Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendDecember anno 1654Adij, primo do., 's morgens heel stil, warm sonneschijn-weer. Quam gemelte schip geboucheert ter rechter rheede wel ten ancker, sijnde den 6en Augusto passato voor de Camer Amsterdam uijt 't Vlie in compagnie van de Oliphant t' zee geloopen, ende nergens aengeweest, mitsgaders niet meer als vier luijden op de reijse overleden, ende met maer omtrent 20 à 30 siecken beladen wesende; ende was den Oliphant omtrent de SorlesGa naar voetnoot2. door storm van haer afgedwaelt. D' Almogende wil deselve mede haest laten opdonderen ende behouden vaeren. 2 do., weer ende wint als voren. Hebben op den avondt 't galjot de Roode Vos affscheijdt gegeven tot vertreck na 't Dassen-eijlandt ende Baij van SaldanhaGa naar eind(a), nevens 15 man boven 't galjotsvolcq omme tot de robbenvangst ende traenbranderij gebruijckt te worden, ende te ondersoecken oft in de gemelte baij noch geen inwoonders sullen verschenenGa naar voetnoot3. ende van deselve eenige schapen te handelen wesen, waertoe coper ende tobacq medegegeven is, nevens ordre om oock empassant in de gemelte baij op de eijlanden aldaer soo veel robben te slaen ende derselver vellen op te gaderen als doenlijck sij, etc. 3 do., is voornoemde galjot 's morgens voor dagh met een Z.Z.ooste-coelte, ten fine voormelt, onder seijl gegaen. 4 do., 's morgens fraij, stil weer. Sonden de biscaijse sloep na 't Robben-eijlandt met wat provisie voor 't volcq aldaer, nevens 2 oijen om daer aen te teelen, met ordreGa naar eind(b) dat ons een ram wederom souden brengen, etc. 5 do., weer en wint als voren. Is de sloep wederom gecomen van 't Robbeneijlandt met een 10-maendighGa naar voetnoot4. lam, wegende stijff 150 lb.Ga naar voetnoot5.; ende schreeff ons den Corporael Marcus Robeljaert aenGa naar voetnoot6. datter jegenwoordich 58 stx. noch bleven; oock dat 8 dassen ende maer een conijn noch int leven vernomen hadde. | |
[pagina 268]
| |
Sondagh, den 6en do., doncker, betogen lucht ende westelijcke labber coelte. 7 do., idem, met wat regen. 8 do., windrigh weer uijtten Z.Z.oosten. Ende alsoo wij eens gingen na 't bos, omme te sien hoe 't met de houtsagerij stond, soo sagen wij (daeromtrent comende) dat de troup Hottentoos, welcke Herrij's g'allieerde sijn, met al haer hutten ende vee wegh na de Caep Falsa vertrocken. 9 do., hard, stormigh weer ende wint westenGa naar voetnoot1., soodat gister, noch vandage, geen scheepsboot van off na boort costen comen, ende wel 6 man uijtGa naar voetnoot2. Hoff van Zeelandt hieraen landt verweertGa naar voetnoot3. bleven, anders soude 'tselve heden hebben mogen vertrecken, 'twelcke derhalven om redenen voorsz. nableeff. 10 do., noch als voren even hard stormigh weer uytten Z.Z.oosten, 'twelck tegen de nacht sodanigh vehement toenam dat te affgrijsselijck was, ende 't meeste deel van de taruw (bijna rijp sijnde) door die harde winden heel uijtgeslagen wierd, invougen 't vierde part daervan niet sal cunnen ingehaelt worden - dat jammer is, soude anders bijsonder schoon graen wesen. 11 do., 's morgens was 't weer moij bedaert, sulckx dat wij den taruw begonnen te maijen, die meest al de airen van de winden glad uijtgeslagen warenGa naar voetnoot4.. Tegen den middagh begond al weder even hardt uijt de vorige hoeck te waijen, invougen die van 't Hoff heden haer volcq noch niet costen aen boort halen. 12 do., 's morgens fraij, stil, bequaem weer. Cregen tijdinge van de uijtkijckers datter een schip onder 't landt was, ende cort daerna vernemen wij den ondercoopman Fredrick VerburghGa naar eind(c) achter den Taeffelbergh vandaen comen, daer sigh vermits de stilte met een Madagascarse kanoGa naar voetnoot5. had laten aensetten, rapporteerde 't gemelte seijl te wesen 't galjot de Tulp, op den 26 October passato mede van Madagascar gescheijden, daer met de Coningh van AntongilGa naar eind(d) goede conditieGa naar voetnoot6. gemaeckt had, namentlijck dat, ingevalle wijlieden daer weder wilden comen ende een logieGa naar voetnoot7. stabilerenGa naar voetnoot8., ons na genoegen van rijs ende slaven soude accomoderen, etc. Relaterende denselven Verburch wijders dat, van hier gescheijden sijnde, in 't seijlen langhs de custe van desen hoeck aff gansch geene gelegentheijdt hadden bevonden om met soo cleijnen scheepken eenige havens aen te doen, ende dat omGa naar voetnoot9. de harde winden ende stortinge daeruijt tegen de wal ontstaende, invoegen nergens waren aengeweest als in de Mosselbaij, daer oock door quaet weer wel 3 dagen verweert waren, ende geen inwoonders oft handel vernomen hadden; ende comende voor de Baij van Os Medaos d'AuroGa naar voetnoot10.Ga naar eind(e), hadden soo vehementen storm ontmoet, | |
[pagina 269]
| |
waerdoor sulcke harde stortingen tegen de wal liepen, dat niet hadden derven onderstaen die baij aen te doen, maer geresolveert, om schip en goet te behouden, t' zee te steecken, waerdoor oock soo laegh quamen te vervallen dat Rio des ReijsGa naar eind(f) te beseijlen geen moet hadden, te minder dewijle, op de binnencuste van Madagascar comende, ten eersten cort na den anderen 2 groote scheepen vernamen, daer se voor genootsaeckt waren te vluchten, edoch indien een fraij, defencifGa naar voetnoot1. jacht bij haer gehadt hadden, souden na hare opinie wel een goede buijt opgedaen hebben, daer se nu loopenGa naar voetnoot2. moeste, sulckx dat sijlieden, vreesende voor meerder te ontmoeten ende haer soo onsterck bevindende dat voor elck seijl, 'twelcke sagen, moesten vluchten, eijndelijck resolveerden haer cours op Madagascar na de Baij van Antongil te stellen, sulckx haer nae eenigh suckelen noch fraij geluckten, ende in die baije van den Coningh ende sijn onderdanen fraij ende minnelijck bejegent ende onthaelt waren, mitsgaders in den tijt van omtrent een maent, boven de overvloedige ververssinge ende andere nootwendicheden, gehandelt hebben 3 lasten padijGa naar voetnoot3. ende 2 do. schoonen witte rijs, nietjegenstaende deselve daer buijtentijts gecomen waren, datter weijnich rijs in voorraet was. Ende was voorn. Verburgh met sommige Nederlanders bij den Coningh een gansche maent langh in eenige huijsjes appart wel gelogeert ende getracteert geweest, mitsgaders in goede vrintschap gescheyden, onder belofte dat hij, Verburgh, met alderhande coopmanschappe soude wederom comen, ende den Coningh ondertusschen maecken rijs ende slaven na genoegen in voorraet te hebben, ende hadde seer gaerne gehadt dat d' onse daer eenige Nederlanders hadden laten blijven. Desen Coningh was op Verburghs compste met eenigh vergift vergeven, sulckx dat hij in prijckel stondt om te sterven, waeromme des galjots barbier aen landt gehaelt wierd, die den Coningh wederom, met ingeven van eenige medicamenten, door Godes bestieringe weder tot gesontheijdt bracht, waerover bijsondere genegentheijdt tot de onseGa naar voetnoot4. bethoont wierd, ende belooft de Nederlanders t' allen tijden sooveel accesGa naar voetnoot5. in haer landt te verlenen als sij soude willen begeren. Deselve scheenen groote droefheijdt te toonen over de doodt van den Commandeur Van der StelGa naar eind(g), daer voor dato geweest ende bij haer, na 't scheen, seer bemindt, sulckx dat, als 't d' Ed. Comp. soo gelieft te verstaen, in die baij fraij een logie can gestabileert worden. Aengaende de Francen, haer doenGa naar voetnoot6. was op dat eijlandt Madagascar principalijck om koehuijden op te gaderen, sijnde omtrent St. LuciaGa naar eind(h) 200 sterck, ende hadde d' onse van haer een scheepjen gevonden achter 't eijlandt St. MariaGa naar voetnoot7.Ga naar eind(i) voor de Baije van Antongil, doende wesende met een cleijn vaertuijgh (bij haer barka longoGa naar voetnoot8. genaempt) om aen de vaste cust van Madagascar rijs te handelen tot provisie van haer | |
[pagina 270]
| |
gemelte schip ende volcq die in een fortjen op St. Lucia bij AntiperaGa naar voetnoot1. leggen, daer se door hongersnoot, vermits daer weijnich reijs valt, hadden oorlogh aengevangen tegen de inwoonders ende van deselve veele beesten, etc., genomen om haer in dese noot te versadigen, vermits in 5 jaren geen scheepen hadden gehadt om haer provisie van omtrent Antongil te halen, sulckx dat d' inwoonders van de France seer affgeschrickt waren, ende apparent daerdoor wel gelegentheijdt voor d' E. Comp. mochte offereren omme soodanige conditie met die van Madagascar aen te gaen, dat al den rijs van dat landt in Comps. handen cregen ende de Francen verlegen wierden, mitsgaders door die verlegentheijdt hare plaetse vandaer metter tijt wel mochten genootsaekt worden te verlaten, als houdende die ten principalen maer aen, als geseijt, om de vellen, ende oock om een verversch-plaetse te hebben voor hare Roode Meirs roversGa naar voetnoot2., daer sij, ende oock in de Baij van Saldanha, telckens comen te verversen ende water halen. Anno passato hadden wij verstaen van de Fransman die in de Baij van Saldanha lagh, dat de principale meestersGa naar voetnoot3. waren van haer colonie op Madagascar den Cardinael Mazarin en Monsieur de Luijne, tresorier van den ConinghGa naar eind(j), nevens noch eenige andere graven ende grooten van Vranckrijck, die 'tselve, mits de weijnige proffijten, hadden affgestaen, ende nu weder aengevaertGa naar voetnoot4. eenen Marichal de la MiljerieGa naar eind(k), alleenigh op sijn eijgen beurs. Soo waren de Francen oock al van 400 tot op 200 aldaer vermindert, ende als wij haer in den rijshandel sodanigh costen vercloeckenGa naar voetnoot5. dat sij weijnich voor haer bequamen, ende haer Rode Meijrs scheepen dan oock wat weijnich buijt op deden, mochten metter tijt wel te hopen wesen dat sijlieden hare gansche residentie souden genootsaekt sijn te verlaten, ende <wij> alsoo die natie van b'oosten desen Cabo quijt raeckten; sulckx wij vertrouwen d' E. Comp. niet qualijck bevallen soude als 't soo lucken woude. Voornoemde Verburgh hadde uijt gemelte Fransman, die aen St. Maria lagh, verstaen dat de Francen op 't eijlandt de MascarenhaesGa naar eind(l) oock gestabileert waren. Heden gaven d' opperhooffden van 't Hoff van Zeelandt haer affscheijdtGa naar eind(m) om hun reijse voorts na Batavia te vervolgen, ende quam op den avondt hier wel ter rheede 't voorgemelte galjot de Tulp. Sondagh, den 13 do., 's morgens is 't Hoff van Zeelandt met een Z.Z.ooste-luchtjen onder seijl gegaen ende is buijten geraeckt. Tegen den avond begond wat te regenen. 14 do., idem; stil regenachtigh weer. 15 do., stil weer met mistige lught; maer op den namiddagh begond heel hard te waijen uijtten Z.Z.oosten. | |
[pagina 271]
| |
16 do., noch al even stijff aenhoudende. Ende waren wij besigh met onsen nieuw gewonnen taruw te dorssen. 17 do., fraij weer ende Z.Westelijcke coelte. 18 ende 19 do., idem. Ende quam hier op dato ter rheede een Engels schip, genaempt d' Oost Indias MarchiantGa naar voetnoot1., daer Captn. op was Anthonij NijpoortGa naar eind(n), aen ons vertonende een open brieff van de Heeren Zeventhiene, waerinne gemelt werd dat alle acte van hostiliteijt met deselven waren gecesseert, ende wij derhalven met haer souden handelen als goede vrinden, etc. Ende alsoo sijlieden bij de 5 maenden in zee hadden geweest, ende daerdoor veele siecken ende scheurbuijckige op hadden, mitsgaders oock alsoo seer om water als ververssinge benodightGa naar voetnoot2. waren, met 'twelcke minnelijck versochten dat se souden mogen worden g'accomodeert, soo hebben wij haer 'tselve als goede vrinden gaerne toegestaen, mitsgaders belooft dagelijckx sooveel cool ende ander groen moes aen boort te beschicken dat se voor haer volcq daervan 2 mael des daeghs soude cunnen schaffen. Sijlieden souden oock gaerne 5 à 6 koebeesten hebben gehad, maer gaven haer te verstaen dat wij daer niet wel van versien waren, maer dat hun met groente genoechsaem souden accomoderen, over 'twelcke haer danckbaer thoonden ende op ons versoeck oock belooffden soodanige ordre op haer volcq te houden, dat niemandt ijts van de inwoonders souden reuijlen, mangelenGa naar voetnoot3., off oock omGa naar voetnoot4. te schieten oft jagen in 't landt lopen, maer sorge dragen bijGa naar voetnoot5. de hare in geenen delen d' ordre, over ons volcq gestelt, endeGa naar voetnoot6. wierde overtreden, etc. Sondagh, den 20 do., weer ende wint als voren. Gaven 't galjot de Tulp sijn despecheGa naar eind(o) omme met den eersten goede wint van hier te verseijlen na 't Dassen-eijlandt ende Baij van Saldanha, met schrijvens aen den schipper van de Roode VosGa naar eind(p), Jan Sijmonsz., dat al de opgegaderde vellen ende traen dit galjot soude ingeven, nevens oock de schapen die daer mochte gehandelt hebben, ende met sijn galjot daer voor eerst noch blijven soo langh allsser robben op d' eijlanden in de gemelte baij becomelijck waren, alsoo wij om de vellen ende traen hier te halen 't galjot de Tulp t'elckens souden laten over ende weder varen, sulckx wij aen de adsistent Jan Woutersen oock gesz. hebbenGa naar eind(q), mitsgaders g'ordineert om sijn aldaer hebbende vellen ende traen per de Tulp mede over te senden. 's Middaghs cregen wij d' opperhooffden van 't Engels schip op onse voorgaende nodiginge ter maeltijt aen landt, die wij, nevens eenige over ende weer gaende complimenten, soodanich goet tractement aendede dat deselve des avondts mooij soet ende vrolijckGa naar voetnoot7. ende wel vernoeght na boort gingen; waren seer liberael in 't | |
[pagina 272]
| |
presenteren van alles dat in 't schip hadden, ende wij niet min danckbaer daerover, met betoningeGa naar voetnoot1. dat wij van alles overvloedigh hadden, ende gansch niet mancqueerde, anders als vermogen om hun ten genoege na onse genegentheijdt oock met beesten t' accomoderen ende alsoo te bethoonenGa naar voetnoot2. wat goet hart dat wij onbevijnstGa naar voetnoot3. haer toedroegen. Den Captn. liet aen de Commandeur tot vereringe senden een oxhooft goet Engels bier, een keldertje gedistileerde wateren, met een goede Engelse kaes ende 6 geroockte tongen, waertegen haer weder voor 't volcq ende kajuijt na boort sonden partije kool, croten, wortelen, salade, etc., omme haer niet schuldich te blijven, maer mogelijck sijnde d' obligatieGa naar voetnoot4. aen hun cant te laten. 21 do., fraij weer ende wint als voren. Was 't galjot de Tulp ten fine voormelt, onder seijl, maer vermits hem stilte overviel, moeste even buijten de rheede weder ten ancker comen ende blijven leggen tot den 22 do., als wanneer met een coeltjen uijtten Z.Z.oosten weder ondernam te vaeren. Heden hadden wij d' opperhooffden van 't Engels schip weder ter maeltijt, die wij soodanigh tractement deden dat des avondts emmerGa naar voetnoot5. soo vrolijck als eergisteren, al dansende, springende ende rollende, heel verheucht ende wel vernoecht na boort gingen; hadden oock seer gaerne den Commandeur aen 't schip, om denselven mede wat eer te mogen aendoen, die 't haer tot noch toe met beleeftheijdt ontpraetGa naar voetnoot6. heeft 23 do., fraij weer ende westelijcke coelte. Lieten een vetten ram halen van 't Robben-eijlandt om d' Engelse mede te tracteren, daer d' onse den 24 do. 's morgens vroech (weer en wint als vooren sijnde) mede wederom quamen, ende hadde de Engelse soo schoonGa naar voetnoot7. weten te praten, dat se den Commandeur, nevens eenige van sijn geselschap, aen boort cregen, ende aldaer bijsonder groote ere ende tractement aendeeden. Kersdagh, den 25 do., fraij, bequaem weer ende wint ut supra. 26 do., 's morgens idem. Hebben op dato 't partijtjen Madagascars ebbenhout, vermits 't heel slecht ende gescheurt was, onsGa naar voetnoot8. noch ijts voor te hebben, aen de Engelse vercocht, bestaende in 100 stocken, ende wegen stijff 1800 lb., tot 10 gl. 't cto.Ga naar voetnoot9., ende dat in mangelingeGa naar voetnoot10. tegen 2 booten goet Engels bier tot provisie voor de taeffel aengenomen à 36 ra.Ga naar voetnoot11. de boot, invougen wij voor die lompen, d' E. Comp. maer 20 gl. hebbende gekost, noch goede wijle een fraijen dronck over taeffel van sullen hebben. Sondagh, den 27 do., weer ende wint als voren. Staken des avondts den brandt in den steenoven, die wij laten metselen hebben langh 60, wijt 30, ende hooch 13 voeten rijnlantsGa naar voetnoot12., daerinne gecroodeGa naar voetnoot13. is 437 Ga naar voetnoot14. steen, met dewelcke (affgebacken wesende) | |
[pagina 273]
| |
al vrij wat sal cunnen uijtgerecht worden, sijnde niet te min de vormersGa naar voetnoot1. besigh met meerder steen te vormen, omme nogh soo een oft 2 ovens dese somer claer te crijgen, soo 't mogelijck is. 28 do., 's morgens windrigh weer uijtten Z.Z.oosten, invoegen 't volcq (niet anders cunnende om d' harde wints halven doen) met alleman branthout bij den steenoven lieten halen, etc. Van onse gedorsten taruw hebben omtrent eens soo veel gecregen als wij gesaeijt hadden, sulckx soo langhs soo meer bemercken om de harde Z.oostewints halven hier geen granen cunnen aenwinnen, edoch hoe 't op 't Dassen-eijlandt sal succederen, hopen metter tijt te ervaren. Ende nemen wij oock preuve met eenigen taruw die wij nu van desen nieuwen gesaeijt hebben, om te sien off die oock voor de winter sal willen rijp worden, welcke alsdan (soo veel harde Z.oostewinden niet subject sijnde) soo seer niet sal uijtslaen, ende ingevolge (soo wij hopen) beter sal in te gaderen wesen. Ondertusschen moeten wij derhalven noch al met broot ende gort ofte rijs nootsaeckelijck t'elckens versien worden, maer van cool, wortelen, ende alle anderen thuijnvruchten ende moescruijden staen, Gode loff, de thuijnen soo vol dat ons geen schepen van d' E. Comp. cunnen te veel comen om daervan na behoren wel te ververssen, ja, wort nu oock doorgaens al meest (om 't goet te oirbaren) de wortelen, rapen, ende kool op de vleijsketel voor ons volcq selffs geschaft, dat hare voorige soberheijdtGa naar voetnoot2. al vrij begint te doen vergeten. 'S middaghs wat beter weer sijnde, quamen d' Engelsen haer affscheijdt van ons nemen ende bedancken voor de courtesieGa naar voetnoot3. hier genoten, etc., ende gaven ons eenige brieven aen hunne meesters tot Londen, ende wij aen haer weder d' onse aen d' E. de Heer Generael ende Raden van IndiaGa naar eind(r). Edoch alvoren de maeltijt gedaen was, begond weder soo hard te waijen uijtten Z.Z.oosten dat niet costen aen boort comen, maer den gantschen nacht moesten hier verweert blijven. 29 do., 's morgens even hard, windrigh weer, maer wierd tegen den middagh wat stilder, als wanneer d' Engelse Captn. met sijn geselschap na boort voer met volkomen affscheijdt van ons. Ende begond op den namiddagh weder hard te waijen uijtte vorigen hoeck, met bijsondere harde ende felle valbuijen over den Tafelbergh; echter gingh den EngelsmanGa naar voetnoot4. onder seijl. 30 do., harde Z.Z.oostewinden als voren. Ultimo do., 's morgens wat stil aen dese sijde, maer aen d' overcant van de baij even harde Z.Z.oostewinden. |
|