Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendAugustij anno 1654Adij, primo do., schoon helder sonneschijn-weer, sulcx dat de schepen weder dapper besigh waren met lossen ende ballast halen. Sondagh, den 2en do., fraij weer ende wint als voren. Heden viel de Walvis-puntGa naar voetnoot1. op d' eene sijde in, gelijck oock de wallen op noch eenige andere plaetsen, veroorsaeckt door den machtigen, swaren regen nu eenige dagen gehadt, ende principael oock omdat de wallen, vermits de Engelse oorloge, vergangen saijsoen wat haestigh opgehaelt waren, met veele groote, harde cluijten eerde, die der als clipsteenen soo hard hebben moeten met picken ende houwelen uijt de grachten hacken ende op de wallen brengen, sonder ons alsdoen tijt te laten om deselve aen stucken te breecken, dewelcke, vermits de regen, nu smelten ende meurwGa naar voetnoot2. wordende, dese uijtcalbingeGa naar voetnoot3. causeert; maer hopent nu soo wel te besorgen met rijsGa naar voetnoot4. ende tacken (daer weder mede opnieuws overal menen mede op te halen) datter na dese geen noot aff hebben salGa naar voetnoot5., waeraen noch omtrent een maent à 6 weecken werck ten langhsten sij. 3 do., weer en wint als vooren. Begonden vanGa naar voetnoot6. den 2en steenhovenGa naar voetnoot7. heden wederom al voort te metselen aen de nieuw onderhanden hebbende woon- ende packhuijsen, edoch op den dach schielijck beginnende te regenen, moesten weder uijtscheijden; ende is op dato den laesten rijs uijt de Haes aen lant gecomen, daerop te cort bevinden 5 lasten, sulcx dat in plaetse van 30 last niet meer hebben ontfangen als 25 lasten, gereeckent tegen 3000 lbs. 't last, maer tegen 2500 lbs. 't last gereeckent, souden ons wightGa naar voetnoot8. vol hebben. 4 do., regenachtigh weer ende wint als boven. 5 do., schoon, helder, droogh weer ende wint westelijck. 6 do., idem, fraij te pas comende op ons metselwerck, dat met goeden ijver gevordert wordt. 't Heeft den verleden nacht in sommige plasse waters natuijrlijck ijs gevrosen, wel een rijcxdaelder dick. Heden brachten ons 't bosvolcq tijdinge | |
[pagina 245]
| |
dat Herrij's g'allieerde met haer vee al weder aen dese sijde van de Soute-riviere, omtrent een cleijn mijltjen van 't fort, quamen weijden, waervan oock eenige bij ons quamen met een oliphantstant, die haer afhandelden, ende <sij> wesen dat wij morgen met coper ende tobacq bij haer souden comen; wilden aldaer met ons handelen. 7 do., fraij weer ende wint als boven. Gingen op dato met de schippers van de Goutsblom, Haes, ende Botterblom, nevens stijff 30 g'armeerde soldaten, omtrent 1½ mijl in 't landt na de Hottentoos haer leger, die daer met omtrent 3 à 400 beesten ende oock wel sooveel schapen lagen, wesende den trop die met Herrij g'allieert sijn, ende 't gansche verleden jaer hieromtrent gelegen hebben sonder oijt aen ons ijts te hebben willen verhandelen, maer doorgaens belettersGa naar voetnoot1. gebleven dat geen andre uijt het landt hebben durven aencomen (daer altijt fraij ende civil mede te handelen is) ende doen ons dese schelmen niet anders als alle affronten aen die se cunnen oft mogen; des oock, gelijck dickwils aengeteijckent, eens sullen moeten onse tanden laten sien, edoch niet eer voor onse Heere Meesters hareGa naar voetnoot2. rescriptieGa naar voetnoot3. op onse overgesonden consideratien daerop becomen, ende sijlieden met soo goede partije beesten hier sijn, dat uijt d' aentelinge vooreerst bestaen sullen mogen. Sijlieden ons siende met soo groote partije volcq aencomen, dorsten niet anders als alle vrintschap bethoonen, maer costen evenwel niet meer als 1 os, 1 koe, 1 kalff ende 1 schaep heel duijr van haer crijgen, invougen na weijnich tijts (haer wat tractement met tobacq ende aracq, etc., aengedaen hebbende) daermede na huijs gingen, ende de koe aen de schepen gaven t' haerder nodige verversinge, etc. 8 do., noch al schoon, droogh weer ende wint ut supra. Is op dato een soldaet genaemt....Ga naar voetnoot4. van EdeneGa naar voetnoot5.Ga naar eind(a), bescheijde op de Goutsblom, bij sententie gecondemneert te vallen 3 mael van de rhee ende gelaerst te worden, over bethoonde inobedientie ende forceGa naar voetnoot6. tegen sijne scheepsovricheijdt, etc., als breder bij de sententie daervan gevelt, die oock goetgevonden is op overmorgen, sijnde Maendagh den 10en, ter executie te stellen. Soo is oock den provisionelen schipper, Pieter Martensz. Abbekerck op 't Engels jachtjen de Caepvogel hier gecomen, en, genomen resolutieGa naar voetnoot7., tot absoluijt schipper gestelt met 54 gl. 'smaents, mitsgaders den gedeporteerden gewesen opperstuijrman, Lieve Lievesz., bij gebreck van stoffeGa naar voetnoot8. in sijn vorige qualité op do. jachtjen gerestaureert, ende Jan van Harwaerden, Corporael, voor sijne extraordinaire diensten gedaen als werckbaes aen de fortificatie ende alle andre gemene wercken, gebenificeert met de qualité van Captn. des armes, nevens 20 gl. 's maents, alles onder verbandt als uijtgecomenGa naar voetnoot9. sijn, als breder per resolutie ende acte ijder daervan appart ende speciael ter handt gesteltGa naar eind(b). | |
[pagina 246]
| |
Sondagh, den 9en do., windrigh weer uijtten N.Westen. 10 do., idem, met betogen lucht. Ende is op dato de sententie eergister gevelt aen 't schip de Goutsblom ter executie gestelt. 11, 12, en 13 do., goet weer ende wint als voren. Hebben op dato de Goutsblom, Haes, ende Botterblom haer afscheijt gegeven, ende ter handt gestelt onse missive ende annexe pampieren aen d' Ed. Heer Generael ende Raden van India totGa naar voetnoot1. BataviaGa naar eind(c). Tegen den middagh wierd van d' uijtkijckers een schip onder 't landt gesien, daer een sloep na toesonden, welcke savonts wederom comende, medebracht een briefken van d' opperhooffden, uijt welcke verstonden 'tselve te wesen 't jacht de AngelierGa naar voetnoot2. van de Camer Hoorn, in compagnie van d' Amsterdamse scheepen Parel, Princes Roijal, ende 't jacht Der SchellinghGa naar voetnoot3., op 26en April passato uijtgelopen, ende hare reijse achterom genomenGa naar eind(d), sonder ergens aengeweest te hebben, sijnde van den anderen gescheijden aen de Canarise Eijlanden met resolutie om elck sijn best te doen. 14 do., regenachtigh weer ende wint N.Westelijck. Quam voorhaelde jacht voor de middach, Gode loff, noch wel ter rheede, medebrengende schrijvens van d' Ed. Heeren 17, gedateert 15 April passatoGa naar eind(e), ende van deselve, nietjegenstaende hunne corte reijse, al vrij wat siecken ende scheurbige opGa naar voetnoot4., waerom haer datelijck oock partije groen moes uijtte thuijnen aen boort schickten, ende ordre gaven omme hare siecken morgen aen landt te brengen opdat te eerder hier opgequeeckt ende verfrist mochten worden. 15 do., weer en wint als voren. Hebben de brieven uijt de Angelier aen de Goutsblom houdende aenGa naar voetnoot5. d' Ed. Heeren Generael ende Raden van India doen overgeven, om met deselve sooveel te eerder op Batavia te mogen comen, alsoo d' Angelier, vermit, vol siecken is, noch wel een halve maent moet leggen om te ververschen. Dese despeche, al seijlende met de Goutsblom, Haes, ende Botterblom de baij uijt, even gedaen hebbendeGa naar voetnoot6. ende aen lant gecomen sijnde, arriveert hier seer voorspoedich binnen 't canael deurGa naar eind(f) 't jacht Vlielandt, 19 Maij passato uijt Texel in zee gegaen, neffens gewenschte tijdinge van de vreede met de republijckeGa naar voetnoot7. van Engelant op den 18den, daeghs voor sijn vertreck, gepubliceert, waerover d' Almogende in eeuwicheydt gelooft sij. Amen. Omtrent 3 graden benoorden de linij was bijGa naar voetnoot8. de Parel onderhaeltGa naar voetnoot9., wesende | |
[pagina 247]
| |
d' E. Heer HulstGa naar voetnoot1. alsdoen noch in goede dispositie, maer 't gemeene volcq al veel sieckelijck, sulcx dat meerderGa naar voetnoot2. door noot hier sal moeten aencomen om te ververssen. D' Heere wil se maer behouden laten arriveren. Op dato sijn de persoonen Jan Danielsz. van Veurne, Hendrick Jeuriaensz. ende Jan Soenwater over hare misdaden in de kettingh gaendeGa naar eind(g), op 't versoeck ende intercessie van verscheijden luijden, ten aensien van de goede tijdinge van de Engelse vreede uijt de kettingh gelargeert ende hare vorige gagie heden weder in te gaen vergundt. Sondagh, den 16 do., regenachtigh weer ende wint als voren. Quam opgemelte Zijn E. d' Heer Hulst per 't schip de Parel tegen den avont hier ook wel ter rheede, hebbende de stenge, na 't scheen, afgeseijlt, alsoo met die te repareeren in 't incomen nogh besigh waren. 17 do., weer ende wint ut supra. Quam Sijn E. voormelt sigh aen landt wat verluchten. Savondts begond heel hard te waijen uijtten Z.Z.oosten, waermede de schepen Goutsblom, Haes, ende 't galjot de Botterblom onder seijl gingh, nevens oock schrijvensGa naar voetnoot3. van d' E. Heer HulstGa naar eind(h) ende in deselve geslooten d' articulen van den vreede met de republijcque van Engelandt. D' Almogende geve deselven behouden reijse. Amen. 18 do., 'smorgens noch al even harde wint, tegen den middagh ophoudende ende seer schoon, lieffelijck weer wordende. Sonden onse opgeboeijde boot na 't Robbeneijlandt met 1 Hollantse ende 1 Caeps jonge rammeken ende 1 oij om bij den anderen tot voortelinge te plantenGa naar voetnoot4., nevens wat provisie voor 't volcq aldaer ende ordre om 2 van de vetste rammen van 't eijlandt weder hier te brengen voor de schepen. 19 do., weer en wint als gister. Hebben op dato 't jacht Vlielant sijn afscheijt gegeven, omme sijn reijse in aller ijl na Batavia te vervolgen. 'Snachts wast vrij stormigh weer uijtten Z.Z.oosten. 20 do., wederom bedaert sijnde, is 't jacht Vlielandt met een sacht luchtjen uijtten selven hoeck t'seijl gegaen ende fraij buijten geraeckt. 21 do., goet weer ende wint als voren. Is ons opgeboeijde boot met 2 rammen wederom gecomen van 't Robben-eijlandt, daer 't met d' aentelinge ende thuijnen redelijck wel stondt, als bij d' onderstaende copie briefken aen ons gesz.Ga naar voetnoot5. can beooghtGa naar voetnoot6. worden.
Copie briefken door den Corporael Marcus RobbeljaertGa naar voetnoot7. ende de schapenhoeder Pieter Borgers gesz. aen de Commandeur van 't Fort de Goede Hoope.
‘Mijn Heer Commandeur - WetetGa naar voetnoot8. mijn Heer alsdat het welgaet op 't Eijlandt, ende dat er sesGa naar voetnoot9. geworpen | |
[pagina 248]
| |
sijn, als 4 rammen, 2 oijen. Den eene is geworpen den 2 Augustij een oij, den 3en een ram, den 8en een oij met een ram, den 9en een ram, den 11en een ram geworpen. Wij senden UE. 2 vette rammen, dies resterende sijn 46 met het HollantsGa naar voetnoot1.. DieGa naar voetnoot2. thuijn gaet oock wel, hadden wij maer saet om te saeijen, die koolplanten groijen wel, die geele wortelen oock wel, die tarwe staet oock groen, soo die heer ons maer met den eersten saet belieft te stuijren. Wij senden Ul. oock 49 ganse-eijers, soo die heer gelieft ons een oft 2 clappermeulensGa naar voetnoot3. belieft te stuijren, want die raven ende gansen connen wij qualijck daeruijt houden; soo 't de heer belieft ons wat kruijdt ende londt te stueren, oock waren wij wel een puds van doenGa naar voetnoot4., om water te putten, oock een paer hoenders waren wij wel van doen om jongen gansen uijt te broeijen, een berrijGa naar voetnoot5. oft 2 om mes te dragen, met 2 oft 3 manden. Niet meer dan de heer veel duijsent goeden nachtGa naar voetnoot6.. Den 20en Augustij, op 't Robben-eijlandt bij mij, Ul. dienaers, ende was onderteijckent: Marcus Robbeljaert, corporael, ende Pieter Borgers.’
22 do., fraij, stil weer als voren. Gingen met d' E. Heer Hulst eens na de Hottentoos haer leger, van dewelcke met groote moeijten niet meer als een beest costen handelen. Sondagh, den 23en do., stil, bequaem weer met betogen lucht. 24 do., idem. Sonden een biscaijse sloep na 't Robben-eijlandt met eenige sade ende andere nootsaeckelijckheden, nevens ordre om noch 2 rammen voor de schepen mede wederom te brengen, daer deselve wel mede retourneerden. 25 do., fraij weer ende wint westelijck. Heeft d' E. Heer Hulst 42 siecken uijt de Parel, Vlielant, ende d' Angelier hier aen landt gelaten ende daertegen weder eenige gesonden uijt 't fort overgenomen hebbende, sijn affscheijt genomen, omme nevens d' Angelier, al onder seijl wesende, met den eersten goeden wint desselfs reijse na Batavia te vervolgen. Ondertusschen compt hier wel te arriveren 't galjot de Roode Vos van Mauritius, sonder Madagascar aengedaen te hebbenGa naar eind(i), achtervolgende de resolutie van 't opperhooft De JongenGa naar eind(j), seer slechtelijckGa naar voetnoot7. genomen, omdat 't jacht den Haes herwaerts aen vertrocken was met provisie voor dese plaetse, ende alhoewel sulckx waer sij, soo wisten sijlieden echter niet seecker dat do. jacht behoude reijse soude doen, als wanneer dan 't ontset van dit galjot treffelijck soude te passe gecomen hebben. In allen gevalle soudet goet hebben geweest omme daer ten minsten wat preparadeGa naar voetnoot8. tot handel te maecken, soo versz. De Jongen sustineert daer, alvoren al | |
[pagina 249]
| |
quantité rijs te becomen sij, nootsaeckelijck sal moeten geschieden. Ende seer treffelijck soudet oock gecomen hebben voor ons ander galjot de Tulp, om de saecken daer wat preparaetGa naar voetnoot1. te vinden. Edoch willen hopen den ondercoopman Verburgh per de Tulp, na de ontdeckinge van de custen desen hoeck om, beter ijver voor d' E. Comp. sal aenwenden tot den handel aen MadagascarGa naar eind(k). 26 do., hard weer uijtten N.Westen met regen, waerdoor de Parel ende 't jacht d' Angelier (een goet stuck buijten de reede leggende) belet bleven t'seijl te gaen. Tegen den middagh ondernaemptGa naar voetnoot2. d' Angelier noch met laveren ende geraeckten fraij buijten, blijvende de Parel noch door contrariewint leggen. 27 do., stormachtigh, nat weer ende wint als voren, tot belet voor de Parel om t'seijl te mogen gaen, welck weer soo hard toenam, dat de Parel sijn een ancker aen stucke raeckte, ende de Caepvogel sijn touw, sulckx dat do. jachtien heel na de wal quam te drijven; maer cregen 't noch bij tijts weder vóór 2 andre anckers vast, anders leet al prijckel om tegen de strant te vergaen; de 2de schuijt van de Parel was aen d' andre sijde van de rivier heel boven op strandt gespoelt. 28 do., wat beter weer ende wint als voren met regenvlage. Sonden den siekentrooster eens na de Hottentoos haer leger omtrent 3 mijlen van hier leggende, omme te vernemen oft noch wat beesten oft schapen soude cunnen becomen, ende quamen savonts thuijs met 2 schapen ende 1 koebeest vol jongenGa naar voetnoot3., mitsgaders een fraij kalff dat aen d' E. Heer HulftGa naar voetnoot4. na boort sonden tot verversinge. 29 do., weer en wint als de voorige dagen, maer wierd op den dagh heel fraij weer, 't coeltjen uijtten Z.Z.oosten comende, waermede d' E. Heer HulftGa naar voetnoot4., die noch een koebeest aen boort sonden, met de Parel onder seijl gingh, ende ten eerstenGa naar voetnoot5. fraij buijten geraeckten. D' Almogende verlene hem behoude reijse. Sondagh, 30en do., helder sonneschijn-weer, wint westelyck, waermede 's namiddaghs hier wel ter rheede arriveerde 't schip Henriette Louijse van de Camer Zelandt, den 22en April passato in compagnie met de schepen Mars ende Soutlande uijt de WielingeGa naar voetnoot6. gelopen ende beneffensGa naar voetnoot7. deselve achterom geseijlt, sijnde op den 27en Meij aen St. Vincent geweest, daer den 3en Junij weder vandaen vertrocken waren sonder veele ververssinge becomen te bebben, behalven 't schip Mars, daerop d' E. Dirck Ogel als Commandeur, omme na 't Reciffo de FernambucquoGa naar voetnoot8. te seijlen, ende 't schip West Vrieslandt vandaen te halen, welcke na noch 2 à 3 dagen stonde te volgen. Voorhaelde schip H. Louijse was heel vol sieck volcq, altemale meest stijff ende heel ellendigh van scheurbuijck gestelt, waeromme datelijck partije moescruijden, salade, etc., uijtte thuijnen na boort sonden ende ordre gaven alle hun siecken aen landt te brengen om hier in der haeste weder opgequeeckt te worden. | |
[pagina 250]
| |
Ultimo do., schoon weer ende wint als gister. Heeft de Roode Vos beginnen te lossen, ende quam op dato mede voor de baeij, sonder ergens aengeweest te hebben, 't schip den Dolphijn, 26en Maij passato nevens 't schip de Gidion uijt 't Vlie gelopen ende, in 't Canael passerende, door storm van den anderen geraeckt, staende de Walvis en de Prins met den eersten oock van de Camer Amsterdam te volgen. |
|