Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendJulius anno 1653Adij, primo dito, doncker, dijsigh, stil, cout weer. 2e dito, cout, windrigh weer uytten Z.Westen ende somtijts eenige regenvlaeghjes als gister, sijnde veele walvissen in de bay. Insgelijcx den 3en, 4en ende 5en dito. Hebben oock, dewijle noch redelijck van victualie versien sijn om 't volcq te spijsen, deselve boven haer dagelijcx werck, voor wat aracq ende taback, noch opgeleyt endeGa naar voetnoot1. aenbesteet 't nieuwe craal voor de beesten, achter dicht onder 't fort, met een vaste borstweer hoornwercxwijseGa naar voetnoot2. met soodenGa naar margenoot+ fray op te trecken, omme 's nachts binnen 'tselve afgesloten ende sonder ander buytenwacht als de koe- en schapenhoeders bewaert te cunnen blijven. Insgelijcx oock de oude craal (lustich van de beesten doormest ende al te groot sijnde om soodanich af te bolwerckenGa naar voetnoot3.) tot een thuyn te prepareren, sijnde reede fray met diepe sloten vol water omgraven; soo mede noch een ander goet stuck lants, recht achter 't oude crael ende besijden den ouden thuyn, aen malkander vast, ende heel fray, mul ende wat santachtighe aerde, recht bequaem wesende tot raepen en pattatissenGa naar voetnoot4., etc., die in den ouden thuyn soo wel niet voort willen, maer beter totGa naar voetnoot5. cool ende wortelen is, sullende oock seer gemackelijck het water uyt den ouden thuyn in desen nieuwen thuyns sloten om te leyden wesen. Aen allen 't welcke met goeden ijver, boven 't ordinarie werck aen de fortificatie, dapper g'arbeyt wort, sijnde gister de laeste aerde op de punct den Oliphant gebracht, waermede 't gantsche fort ende alle de vier puncten haer volcomen hoochte hebben van aerde, mancquerende maer noch de 2 puncten Walvis ende Oliphant met sooden van buyten voor 't afregenen wat op te trecken, dat binnen weynich dagen oock hoopen te volbrengen, ende dan vorders maer de pleynen binnen, ende den barmGa naar voetnoot6., etc., buyten 't fort (wat ongelijck ende heuvelich leggende) te egualiserenGa naar voetnoot7.. Ondertusschen laten dagelicx mede houthacken tot de kalckoven, ende, van de | |
[pagina 146]
| |
balcken uyt 't bos gecregen, 't brantvrij packhuys prepareren, daer Maendach aenstaende, met liefGa naar voetnoot1., oock aen begonnen sal worden te metselen, ende den steen door een hier gemaecte wagen van hout uyt 't bosGa naar voetnoot2. met ossen toegebracht worden, leggende omtrent 60 roeden van 't fort aff, daer den steen met koevoeten seer facil uyt d' aerde laten graven, ende rede soo veel in voorraedt leyt als tot de muragie van verschreven packhuys nodich hebben, 't welcke op te trecken de metselaersGa naar margenoot+ voor een vrolijcken daghGa naar voetnoot3. na voltoyingh in 5 weecken aenbesteet is, omme dan aen de geprojecteerde catGa naar voetnoot4. binnen 't fort (redoutswijse op te maecken) te mogen beginnen, ende alsoo door Godes hulpe, voor de compste van de retourvlote, alles claer ende in esseGa naar voetnoot5. te hebben, latende oock expres, soo seere als voorschrevenGa naar voetnoot6., haesten met de thuyn gereet te crijgen om 't saet uyt 't patria te verwachten, mogelijck sijnde ende vroech genoech becomende, in de aerde ende vruchten van te mogen hebben tegen de compste van de retourvloote, t' haerder nodige verversinge, waertoe willen hopen al goet deel beesten mede sullen becomen, hebbende nu noch voor de uytcomende schepen op voorraet in de 80 koebeesten ende over de 130 schapen, jongh ende out, daer alle weecken omtrent 2 pondt schoone, gele boterGa naar voetnoot7. af crijgen, ende veele met jongen sijn, dagelijcx (namentlijck de schapen) werpende; wesende bovendien oock cool, biet, radijs ende veele andere groente doorgaans in den thuyn overvloedigh, ende begint de cropsla, etc., mede haer tijt te crijgen, invougen de schepen die nu aenquamen overvloedige verversinge vinden soudenGa naar voetnoot8.. De verckens, duyven ende hoenders beginnen oock vry beter als verleden jaer aen te teelen, gelijck insgelijckx van de gansen ende eenden, uyt de retourvlote becomen, mede te hopen is, ende meenen voor aenstaende weecke in de thuynen (bequamer plaetse, beschut van alle winden, gevonden hebbende) oock wat lant te prepareren om taruw, garst, erten ende boonen te sayen ende te proberen of daer wassen sal willen, dat te wenschen ware, alsoo de harde winden (vermits de hoochte der duynen) daer aen 't saat soo geen schade sal cunnen doen. Den handel met d' inwoonders, vermits hier nu teGa naar voetnoot9. natten, couden weer is endeGa naar margenoot+ daeromme met al hun vee ende havenGa naar voetnoot10. wegh sijn, staat tegenwoordigh stil daer tegen 't aenstaendeGa naar voetnoot11. goede hope op hebben, ende tot welck een ende ander ons d' Almogende met sijn H. zegen wil bijwoonenGa naar voetnoot12.. Amen. Sondagh, den 6en, ende 7 dito, cout, vuyl, mottigh, regenachtigh weer ende westelijcke windt. 8en dito, wint als vooren, met sonneschijn, lopende op den namiddagh Z.Oost, vrij stijff doorcoelende tot na midnacht, doen begont te stillen, wesende | |
[pagina 147]
| |
den 9en seer schoon, lieflijck, stil, warm sonneschijn-weder ende in 't optrecken van de Oliphantspunt met soden ijverich besich, mitsgaders de bay heel vol walvissen, insgelijcx den 10 dito, sayende in de thuynenGa naar voetnoot1. wat taruw, garst, haver, erten, bonen ende cadjangh om te proberen off daer (van de harde winden wat meer als hier beschut) beter sal willen voortcomen ende rijp worden. 11en dito, fray weder met een N.oostelijck coeltjen. Is 's morgens voor daghGa naar voetnoot2. eens heen gevaren den schipper van 't galjot, nevens den bouckhouder Verburgh, met de Biscayse sloep buyten den Leeuwenbergh om na seecker bayken, voor dato over lant achter den Tafelbergh ontdeckt ende bij ons, vermits de schoone bosschagie aldaer sijnde, genaemdt de HoutbayGa naar voetnoot3., met ordre omme dito bayken na behooren perfectelijck eens af te diepen ende speculeren of oock bequame berginge voor alle winden ende goet incomen voor gemelte galjot ende andere schepen sij, of misschien vandaer, per 't galjot, beter ende facilder timmerhoudt uyt dat bos als van hier over lant te crijgen ware. 12en dito, heel dijsigh, stil weer, waerom den schipper ende bouckhouder verschreven over lant uyt gemelte Houtbay wederom thuys quamen, de sloep daer gelaten hebbende, met ordre aen 't volck om claer weer in te wachten ende dan mede buyten omGa naar voetnoot4. hier te comen. Deselve rapporteerden, dat 't galjot in dito bayken (niet groot wesende) voor alle winden coste beschut leggen op 4½, 2 ende 3 vadem schoone santgront, soo verdeGa naar margenoot+ in ende achter een hoeck aan de Noortsijde dat geen see sien souden, wesende vorders de bay wel in te comen ende overal in deselve schoone santgront, beter als in dese Tafelbay, soo bij de aenteyckeninge (door den schipper voorss. daervan gemaect) nader te sien isGa naar eind(a). Sondagh, den 13en dito, fray weer, de wint variabel. Sonden den stuirman van 't galjot met noch 3 andere bij hem over landt na verschreven baye, nevens victualie voor 't volck van de sloep, omme dat vandage niet gecomen waren, welcke luyden hun halffwegenGa naar voetnoot5. over landt in 't gemoet quamen, de sloep op 't landt gehaelt hebbende. Des den stuirman, sijn wegh vorderende, deselve na dito baye mede wederom nam, om morgen, goet weer sijnde, na onse last, met de sloep buyten om in dese bay te comen. 14en dito, stil sonneschijn-weer. Is den stuirman met de sloep heel gemackelijck thuys gecomen, ende gaven noch desen avont 't galjot de Roode Vos sijn affscheydt na 't Robben-eylandt om schelpen tot de calckoven te halenGa naar eind(b), maer den 15en dito, de wint uytten N.Westen vrij wat aencoelende, bleef g'obsteertGa naar voetnoot6. (als sijnde contrarie wint) ten eynde voormelt onder seyl te gaen, drayende 's nachts | |
[pagina 148]
| |
den wint heel nae 't Z.Westen, met extraordinarie harde hagel- ende regenbuyen, die soo vehement over 't hooft van den Leeuwenbergh quamen, dat scheen alles onder de voet te sullen wayen, houdende alsoo den 16en dito noch even hard aan, tot verleth in onse wercken, ende woeyen de schapententenGa naar voetnoot1., daer deselve 's nachts voor de coude in bewaert worden, t' eenemael wegh ende aen stucken. Insgelijckx oock den hoveniers huys buyten 't fort bij de thuynen, noch ongedeckt staende, plat tegen d' aerde neder, ende had 't galjot oock soo veel als afrijen conde. 17 dito was 't weer heel bedaert, met betogen lucht ende een N.oostelijck coeltjen, dat op den dagh variabel viel. Ga naar margenoot+ 18en dito, weer ende wint als vooren variabel, coste 't galjot noch niet t'seyl raecken. 19 dito, stil, warm sonneschijn-weer, maer seer coude nachten, avont- ende morgenstonden. Insgelijckx Sondagh, den 20en, 21 ende 22 dito, 't luchjen al uyt de westelijcker hant. Idem den 23 dito, met doncker, regenachtich weer, waerdoor 't galjot noch niet wegh coste, ende dierhalven 't volcq aen lant lieten comen om steen los te breecken uyt d' aerde voor de metselaers, tot de onderhanden hebbende packhuysen ofte magasijnen, etc. 24en dito, noch regenachtigh weer ende wint als vooren, tot retardement onser nodige wercken aen de fortificatie, etc., daer al mede veel toe doet de siecte onder 't volcq met dit natte weer in swangh gaande, cunnende qualijck ter degen oyt 40 mannen, met soldaten ende al, van al 't volck doorgaens aen 't werck houden. Edoch sullen 't aen de fortificatie nu haest t' eenemael ten eynde wesen. 25en dito, schoon, warm sonneschijn-weder ende N.westelijcke wint, contrarie sijnde voor 't galjot om na 't Robben-eylant ten fine voormelt te varen. Des de schipper ende stuirman 's namiddaghs aen lant lieten comen ende den Raad in deliberatie leydenGa naar voetnoot2. (dewijle sien dat den tijt vast deurloopt, sonder eenigen dienst van 't galjot ende ophebbende volck te trecken, ende ondertusschen, dagelijcx na alle comoditeyten ondersoeck doende, gevonden hebben hier langhs strant voor eerst schelpen genoech voor de te maken calckoven sullen becomen) of niet goet ware dat men, eer de tijt van de robbenvanghst aencompt, 't galjot eens na 't Houtbayken achter den Tafelbergh sondt omme te ondersoecken hoe het timmer- ende branthout vandaer te halen soude wesen ende wes meer aldaer af te speculeren vallen. Waerop na rijpe deliberatie eenstemmich geresolveert is de reyse na 't Robben-eylant om schelpen te staecken ende dito galjot, ten eynde voormelt, na genoemde Houtbay te laten varen ende, daer gecomen sijnde, over lant de weteGa naar margenoot+ aen ons hier in 't fort te laten doen, opdat wijGa naar voetnoot3. ons derwaerts mede te lande ver- | |
[pagina 149]
| |
vougen mochten, omme met de opperhoofden van 't galjot gesamentlijck op alles goede inspectie te nemen ende tusschenwijlen (om geen vergeefdeGa naar voetnoot1. reys te maecken) van 't volcq vooreerst 't galjot vol branthout (daer dichtbij strant genoech wesende) te laten hacken, alsoo 't selve tot de kalckovens hier ten hoochsten nodich hebben, ende daeromme alleene wel de pijne waert is dat cleyn reysken te laten doen, alsoo 't galjot voor alle winden in dito bayken can beschut leggen ende in 4 à 5 uyren, de wint eenichsints wat dienende, can overseylen. 26en dito, weer ende wint als voren, met betrocken lucht over 't geberchte. In den nanacht begont seer hard te regenen, soo datter veel water viel, houdende Sondagh, den 27 dito, noch al even seer aan met een Z.oostelijcke wint, daer 't galjot ten eynde voormelt mede onder seyl ginghGa naar eind(c), crijgende, soo haest buyten quam, een fray N.westelijck coeltjen met 't welcke hopen desen avont noch sal in de Houtbay gecomen wesen. 28en dito, fray, stil, warm sonneschijn-weer. Comen 's avonts 2 matroosen van 't galjot de Roode Vos over lant uyt 't Houtbayken achter de Tafelbergh, ons de tijdingh brengen dat dito galjot desen middagh omtrent 2 uyren seer gemackelijck daer g'arriveert was op schoone santgront achter een hoeck, fray beschut voor alle winden ende buyten 't gesicht van zee geanckert leggende, waerop datelijck alles lieten prepareren omme morgen selfs in persoon derwaerts te gaen ten eynde voorss. 29en dito, redelijck goet weer ende wat betrocken lucht wesende, is Van Riebeeck 's morgens vroech selfs in persoon nevens 12 g'armeerde soldaten over lant na verschreven Houtbay vertrocken, crijgende onderwegen een lustigen regen op 't lijf, sulcx dat 's avonts heel nat in de gemelte bay aen 't galjot quam ende bleefGa naar margenoot+ vernachten, hebbende de groote bosschagies alomme wel afgespeculeert, maer bevonden deselve ongeveer 1½ mijl van de strant aff ende de passagie soo steenich, heuvelich, berghachtigh ende mourassigh, dat niet mogelijck ware vandaer eenige houtwercken op strandt te crijgen. Anders, daer stonden de schoonste bosschagies van de werelt ende in deselve soo lange, dickGa naar voetnoot2., reghte houten als men souden mogen wenschen off begeeren. Edoch meenen dat in 't uytgaenGa naar voetnoot3., omtrent ½ uyr verder van 't fort, als daar in 't houthalen achter de Tafelvaley gemerckt hebben, apparent redelijcke gelegentheyt sal te vinden wesen om meerder houdt te becomen, dat, wederom thuyscomendeGa naar voetnoot4., met 't eerste bequame weder wat nader meenen te gaan afspeculeren. 't Is te verwonderen soo schoone bosschagies als alomme bij ende omtrent 't geberchte staat, jammer wesende dat geen bequamer wegen sijn door de heuvelachtigheydt om te halen. Soo bevonden mede overal de schoonste vlacke weylanden | |
[pagina 150]
| |
van de werelt, seer bequaem om te beplanten ende bouwen, vol wilt van harten, hinden, reetjes, steenbocken, elanden, bergheenden, gansen, patrijsen, phaisanten ende alderhande vinckGa naar voetnoot1., snippen ende cleyn gebeentGa naar voetnoot2., maer alles soo wilt, dat schier onmogelijck sijn te vangen. Dassen ende hasen vernamen boven in 't geberghte oock in groote abondantie, maar wisten haer onder de clippen soo diep in hollenGa naar voetnoot3. te verschuylen, dat ongenakelijck waren. 30en dito, betogen lucht met weynich regen. Is gemelte Riebeecq wederom aen lant gevaren met den schipper van 't galjot ende, uytsiende na 't een ende 't ander, heeft bevonden dicht aen strant, daer 't galjot stijf een musquetschoot aflagh ende drooghvoets heel bequaem aen lant te comen was, redelijck goet hout te staen om tot de calckoven te gebruyken. Des den schipper g'ordonneert is daer sijn galjot van te laden ende dan weder na de Tafelbay te comen. Ende dewijle hier niet anders meer bevonden te cunnen uytrechten, sijn weder nae huys gekeert langhs deGa naar margenoot+ zeestrant aen d' ander sijde van 't geberchte. Invougen gister ende vandage niet alleene den Tafelbergh, maer oock alle het geberghte achter ende rontsom denselven leggende, sijn omgewandelt, bevindende de zeekant overal seer bar ende clipachtigh tegen 't geberghte ende buyten, wat van 't lant af, vele verborgen ende uyt 't water steeckende clippen, daer de zee seer afgrijsselijck overal over ende tegen aenstorte, dan weynige ende seer cleyne hoeckjes santstrant hier en daer liggende, in dewelcke noch eenichsints soude cunnen lijfberginge gevonden worden voor 't volck van de schepen die op dese wal benaeutGa naar voetnoot4. waren. Ultimo dito, weer ende wint als vooren, met motregen, beginnende op den avont wat hart uytten Z.Z.Oosten te wayen. |
|