Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendAprilis anno 1655Adij, primo do., 's morgens donckere mist, ende op den dagh heet sonneschijn-weer met stilte, tot belet van voorsz. schips vertreck. Tegen den avond begondGa naar voetnoot6. heel hard te waijen uijtten Z.Westen, ende quamen onse uijtkijckers tijdinge brengen dat 4 schepen onder 't landt hadden gesien, die, vermits den vallende avondt, niet costen binnen comen. 'S nachts liep de wint Z.Z.oost, welcke seer hard deurwaijde <ende> 2 do. noch al lustigh toenam, tot belet als voren. Alsoo 't gemelte schip sijn anckers met dese harde winden niet costen thuijs crijgen als tegen den avond, het weder wat sachter sijnde, creegh sijn anckers op, ende geraeckten alsoo met een labber luchtjen van den Z.Z.oosten fraij de baij uijt. | |
[pagina 299]
| |
Ondertusschen quam hier weder ter rheede laveren 't jacht Koukercken (den 10 December 1654 uijt Zelant gezeijlt), nergens aengeweest, noch geene siecken ende maer 2 dooden hebbende gehadt, edogh begon d' amborstigheijdt (door 't langh in zee wesen) ende scheurbuijck al eenighsints onder 't volcq te groijen, daer ten eersten cool, wortelen, waterlemoenen ende ander groen moes, etc., toe na boort gesonden wierd. Soo was mede 't schip de Phenicx, insgelijckx 10 December uijt Texel geseijlt, al bijna binnen de baij, doende wesende om met laveeren op de rheede te comen, maer alsoo 't heel stil wierd op den avond, moeste wat buijten deselve vooreerst anckeren. 'T jaecht Blommendael, 4 December passato uijt Texel geseijlt, was mede onder 't landt gesien vandaegh. Heden hebben oock den brant gesteecken in noch een steenoven, groot ongeveer van 250 Ga naar voetnoot1. steenen, ende gaet metGa naar voetnoot2. metselwerck al mede lustigh sijn gangh, sulcx dat wij hoopen tegens toecomende jaer alle woon- ende packhuijsen, corps de guardes, etc., binnen 't fort fraij van steen volmaeckt te hebben, die nu, van lighte vaderlantse houtwercken gemaeckt sijnde, al seer beginnen te vervallen, ende daeromme tijt is dat van steen gemaeckt worden, om eeuwigh ende vast werck te mogen hebben, daer men niet meer behoeft na om te sien, tot 'twelcke alle debvoiren genoeghsaem worden gecontribueert, insgelijckx mede tot de plantagies ofte thuijnen, daer wij mercken dat wacker aen sal moeten g'arbeijt blijven om al de schepen na behoren te mogen accomoderen met competenteGa naar voetnoot3. ververssinge, dewijle deselve doch nu alle moeten aencomen; derhalven wij oock te meer volcq bij den hovenier hebben gestelt om het niet alleen te mogen gaende houden maer, mogelijck sijnde, doorgaens in overvloet op voorraet te blijven dat, met Godt de voorste, wel gaen sal, alsoo wij hogerGa naar voetnoot4. comende, langhs soo beter ende vetter gronden vinden, maer is bijsonder swaren arbeijt aen vast, vermits 't overal vol crekelwortelGa naar voetnoot5. sit, daer de beste ende vetste gronden vallen, die men nootsaeckelijck evenwel kiesen moet omdat 't landt na de zeekandt in de drooge tijt al te wreedt, hard ende drooch valt, mitsgaders derwegenGa naar voetnoot6. alsdan oock weijnich vruchten van cunnen crijgen.3 do., heeftet 's morgens voor dagh wat geregent, sijnde 't luchjen meest van den Z.westen, waermede hier wel ter rheede arriveerde de schepen ProvintieGa naar voetnoot7., met d' Heer StertheniusGa naar voetnoot8., Raedt van India, 18 November uijt Zelandt geseijlt, ende onderwegen aen Cabo Verde geweest, redelijck gesont volcq ende maer 7 luijden | |
[pagina 300]
| |
op de reijse verlooren hebbende; Phenicx, 10 DecemberGa naar voetnoot1. uijt Texel gelopen, had 5 dooden, Blommendael, 4en do. uytgelopen, heeft 2 dooden, Coningh David ende Maeght van Enchuijsen, 7 December uijtgezeijlt, hadGa naar voetnoot2. geen dooden oft siecken altoosGa naar voetnoot3., gelijck mede de gemelte grootenGa naar voetnoot4. scheepen geen van alle veel siecken op hebben, anders als dat 't scheurbuijck wat onder 't volcq begonde te comen, daertoe voor alle de gedachteGa naar voetnoot5. 6 schepen ten eersten cool ende ander aert- ende thuijnvruchten na boort geschickt, ende g'ordonneert is alle dagen te halen soo langh hier leggen tot behoorlijcke ververssinge voor de luijden. 'S avonts quamen wederom aen 't fort Jan Wintervogel met sijn volcqGa naar eind(a) die wij op den....Ga naar voetnoot6. Martio 't landt ingesonde hadden, hebbende een persoon, genaempt Jan de Vos, achtergelaten, die van eenige bitter-amandelenGa naar voetnoot7. (te veel gegeten) overleden was, ende rapporteerde dese gemelte, wederom geretourneerde personen dat omtrent 50 mijlenGa naar voetnoot8. meest noortwaert van hierGa naar eind(b) te landt ingeweest waren, ende aldaer gevonden hadde seecker natieGa naar voetnoot9. van seer cleijne stature, ende arm van leven, heel wilt, sonder eenige huijsjes, vee, ofte ijts ter werelt, gecleet wesende met vellekens als dese Hottentoos, ende mede bijna soo spreeckendeGa naar eind(c). Soo hadde oock sommige Saldanhars (haer sooGa naar voetnoot10. tegen d' onse noemende) gevonden in verscheiden troupen, sommige 15 à 16, andre 20 à 30, met redelijck maer niet veele vee, ende seecker troup, omtrent 15 à 16 mijlen van hier, sterck ongeveer 70 à 80 mannen, met ontallijcke veel beesten ende schapen, seer begerigh na plaetcoper ende tabacq wesende, welcke d' onse te verstaen gaven dat hier omtrent niet quamen omdat den troup van Herrij's g'allieerde altijt hier omtrent lagh; schenen anders seer genegen te wesen om hier te comen, ende civil in 't handelen. Soo hadden ons volcq oock eenigen SouquaasGa naar voetnoot11., Visman genaemptGa naar eind(d), ende vijanden van Waterman ende Saldanhaman wesende, sonder vee ontmoet, welcke op d' onse met volle geweerGa naar voetnoot12. waren aengecomen maer niet g'attenteertGa naar voetnoot13., ende met geven van een tobacqjen ende wat cralen wedersijts ongemolesteert vertrocken. Den gemelten grooten troup dat de rechte Saldanhars scheenen te wesen, ende bijsonder, ja ontallijcke, veel koebeesten ende schapen hadden, waren seer minsaem ende gansch niet bedelachtich, maer ten eerste voor 'tgeene d' onse gaven, datelijck weder gereet ijts te geven ende seer genegen tot handel, bijsonderlijck tegen plaetcoper ende tabacq, daer hun meeste roepenGa naar voetnoot14. na was, maer dorsten, als voorseijt, om redenen voorsz. niet herwaerts aencomen, als gevende te verstaen dat Herrij's | |
[pagina 301]
| |
g'allieerde, die sij Caepman noemden, de weijden hieromtrent vóór haer hielden ende als die van hier weecken, dan wel tot ons comen wilde, leggende al hun hasegaijen ende geweer t'elckens aen een kant ende quamen alsoo als goede vrinden bij d' onse, deselve seer minnelijck tracterende ende onthalende. Dese Saldanhars ende eenige andere van haer troupen hebbende gevraeght na Herrij, wisten gansch van deselve niet te spreecken, maer Soaquaa lachten d' onse wat uijt alsse van Herrij spraecken, gelijck oock mede doen dese hieromtrent leggende sijne g'allieerden, seggende hij is al wegh, diep in 't landt, nietjegenstaende wij desselffs vrou ende kinderen alle dagen onder haer sien. Sondagh, den 4en do., regenachtigh, windrigh weer van den Z.westen. 5 do., droogh, windrigh weer uijtten Z.Z.oosten. 6 do., fraij, droogh weer, ende jarigh sijnde van den dagh onses arrivements uijt 't patria alhier, hebben op dato den daerover gestelden danck- ende bededagh gehouden, ende dierhalven door den predicant van den Phenicx, genaempt Harmanus Bushoff, 't woordt Gods laten predickenGa naar eind(e). 7 do., 's morgens stil, droogh ende warm sonneschijn-weer als voren. Ende sijn wij vandage met d' E. Heer StertheniusGa naar voetnoot1. eens te lande ingegaen, besien de Hottentoos hare legers die wij 4 in 't getal bevonden, sommige van 15 à 16, andere van 7 à 8, ende eenige van maer 3 à 4 huijsjes, met ongeveer in alles 10 à 1200 schapen ende 3 à 400 koebeesten, alle Herrij's g'allieerde, die niet een beest oft schaep aen ons wilden verruijlen, alsGa naar voetnoot2. op onse wederomcompste uijtGa naar voetnoot3. bos (dat heden mede empassant met eenen eens besighticht hadden, nevens de gelegentheijdtGa naar voetnoot4. van sommige vlacke, schoone landerijen tot culture seer bequaem) daer ons deselveGa naar voetnoot5. een cleijn, ende apparent sieckelijck, lam presenteerden 'twelcke wij affwesen, ende te verstaen gaven dat ons andere goede schapen brengen soude, maer waren ongenegen, schoon genomenGa naar voetnoot6. daer al wat debvoir om aenwenden ende coper, etc., genoegh presenteerden. Oock soo en waren deselve gansch niet schouwGa naar voetnoot7. van ons, niettegenstaende wij daer wel met 50 à 60 soldaten verschenen, sulcx treffelijck is ende haer goet vertrouwen over ons fraij te pas comen sal alsser eens resolutie sal genomen worden om haer met vee ende al in Comps. macht te nemen, dat se wel verdient hebben ende noch dagelijcx genoeghsaem na maken. 8 do., 's morgens doncker weer met variable luchties, meest uijtte westelijcker hant, nevens wat donder, maer niet swaer regenGa naar voetnoot8.. Op den namiddagh cregen tijdinge van de uijtkijckers dat een schip onder 't landt hadden gesien omtrent voor 't Houtbaijken, 2 mijlen in zee, daer ten eersten door ordre van d' E. Heer StertheniusGa naar voetnoot9. (die wij 't hadden laten weten) de groote boot van 't schip Provintie toegesonden wierd, om te weten wat schip het wesen mochte, etc. | |
[pagina 302]
| |
9 do., 's morgens mistigh weer ende wint als voren. Quam verhaelde schip op de rheede, sijnde 't jacht de Cabeljau, 11 Februarij van Batavia gezeijlt met provisie voor dese plaetse ende Mauritius, omme dan vandaer vorder na Seijlon te verseijlen, achtervolgenGa naar voetnoot1. 't schrijven van d' Ed. Heeren Generael ende Raden van India, gedateert 10 Februarij, per do. jacht becomenGa naar eind(f), waeruijt onder anderen verstaen dat noch 9 retourschepen voor 't patria onder 't commando van d' E. van GoensGa naar voetnoot2. op den 26en Januarij vertrocken waren, namentlijck de Parel, Princes Roijal, Dolphijn, Gidion, Coningh van Polen, Tertolen, Louijse, Dort, ende Breda, welcke door contrarie N.Westelijcke stormwinden wel 14 dagen in 't gesicht van Batavia gesuckelt hadden. D' Almogende wil deselve haest opdonderen ende geluckigh hier arriveren laten. 10 do., 's morgens stil weer sijnde, was 't galjot de Tulp (den 10 Meert van St. Helena gescheijden) voor de baij gecomen, mede brengende 2 paerden, 't eene gevangen in de kerckvaleijGa naar voetnoot3. ende 't ander uijt Weesp overgecregen, nevens de cas met zadels, niet hebbende cunnen d' andere paerden met 't galjotsvolcq opvangenGa naar eind(g), nochte oock den Breeden Raedt van de 4 retourjachten Muijden, Terschellingh, Weesp, ende Draeck resolverenGa naar voetnoot4. daertoe eenige hulpe te contribueren, sulcx wij om noch 6 à 8 paerden vrij verlegen vallen. De gemelte vloote, op 6en Maert passato van St. Helena voort na 't patria verseijlt, hadden gansch geen verckens, maer groente ende vis redelijck becomen, als eenlijckGa naar voetnoot5. Muijden, die der ter naeuwer noot 6 à 7 gevangen hadde, soo dat het haestigh vertreck van hier derwaerts hun weijnigh voordeel heeft toegebrachtGa naar voetnoot6., vermits hier van den overvloet na de schrale weij, elck om 't seerst ende haestighst sijn gelopen, genoeghsaem versmaet hebbende d' abondantie van de hier sijnde moescruijden ende thuijnvruchten, die se, na 't raport van de schipper des voorsz. galjots, meenden dat wij haer per 'tselve noch soude hebben nagesonden; 'twelck oock wel soude geschiet sijn geweest indien sijlieden selfs ons niet hadden gemaeckt te denckenGa naar voetnoot7. daer sulcken overvloet van verckens ende andersints te vinden dat de cool, wortelen, watermeloenen, etc., bij haer mochten in al te cleijnachtinge sijn geweest ende overboort geworpen, gelijck sommige van deselve, hier sijnde, die vruchten oock niet veel meer endeGa naar voetnoot8. estimeerden waerdigh te sijn, maer had men se nu aen St. Helena gehadt, soudender wel vinger ende duijm na gelickt hebben, ende schijnen sommige scheepsverstandenGa naar voetnoot9. veeltijts wijser te wesen als haer eijgen heeren ende meesters, welcke om den aenqueeck van ververssinge voor hare uijt- ende thuijsvarende | |
[pagina 303]
| |
schepen aen dese plaetse emmers nootsaeckelijckGa naar voetnoot1. hebben geresolveert soodanige excessive oncosten te doen. Aen St. Helena was mede den 2en Martio gearriveert een Engels jacht, genaempt de WelcomstGa naar eind(h) van Zuratte, vanwaer omtrent 3 maenden vertrocken ende tenderende was nae Engelant. Heden hebben 2 koebeesten van inwoonders diep uijtGa naar voetnoot2. landt gereuijlt, edoch seer duijr, door instigatieGa naar voetnoot3. van Herrij's g'allieerde, daerbij sijnde. Sondagh, den 11en do., 's morgens heel moij weer ende variable luchties als voren. Hebben voorhaelde 2 koebeesten ende een kalff geslaght, aen de hier ter rheede leggende 6 schepen ende jachten t' haerder meerder ververssinge verdeelt ende aen boort gesonden, om met cool, etc., voor 't volcq gecookt te worden. Ende quam op den namiddagh hier wel ter rheede 't jacht Der GoesGa naar voetnoot4., 10 Januarij passato uijt Zelant gezeijlt, nergens als hier aengeweest, met noch fraij gesont volcq, daer mede ververssinge toe aen boort gesonden wiert, als de voorige schepen. Soo wierd oock weder noch een schip onder 't landt gesien, daer den 12en do., weer en windt als voren sijnde, een sloep ende stuijrman na toe gesonden wierd om in te lootsen, welcke voorhaelde sloep op den middagh wederom quam met tijdinge dat gemelte schip was genaempt Prins Willem, den 1en Januarij passato uijt Zelant geseijlt, ende nergens aengeweest, mitsgaders niet meer als 3 personen op de reijse verlooren, ende sonderlingh geen siecken op hebbende, comende tegen den avondt wel ter rheede; des noch partije ververssinge ten eersten na boort schickten. Soo heeft op dato d' E. Heer StertheniusGa naar voetnoot5. in sijnen Breede Raedt beslotenGa naar eind(i) met de schepen Provintie, Phenix, Koukerken, Maeght van Enchuijsen, Blommendael, ende Coningh David, noch te blijven leggen tot Donderdagh, den 15en deser aenstaende, omme ondertusschen 't volcq noch wat te laten ververssen, ende alsdan onder sijn sessen van dese rheede te scheijden, ende in de name des Heeren de reijse te vervorderen na Batavia. 13 do., schoon weer ende wint als voren. Hebben vandage 2 oijen met een lammeken gereuijlt van de inwoonders uijt 't landt, edoch door instigatie van Herrij's g'allieerde al wat duijr. 14 do., weer ende wint als boven. Heeft d' E. Heer StertheniusGa naar voetnoot6. affscheijdt genomen, beneffens oock onse missiveGa naar eind(j) ende annexe pampieren aen d' E. Heer Generael ende Raden van India, omme op morgen in den name des Heeren van hier voorts na Batavia te verseijlen met de schepen, jachten, ende fluijte, Provintie, Phenix, Maaght van Enchuijsen, Coningh David, Blommendael, ende Koukercken. 15 do., 's morgens heel stil weer, maer tegen den middagh 't luchjen labber comende uijtten Z.Z.oosten, is d' E. Heer StertheniusGa naar voetnoot6. met verhaelde schepen ten | |
[pagina 304]
| |
eijnde voorsz. t'seijl gegaen, ende fraij buijten geraeckt. De Heere geve deselve een spoedige behouden reijse mogen erlangen. Heden brachten ons bosvolcq tijdinge datter 2 groote troupen nieuw volcq uijt 't landt met heel veel vee omtrent een mijl van hier gecomen ware, sijnde van die d' onse omtrent 30 mijlen van hier vernomen hadden; mogen derhalven hopen wat goets met deselve in handel sal te doen wesen. 16 ende 17 do., fraij, stil, warm sonneschijn-weer, 't luchje meest labber van den N.Westen. Ende gingen wij op dato met een troup wel van bij de 60 musquettiers eens na de nieuw gecomen inwoonders, edoch alsoo de principale noch vrij wat verde lagen, quamen wij omtrent 1½ mijl van 't fort bij een leger van 10 huijsjes die redelijck veel vee hadden, maer alsoo der Herrij's g'allieerdeGa naar eind(k) hun al weder mede bijvoughde (quansuijs onder ons beschut als makelaers) soo en coste wij niet meer als 2 hele magere koesbeestenGa naar voetnoot1. ende dat noch al vrij duijr van deselve handelen, welcke beesten voor de schepen geslaght ende aen boort gesonden wierden totGa naar voetnoot2. volcx meerder ververssinge. Sondagh, den 18 do., fraij weer ende wint als vooren. Is op dato een schaep met sijn jongh geruijlt van vreempt volcq uijt 't landt. 19 do., weer ende wint als boven. Hebben op dato de jachten Der Goes na Batavia ende Cabeljau na Mauritius ende Ceijlon haer affscheijt gegevenGa naar eind(l), omme met den eersten goeden wint, ten eijnde voormelt, t'seijl te gaen. Heden hebbe oock een koebeest geruijlt van vreempt volcq als boven. 20 do., weer ende wint als boven N.Westelijck. 21 do., 's morgens vuijl, regenachtich weer ende Z.Z.ooste-coelten, waermede de gemelte jachten uijt de baij t'zeijl gingen ende cregen weder in 't gesight 3 andere schepen, hun best doende met laveren om de baij in te comen. Weijnich daerna sagen noch 4 schepen die, Gode loff, alle te samen op den namiddagh wel ter rheede quamen, sijnde de Parel, Tertolen, Princes Roijal, Dordrecht, Gidion, Louijse, ende Dolphijn, op den 28 Januarij van Batavia geseijlt onder de vlagge ende 't commando van d' E. Heer Rijckloff van GoensGa naar voetnoot3., extraordinaire Raedt van IndiaGa naar eind(m), wesende Breda ende Coningh van Polen onder 't landt over 5 dagenGa naar voetnoot4. van de bovengemelte schepen oock noch gesien, sulcx die alle uijren mede verwacht worden. 22 do., fraij, bequaem weer ende 't luchtjen van de N.Westen. Is op dato bij d' E. Heer Van Goens ende Breden Raedt sijner vloote onder anderen geresolveert al de robbenvellen van hier in te nemen. | |
[pagina 305]
| |
DaghregisterGa naar voetnoot1. gehoude in 't fort de Goede Hoope aen Cabo de Boa EsperanceGa naar margenoot+ wegen 't gepasseerde sedert den 23en April.
Adij, 23 dito, fray weer ende N.westelijcke coelte. 24 dito, idem. Sondagh, den 25en dito, 's morgens regenachtigh weer ende wint als voren. 26 ende 27 dito, insgelijcx. Hebben heden 2 koebeesten geruylt ende besigh geweest om robbenvellen te laden in de retourvlote. Soo sijn oock meede die van 't schip P. Willem affscheyt gegeven om met den eersten goeden wint hun reyse na Batavia te vervolgen. 28 dito, wint als voren met wat regen; echter sijn met d' E. Heer Van Goens eens na 't bos ende eenige andere plaetsen wat omgegaen, vernemende verscheyden HoottentoosGa naar voetnoot2. legers met veele vee, daer van heden aen 't fort een koebeest geruylt ende na boord gesonden wierd. 's Nachts was 't seer onstuymigh weer ende wint als voren. 29 dito, idem; edoch nam op den dach wat aff ende heeft d' E. Heer Van Goens affscheyt genomen om met d' eerste goede wint die Godt verlenen sal met sijn vlote na 't lieve vaderlant te seylen. Ultimo dito, labber N.westelijcke coelte ende betogen lucht. |
|