Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekend
[pagina 274]
| |
Januarij anno 1655Adij, primo do., 's morgens schoon, helder sonneschijn-weer ende stilte. 2 do., idem. 3 do., fraij weer ende Z.westelijcke coelte, tegens den avondt weijnich regen. 4 do., 's morgens mottachtigh weer, maer wierd op den dagh schoon sonneschijn ende wint als voren. 5 do., idem, ende lieten door al 't volcq desen dagh ongeveer 1½ leggerGa naar voetnoot1. sout halen, ende wel omtrent 3 lasten op een hoop werpen, uijt de pannen, daer wel een retourschips ladingh uijt te halen wesen soude; derhalven 6 do., 's morgens weer en wint als voren wesende, weder 6 man derwaerts sonden om voorts al 't sout op hopen te werpen, ten eijnde het voor de regen mochte bewaert blijven ende wij 'tselve dan bij occasie thuijs halen, alsoo 't ons treffelijck te passe comt tot insoutinge van vis, hier redelijck abondant te crijgen ende groote vervullingeGa naar voetnoot2. makende voor 't gemene volcq tot den rijs die dagelijckx geschaft wort, etc. Omtrent 1½ uijr op den daghGa naar voetnoot3. crijgen tijdinge van de uytkijckers datter een schip onder 't landt was, ende weijnich later compt hetselve op de rheede, sijnde 't galjot de Tulp, 'twelcke quam uijt de Saldanhabay ende van 't Dassen-eijlandt met omtrent 4000 stucx robbenvellen, nevens 3 verckens traen, ende schreef ons den adsistent Jan Woutersz. aen dat wel meer traen soude gesonden hebben, maer leckten de helft wel wegh, vermits de leggers ende verckens mits hare outheijdt soo qualijck costen dight houden dat met de traenbranderije vele vergeefse moeijten deden, waeromme ons daertoe wel nieuwe duijgen ende bandt sal nodigh wesen. Pro memorie. Ende wat aengingh het thuijnen oft taruwbouw, scheen daer vooralsnoch weijnich te lucken, soo largerGa naar voetnoot4. van 't een en 't ander bij d' onderstaende copie is te beogen -
Copia missive door den adsistent Jan Woutersz. van 't Dassen-eijlandt gesz. aen de Commandeur ende opperhooffden van 't fort de Goede Hope, dato 5 Januario 1655.
‘Aen d' E. Heer Commandeur Jan van Riebeeck, neven den ondercoopman Fredrick Verburgh.
Eersame, welwijse, ende seer discrete,
UE. missiven sijn ons wel ter handt gestelt, den eenen per schipper JanGa naar voetnoot5. op datum den 3 December anno passato, ende den anderenGa naar voetnoot6. gedateert sijnde op den 20en voornoemt, waeraff den inhout van beijde wel hebben verstaen, nevens oock | |
[pagina 275]
| |
met schipper Jan hier door UE. ordre gecregen 14 man waervan dat nu weder stueren 3 persoonen, alsoo deselfde hier op 't eijlandt geen dienst cunnen doen. Oock soo hebben den schipper Jan Sijmonsz. medegegeven 6 schraepbanckenGa naar voetnoot1., 7 do. stx. messen, 6 vilmessenGa naar voetnoot2., als oock den corporael Jan van Gulick alsoo 't mij dieselffde hier wat bont aensteltGa naar voetnoot3., ende soo haest als weder uijt de Baij Saldanha compt UE. toe stuijren, ende hebben weder, om den oppas waer te nemen, gestelt den persoon Dirck Dircksz. Haesjes 'twelck een redelijckGa naar voetnoot4. persoon is, ende met volcq wel omgaen can, ja meerder werck oock crijgen. Onse robbenvangst hebben hier begonnen op dato den 4en November passato, soodat jegenwoordigh UE. sijn toesendende 2000 vellen, nevens 3 verckens traen, doch soude wel meer senden, maer door mancquement van vaten cunnen UE. 'tselffde niet meer steuren, ende dat vaetwerck gehadt hadde, souden wel 12 leggers meerder hebben gehadt. Zijn hier oock grotelijckx verlegen om d' ondeistaende nodicheden ten dienste van d' E. Comp. ende haer dienaren: - 2 groote houte backen om traen in te doen, partije ledige vaten, 50 stuckx lange rechte cneppels, branthout, aracq, vleijs, rijs, I legger pennenGa naar voetnoot5., broot, olij, azijn, vilmessen. 'T g'eijschte bovengesz. conde wel langer gedeurt hebben, sooveel als victualie aengaet, maer sijn van den bottelier al vrij bedrogen; doch sullen UE. attestatie ofte getuijgenis der waerheijdt laten toecomen soodrae als Jan van Gulick weder uijt de baij van Zaldanha compt. Wat aengaet den thuijn, dat wiltGa naar voetnoot6. hier niet wel succederen door de groote hitte ende onbeboudeGa naar voetnoot7. gront. Oock soo hebben hier al sieckenhuijs moeten houden ende dat oorsaeck was door de nieuwelingen, doch nu Godt loff een beterGa naar voetnoot8.. Oock soo is ons hier op dato den 3en December alhier overleden den jongen Jacob van Zanten doch geen goederen naergelaten. Hiermede wenschen UE., nevens U huijsvrouw ende den ondercoopman Fredrick Verburgh altezamen den zegen des Heeren, ende een gelucksaligh nieuwe jaer. Amen. (onderstont) 'UE. dienstwillige ende schuldige dienaer (was geteijkent) 'Jan Woutersz. In de loots St. Elisabeth, op 't Dassen-Eijlandt, den 5en Januarij 1655.’
Uijt schrijvens van den schipper Jan Sijmonsz. uijt de Saldanhabaij vernemen dat deselven daer noch besigh was op d' eijlanden met robben te slaen, edoch datter | |
[pagina 276]
| |
haest opgevangenGa naar voetnoot1. soude hebben ende hier comen. Onder anderen oock dat op den 19 XberGa naar voetnoot2. passato (den schipper met eenigh volcq op een eijlandt sijnde ten eijnde voorsz.) 2 man, namentlijck eenen Teunis Aukessen ende den anderen genaempt Buijsman, met de bij haer hebbende groote boot waren deurgegaenGa naar voetnoot3., ende voorts na 't galiot (met 2 man ende 1 jonge maer bewaert leggende) gevaren 'tselve ende oock de schippers ende stuijrmans kiste heel van victualie, coper, tobacq, wijn, etc., heel cael uijtgeplundert ende daermede met de boot deurgegaen. Edoch gemelte schipper op voorsz. eijlandt staende ende van de schaeffbancken ende stocken van de tenten een vlot makende, was daermede onder sijn tween van 't eijlandt affgevaren ende aen de vaste cust gecomen, mitsgaders soo voorts langhs strant tot een eylandtien daer 't galjot onder g'anckert lagh. Daer alsdoen na toe swom, als wanneer dese gemelte schelmen, dit vernemende, met de boot op de vlught de baij uijt seijlden, maer de schipper in manieren als voren aen boort gecomen wesende, ende 't galjots schuijtien (dat de voorsz. schelmen alvooren oock hadden in de gront geboort) weder droogh ende dight gecregen hebbende, soo cort op de hielen najoegh, dat se met de groote boot, om niet gevangen te worden, dwars tegen de wal aenstelden ende aldaer (vrij clipachtigh ende hard aenstortende wesendeGa naar voetnoot4.) de gemelte groote boot in de gront ende aen stucken stiet, den eenen schelm met al 't gerooffde ende geplunderde goet verongeluckte, ende den andren noch te lande quam, die hem in bossen ende heggen verschool; maer vonden hem daerna mede doot leggen, soo 't scheen van de Hottentoos vermoort, want over 't gantsche lichaem bont ende blaeuw, mitsgaders hele stucken uijt sijn aengesight gesneden was, gelijck bij d' onderstaende copie missive van gemelte schipper ende verclaringe largo te beogen is -
Copie missiveGa naar voetnoot5. door den schipper Jan Symonsz. op 't galjot de Roode Vos uijt de Baij van Saldanha gesz. aen de Commandeur vant 't Fort de Goede Hoope, dato 3en Januarij 1655. ‘Eersame discrete
Mijn Heer, de heer van Riebeecq, - voorts soo laet ick Mijn Heer weten als dat wij het galjot schoon gemaeckt hebben ende hebben aen de strant 10 dagen langh gelegen om de inwoonders te verwachten, ende daer quamen alle dagen strantlopers bij ons ende sijde dat de sardaniemanGa naar voetnoot6. bij ons comen souden met schapen ende beesten te reuijlen, ende | |
[pagina 277]
| |
hebben ons een beest gebracht dat wij van haer gereuijlt hebben, soodatGa naar voetnoot1. daer geen schapen van haer te becomen wasGa naar voetnoot2.. Alsoo benGa naar voetnoot2. wij op 't eijlandt gegaen om robben te slaen. Den 19en December sijn der 2 matroosen met de groote schuijt bij nacht weghgelopen ende lieten ons op een eijlandt staen sonder eten ofte drincken, als daer nae bijGa naar voetnoot3. verhaelt sal worden. Sooals ick verstaen als dat Jochem Elbertsz. daer autheur van is, soo dat ick begerigh ben om hem ten eersten vast te sluijten, alsoo dat ick getuijge genoech hebbenGa naar voetnoot2. ende noch een man hebbende die mede met sinsGa naar voetnoot4. geweest hebbendeGa naar voetnoot5. om het galjot aff te lopen ende bekennenGa naar voetnoot2. als dat Jochem Elbertsz. daer autheur aff geweest hetGa naar voetnoot6. als dat de man hier geboijt is tot aen de Caep toe. Daer sullen wij schrift en bewijs bijbrengen hoe dat sijn sinnen ende gedachten geweest heeftGa naar voetnoot2. als hij dese reijs volbracht hadde. Ende alle beijde matrosen sijn doodt geraeckt; den eenen is verdroncken ende den anderen hebben de Hottentoos doot geslagen, ende de groote schuijt hebben wij wederom gecregen, als daer in het ander schriftGa naar voetnoot7. wijder sal verhaelt worden, hoe dat wij haer verrast hebben, en sij hebben het galjot soo cael geplundert dat daer nietGa naar voetnoot8. in gebleven is van victualie, en coper en tobacq, altemael wegh, en ick ende de stuijrman bennen soo cael als dat wij niet een hempt off een pack cleren hebben om aen te trecken, alsoo dat ick verhopen dat Jochem Elbertsz. het alles betalen sal. Voorts soo laet ick Mijn Heer weten als dat het galjotGa naar voetnoot9. hier ter rheede gecomen is den 22en December, ende hebben uijt sijn schrift verstaen als dat hij schoon soude maeckenGa naar voetnoot10. en dan de robbenvellen in te nemen die wij overgegaert hebben. En schapen hebben wij niet gereuijlt, niet meer als een koebeest die ick aen schipper SamuelGa naar voetnoot11.Ga naar eind(a) hebben overgegeven. En traen hebben wij niet cunnen overgaeren, want de robben waren soo mager soo dat daer geen speck op en wassenGa naar voetnoot12.. DaertoeGa naar voetnoot13. hadde wij geen traenketel ende wij hebben heel verlegen geweest om pennen om de vellen daer meede te steecken. Voorts soo laet ick Mijn Heer weten alsGa naar voetnoot14. ick 5 man van schipper Samuel <gelightGa naar voetnoot15.> om de robbenvanghst te verstercken al datGa naar voetnoot16. wij swacq van volcq waren, 2 waren sieck ende 2 gequest. Ende ick hebbe schipper Samuel al de robbenvellen inGa naar voetnoot17. gegeven die bequaem | |
[pagina 278]
| |
waren, te weten 1722, en wij houden hier noch 550 vellen die noch niet gedroocht en sijn, en wij kannenGa naar voetnoot1. niet boven 2 dagen gaende houdenGa naar voetnoot2., soo dat wij met den eersten goeden wint menen te vertrecken na de Kaep toeGa naar voetnoot3.; ende schipper Samuel heeft sijn affscheijdt genomen om naer 't Dasseneijlandt toe te gaen om aldaer sijn ladingh te halen. Niet meer op dit pasGa naar voetnoot4.. Ick wens u, Mijn Heer Riebeeck, <en Jufvrou RiebeeckGa naar voetnoot5.> goede nacht. Zijt van harten zeer gegroet. Gesz. den 3en Januario. (onderstont) UE. onderdanigen Dienaer (was geteijckent) Jan Sijmonsz.’
Copie verclaringe van den 19 December 1654 in 't galjot de Roode Vos.
‘Den 17en heb ick, steurman Cornelis Jansz., de boot met twee sieckenGa naar voetnoot6. manGa naar voetnoot6. opgesteurt naer het galjot ende den schipper laetGa naar voetnoot6. weten als dat wij swacq van volcq wasGa naar voetnoot6., en ick was van een rob gebeten, en dat ick niet uijt de stee conde gaen, als dat de schipper ons gesont volcq souden sturen. 'S avonts met doncker is de boot met 2 matrosen bij ons gecomen en 's morgens daernae ben sij met malkander uijtgegaen om robben te slaen, en sij hebben geslagen hondert en tachtigh en schoon gemaeckt, en savonts is elck een naer de kooij toe gegaen en een man op de wacht gestelt en een man in de schuijt om de schuijt te bewaren van de clippen. En 's morgens voor den dagenGa naar voetnoot7. sou de kock water uijt de schuijt halen, soo riep de man als dat hij 't alleenigh niet klaren en kon. Doen is Theunis Auckessen bij hem gelopen sonder consent van imant; als hij in de boot comende, snijt het dreggetou stickenGa naar voetnoot8. en set het seijl bij en seijlt naer het galiot toe. Als wij dat gewaer worden, raetslagen wij onder malkanderen hoe dat wij het best claren souden, want wij hadden niet een droppel water bij ons en daer was niemandt die de moedt hadt om naer de vaste wal te swemmen ende het worde goet gevonden als dat wij een vlot maecken souden van de schaeffbancken en van de tent soodatGa naar voetnoot9. wij weijnigh houtwerck bij ons hadden. Als het vlot gemaeckt was, is het goet gevonden dat den schipper met 2 man daer op gaen souden, te weten Claes Bensingh en Willem Eerle. Als wij daer met ons drie daerop quamen, is het vlot weghgesoncken, soodat daer nootsaeckelijck een mosten affgaen. Soo is den schipper en Claes Bensingh over naer de vaste wal gevaren en bennen geresolveertGa naar voetnoot10. in een | |
[pagina 279]
| |
zantbaij, aldaer wij dat vlot opgehaeltGa naar voetnoot1. hebben, en ick, Jan Sijmonsz.Ga naar voetnoot2. en Claes Bensingh ben overlant gelopen en sijn daer dwars van het galjot affgecomen en sien als dat de boot aen boort leijt en de kleijnen schuijt hebben sij in de gront laten lopen, en ick raetslaeghde met Claes Bensingh als dat hij over soude swemmen aenGa naar voetnoot3. het eijlandt dat besijden het galjot lagh, omdat hij wel swemmen kon en ick konde niet een slagh swemmen; en vonden met malkanderen goet als dat hij op het eijlant souden gaen en speculerendeGa naar voetnoot4. wat sij deden en hadden sij den nacht overgebleven en met droncken drincken haer tijt versuijmt, daer soude Claes Bensingh bij nacht aen boort geswommen hebben om te sien om de schuijt van haer te crijgen ende haer in 't schip met listicheijdt te beloerenGa naar voetnoot5.; als hij de schuijt konde crijgen soo souden hij stracx bij mijn gecomen hebben om naer de vaste wal toe te comen, ende als hij haer overweldight hadde, soude hij een schoot oft vuur verthonen om te laten weten als dat hij de overhant gecregen hadde. Alsoo hadde wij met malkander onderwegen overgeleijtGa naar voetnoot6.. Als Claes Bensingh op het eijlandt quam, staecken sij van boort aff ende ick weelfdeGa naar voetnoot7. hem toe als dat hij sijn best soude doen om naer boort te comen. En hij quam aen boort en vont Abraham en de seijlmaecker en de timmerman ende 't schip cael berooft van alles, alsoo dat daer weijnich overgebleven was. En Claes Bensingh ende maesGa naar voetnoot8. die aen boort waren metGa naar voetnoot9. schuijt droogh en quamen met haer drie bij mijn en ick stapte mede in ende deden onsen best om naer buijten te roeijen aen het eijlandt daer onsen volcq op lagh, en wij roeijde haerGa naar voetnoot10. verbij en quamen eer buijten als sij deden, en wij quamen aen het eijlandt en namen frissen roeijers in en jaeghde haer naer. Als wij dichte bij haer quamen, leijden sij riemen te boort en roeijde en jaeghde tegen de strant aen daer geen lijfbergingh was, want het was herden clippen en Teunis Auckesse is daer verdroncken en Buijsman is aen landt gecomen, en wij hebben hem langh naergelopen en <hij> heeft hem versteecken in een bos, soodat wij hem niet vinden connenGa naar voetnoot11., en wij gingen weder oversteurGa naar voetnoot12. om eenigh goet te soecken maer wij hebben niemedal gevonden: niet meer als de groote boot die aen stucken geslagen was van de klippen en wij maeckte de boot wederom klaer en voeren na boort, en 's anderdaeghs voeren wij na het eijlandt daer onsenGa naar voetnoot13. volcq op was ende haelde onsGa naar voetnoot13. volcq daer aff. En het werde goet gevonden dat wij onse vellen en goet van het eijlant soude halen en ons klaer maecken om met den eersten goeden wint naer de Kaep te seijlen. Wij conden niet langer toeven want onse victualie | |
[pagina 280]
| |
was heel sober, en 's ander daeghs ben wij weder overgevaren daer sij gestrant hadden om te soecken oft daer eenigh goet opgespoelt was, maer hebben niet gevonden, en Buijsman hebben wij daer doot gevonden die de Hottentoos doot gesmetenGa naar voetnoot1. hadden ende al sijn kleeren uijtgetrocken ende soo deerlijck geslagen, hem stucken uijt sijn aengesight gesneden; en voeren weder na boort, en lieten hem leggen. Al dit bekennen wij onderstaende personen dat het in der waerheijdt geschiet is. Gesz. den 23en December in 't galjot de Roode Vos. (was geteijckent) Jan Sijmonsz. Cornelis Jansz. dit is het merk van Hendrik Cloetas dit is het merk van Jan Pietersz.Claes Bensingh’
Uijt bovenstaende verclaringe bespeurende dat Jochum Elbertsz. van het voorsz. schelmstuck autheur soude wesen, lieten denselven eerstGa naar voetnoot2. van 't volcq coste horen uijt 't bos halen daer aen 't hout sagen was, mitsgaders datelijck in apprentie nemen ende voor ons comen, alwaer bekendenGa naar eind(b) wel dat had helpen spreecken om 't galjot aff te lopen ende daermede 't sij na Brasil oft Angola te gaen, maer dat daer van autheur was, ontkende wel expresselijck; maer seijde de voornoemde verongeluckte personen Buijsman ende Theunis Aukesse de principale autheurs waren, edoch staet ons de nader seeckerheijdt met 't galjot de Roode Vos haest toe te comen. Desen dagh lieten noch al partije vellen lossen, omme 't gemelte galjot ten eersten weder vaerdigh te crijgen, ende noch meer te laten halen, mitsgaders de luijden op 't Dassen-eijlandt wat victualie te beschicken, etc. 7 do., noch al schoon weer ende wint als voren Z.Westelijck. Waren die van 't galjot noch besigh met vellen te lossen ende wij hier aen landt met noch een steenoven te metselen, half soo groot als de vorigen, daar der 437 Ga naar voetnoot3. in affgebacken sijn ende jegenwoordigh te coelen staen. 'T is jammer dat wij geen meer paerden hebben om met wagens hout mede te laten halen; souden alsdan in corten tijt soo veel steen ende calcq cunnen branden als men wenschen ende nodigh hebben mochte. Soo lieten wij mede wat branthout van 't geberchte halen, voor die van 't Dassen-eijlandt, om haer, nevens eenige victualie ende andere nodicheden, ten eersten toe te senden.Op dato is den gevangen Jochum Elbertsz. andermael voor den Raedt verschenen, welcke bekende dat besproockenGa naar voetnoot4. was 't galjot de Roode Vos aff te lopen ten tijde als 't Hof van Zelandt hier lagh ende do. galjot gedestineert was te gaen na de Houtbaij | |
[pagina 281]
| |
om branthout; maer dat alsdoen geen gelegentheijdt had gepresenteert, vermits den schipper altijt scheep bleef ende den stuijrman over ende weder voer, die echter wel souden hebben cunnen overmannen, maer haer voornemen was niet om ijmant te dooden; maer als den schipper ergens aen landt was, alsdan met 't galjot deur te gaen na Brasil oft elders, daer hun den verongeluckten Theunis Auckes (de navigatie verstaende) soude te recht geholpen hebben, welcke beneffens den doodt gebleven Buijsman daervan de principaelste autheurs waren, ende hij, gevangenGa naar voetnoot1., altijt noch had tegengestaen, alsoo verclaerde, in gevalle hij gewilt hadde, 'tselve al overlange ware g'effectueert geweest; maer vermits daer groote swaricheijt in vondenGa naar voetnoot2., hadde noijt tot de resolutie cunnen comen, waeromme oock vrij blijde was dat op 't vertreck van gemelte galjot hier laest aen landt g'ordonneert wierde omme over die saecke nu van voorsz. verongeluckte personen niet meer gemoeijt te worden. Hem wijders gevraecht waeromme den Commandeur van alle 't verhaelde niet had verwitticht, antwoorde dat niet en dorste, maer gedacht had 'tselve nu wel stil blijven ende doodt bloeijen soude, thoonende met een bleijck gesight ende droevige gelaet bijsonder groot leetwesen, met versoeck dat hem de saeck soo swaer niet mochte gewogen worden, etc., als breeder bij geteijckende confessieGa naar eind(c). 8 do., fraij weer ende wint als voren. Quam ons een van de soutgarders aendienen dat sij in de soutpannen een renocheros hadden geschoten, die noch levendigh was ende soo diep in de modder van de soutpannen gesoncken lagh, datter niet coste uijtcomen. Derhalven wij uijt curieusheijdt eens derwaerts (omtrent 4 à 5 mijlen van hier) gingen om te sien; daer hem noch levendigh vonden ende voorts lieten dootschieten. Maer in gevalle op harde gront had geweest, souden hem weijnich oft niet hebben cunnen schaden met schieten, alsoo meer als hondert schoten had eer hem doot cregen, stuijtende veele cogels op 't lijff weder aff, principalijck op sijn sijde, daer wij met bijlen een stuck lieten uijthouwen ende alsdoen tusschen de ribben in 't ingewant schoten en alsoo doot cregenGa naar eind(d). Ons volcq hadden al goede partije sout op hopen geworpen, dat eerstdaeghs hopen thuijs te halen, namentlijck als 't hard waijtGa naar voetnoot3., dat men anders niet doen can. 9 do., noch al even schoon, warm sonneschijn-weer, met een westelijcke luchtien, waermede op den middagh hier wel ter rheede quam 't schip de Gecroonde Leeuw van de Camer Enchuijsen, met den oppercoopman Pieter de GoijerGa naar voetnoot4. en schipper.... SchramGa naar voetnoot5., den....Ga naar voetnoot6. Julij passato uijtgelopen ende nergens aengeweest als nu hier, hebbende al omtrent 50 dooden ende nu noch wel over de 100 siecken, daer wij ten eersten ververssinge van cool, wortelen, etc., toe na boort sonden. Soo gaven wij desen avondt oock noch 't galjot de Tulp affscheijtGa naar eind(e) om te gaen na 't Dassen- | |
[pagina 282]
| |
eijlandt ende ons van daer in der ijl al den traen te halen, omme die, mogelijck sijnde, met dit bovengemelte schip noch mede voorts na Batavia te laten gaen. Sondagh, den 10en do., weer ende wint als voren met groote mist, was 't voorsz. galjot ten eijnde voorsz. onderseijl gegaen, maer moeste, vermits de contrarie-wint (hem uijt den N. Westen ontmoetende) weder op de rheede ten ancker comen, edoch raeckte 's namiddaghs, de wint Z.Z.oost lopende, noch weder t'seijl ende fraij buijten. 11 ende 12 do., goet weer ende westelijcke windt, waermede op den namiddagh hier wel ter rheede arriveerde 't galjot de Rode Vos uijt de Baij van Zaldanha ende 't Dassen-eijlandt met omtrent 8000 robbenvellen, ende rapporteerde den schipper dat het galjot de Tulp aen 't Dassen-eijlandt lagh ende doende wesende met traen in te nemen, ende bracht deselven oock medenGa naar voetnoot1. eenige bescheijden ende attestatie wegen 't afflopen van 't gemelte galjot, etc. Soo sonden de oppercoopman Pieter de Goijer ende Raedt van 't schip de Gecroonde Leeuw, aen ons gecommitteertGa naar voetnoot2., haren ondercoopman Lucas van der Dussen, ten principale omme te versoeken dat wij hunnen sargent Lambert Steenhagen, bij haer gesaijseertGa naar voetnoot3., souden gelieven aen landt in detentie te laten halen, ende over te nemen de judicatureGa naar voetnoot4. van sijne begane fauten tegens deselve opperhooffden inhorbitantGa naar voetnoot5. begaen ende noch ongedecideert hangende, dat sij gedeschargeertGa naar voetnoot6. mochte blijven van de calumnienGa naar voetnoot7., te weten partijdige ende geen neutrale rechters, ende wijders alles te doen blijcken bij stucken door haer E. te exhiberen, etc. Waerop gedelibreert sijnde, om de gewighticheydt van de sake, goet gevonden is hun versoeck toe te staen, ende derhalven te committerenGa naar voetnoot8. den schipper van de Roode Vos ende een corporael, omme haer ten fine voormelt aen landt te halen, als breeder bij resolutieGa naar eind(f) heden daerover genomen. 'S avonts compt voorhaelde galjot de Tulp mede noch wel ter rheede met 8 leggers traen, die wij ordonneerden aen de Gecroonde Leeuw over te scheepen omme daer mede na Batavia te laten gaen.
Copia missive door den adsistent Jan Woutersz., gesz. aen de Commandeur ende opperhooffden van 't fort de Goede Hoope, dato 12 Januarij 1655.
'Aen den E. Heer Commandeur Jan van Riebeeck ende den ondercoopman Fredrick Verburgh.
Eersame, welwijse, voorsienige, ende seer bescheijdeGa naar voetnoot9. - Op den 10en deser is ons van Cabo de Boa Esperance hier, Godt loff, wel ter rheede weder gecomen 't galjot de Tulp, waeruijt alles de neffens gesondene pro- | |
[pagina 283]
| |
visien wel hebben ontfangen, ende senden bij denselven weder omtrent 9 leggers traen, doch is door 't lecken van de vaten wel 4 leggers ontlopen; ende hebbe aen schipper Jan Sijmontsz. per 't galjot de Roode Vosch medegegeven 7000 stx. robbenvellen, waeronder sijn 500 stx. cleijne. Wat aengaet dat alhier 2 galjots sijn geweest, doch schipper Jan Sijmontsz. en wilde den anderGa naar voetnoot1. met sijn groote boot niet te hulpe comen, dan per fors, doch soo mijn dunckt wat ongerijmt is. Zenden hiernevens de bouckjens van 't galjot de Rode Vosch, doch ongecopieert alsoo selver wel als 't oock dient tot bevorderinge moet bij wesenGa naar voetnoot2.. Hiermede wenschen UE. nevens UE. huijsvrouw ende den ondercoopman Fredrick Verburgh den zegen des Heeren. Amen. (was geteijckent) UE. dienstschuldigen dienaer Jan Woutersz.
In de loots St. Elizabeth op 't Dassen-Eijlandt, desen 12en Januarij anno 1655.’
13 do., 's morgens redelijcke stijve N. weste-coelte met donckere lucht ende regen. 14 do., idem. Reuijlden wij een grooten os van eenige nieuwe Saldanhars, maer hadden groot spel vermits 't oude volcqjen (Herrij's g'allieerden) daer bij quamen ende d' andre ophistenGa naar voetnoot3.; waren anders redelijck graegh tot handel, sulckx dat wij soo langhs soo meer bemercken dese schelmen oorsaeck sijn dat dese andere luijden uijt het landt niet tot ons comen, ende wat Herrij haer vorders wijs maeckt, is oock qualijck te weten. Altoos blijckt dat soo lange dese schelmen met haer vee hier omtrent hebben gewoont niemandt van de andre inwoonders derven affcomen, ende en willen dese van hare beesten ende schapen niet affscheijden, schoon sij wel omtrent 15 à 1600 te samen hebben. Daeromme onses gevoelens, edoch onder verbeteringhGa naar voetnoot4., niet vreempt ware dat men dese schelmen 't vee affhandigh maeckten ende hare personen met vrou ende kinderen vervoerden (daer alle dagen cans genoegh toe is) ende sijlieden oock wel verdient hebben, vermits onse beesten helpen steelen ende den jongen vermoort hebben, mitsgaders alle dagen noch al groote stouticheijdt aen d' onse plegen. Pro memorie. 15 do., beter weer ende wint meest westelijck. 16 do., idem, moeij weer. Sondagh, den 17en do., schoon, warm sonneschijn-weer ende wint als vooren tot tegen den avondt, begond al vrij hard te waijen uijtten Z.Z.oosten sodanigh dat de boot van de Gecroonde Leeuw, willende aen landt comen seijlen, omsloegh, edoch sonder verlies van volcq noch behouden bleeff. | |
[pagina 284]
| |
18 do., hard, windrigh weer uijtten Z.Z.oosten. 19 do., fraij, stil weer ende westelijcke wint, waermede hier wel ter rheede arriveerde 't schip den Draeck, op 7 November passato in compagnie van Wesep, Muijden, ende Ter Schellingh, onder 't commando van d' E. Hubert de la ResseGa naar voetnoot1. vooraff van Batavia vertrocken met een cargasoen van suijcker, peper, ende sappenhoutGa naar voetnoot2., bedragende f 379, 034-19-11 voor 't vaderlandt, etc., neffens Haer Ed. missiveGa naar eind(g) aen ons van den 7en do., waeruijt onder anderen begrijpen dat noch eenige andere schepen in 't laest van Januarij oft begin van Februarij souden navolgen, welcke d' Almogende altesamen in 't salvoGa naar voetnoot3. wil geleijden. Op dato sijn bij onsen RadeGa naar eind(h) (versterckt met d' opperhooffden van de Gecroonde Leeuw) bij sententie gecondemneert de gevangens Jochum Elbertsz. van Amsterdam, schiemanGa naar voetnoot4., ende Hans Swansz. van MaesterlantGa naar eind(i), bosschieterGa naar voetnoot5., omme, namentlijcq Jochum, gestelt te worden aen de groote mast van 't galjot de Roode Vos met de strop om den hals, neffens een bannissement van 12 jaren in de kettingh, ende Hans. Swansz. aen do. galjot te kielen met 6 jaren bannissement ende confiscatie van beijde hare maentgelden, etc., achtervolgenGa naar voetnoot6. de sententie daerover als vooren gevelt. 20 do., fraij weer ende wint als gister sijnde, sijn voorhaelde sententien ter executie gestelt. 21 do., 's morgens stijve Z.Z.oostewinden, edoch op den dagh wat bedarende. Lieten met bewillingeGa naar voetnoot7. van d' opperhooffden van 't schip de Gecroonde Leeuw door haer ende eenige van ons volcq desen dagh gesamender machtGa naar voetnoot8. goede partije branthout van het geberchte halen voor de steen- ende calckoven. Heden is den sargeant Lambert Steenhagen, bescheijden geweest op 't schip de Gecroonde Leeuw, over sijne begane fauten ende inobedientie, etc., geperpetreert tegens desselfs opperhooffden van do. schip, al voren de provisionele suspenseGa naar voetnoot9. van do. opperhooffden voor goet gekent, wijders noch gesuspendeert voor 3/mGa naar voetnoot10. van qualité en gagie, omme na 't expireren van dien met 't eerste aencomende schip uijt patria, als dan voorders weder in qualité ende gagie herstelt, na India te navigeren, als breder bij interlocutoireGa naar voetnoot11. sententie daervan gevelt bij den crijgraedt deser fortresse, versterckt mette opperhooffden van 't retourschip den Draeck, is blijckendeGa naar eind(j). | |
[pagina 285]
| |
Tegen den nacht begond weder seer hard te waijen van den Z.Z.oosten, sulcx dat wel 150 man hier verweerdenGa naar voetnoot1. ende de cost mosten geven. 22 do., 's morgens beter weer, doch nam de wint als voren op den dagh even hard weder aen, sulckx dat al dat volcq ons noch op den hals bleeff, 'twelck hier al dickmael gebeurt ende ingevolge groote consumptie maeckt. Pro memorie. 23 do., 's morgens stil, warm sonneschijn-weer, maer tegen den avondt harde Z.Z.oostewinden, waerdoor d' opperhooffden van de Gecroonde Leeuw gefrustreert bleven affscheijdt te nemen, mochten anders desen avondt fraij t'seijl geraeckt hebben. Echter gaven wij 't galjot de Tulp affscheijdt na 't Dassen-eijlandt om van daer wat vellen te halen, ten welcken eijnde oock wat in den avondtGa naar voetnoot2. onder seijl ginghGa naar eind(k). 24 do., weer ende wint als gister. Quam des voormiddaghs hier wel ter rheede 't jacht Der SchellinghGa naar voetnoot3. met den vice-Commandeur Hubert Hugo, hebbende gister noch bij 't jacht Muijen (daer op den admirael) geweest, welcke van de wal gewent ende in zee gesteecken was ende alle uijren mede verwacht wort. Op dato gaven wij d' opperhooffden van de Gecroonde Leeuw haer affscheijdt, nevens onse missive endc annexe pampierenGa naar eind(l), te bestellen aen d' Ed. Heeren Generael ende Raden, met diverse nieuwe caepse thuijnsaden, die nu alle dagen gewonnen ende India redelijck van sal cunnen versien worden. 25 do., moij weer ende wint N.Westelijck. 26 ende 27 do., idem, ende retourneerde op dato 't galjot de Tulp van 't Dasseneijlandt met 3800 stx. robbenvellen. 28 do., 's morgens 't luchjen uijtten Z.Z.oosten waijende, is 't schip de Gecroonde Leeuw uijt dese baij t'zeijl gegaen, omme sijn reijse na Batavia te vervorderen, daer hem d' Almogende in 't salvo wil geleijden. Soo hebben oock affscheijt genomen d' opperhooffden van de schepen Ter Schellingh ende Draeck, omme met den eersten goeden wint van hier te scheijden ende na St. Helena te verseijlen, om aldaer hun compagnieGa naar voetnoot4., namentlijck de jachten Muijen ende Weesp in te wachten, die se meenen dat verbij gelopen sullen wesen, weshalven haer ter handt stelden onse brieve ende annexe pampieren aen d' Ed. Heeren Bewinthebberen in 't vaderlandt, soo veel wij in der haeste hebben cunnen vaerdigh crijgenGa naar eind(m). Ende alsoo de paerden ende sadels in Muijden ende Weesp met het verbijloopen soude comen te missen, die ons hier op 't hoochste ende soo nodigh als broot in den mont sijn om branthout uijt 't bos, etc., te halen, soo hebben met advijs van d' opperhooffden der gemelte retourschepen verstaen een galjot mede te laten gaen offte cortGa naar voetnoot5. te laten volgen, om die paerden van daer hier te brengen, mitsgaders oock te sien off men die andere, daer noch sijnde, aengesetGa naar voetnoot6. uijt d' E. Heer van | |
[pagina 286]
| |
Teijlinges vloot, oock soude cunnen opvangen ende met eenen mede brengen, als per resolutie gister daerover genomenGa naar eind(n). 'S namiddaghs sijn de bovengemelte scheepen Ter Schellingh ende Draeck ten eijnde voormelt met een Z.oostelijcke windt t'seijl gegaen ende fraij buijten geraeckt; d' Almogende wil deselve behouden in 't lieve vaderlandt geleijden. 29 do., 's morgens fraij weer, 't luchtjen meest N.Westelijck, waermede des namiddaghs hier oock wel ter rheede quam 't schip Muijen, daerop den CommandeurGa naar voetnoot1. Hubert Lairesse, met fraij gesont volcq, welcke wij 't vertreck na St. Helena van de 2 vorige schepen Ter Schellingh ende Draeck, mitsgaders hare resolutien van aldaer den bestemden tijt uijt te wachten, communiceerden, ten eersten overvloet van cool, wortelen, etc., tot ververssinge voor 't volcq ende versnaperingh voor de cajuijt nae boort schickten, neffens 10 à 1200 verssen gevangen herders, etc. 30 do., weer ende wint als voren. Sondagh, den laesten do., doncker lucht ende westelijcke coelte. |
|