Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendOctober anno 1653Adij, primo dito, heel claer sonneschijn-weer sijnde, is bij den Raat deser fortresse de Goede Hope verstaen, dewijle de regentijt noch aenhout ende dierhalven noch geen robben cunnen laten vangen (omdat die vellen bij drooch weer moeten gedroocht wordenGa naar voetnoot2.) 't galjot de Roode Vos eerst noch een tocht te laten doen, directelijck nae de Bay van Saldanha omme daerGa naar voetnoot3. pleynGa naar voetnoot4. te vernemen of de Saldanhars om dees tijt 'sjaers daer te vinden ende met deselve oock eenige handelinge te doen sal sijn, nevens ordre om met eenen sooveel vis (daer seer abondant sijnde)Ga naar margenoot+ te vangen ende in te souten als ondertusschen mogelijck wesen sal, - gelijck breeder bij resolutieGa naar eind(a), heden daerover genomen, ende instructieGa naar eind(b) d' opperhoofden des gemelten galjots ter handt te stellen, can nagesien worden. Heden hebben, vermits 't stille, bequame weder in onse eerst gestelde calckoven van schelpenGa naar voetnoot5. (9 vadem in 't ronde wesende) den brant gestoocken, beginnende tegen den avont vrij hard te wayen, waerover al beducht bleven van geen goet succes, maer luckte echter noch al redelijck wel. 2en dito, heel schoon, warm sonneschijn-weer. Quamen weder eenige Saldanhars bij 't fort, niet anders bij haer hebbende als wat struyseyren, ende te verstaen gevende dat hare compangionsGa naar voetnoot6. met huysen ende vee op komende wege waren. Ondertusschen waren vast besich om 't galjot sijn afscheyt te geven, maer stack tegen den middagh al weder soodanigen harden Z.Oostenwindt op dat de boot niet heen noch weer cost, blijvende den schipper 's nachts aen lant verweert, ende wiert tegen den 3en dito, 's morgens vroech heel stil. Ende besich wesende omme 't galjot noch desen voormiddagh na de Baye van Saldanha af te senden, compt onsen tolcq Herry met gebroocken Engelse woorden seggen datter soo datelijck 2 Saldanhars waren gecomen met tijdinge datter een groot schip in die baye was g'arriveert, handelende schapen ende aen de eylantjens dootslaende robben om te eeten, ende alsoo wel half dencken dat het Westvrieslandt mochte wesen, hebben met gemelte galjot desen middagh noch laten medegaen den ondercoopman Jacob Reyniersz. met 6 cloecke | |
[pagina 157]
| |
soldaten, behalven 't galjots volcq, omme te vernemen wat schip het is, ende wijders met den scheepsraadt te doen sulcx den meesten dienst van de Compagnie sal comen te vereysschenGa naar eind(c), nevens ordre soo 't schip Westvrieslandt is, 't selve sien hier te crijgen, omme op 't selve wat redres in goede ordre te brengen, met 't afnemen van eenige belhamersGa naar voetnoot1. ende oversetten van beter ende gehoorsaem volcq, teneynde dito schip doch noch te rechte ende na langh suckelen behouden op Batavia mochte comen, ende wes meer de saecken medebrengen mogen. Ten welcken eyndeGa naar margenoot+ gemelte galjot dan op den middagh is vertrocken, comende met een fray Z.oostelijck coeltjen desen avont de bay uyt. Verleden nacht in 't gesicht van den schiltwacht een persoon buyten gesloten sijnde ende weder over de wallen binnen geclommen wesende, sijn deselve alle beyde, vermits noyt in de melitieGa naar voetnoot2. geweest ende vrij onnosele luyden waren, die niet wisten wat de saecke te beduyden hadden, gratieuselijck gecondemneert omme elck wat gelaerst ende bij hare sententie een generale waerschouwinge gedaen te wordenGa naar voetnoot3. van sulcx voortaen in geen gevolch te treckenGa naar voetnoot4., etc.Ga naar eind(d) 's Nachts begondt vrij hart te wayen van den Z.Z.Oosten, den 4en dito noch al starck aenhoudende, doch wiert 's namiddaghs fray, bequaem weder, als wanneer 12 à 13 matrosen uyt eygen goeden wil ende versoeck tegen den avont met de sloep ende segen uyt vissen voeren, comende voor den doncker wederom met een bedroeft bescheyt dat een van haer, genaemt Juriaen Wilken, verdroncken was, soo als, aen landt staende, de lijn van de sloep uyt 't water wilde halen, die uyt de sloep geworpen wierdt om binnen de revier te trecken, ende wesende omtrent tot even over sijn knien in 't water, is hij door den stroom onderuyt geweltGa naar voetnoot5., nevens 2 andere persoonen (soo diep niet staende) welcke echter noch ter naeuwer noot de wal cregen, volgende de verclaringe, elck in 't bysonder daerover mondelingh gedaen ende hier onder g'insereert: ‘Wij ondergeschreven, geroepen sijnde voor den Raad deser fortresse de Goede Hope, ende door deselve ondervraecht wordende hoe ende op wat maniere Juriaen Wilkes was comen te verdrenckenGa naar voetnoot6., verclaren wij ondergeschreven gesamentlijck op onse manne-waerheydt in plaetsc van solemnele eeden dat, soo als wij met consent van den Commandeur onder ons 13 met de sloep van 't fort waren gescheyden om te gaen vissen, eenige van ons langhs strant gaende ende d' ander met deGa naar margenoot+ sloep roeyende nae de Soutereviere, ende in de mont van deselve comende, soodanige harde, uytlopende stroom bevonden dat niet costen de stroom doot roeyenGa naar voetnoot7., dierhalven door den constabel geseyt wiert: laet ons 't volck (aen landt sijnde) de | |
[pagina 158]
| |
lijn toewerpen omme van deselve binnen getrocken te worden; sulcx die van de sloep doende, Jan Gabrielss. ende Gerrit Harmenss. daer na toe liepen om de lijn te vangen maer niet dervende, vermits de wellende santgront en de hard uytlopende stroom, verder als tot hare knien toe in 't water loopen, was Juriaen Wilke gecomen, seggende: ick salder wel na lopen, ick can swemmen, ende alsoo d' andere 2 in 't water verbijgaende tot omtrent een hantbreet boven de knien creech de lijn van de sloep gevaet, edoch eer met deselve coste aen lant comen, wierd van de gemelte harduytlopende stroomen onder de voet gestroomt, steeckende sijn handen boven ende een galm van geroep gevende, bleef soo voorts terstont heel wegh ende d' ander 2 niet boven de knien, als geseyt, omtrent een stap weeghs achter hem staende, genoech te doen hebbende dat het vaste strant cregen, verclarende de sandige gront soo welachtighGa naar voetnoot1. was, dat tot de knien maer in 't water sijnde, qualijck op haer beenen coste staende blijven, ende wat moeyten die aen landt ende dewelcke in de sloep waren om gemelten Juriaen Wilken deden, costen hem niet weer te sien crijgen, nochte eenige hulpe ter werelt doen. Allen 'twelcken wij ondergeschreven verclaren d' oprechte ende cincereGa naar voetnoot2. waerheyt ende alsoo in der daat toegegaen te wesen, met presentatie omme 'tselve t' allen tijden met solemnelen eede te bevestigen. Gedaen in 't fort de Goede Hoope, desen 4en October 1653, ter presentie vanGa naar margenoot+ de ondergeschreven raadtspersoonen, die desen, nevens ons verclaerders, in teycken der waerheyt hebben onderteyckent. Was geteyckent: Bartelt Schaeff, Meeuws. Janss. Dit merck van Jochum Albertss., Johannes Claess. Dit merck van Engel van Dam. Dit merck + van Jan Gabrielss. Dit merck van Wouter Evertss. Dit merck van Jelle Hendrickx. Dit merck × van Pieter Brackenr., Willem Gerritss., Pieter Janss. Sus ende Gerrit Harmenss.Ga naar eind(e)Onse ondergeschreven dese bovenstaende verclaringe ten twedemael distinctelijck weder voorgelesen sijnde, blijven bij onse daerbij gedaen verclaringe persisteren. Soo waerlijck moet ons Godt Almachtigh helpen. In 't fort de Goede Hope. Adij, 4en October 1653, was geteyckent als boven.’ Sondagh, adij, 5en dito, drooch, windrich weer, meest uytten Z.Oosten. 6en dito, idem, windrigh uytten Z.Westen. 7en dito, fray, warm, stil weer. Insgelijcx den 8en ende 9en dito, tot tegens den avondt, als wanneer 't wat uytten westelijcker hant begond te wayen. Edoch voor den doncker stil wordende, quamen 5 Saldanhars met tijdinge dat haer medegenoten binnen 3 à 4 dagen met huysen ende al haer vee souden hier comen, genegen wesende met ons te handelen, voor welcke hunne brengende tijdinge een tabacqjen ende een dronck aracq versochten, dat haer gaven, ende wijders alle goet tractement deden tot aenlockinge, etc. | |
[pagina 159]
| |
10en dito, windrich weer uytten Z.Z.Oosten, tegen den nacht vrij hardt opsteeckende. Op dato waren 7 à 8 Saldanhars aen 't fort gecomenGa naar eind(f) met 17 stucx jongh en oude schapen, die haer voor d' eerste reyseGa naar voetnoot1. altemalen redelijck civil afhandelden, ider omtrent tegen de waerde van 3⅔ stuyver aen coperdraet ende tabacq. Den 11 dito, harde Z.Z.Oostewinden met drooge sonneschijn. Quamen 2 Saldanhars tijdinge brengen, dat ons galjot bij 't groote schipGa naar eind(g) in de Bay van Saldanha gecomen was, met den anderen in vruntschap ommegaende, d' onse visschende endeGa naar margenoot+ die van 't groote schip aen d' eylanden in de bay robben dootslaende ende de vellen drogende, voor welcke tijdinge haer met een tabackjen ende een dronck aracq met wat eetens vereerdenGa naar voetnoot2. ende versochten dat over landt een brief van ons aen 't galjot brengen souden. Maer hoe veel coper, tabacq ende broot haer boden, wilden der gansch niet aen, te verstaen gevende, dat het te periculeus ende onveylich was vanGa naar voetnoot3. 't wilde gedierte, seer menichvuldig overal door 't lant sijnde. 's Middachs den timmerman uyt 't bos thuys comende, bracht een jonge cevetcat mede, welcke bij haer tent geschoten hadden ende seer veel vernamenGa naar voetnoot4., dagelijcx haer vleys ende speck comende opeeten alsser bij costen. Tegen den avont comen 2 soldaten, afgesonden van den ondercoopman Jacob Reyniersz., die sich Woensdaghs 's morgens verledenGa naar voetnoot5. uyt de Bay van Saldanha met sijn achten had op wegh begevenGa naar voetnoot6., omme over landt vandaer hier aen 't fort te comen, hebbendeGa naar voetnoot7. desen morgen, omtrent noch 8 mijlen van hier, sinckingh in de knie gecregen, waerdoor niet verder voorts condeGa naar voetnoot8., ende daeromme gemelte 2 soldaten vooraf hadt gestuyrt te versoecken dat hem een paert mochte tegemoet gesonden worden, omme mede thuys te comen, sulcx wij datelijck met 3 man (daeronder een corporael) deden, nevens wat eeten ende wijn, alsoo haer cost op was ende door 't gaen vermoeyt sijnde, vrij flaeu waren geworden. Gemelte 2 voorafgesonden soldaten rapporteerden dat 't schip in de Bay van Saldanha gevonden een Fransman was, ophebbende 12 stuckenGa naar voetnoot9. ende 35 à 40 man, die altemalen op de reyseGa naar voetnoot10. aengenomen waren, sommige voor 20, 30, 40, 100 ende 200 gulden den hoochsten, dapper besich sijnde met robben vangen, villen ende van 't speck traen branden daertoe alGa naar voetnoot11. 6 maenden toegebrachtGa naar voetnoot12. ende omtrentGa naar margenoot+ 48 M.Ga naar voetnoot13. stux vellen ende eenige traen op voorraet hadden, ende jegenwoordigh binnen 8 à 10 dagen vaerdigh waren om te vertrecken, hebbende veele van haer hunne gagie al t' eenemael opgenomen ende geconsumeert, ende laten ontvallen dat wel gaerne van dito schip af waren, alsoo haer eygen cost doenGa naar voetnoot14. ende peguyns vangen moeten om te eeten, gelijck mede robbenvleys hun dagelijckse cost was. | |
[pagina 160]
| |
Sooals wij 's avonts over tafel saten, wierden eenige schoten gehoort ende cort daerna vernomen den ondercoopman Jacob Reyniersz. voornoemt met sijn bijhebbende volcq, sijn knie na 't afsenden van de gemelte 2 soldaten gebetert sijnde, was noch te voet voortgecomen. Rapporteerden als boven dat den Fransman over 6 maendenGa naar voetnoot1. daer gecomen was om robben te villen met omtrent 40 eeters ende 12 stucken geschuts, meenende den 25en deser na RochelGa naar voetnoot2. te retourneren, presenterende voor ons brieven mede te nemen ende die wel te doen bestellen over Rotterdam, daer bij redresGa naar voetnoot3. ende participanten hadt, als bij d' onderstaende copie-aenteyckeninge bij den ondercoopman Jacob Reynierss. gehouden ende in desen g'insereert, can naegesien worden:
(Kyk Bylae IV)
Ga naar margenoot+ Gedachten Reynierss. dan, als voorhaelt, met dese bovenstaende schriftelijckGa naar voetnoot4. bescheyden ende genomen resolutie uyt de Bay van Saldanha over lant wederom hier aen 't fort gecomen wesende, ende ons oock mondelijck rapport gedaen hebbende dat veele van des Fransmans volcq ongenegen waren met dito schip weder naer Vranckrijck te retourneren, omdat niet te eeten cregen als peguyns ende robbenvleysGa naar voetnoot5. ende 'tgeene vorders selfs sagen te vangen, ende dierhalven d' onse baden om in Compagnies dienst te mogen aengenomen worden, met presentatie ons alle informatie van 't vangen, villen ende droogen der vellen te doen, ende hun soodanich te quijten dat haar souden bedancken, etc., is bij onsen Raad noch desen avont goetgevondenGa naar voetnoot6. ende beslootenGa naar eind(k) dat men d' opperhoofden van 't galjot de Rode Vos in de gemelte bay sullen aenschrijvenGa naar voetnoot7., alle de soodanige die haer dienst presenteren, aen te nemen, ende beneffens dien noch soo veele meer te locken als mogelijck sij, soo omme, doenlijck sijnde, den Fransman verlegen te maecken ende van sijn thuysreyse te frusteren, ingevolge sijn meesters (dit eer subject vresendeGa naar voetnoot8.) in toecomende de lust van wederom comen te doen vergaen, alsoock mede omme door die luyden, gelijck geseyt, volcomen kennisse te crijgen van 't vangen, villen ende droogen der voorgenoemde vellen, ende wes meer bij de France hieromtrent verright ende bejaeghtGa naar voetnoot9. is, etc. Sondagh, den 12. dito, mooy, drooch weer. Waren besich met onsc advysen aen d' Heeren Meesters claer te maecken om per den Fransman over Rochel na 't patria te bestellen. 13en dito, schoon weer als voren. MitsgadersGa naar voetnoot10. onse missive, etc., aen d' Heeren Bewinthebberen volcomen vaerdigh ende gesloten sijndeGa naar eind(l), hebben deselve noch | |
[pagina 161]
| |
voor den middagh over landt nae de Bay van Saldanha afgesonden met een corporael ende 3 soldaten, nevens advys aen d' opperhoofden van 't galjot de Roode VosGa naar eind(m), bijGa naar margenoot+ den gemelte Fransman in de voorn. baye leggende, omme door haer aen den Francen capiteyn ten eynde voormelt overgelevert te worden, ende wijders te doen wat onse missive, aen haer geschreven, is meldende, ende onder dato deserGa naar voetnoot1. in ons copie-bouck can nagesien worden. 14en dito, mooy weer, de wint variabel ende sachjens als de vorige dagen. 15en dito, fray, soet, regenachtigh, groeysaem, stil weer, treffelijck te passe comende op onse dagelijcxe plantende ende sayende coolGa naar voetnoot2., wortelen, rapen, waterlemoenen ende andere thuynvruchten, die langhs soo beter schijnen te succedeeren. Tegen den avondt harde Z.Z.Ooste- ende groote valwinden over den Tafelbergh. 16en dito, 's morgens heel heet, stil weer. Insgelijcx den 17en ende 18en dito, als wanneer des nachts d' E. Van Riebeeckx vrouw in de kraem gecomen was van een jonge soneGa naar eind(n), sijnde de 2e die in 't fort de Goede Hope gebooren is. Desen dagh cregen noch 8 schapen van den Saldanhars, dewelcke tot meerder aenlockinge met een dronck aracq elck ende een tabacjen op haer vertreck vereerden. Sondagh, den 19en dito, dijsige lucht ende regenachtigh weer, wint westelijck. Soo als 't sermoen gedaen was, vernamen dat onse aengenomen tolcq Herry (binnen een pistoolschoot onder 't fort woonende) met vrouw, kinderen, huysen ende al sijn goet, heel schielijck, dewijl in 't sermoen saten, opgebroocken ende vertrocken was, sonder noch te wetenGa naar voetnoot3. wat sulcx mochte beduyden, hebbende noch even voor 't sermoen bij ons in 't fort geweest, nergens van seggende nochte yts ter werelt hebbende laten blijcken anders als dat gisteren wel geseyt hadt, voornemensGa naar voetnoot4. was eens na de Saldanhars te gaen, gelijck vergangenGa naar voetnoot5. saysoen mede wel gebeurt is, invougen daer weynich acht op sloegen, als sijnde, gelijck geseyt, sulcx voor dato meer geschiet. Maer soo als wij over tafel saten, wort ons oock geseyt dat al deGa naar margenoot+ beesten wegh waren, daer stracx na lieten sien ende voorts terstont tijdinge op cregen dat den jongen die, beneffens den bosschieter, Hendrick Wilders, op de beesten altijt pasten ende door denselvenGa naar voetnoot6., terwijl hijGa naar voetnoot7. om cost bij de cock gingh, bij den staert van den Leeuwenbergh vermoort lagh, de beesten weghgedreven sijnde, die noch omtrent 1 uyr te vooren in 't gesicht van de schiltwacht op de puntGa naar voetnoot8. waren gesien, ende bijGa naar voetnoot9. voorn. Hendrick Wilders (gelijck voor desen meermalen had gedaen) door den jongen vernoemtGa naar voetnoot10. aldaer in een seer groene weye hadde gelaten, omme met het eeten daer weder ten eerstenGa naar voetnoot11. bij hem te comen. Ondertusschen sonden wij datelijck den sergeant met 4 à 5 man te paert den | |
[pagina 162]
| |
Leeuwenbergh achterheenGa naar voetnoot1. om de beesten na te jagen, ende 2 corporaels met 15 à 16 soldaten de clooffGa naar voetnoot2. van de Tafel- ende Leeuwenbergh deur, malkander in 't gemoet, om de beesten, mogelijck sijnde, te achterhalen; comende 's avonts na 't gebeth den sergeant weder binnen met rapport dat de beesten alGa naar voetnoot3. achter den Tafelbergh langhs de strant over clippen en rudsen waren heengedreven ende de corporaelsGa naar voetnoot4. deselve met haer volcq noch bleven navolgen, met vertrouwen dat se die apparent souden achterhalen, cunnende hij met de paerden niet vorder navolgen. Dewijle nu door dese rapporten cuntschap cregen, dat de Hottentoos met onse beesten (42 in 't getal sijnde) na 't Houtbayken heen waren, stuyrden noch 4 man uyt na 't bos om de 6 persoonen (daer leggende) van dese rusieGa naar voetnoot5. t' adverteren ende met haer te nemen, omme onder hun thienen, g'armeert, binnen 't lant om, de wilden met de beesten de pas, mogelijck sijnde, af te snijden ende d' onse, die haer noch naevolghden, tot secours in 't gemoedt te coomenGa naar eind(o). 's Nachts begondt vrij hardt te regenen ende waeyen, dat d' onse heel qualijck op de wegh comptGa naar voetnoot6.. Ga naar margenoot+ 20en dito, 's morgens noch al cout, guyr, regenachtigh ende windrigh weder uytten Westen. Quam een van de corporaels met 5 man de cloof tusschen den Tafel- ende Leeuwenbergh deur wederom aen 't fort, rapporterende dat sijn cameraet, den anderen corporael, genaemt Jan van HarwardenGa naar voetnoot7., hem met 5 man had wederom gestuyrt, omme ons te rapporteren dat hij, met sijn 13en, de Hottentoos met de beesten souden blijven najagen tot in 't Houtbayken, versoeckende hem daer wat victualie binnendeur tegemoet te senden; sulcx wij terstondt deden met 10 man, oock wel g'armeert, ende goede ordre omme overal wel op hoedeGa naar voetnoot8. ende voorsichtigh te wesen, etc. Willen hopen desen dagh noch bij den anderenGa naar voetnoot9. mogen comen, als wanneer 33 persoonen sullen sterck sijn, die bij ontmoetinge wel 2 à 300 Hottentoos of meer cunnen wederstaen. 's Avonts in 't vallen van den doncker compt den corporael, Jan van Harwarden, met sijn 23en (daeronder 't volck die gister avont hadden afgesonden) wederom bij 't fort, wesende hem gisteravont langs de clippige strant aen de andere sijde van den Tafelbergh de beesten, mits de donckere nacht, ondonckertGa naar voetnoot10., echter deselve tot in de Houtbay al nagejaecht, daer se den hoeck om al na Cabo FalsaGa naar eind(p) met 't vee waren heengedreven, ende vermits gantsch geen victualie door 't haestich vertreck uyt 't fort (als meenende de beesten noch dichte bij te onderhalenGa naar voetnoot11.) hadden medegenomen ende sedert gistermiddagh gantsch niet gegeten hadden, waren genoot- | |
[pagina 163]
| |
saeckt na 't fort te keeren (als weesende 't volck door den honger ende vermoeytheyt heel afgeslooft) ende de thien man, huyden morgen met victualie tegemoet gesonden, gemist, anders souden deselve noch al verder naegevolcht werden. In sommaGa naar voetnoot1., wij sijn dat brockjenGa naar voetnoot2. vrij clackeloosGa naar voetnoot3. quijtgeraect ende dat door de strantlopers, Watermans genaempt, die van de tijt onses aencompste altijt onder ons geschuylt, gewoont ende soo extraordinarie veele vruntschappen genoten hebben, ende doorgaens den buyck gevult ende al de vellen van de beesten gegeven sijn tot haerGa naar margenoot+ cledinge, etc., ende insonderheyt sijn wij te machtig bedrogen in onsen aengenomen tolcq Herry, die altijt als d' opperste over dit bij ons woonende volckjen hadden gehandhaeft ende van onse tafel als een groot vrunt in huys gespijst ende met Hollantse clederen gecleet, behalven dat hem telckens van yder aencoment schip met sacken broot, rijs, wijn, etc., hebben laten versien, quansuys voor sijn tolcqsdiensten, etc. Alle dese swaricheyt is overcomentlijck, soo maer de Saldanhars door dit stelen van de Strantlopers niet beschroomt worden bij ons te comen, uyt vrese van dat wij onse revengie op haer souden soecken, 'twelck niet willen hopen, maer vastelijck vertrouwen dat se daerom niet sullen weghblijven - dat sich haest sal moeten openbaren. 't Is te grooten jammer van de melckbeesten ende de schoone aentelinge der koeyen, daer wij jegenwoordigh soo treffelijck vele melck, boter ende kaes van cregen of men in 't vaderlant was, dat nu t' eenemael soo plots weder moeten missen ende in de asse leyt, beneffens den dienst van de ossen (in 't halen van hout ende steen, etc.) hebbende getrocken, mitsgaders den mest totGa naar voetnoot4. lant seer nodich wesende. Edoch willen hopen ende, met Godt de voorste, niet twijffelen of sullen wel haest weder andere van de Saldanhars crijgen, die eergisteravont noch 8 schapen aen ons verhandelt ende wel genoechtGa naar voetnoot5. door de goede tractementen haer gedaen vertrocken sijn, met beloften ons inderhaestGa naar voetnoot6. weder bij te comen met beesten ende schapen in overvloet, - dat Godt geve, alsoo jegenwoordigh niet meer hebben behouden als in de 60 schapen, een melckoe, een os, ende 4 jongh geworpen kalfjesGa naar voetnoot7.. De rest hebben ons dese gemelte Strantlopers, als voorhaelt, seer diefachtigh endeGa naar margenoot+ troulooslijck ontstolen ende, Godt beter 't, al te haestich weghgevoert, dewijl wij gister voormiddagh onder 't sermoen saten. 's Nachts noch al geduirich regenachtigh ende windrich weer uytten N.Westen. Idem den 21en dito. Ende is bij den Raat goetgevondenGa naar eind(q), nietjegenstaende het stelen ende ontvoeren onser beesten vanGa naar voetnoot8. dese Hottentoos, dewijle hun op de heete daetGa naar voetnoot9. | |
[pagina 164]
| |
doch niet hebben cunnen achterhalen, onsen volcke (op deselve hierdoor seer verbittert wesende) wel expresselijck te verbieden, imant van dese inwoonders eenigh 't minste quaet ter werelt daeromme aen te doen, 't sij waer se deselve soude mogen ontmoeten, al waer 't oock schoon dat se de dieven, ja Herry, den principalen oorsaeck, selfs rescontreerdenGa naar voetnoot1., omme emmers te doen blijcken, dat wij niet alleen genegen sijn hun niet als alle vruntschap te bewijsen, maer oock 't quaet aen ons gedaen te vergeten ende vergeven, nochte noyt meer aen te dencken, ten eynde de Saldanhars te min vrese maer te meer genegentheyt mochten behouden voortaen met ons om te gaen ende met haer vee weder bij ons te comen, - gelijck in corte hoopen te vernemen, alsoo den principalen tijt van de handelinge nu haest moet aencomen. Ten welcken fine dan noch desen dagh 't volcq 't selve bij placcateGa naar eind(r) in der haeste afcundichden, omme door de hitticheyt ende wraecksucht van deselve op d' inwoonders doch in geen meerder ongelegentheyt ofte vijantschap te vervallen, maer 't selve sooveel mogelijck te verhoeden. IsGa naar voetnoot2. wijders op de verdeelinge van 't volcq hare plaetsenGa naar voetnoot3. op de wallen ende bij 't geschut ordre gestelt, opdat sich yder bij tijde van eenich ongeval op sijn g'ordonneerde plaetse soude weten te vervougen, mitsgaders de wachten overal verdubbelt, alsoo aen dit gemelte schelmstuck bemercken dese natie gansch niet vertrouwen maer wel op hoeden mogen wesenGa naar eind(s). Ga naar margenoot+ Soo sijn ons desen nacht door den couden regen oock afgestorven den overgebleven os, 1 jongh calfjen ende een schaep, door manquement van stallinge, bij gebreck van houtwerc noch niet cunnende gemaect worden, ende dierhalven datGa naar voetnoot4. vee door coude ende ongemaeckGa naar voetnoot5. dagelijcx veele stervende ende van 't wilt gedierte 's nachts onder de schiltwachten weghgehaelt ende verslonden wordende. 22en dito, fray, bedaert weder met warme sonneschijn. Hebben de timmerlieden nevens eenige musquettiers, samen 16 personen sterck, weder na 't bos gesonden omme de houtgebinten ende balcken totGa naar voetnoot6. de poort ende andere houtwercken voorts claer te maecken, ende met de wagen door onse 2 van Batavia gecregen paerden, in plaetse van de verloren ossen, te laten trecken. Op dato sijn al weder 2 schapen gestorven. Schijnt schier of deselve vergeven sijn, alsoo niet eenen dagh nochte nacht passeert of daer sterven schapen, ende dat soo schielijck eer men eenige sieckte of letsel aen deselve verneempt. 23en dito, weer ende wint als vooren. Sagen 's morgens 1 Hottento in de bossjens dicht bij 't fort ende 's middaghs vernamen der 2, daer <den> corporael met noch 2 man (geladen pistolen bedectelijck onder de rocken hebbende om hun bij noot mede te deffenderen) heen sonden, quansuys ledichGa naar voetnoot7., ofGa naar voetnoot8. haer gingen vermaecken, | |
[pagina 165]
| |
omme te vernemen off de gemelte Hottentoos souden willen bij haer comen, ende in cas van dienGa naar voetnoot1., deselve met een tabacje ende vrundelijcke tractementen aen 't fort te locken, om hun daer dan noch soo veel meer goets te doen, dat niet alleen selfs weder mochte genegen worden vrij ende vranck bij ons te comen, maer oock andere, namentlijck de Saldanhars, met haer vee daertoe te animeeren ende verseeckeren, nietjegenstaende de begane moort aen de jongen ende 't weghstelen der beesten, haer van ons 't alderminste quaet ter werelt soude ontmoetenGa naar voetnoot2., maer even seer genegen bleven met haer in vruntschap te leven, als wel wetende dat het maer een deel struyckrovers ende strantlopers sijn die ons 't gemelte affront ende schadeGa naar margenoot+ hebben aengedaen, ende wes meer tot dienste van d' E. Compagnie bedenckelijckGa naar voetnoot3. ofte practicabel wesen mochte. Den corporael voormelt, laet op den middagh weder thuys comende, rapporteerden dat haer de Hottentoos niet hadden vertoont, onaengesien met sijn drien (de pistolen bedect onder de rock) hadden gaen wandelen alsof eenige bloemen ofte cruyden sochte. Tegen den avont quam 't volcq met de wagen (daerop een balck ende 2 carbeelsGa naar voetnoot4. geladen) uyt 't bos weder thuys, te seggen wetende dat heden 7 inwoonders (met hasagayen gewapent) over 't vlacke velt hadden sien gaen, sonder dat deselve d' onse (nochte oock ons volck haer) hadden aengesochtGa naar voetnoot5., elck sijn wegh maer vorderende. Een uyr of soo later comen noch 3 van onse musquettiers seer haestich uyt 't bos met tijdinge dat soo even bij haer in 't bos waren gecomen 5 à 6 Saldanhars, daer onder seecker capiteyn van dewelcke wij verleden jare veele beesten hadden geruylt (ende eens een beest dat van ons weghgelopen was ende al t' eenemael doorgess.Ga naar voetnoot6. was, van selfsGa naar voetnoot7. hadt wederom gebracht) die haer hadde weten te beduyden dat Herry, onsen gewesen tolck, met al onse gestolen beesten bij de Cabo Falsa was leggende, ende aen haer, Saldanhars, versocht hadde bij hun te woonen, maer alsoo wel wisten, dat hij, Herry, die beesten van ons troulooslijck gestolen had, wilden met hem niet te doen hebben, maer gaerne ons aenwijsen waer hij lagh, om die wederom te becomen. Souden maer met eenigh volcq ende schietgeweer met hun derwaerts trecken. Waerop wij, desen Saldanhasen capiteyn van verleden jaer kennende, ende wetende dat sij met duysendenGa naar voetnoot8. beesten ende schapen hebben, daeromme na soo een cleyn troepjen weynich vragen, mitsgaders oock dickwils ende doorgaens gemerckt, dat se weynich van gemelten Herry ende sijn consoorten houden ende veel liever sonder denselven als met hem wilden handelen; item oock dat desenGa naar margenoot+ capiteyn, van selfs sijn geweer afleggende, bij d' onse in 't bos vrundelijck was | |
[pagina 166]
| |
comen seggen waer Herry met onse beesten lagh, met presentatie van sijnen dienst om d' onse daerbij te brengen, ten welcken eynde dichte by 't bos d' onse desen nacht soude blijven inwachtenGa naar voetnoot1., hebben geresolveert, als bij resolutie daerover specialijck genomenGa naar eind(t), desen avont noch, wel g'armeert ende voor 5 à 6 dagen gevictualieertGa naar voetnoot2., offGa naar voetnoot3. te senden den corporael Jan van Harwarden, een persoon van goede ordre ende vlijt, met 16 van de gaeusteGa naar voetnoot4. soldaten, uyt eygen wil daertoe haeren dienst gepresenteert, gaende noch desen avondt heen om den nacht in 't bos bij de timmerluyden te vernachten ende hun morgen voor den dagh vandaer met den verhaelden Saldanhasen capiteyn, of oock wel sonder denselven, soo 't best sullen vinden, op wegh te begeven. 's Nachts heel regenachtigh weer. 24en dito, beter weer met betogen lucht, fray voor ons gister na Herry uytgetogen volcq om te marcheren. Op dato hebben weder parthije waterlemoenen ende comcommers in den nieuwen thuyn gesaeyt. De fijne cruyden desen ende verleden maent gesaeyt ende fray voor den dagh hebbende geweest, worden altemalen van eenige wormen, in de aerde sijnde, opgegeten, ja selfs de jonge coolen, wortelen, rapen, radijs ende meest alle de thuynvruchten. Of dit om dees tijt 's jaers altijt sal te doen wesen, staet mettertijt te ervaren; altoosGa naar voetnoot5. verleden jaer hadden der mede noot affGa naar voetnoot6.. Pro memorie. 25en dito, fray sonneschijn-weer. Quamen 's avonts (de poort even gesloten wesende) 3 van onse uytgesonden partije wederom aen 't fort met een van de melckbeesten bij haer, rapporterende dat se gister al bijtijts de beesten ende 't leger van Herry, bestaende in 4 huttjens, omtrendt den hoeck van Cabo Falsa haddenGa naar margenoot+ vernomen, maer dewijleGa naar voetnoot7. overal goede wacht hielden, waren al opgebroocken eer d' onse daerbij coste comen, edoch hare gemelte huttjens ende veele van hunne lompenGa naar voetnoot8., huysraat door haasticheyt achtergelaten ende door d' onse ontjaechtGa naar voetnoot9. sijnde, mitsgaders den gantschen dagh de beesten in 't gesicht houdende, nagelopen ende jegenwoordich noch al najagende, met voornemen om deselve soo lange op 't spoor te volgen totdat se die t' eenemael souden becomen hebben, wesende dit melckbeest door moedicheytGa naar voetnoot10. achter den trop gebleven, dat den corporael Van Harwarden met dese 3 soldaten had na huys gesonden, versoeckende wat victualie tegemoet gesonden te mogen werden, - 'twelck desen avont noch lieten gereetmaecken ende Sondagh, den 26en dito, schoon weder ende wint als gister sijnde, den voorhaelden corporael met 5 man toestuyrden, nevens ordre, dewijle de Saldanhars haer niet | |
[pagina 167]
| |
dorsten vertrouwenGa naar voetnoot1. met d' onse samen te trecken ende Herry na te jagen, dat se de beesten niet verder soude volgen, maer deselve op de compste van dese wederom sendendeGa naar voetnoot2. 5 persoonen niet becomen ende Herry niet ontjaechtGa naar voetnoot3. hebbende, datelijck weder na 't fort te keeren sonder hun dieper te landewaert in te volgen, daer hun telckens met geenGa naar voetnoot4. victualie soude cunnen secunderenGa naar voetnoot5.. 's Namiddaghs quam een melckbeest achter den Leeuwenbergh vandaen selfs na 't fort, 't welck apparent van den trop achtergebleven is geweest. 27 dito, weer ende wint als vooren. Comt den corporael Jan van Harwarden wederom thuys, met rapport dat de gister met victualie uytgesonden 5 persoonen gemist ende niet vernomen hadden, hebbende Herry met de beesten wel langh ende dapper nagevolcht, maer niet cunnende achterhalen, vermits geduirich in ende overdwersGa naar voetnoot6. ende langhs de duynen van de Bay Falsa, seer hooch wesende, met 't vee heen cruysten, daer geen water altoos te becomen was ende 't volcq, dierhalven seer grooten dorst lijdende, heel afgeslooft wierden, souden anders noch al langerGa naar margenoot+ deselve vervolcht hebben, alsoo hun all eens soo na waren, dat een van Herry's volcq onder schootsGa naar voetnoot7. had ende wel cost onder de voet laten schieten hebbenGa naar voetnoot8., maer socht hem levendich te crijgen omme een weghwijser aen deselve te mogen hebben, doch was ondertusschen, eer hem soo nae costen comen, door mourassige bosjens noch ter nauwernoot geschiappeertGa naar voetnoot9.. Als geseyt, hielt hem Herry gedurich al in ende over de gemelte duynen, niet eens dervende sich op de vlackte begeven, noch oock op strant, ende veel min die wegen uyt daar de Saldanhars met haer vee ordinaris heencomen, soodat genoechsaem bemercken voor deselve alsoo bevreest als voor ons is, dat wel haest met de Saldanhars compste nader ende seeckerder hopen te vernemen, ende sulcx soo bevindende, te ondersoecken of men dan de Saldanhars met eenige schenckagie sal cunnen bewegen om ons den gemelten Herry ende sijn volcq in handen te leveren, ofte met haar in compagnie denselven te vervolgen, etc. 28en dito, schoon, stil sonneschijn. Quamen de op eergister met victualie uytgesonden 5 persoonen mede wederom, den corporael voormelt, als geseyt, met sijn volcq gemist hebbende, ende relaterende dat wel weder op 't spoor van de beesten waren geweest, maer deselve, nochte oock Herry ofte ymant van sijn volck, cunnen achterhalen. 29en dito, schoon weer met stilte als voren. Waren desen nacht van de Baye van | |
[pagina 168]
| |
Saldanha over lant thuys gecomen den op 3en deeser derwaerts gesonden corporael Willem Muller, neven drie soldaten, meedebrengende een missive van d' opperhoofden des galjots de Roode Vos, ons adviserende als d' onderstaende copie (hier g'insereerdt) is dicterende:
Ga naar margenoot+ Copie missive door d' opperhoofden van 't galjot de Rode Vos uyt de Bay van Saldanha geschreven aen den Commandeur ende opperhoofden van 't fort de Goede Hope, dato 22en October 1653.
‘Mijnheer Riebeecq ende Sr.Ga naar voetnoot1. Reyniersz.
Wij hebben per den corporael Willem Muller UE. missive, d' eene aen ons 'ende d' ander aen onse Heeren Majores houdendeGa naar voetnoot2., wel ontfangen, dewelcke op 'denselven dagh datGa naar voetnoot3. die bequamen, aen den Francen Capiteyn hebben overhandicht, die deselve (naer dat de groetenis van Ul. aen hem gedaen hadden) seer gaerne aennam met belofte dat wel sorge dragen soude deselve wel bestelt soude worden. Van sijn volck hebben tot dato niet meer als 4 becomen, waeronder een is die over langen tijtGa naar voetnoot4. aen Madagascar is geweest, gewoont heeft, de gelegentheyt van 't lant ende de spraeck (soo hij seyt) wel weet, mitsgaders oock redelijcke kennisse heeft van 't accommoderenGa naar voetnoot5. der robbenvellen; maer verclaert dat noch eenige persoonen aen boort sijndeGa naar voetnoot6. ende gaerne mede wegh wilde d' ervarentheyt (alsoo 't langer bij der hant hebben gehadt) ende dewijlen den genoemde Frans capiteyn, die ons (ende wij hem) weynich sijn vertrouwende - alsoo 4 van sijn volck (gelijck geseyt) quyt is - derft niet bestaenGa naar voetnoot7. (soo langh wij met 't galjot hier leggen) sijn volck om water of hout te stieren, omdat vreest dat mede (gelijck d' andere) 't reynosterspadt sullen kiesenGa naar voetnoot8.. Ende om den corporael met sijn volck (dewijl doch een goet deel schelpen geladen ende een pertij vis met groote moeyten gevangen hebben) niet langer opGa naar margenoot+ te houden, soo is verstaen deselve UE. weder toe te senden met ordre dat 3 à 4 dagen naer ons vertreck van hier (dat morgen vroech in Godts naem voornemens sijn) aen de waterplaetse haer sullen onthoudenGa naar voetnoot9., als wanneer denGa naar voetnoot10. Fransmans sloep met volck daer comende (dat niet soo lange wij hier leggen doen souden) noch sooveel derselver sien te bewegen als doenlijck is, waertoe (eenige mede crijgende) | |
[pagina 169]
| |
rijckelijk provisie meede gegeven is, op de reyse sijnde haer daervan mede te delen. Ende dewijle alhier tot noch toe bij ons geen Saldanhars verscheenen sijn als alleenlijck een parthije magere strantlopers (daer maer 6 à 8 struysdoppen hebben van geruylt met een cleyn reebocjen) die haer sedert 14 dagen verleden niet weder bij ons hebben vertoont, sullen ons, als geseyt, op morgen vroech van hier depescheren ende ons beste aenwenden om 't Dassen-eylandt, soodra mogelijck is, aen te doen ende aldaer sooveel dassen ende eyren te crijgen als becomen cunnen.
Hiermeede
Welwijse, seer bescheyde Heeren, willen UE., na ons dienstige ende ootmoedige gebiedenisse, den eenigen Almachtigen in genaden bevelen, die wij willen bidden dat sijn Almogentheyt gelieft te geven een voorspoedige ende gewenste verlossinge aen UE. beminde huysvrouw opdat met liefGa naar voetnoot1. weder thuyscomende den candeelGa naar voetnoot2. (daertoe hopen de eyren mede te brengen) mogen helpen eeten ende ons wijders in UE. goede gratie voor gerecommandeert laten. Onderstondt: UE. onderdanigen ende verplichten dienaren. Was geteyckent // Elbert Cornelisz. Kes // Fredrick Verburgh // Tersijde stont: In 't galjot de Roode Vos, desen 22e October anno 1653, geanckert leggende in de Bay van Saldanha.’
Voorsz. corporael rapporteerden oock mondelingh, dat in 't uytgaen, omtrentGa naar margenoot+ een dagh reysens van hier, gerescontreert had een trop Saldanhars, die vergangen jaer d' eerste aen 't fort verscheenen waren ende van deselve, mitsgaders sijlieden oock van d' onse, wel getracteert sijnde met tabacq, aracq ende broot, in goede vruntschap van den anderen gescheyden, d' onse noch een van de hare een dagh ende nacht mede laten gaen hebbende om 't rechte padt na de Bay van Saldanha te wijsen, in 't gins gaen op wegh geweest hebbende 3½ dagen ende nu in 't wederom comen niet meer dan drie dagen, meenende na desen de wegh noch wel corter ende meer water onderwegen als voor desen sal te vinden wesen. Veele oliphanten, renoscherosGa naar voetnoot3., elanden, herten, hinden ende meer ander wilt wasser ontmoet, eens een trop van 7 ende nochmael een trop van 8en oliphanten, daer all eenichsints voor bcducht waren, alsoo deselve, gelijck oock de renocherosGa naar voetnoot3., vast voor haer bleven staen, moetende ons volck de beesten selfs wijcken. Den Fransman lagh, op haerGa naar voetnoot4. vertreck van daer den 26en deser noch in de bay, doende wesende met sijn schip te schrapen ende op de eylandekens traen te branden van robbenspeck; edoch hadde geseyt dat van dagh tot dagh meende te vertrecken, houdende ons volcq seer suspectGa naar voetnoot5. ende dapper vresende voor 't verlopenGa naar voetnoot6. van de | |
[pagina 170]
| |
sijne, daer der veele toe genegen ware, maer was den schipper wel soo voorsichtigh dat hij noyt boot om water of andersints liet varen of hadder altijt eenige van sijn vertrousteGa naar voetnoot1. met snaphanen in ende bij, om hun 't weghlopen te beletten, daer d' onse aen lant vier dagen na 't galjots vertreck noch op hadden gewacht volgens bespreckGa naar voetnoot2. met eenige van des Francen volcq secretelijck gehouden, maer door de naeuwe toesicht als versz. geen occasie hebben cunnen becomen, ende d' onse,Ga naar margenoot+ door die van 't galjot niet langer als voor 8 dagen gevictualieert wesende, waren deselve weder herwaerts aan getrocken, aen ons voorhaelde missive ende tijdinge brengende dat op 't galjot 4 Francen becomen hadden, goede kennisse van 't accommoderen der robbenvellen hebben, in welcke saecke ons treffelijck sullen te passe comen ende d' E. Compagnie apparent grooten dienst doen. 't Begon in de nanacht seer hard te wayen uytten Z.Z.Oosten met groote sware valwinden over den Tafelbergh, 't welck den 30en dito noch al aanhield tot omtrent half voormiddagh, doen begond af te nemen ende 't luchjen uytten N.Westen labber te coelen. Ultimo dito, heel warm ende stil sonneschijn-weer, 't luchjen variabel. |
|