort, seer haestig heendrijven, seggende dat van eenige Saldanhars uytGa naar voetnoot3. lant (die quaet op haer waren) gejaeght wierden ende uyt vreese dese weg aen quaemen vluchten, als sijnde al hun schapen ende veele beesten van deselve affgenomen, oock gedeelte door hare vijanden, Soaqua, dat oock der Saldanhars vijanden souden wesen (na ons Herry voor dato wel heefft wijs gemaeckt) versoeckende derhalven dese bovengenoemde Herry's g'allieerden onder 't faveur van onsGa naar voetnoot4. met haer huysen ende resterende vee op de valeyen tusschen de duynen op de staert van den Leeuwenbergh te mogen blijven wonen, wilden daervoor gaerne sommige van de haren om een buyck vol rijs, wat taback ende aracq dagelijcx branthout voor de cocx halen. Omtrent de redout Duynhoop bij de Soute-rieviere lagh noch een gedeelte van haer mackers, met meede omtrent soo veele vee (soo sij te verstaen gaven) wat op de wacht omme haer vijanden siende aencomen, dan altemalen hier bijeen onder ons faveur te scheuylen. Op den namiddagh, den Commandeur eens selffs na haer leger gaende ende mette selve spreeckende, stelden hunGa naar voetnoot5. eens voor off se niet wel souden willen hare beesten aen ons geven ende sijluyden daervoor altijt onder ons beschut wonen, mitsgaders genieten, met vrou ende kinderen, de onbesorghde cost ende verseeckeringe datter niemant van hare vijanden hun eenige de minste schade off hinder soude doen, ende | |
[pagina 309]
| |
alsoo geduyrigh blijven altijt goede ende vaste vrunden met de Hollanders, etc. Sij gaven daerop tot antwoort, dat wel wilden goede vrunden met ons blijven endeGa naar margenoot+ als voren g'alligeert, voor de cockx branthout halen voor een buyck vol eten, taback ende aracq, etc., maer van hun beesten te scheyden, coste niet wesen. Wij voerden hun tegen 'tselve weder tegemoet, dat wij se niet voor niet, maer met coper ende taback t' haerder welgenoegen betalen wilden, ende sulcx ons vruntschap genoegh van haer cant soude wesen, ende soo voorts. Sijluyden antwoorden datter niet affscheyden costen, te coop noch te geeffGa naar voetnoot1., alsoo se van de melck leven moestenGa naar voetnoot2., maer daer waren ander natien diep in 't lant; als die quamen souden wij genoegh te coop cunnen crijgen. Haer vragende wanneer die comen souden, antwoorden dat sij 't niet en wisten; maer wij houden 't vastelijck daervoor, dat sij de andere wijsmaecken, wij haer onder ons beschut nemen ende als sijluyden hier quamen, deselve verdrijven ende affkeren souden, etc. Ende datter Herry alle quaet ook onder stoockt, is oock vast wel te geloven, vertrouwende oock volcomentlijck dat dese Herry's g'allieerde onder dat pretext maer soecken dese weyden voor haer vee alleen ende ons weynigh ende cleyn van vee te houden, om alsoo des te meer voetsel voor de hare te mogen hebben, ten dien eynde misschien d' andre oock wijsmakende, dat wij geen vee handelen willen, ende sijluyden sulcx ondertusschen meede niet genegen sijn te doen, soo ons van tijt tot tijt meer ende meer compt te blijcken. Echter stonden haer toe met al haer have ende vee onder ons faveur te mogen blijven, mits eenige uyt haer voor wat eten, taback ende aracq, ten behoeve van de kocx alle dagen branthout halen souden, sulcx tot vrij groote ontlastinge streckt voor ons volcq, die 't anders wel een uyr gaens boven tegen 't geberghte vandaen moeten halen. Welck voorhaeldeGa naar voetnoot3. wij haer oock te meer inwilligen, om hun in te beter vertrouwen over ons te voeden, offt misschien eens te passe mochte comen om haer met vee ende al te gevoughlijcker in ons macht te nemen, dat se, als dickwijls aengetogen, wel verdient hebbenGa naar eind(f). Ultimo dito, weer ende wint als voren; redelijck bequaem sijnde, sonden eens 65 eenige van ons volcq met wat coper ende taback na d' oversijde van de Souteriviere, daer een negerijGa naar voetnoot4. omtrent 1½ mijl van 't fort wel van 30 huysen lagh, met wel omtrent 600 koebeesten ende oock wel soo veel schapen, om te proberen off daer wat aff te handelen wesen mochte; maer daerbij comende, bevonden 't te wesen de voorgemelte hare compagnions, die een ende deselve sangh songen, mitsgaders van hun oock niet meer cregen, met veele moeyten, als een koe ende 6 oude ende jonge schaepkens; wijsende meede ende oock te verstaen gevende, datter | |
[pagina 310]
| |
ander volcq diep in 't lant was, die wel handelen souden, maer sij costen haer vee niet missen, als moetende van de melck, gelijck de vorige g'allegeert hadden, leven, ende soo voorts. Ons volcq verclaerden datter seer weynigh volcq bij dito huysjes was, ende voorsz. haer vee altemalen meest onder 't canon van onse redout Duynhoop aen dese sijde van de riviere liep te weyden, onder bewaringe maer van 3 jongens, invougen sonder slagh off stoot 'tselve altemalen in haer macht souden cunnen crijgen ende seer gevoughlijck t'huysbrengen hebbenGa naar voetnoot1.. Edoch dat soude niet goet wesen, alsoo ons de schelmen dan overal de wegen te onveyligh houden souden, soo voor de vissers, timmerluyden in 't bos als andersints, welcke niet eens souden mogen ergens gaen, off souden door deselve altijt ende overal waergenomen worden, om tot revengie te overvallen ende massacreren; maer als men haer vee souden nemen voor 't quaet aen de Compagnie gedaen, soo moest men oock sien hare personen, met vrou ende kinderen, met eenen meede te crijgen ende wegh te voeren, daertoe al soo goede cans als om de beesten te nemen is, alsoo men se t' allen tijden met vrou ende kinderen wel can binnen 't fort crijgen ende soo droncken maken als verckens, te meer dewijl haer vertrouwen, door onse goede tractementen, over ons noch dagelijcx langhs soo grooter wert. Per memorie. Tegen den avont begond al vrij wat hard te wayen uytten Z.Z.Oosten met regenvlagen. |
|