Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendMartio anno 1655Adij, primo do., moij weer ende westelijcke wint als voren. Heden d' opperhooffden van 't schip Malacca clagende dat seer lecq waren, ende dierhalven swaricheijdt maeckten om alleen deur zee te gaen, soo is verstaen alle drie de scheepen Oliphant, Malacca, ende 't Wapen van Hollant Sondagh aenstaende in compagnie te laten vertrecken, omme Malacca bij allen noot te mogen adsisteren, ende alsoo do. schip 10 kisten gelt ende Oliphant maer 2 in heeft, sijnde 12 te samen, is oock goet gevonden 4 op den Oliphant te laten overscheepen, om alsoo op elck maer evenveel te resiquerenGa naar voetnoot3., etc., als breder bij resolutieGa naar eind(a) daerover genomen, in dewelcke oock verstaen is ondertusschen de groote boots van de gemelte scheepen eens na de Baij van Saldanha te senden om te sien oft bij d' onse daer wat beesten oft schapen mochten gehandelt ende tot meerder ververssinge voor 't scheepsvolcq te halen wesen, oft bij missingeGa naar voetnoot4. van dien, deselve boots vol verse vogels ende eijren (abondant daer te crijgen) mede te brengen, etc., ten welcken eijnde noch desen avondt met een Z.Z.ooste-luchjen voor de wint aff sijn uijt dese baij gescheijden, onder 't commando van den opperstuijrman van 't galjot de Tulp, genaempt TijmonGa naar voetnoot5. Egbertsz., die dat vaerwater bekent is ende affirmatie gedaen heeft om binnen 3 à 4 dagen te sullen cunnen weder hier wesenGa naar eind(b). 2 do., moij weer ende wint als gister. 3 ende 4 do., idem, met bijsonder heete sonneschijn ende groote droochte, waerdoor de cool ende andere moescruijden in de thuijnen heel verbranden, sodanigh dat jegenwoordich qualijck een goede cool oft moescruijt op d' ackers meer staen, | |
[pagina 292]
| |
dewijle in drie maenden qualijck regen gehadt hebben, ende ingevalle het noch langh soo droogh blijft, staetGa naar voetnoot1. geschapen dattet al verbranden ende verdorrenGa naar voetnoot2. sal watter is, ende dierhalven voor de retourvloote niet anders sullen hebben te geven als wortelen, rapen, radijs, meloenen, waterlemoenen, ende comcommers, etc., die der noch redelijck abondant sijn. 5 do., stil ende doncker, mistigh weer, maer wierd op den dagh claer ende even heete sonneschijn, 't luchjen westelijck, waermede des avondts wel uijt de Baij van Zaldanha retourneerden de affgesonden drie boots van de schepen, elck wel 15 à 1600 stucx verse vogels ende 3 schapen mede brengende. Soo quam oock mede den ondercoopman Verburgh met onse schuijt, rapporterende dat 2 beesten ende 10 schapen maer gehandelt had van eenige Strantlopers die hij meende dat vee van andere inwoonders gestolen hadden, sijnde daer anders gansch niet te doen geweest, ende de gemelte Strantlopers seer weijnich te vertrouwen, waeromme oock beijvert hadde partije vogels in te souten voor ons volcq alhier tot den rijsGa naar voetnoot3. te schaffen, waervan 6 vaten in 't galjot lagen, nevens stijff 6000 stucx robbenvellen ingenomen van 't Dassen-eijlandt, daer 't met de vangst noch al wel voortgingh, ende hadde aen do. eylandt over eenige tijtGa naar voetnoot4. een vreempt scheepken geweest, dat sigh in 't baijken van dat eijlandt anckerden met een roode vlagh achter aff, ende sijn boot na landt gesonden hebbende, was die, omtrent halff wegh sijnde, weder na boort gekeert ende do. schip alsdoen t'seijl gegaen sonder eens aen lant gecomen ofte d' onse gesproocken te hebben, menende dat het een Fransman sal sijn geweest, om als vóór desen aldaer aen de robbenvangst te vallen, dat hem nu gemist is, ende dierhalven apparent een vergeefse reijse maken sal, waerdoor die vellen nu fraij in Comps. macht alleen blijven, 'twelcke in deselve wel wat meerder treckGa naar voetnoot5. ende proffijt veroorsaecken mochte, alsoo in Vranckrijck principael getrockenGa naar voetnoot6. sijnde, nu door de Francen uijt Comps. handen sullen moeten gehaelt worden. 6 do., 's morgens doncker, mistigh weer, met oock wat regen. Ende is op dato alhier getrout den ondercoopman, Jacobus van den Kerckhoven, met de aengehoudeGa naar voetnoot7. suster van den predicant, ds. Petrus Mus, genaempt Elisabet Statlanders van den Bos, alle bescheijdenGa naar eind(c) op 't schip 't Wapen van Hollandt. Sondagh, den 7 do., 's morgens harde Z.Z.oostewinden, waerdoor 't galjot de Rode Vos buijten de baij g'anckert leggende niet coste binnen comen. 8 do., 's morgens stil weer. Was 't voorsz. galjot op de rheede gecomen, wel 8 à 10 dagen, vermits de stilte, doende geweest sijnde eer van de Baij Saldanha had cunnen hier comen, ende braght als voorsz.....Ga naar voetnoot8. vaten ingesouten vogels mede met omtrent over de 7000 robbenvellen, hebbende eergisteren tusschen 't Robben- | |
[pagina 293]
| |
ende 't Dassen-eijlandt bij een Frans schip geweest dat seer vol volcq stack ende van Madagascar quam, niet hebbende den Captn. van dien willen aen 't galjot comen, nochte oock onse schipper aen den Fransman. Ende schreeff ons den adsistent Jan Woutersz. van 't Dassen-eijlandt dat het met de robbenvangst na sijn meninge noch tot omtrent Paesschen soude cunnen gaende houden, als breeder uijt de Copie missive hier onder g'insereert -
Copia Missive van den adsistent Jan Woutersz., gesz. aen de Commandeur van 't fort de Goede Hoope.
‘Eersame, etc.,
Den 17 Feb. verleden quam alhier wel ter rheede 't galjot de Roode Vos, 'twelck na de Baij van Zaldanha op den 19en derselver savonts vertrock, nadat hemGa naar voetnoot1. 6700 stucx robbenvellen hadden ingescheept, te weten, groote vellen 5800, cleijne robbenvellen 850, overhaeldeGa naar voetnoot2. 50, te samen 6700 stucx. Op den 4en deser maent Maert sijn alhier uijt de Baij Zaldanha aengecomen 3 boots om peguijns te halen, waerin haer, soo wel mogelijck was, de hulpendeGa naar voetnoot3. hant hebben geboden dat sij den genoeghGa naar voetnoot4. hadden, ende sijn op den avondt weder vertrocken. Quam op dato meede hier ter rheede 't galjot de Roode Vos 'twelck hier onder 't landt wel 3 dagen laveerden, maer conde met de boots door de contrariewinden niet mede t'zeijl gaen, gaven deselve weder robbevelle in, die bij ons in voorraet waren, te weten 650 stucx cleene bedragende dat nu samen in heeft alles 7350 stucx. Wat aengaet de robbenvangst alhier sullen 'tselffde, soo 't Godt belieft, noch connen gaende houden ten hoochsten tot Paesschen, ende ons devoor doen, soo veel mogelijck is, om noch goede partije robbenvellen op te samelen, maer sullen noch wel dienen, als 't UE. geliefde, met noch wat victualie versien te sijn, als te weten: broot 1 smalton, arack, azijn, rijs. Meede soo quam van de zuijt alhier een schip 'twelck bewesten 't eijlant om liep, 's middaghs in de baij ten ancker ende, soo veel wij bemercken conden, geen Hollants schip was, toonden oock geen sijnteijckenGa naar voetnoot5.; schootenGa naar voetnoot6. dierhalven een canonschoot, lietGa naar voetnoot7. alsdoen datelijck een roo vlagge van achteren waijen, waerop datelijck met sijn boot na lant toe quam steecken. Omtrent halverwegen sijnde, keerden wederom te rugge, vertrouweGa naar voetnoot8. door de harde Z.oostewint, die alsdoen | |
[pagina 294]
| |
waeijde, ende tegen den avondt lichten sijn ancker ende gingh onder seijl, vertrouwe na de Baij Zaldanha. Wat voor een schip dat het geweest is, is Godt bekent.
Hiermede etc., UE. dienstschuldige dienaer, (ende was geteijckent) Jan Woutersz.
In de loots St. Elisabeth op 't Dassen-eijlandt, desen 6en Maert anno 1655.’
9 do., stil weer als voren, waerdoor de schepen (haer despecheGa naar eind(d) al hebbende) noch belet bleven te vertrecken. Ondertusschen is op dato alhier getrout door ds. Petrus Mus, predicant opt 't Wapen van Hollandt, den ondercoopman Fredrick Verburgh, 2en persoon deser fortresse, met d' eerbare jonge dochter Meijnsgen Campen, suster van den predicant, ds. Joannes CampiusGa naar voetnoot1., bescheijden op 't hier ter rheede leggende schip MalaccaGa naar eind(e). 10 do., idem, stil weer ende 't luchtien westelijck, sulckx dat de gemelte schepen noch, als voren, niet costen buijten raecken, onaengesien wat debvoiren met boucherenGa naar voetnoot2. ende werpenGa naar voetnoot3. daertoe aenwenden. 11 do., 's morgens noch al stil, maer tegen den middagh 't luchjen aen d' oversyde uijtten Z.Z.oosten redelijck doorcoelende. Deden de voorsz. schepen haer best met boucheerden daerinGa naar voetnoot4. te raecken, gelijck oock effectueerden, ende gingen alsoo t'zeijl, gerakende noch voor den avondt fraij in zee met fris ende gesont volcq, weijnich menschen op de reijse verlooren hebbende, namentlijck den Oliphant 16, Malacca 4, ende 't Wapen van Hollandt niet meer als 2 personen, ende sijn van alle drie die schepen hier oock niet meer als 4 impotente gebleven, ende deselve schepen op de reijse met wortelen, croten, cool, water- ende andere lemoenenGa naar voetnoot5., etc., treffelijck versien, blijvende niet te min voor de volgende schepen noch genoegh ovrigh. 12 do., 's morgens extraordinaire mistigh weder, sulcx dat men qualijck 1 roe weeghsGa naar voetnoot6. van sigh sien coste, edoch claerden op den dagh weder op, ende gaven heden 't galjot de Roode Vos (van sijn vellen ontladen sijnde) weder afscheijdt om na 't Dassen-eijlandt te vertrecken met eenige provisie voor 't volcq aldaer, nevens oock ordre om met eenen noch soo veel vellen weder herwaerts te brengen als in voorraedt gevonden sullen wordenGa naar eind(f). 'T is nu al eenige dagen geleden dat sijGa naar voetnoot7. seecker Madagascarse slaeff gemist hebben, sonder dat wij weten waer denselven vervarenGa naar voetnoot8. is, sijnde daeghs voor eergistermorgen heel schielijck weghgeraeckt, ende alsoo wij, voor desen somtijts eenige | |
[pagina 295]
| |
van ons volcq weghlopende, deselve door de Hottentoos om een stuckjen tobacq costen wederom gehaelt crijgen, ende sijlieden nu om desen slaeff niet hebben willen uijtgaen, schoon wij daervoor niet alleen veel tabacq maer oock coper belooft hadden, soo doet ons 'tselve susteneren sij denselven sullen om den hals gebracht hebben, te meer om dat gemelte slave altijt met de Hottentoos doende was met vechten ende slaen. Soo was oock heden hier in 't fort verschenen seecker Hottentoo, bij ons genaempt LubbertGa naar eind(g), welcke altijt den 2en persoon van Herrij ende met deselven tot dato noch wegh is geweest. Hem vragende waer Herrij was, gaff te verstaen heel diep in 't lant, ende oft weercomen soude, antwoorde dat het niet wiste. Wij deden hem niet dan alle goet tractement om hem te onbeschroomder te maecken, ende soodoende te sien oft men Herrij met een schoon praetjen mede mochten herwaerts troonen, maer is te beduchten dat wel wijser wesen sal, alsoo een slimmen schelm is, gelijck oock desen gemelten Lubbert, welcke beneffens Herrij de principaelste medeGa naar voetnoot1. is van de begane roverij aen Comps. beesten. 13 do., 's morgens stil, doncker, mistigh weer. Sonden al ons volcq na 't bos om te halen de inhoutenGa naar voetnoot2. voor de sloep hier op stapel staende, ende van sarterGa naar voetnoot3. sijnde 51½ Amsterdamse voeten over stevenGa naar voetnoot4., 14 voet 10 duijm wijt ende ses voet hol op sijn waterganghGa naar voetnoot5. neven de mast recht op de seijllaetsGa naar voetnoot6. ende met eenen vasten overloop wordende gemaeckt, omme in plaetse van een galjot hier gebruijckt te worden tot aff- ende aenvaren van de eijlanden ende Baije van Zaldanha, etc., als oock om de schepen, voor deese baij comende, in te lootsen, alsoo ten dien eijnde mede tot roijenGa naar voetnoot7. snedigh bequaem sal gemaeckt worden, alles van Caeps hout, behalven eenige eijcken plancken daertoe uijt de scheepen gelight. 'S namiddaghs begondtGa naar voetnoot8. wat te coelen uijtten Z.westen, waermede 't galjot de Roode Vos, ten eijnde voormelt, onder seijl gingh. Sondagh, den 14en do., 's morgens warm ende stil weer. 15 do., 's morgens betogen lught met N.Westelijcke coelte. Is heden een partije van 7 man, lieffhebbers sijnde, op eijgen aenbiedinge, geprovideert voor 3 weecken, uijtgesonden te landewaert in, onder 't gesagh van den adelborst Jan Wintervogel, gewesen Captn. van de Bresilianen in BrasilGa naar eind(h), daer hij dat landt tot aen de Z.ZeeGa naar voetnoot9. deurwandelt ende mede helpen opvindenGa naar voetnoot10. heeft de silverminen van ChieraGa naar voetnoot11.Ga naar eind(i), weshalven hem 't commando over de gemelte partije gegeven is, als sijnde een lustigh bosloperGa naar voetnoot12., omme te sien oft eenige anderen natien ende beter minerael als | |
[pagina 296]
| |
hieromtrent sullen cunnen opvinden, als breder per resolutie heden daerover genomenGa naar eind(j). Ende opdat deselve wat mochten hebben om, bij ijmandt comende, ijts voor te mogen ruijlen oft handelen, soo hebben haer medegegeven 6 lb. tabacq, 6 lb. cooper, ende wat couralen, bougijsGa naar voetnoot1., etc., omme oock met eenen de inwoonders t' induceren dat hier aen 't fort van diergelijcke ende andere coopmanschap meer te crijgen is; maer wij vresen, soo dickmael aengetogen is, dat Herrij ende sijne g'allieerde d' andre inwoonders vrij beschroomt voor ons sullen gemaeckt hebben, derhalven wel te wenschen ware dat men den gemelten Herrij (al waer 't oock met vrintschap ende andere beloften van pardon) weder coste bij ons crijgen, waertoe het metter tijt misschien oock wel comen mochte, dewijle sijn grootste cameraet Lubbert (hiervoren op den 12en deser gemelt) sigh doch al begint in Comps. fortresse weder te vertrouwen, welcke derhalven, om daerin te meer te voedenGa naar voetnoot2., oock niet als alle goet tractement wordt aengedaen. 16 do., 's morgens vuijl, regenachtigh, stil weer, maer begond tegen den avond droogh te worden, ende heel stijff te waijen uijtten Z.Z.oosten. 17 do., 's morgens noch al hard aenhoudende, ende quam op den namiddagh een schip van buijten de hoeckGa naar voetnoot3. om in de baij steecken, maer coste, vermits de stijve Z.Z.oostewinden (de baij recht uijtwaijende) niet binnencomen, sulckx dat omtrent een half mijl buijten de rheede ten ancker bleeff, om met d' eerste goede wint vorders op de rechte rheede te comen. Soo sagen wij noch een ander schip tusschen 't Robbeneijlandt ende de vaste custe g'anckert leggen omtrent 2 mijlen lager, dat wij menen 't galjot de Roode Vos te wesen, comende van 't Dassen-eijlandt met robbenvellen; maer wat dit voor een schip is, cunnen noch niet weten. 18 do., wat beter weer ende 't luchien variabel. Quamen de voorhaelde scheepen hier wel ter rheede, sijnde 't eene 't schip 't Wapen van Amsterdam, met op den 11en van hier vertrocken schepen in compagnie, den 20en October verleden uijt 't Vlie gelopen, ende oock aen Isle de Maij geweest, mitsgaders tot hier maer 7 dooden gehadt, ende weijnich, namentlijck niet boven 3 à 4 siecken plat te koij hebbende, edoch 't scheurbuijck onder 't volcq al beginnende te comen, tot verdrijvinge van 'twelcke ten eersten ververssinge van cool, wortelen, croten, water- ende andere meloenen, etc., abondant wierd aen boort beschickt. 'T ander was 't jacht Domburgh, van de Camer Zelandt, den 20en November passato uijt de WielingeGa naar eind(k) gelopen, welcke aen Teneriffe aengeweest, daer fraije ververssinge gecregen had, ende met gesont volcq jegenwoordigh hier gecomen is, niet meer als 2 man onderwegen verloren hebbende; wiste mede te seggen dat 't schip de Provintie 2 dagen voor hem was uijtgeloopen, daerop d' E. StartheniusGa naar voetnoot4., ende dat meenden gister noch een schip hier onder 't landt gesien had. 19 do., 's morgens stil, warm sonneschijn-weer, ende wint fraij labber uijtten | |
[pagina 297]
| |
N.Westen, waermede 't galjot de Rode Vos sagen comen opseijlen, 'twelcke 's nachts noch ter rheede quam, ingeladen hebbende 6000 robbenvellen ende mede brengende den adsistent Jan Woutersen met al 't volcq ende gereetschappen van 't Dasseneijlandt, daertoe geresolveert omdat het daer jegenwoordigh al heel cael opgevangen ende voor dit saijsoen geen robben meer te becomen waren, achtervolgenGa naar voetnoot1. de resolutie bij deselve daerover genomen, ende hier onder g'insereert -
Copia resolutie bij d' opperhooffden van 't galjot de Roode Vos ende die van 't Dassen-eijlandt genomen -
'Woonsdagh den 17en Martio 1655.
Op heden compt ons alhier (Godt loff) wel ter rheede 't galjot de Roode Vos. Alsoo hier op 't Dassen-eijlandt geen robben meer en vernemen ende al van den 15en deser met jagen hebben opgehouden, ende den schipper Jan Sijmonsz., met ons volcq gesamentlijck, op den 18en deser hebben uijt robbenjagen geweest ende niet opgedaenGa naar voetnoot2., soo is 't dat wij ondergesz. gesamentlijck hebben geresolveert om d' E. Comps. dienaren endeGa naar voetnoot3. schade van deselve niet ledigh te houden, maer met al 't volcq, vellen ende gereetschappen aen boort te vervoegen om alsdan met den eersten goeden wint die Godt sal verlenen, t'seijl te gaen na Cabo de Boa Esperance. In de loots St. Elisabeth op 't Dassen-eijlandt, desen 18 Martio 1655.
(Was geteeckent) Jan Sijmonsz. Jan Woutersz. Cornelis Jansz.’
20 do., 's morgens windrigh weer uijtten Z.Z.oosten geduijrende den ganschen dagh ende nacht, met groote drooghte. PalmsondaghGa naar eind(l), den 21 do., 's morgens waerGa naar voetnoot4. 't weer fraij bedaert met extreme heete, drooge sonneschijn. 22 ende 23 do., idem. 24 do., harde Z.Z.oostewinden, waerdoor geen boots van de schepen costen varen, tot belet van hun waterhalen, etc. 25 do., noch al aenhoudende. 26 do., 's morgens gansch stil, helder sonneschijn-weer. 27 do., idem, ende alsoo den schipper van 't jacht Domburgh (welcke wij hedensGa naar voetnoot5. voornemens waren afscheijdt te geven om sijn reijse vorders na Batavia te vervorderen) voordraecht dat in plaetse van 7 tonnen sout niet meer in 't gemelte jacht gevonden heeft als 3 tonnen omme sijn vleijs te versouten, ende dat 'tselve, nieuw | |
[pagina 298]
| |
geslagenGa naar voetnoot1. ende haestigh gescheept sijnde, bevonden wordt vrij bloedigh van pekelGa naar voetnoot2. te wesen, ingevolge nootsaeckelijck sal moeten versouten worden als sijnde schoon, nieuw vleijs, dat anders te vresen is vóór de compste tot Batavia soude comen te bederven, soo hebben denselven omtrent 70 man laten senden na de soutpannen, omtrent 4 mijlen verd, omme vandaer partije sout te halen ende dan met 'tselve voorsz. vleijs te mogen versouten tot preservatie van dien. Ende alsoo totGa naar voetnoot3. de cool ende andere moescruijden geen beesten oft schapen hebben te geven voor de scheurbuijckige van de hier leggende scheepen, ende dat de inwoonders met geen vee aencomen, soo hebbe oock de groote boot van 't Wapen van Amsterdam laten gaen nae 't Dassen-eijlandt omme van daer 1 à 2 duijsent vogels ende partije eijeren te halen om met voorhaelde thuijnvruchten tot 't volcx meerder ververssinge te laten koocken. Ondertusschen comen teghen den avondt 't voorsz. jachts volcq elck met een goede draechtGa naar voetnoot4. sout, wederom thuijs, wel omtrent 1½ lasten. Paesdagh, den 28en do., stille, heete sonneschijn ende 't luchjen variabel als de vorige dagen. Ende quam op dato voorsz. scheepsboot met 3 vaten ingeprenghdeGa naar voetnoot5 ende daer en boven noch 4 à 500 vogels weder thuis. 29 ende 30 do., idem weer. Ende gaven op dato d' opperhooffden van 't jacht Domburgh affscheijt om haer reijse vorders na Batavia te vervolgen, beneffens onse missiveGa naar eind(m) aen d' Ed. Heeren Generael ende Raden van India. Ultimo do., weer ende wint ut supra. Gingh voorsz. jacht onder seijl, ende gaven oock die van 't Wapen van Amsterdam hun despeche ten eijnde ende met missiveGa naar eind(n) als vooren. |
|