Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendJunius anno 16531 Pinxterdagh, primo dito, nat, regenachtigh weer ende wint uytten Westen. 2 pinxter, 2 dito, idem. Ende quam voor de middagh (Gode lof) hier wel ter rhede 't langh verwachte galjot de Roode Vos, sijnde den 19en September anno passato uyt Texel geseyltGa naar eind(a) ende den 26en October St. JagoGa naar eind(b) aengeweest om te verversen. daer den eersten November weder vandaen sijn vertrocken; den schipper Joris Meyndertss. den Ham tusschen 24 ende 25en dito ende den opperstuirman Cornelis Jacobss. Berckhoudt den 18en December overleden, mitsgaders den onderstuirman Elbert Corneliss.Ga naar voetnoot1. in derselver plaetse alsoo, door versterfGa naar voetnoot2., vervolgens gesuccedeert wesende, ende tot sijn hulpe als stuirman onderwegen aengenomen hebbende den bosschieter Crijn Janss. Swart, met denwelcken voornoemde galjot door Godes hulpe heeft terechte gebracht. Voornoemde gesuccedeerdenGa naar voetnoot3. schipper rapporteerden dat door verleydinghGa naar voetnoot4. van de compassen omtrent 3½ maandt hier omtrent de Cabo de Boa Esperance had leggen swerven ende 12 dagen geleden omtrent 70 mijlen benoorden de Caap te laagh vervallen is geweest, sijnde desselfs volcq vrij veroudert ende eenige heel sieck, derhalven terstondt ¼ van een os met wat Hollantse biet ende cool (overvloedich in den thuyn sijnde) tot verversinge aen boort sonden, leverende ons over de brieven van d' Ed. Heeren Bewinthebberen ter Camer Amsterdam, dat de dubbeldenGa naar voetnoot5. waren van de vorige met 't galjot de Vos ende 't jacht de Haes ontfangen. Ga naar margenoot+ 3en dito lieten onse Raadt beroepen in welcke besloten isGa naar eind(c), alhoewel d' opperhoofden in Persia ende SuratteGa naar voetnoot6. de tijdinge van den Engelsen oorloge over d' een of d' ander wegh, ja selfs wel van Batavia, misschien al sullen becomen hebben, echter 't galjot de Swarte Vos na d' ordre onser Heeren Meesters met derselver advys aen de voorn. opperhooffden na GamronGa naar eind(d) of Suratte voorts te senden off sulcx misschien gemist wareGa naar voetnoot7.. Wijders in bedenckinge genomen of men empassantGa naar voetnoot8. met beyde de galjots de plaetsen om desen hoeckGa naar voetnoot9., daer die van Mosambique haer gout handelen, souden cunnen ondersoecken, is verstaen, vermits de schippers ende stuirluyden meenen | |
[pagina 143]
| |
daerdoor de reyse na Persia off Suratte te veel soude verachtert worden, sulcx uyt te stellen tot nader ordre van onse Heeren Meesters uyt 't patria. 4en dito, fray, bequaem weder. Is 't volcq van 't galjot de Vos doende geweest met water ende branthout te halen. 5en dito, idem. Is bij den Raadt beslotenGa naar eind(e) 't galjot de Swarte Vos op den 9en deser te laten vertrecken, ende ondertusschen den gesuccedeerde schipper ende stuirman van 't laest aengecomen galjot de Roode Vos, in Rade versoeckende verbeteringe in hare gesuccedeerde ende bedienende plaetse, sijn deselve, namentlijck Elbert Corneliss. Kes eerst van onderstuirman tot opper dito ende alsoo volgensGa naar voetnoot1. tot schipper bij overlijden gesuccedeert, toegeleyt bij halveringeGa naar voetnoot2. 50 guldens 's maents met d' absolute qualité van schipper, ende Crijn Janss. Swart, als voren, van bosschieter tot de onder- ende opperstuirmans plaetse gesuccedeert, toegevoecht 26 guldens 's maents met de absolute qualité van onderstuirman, als breder is blijckende bij resolutie ende derselver actens daervan verleendt. Hebbende oock, om d' een schipper soo veel voordeels te laten als d' ander, dewelck elck even graech van de Caep verlostGa naar voetnoot3. ware, beyde de schippers van de Swarte ende Rode Vos tegen malkander bijGa naar voetnoot4. trecken van briefkens laten loten wieGa naar margenoot+ van beyde met 't galjot de Swarte Vos na Persia soude varen; 't welck den provisionelen schipper op de Swarte Vos selfs te beurt is gevallen, invougen die met de Roode Vos gecomen, op 't selve alhier aen de Caep sal blijven, latende den stuirman van de Swarte Vos ('t vaerwater deser custen ervaren) op de Roode Vos overgaen ende die van de Roode weder in plaetse op de Swarte Vos, opdat yder mochte versien blijven van persoonen tot elcx reyse ervaren. 6en dito, schoon weer met nevelachtige lucht. Den provisionelen schipper, Gerrit Abelss., versoeckende om de absolute qualité hem van d' Heer Demmer mondelingh op desselfs vertreck belooft, is bij den Raad, dewijle bij lotinge met de Swarte Vos is te beurt gevallen de reys na Persia of Suratte te doen, toegeleyt als den vorige schipper van de Rode Vos, 50 gl. 's maents met de formele qualité van schipper, waervoor hunnen tijt gehouden blijven aen de Compagnie ten vollen uyt te dienenGa naar eind(f). Heden is een matroos, genaemt Cornelis Class. van Haerlem, overleden van den rooden loop, daer nu al eenige dagelijcx van invallen, gelijck vergangen jaer om dees tijt oock geschiet is, leggende het sieckenhuys al heel vol, dat veel wijn ende vars vlees consumeert. Desen man wiste ons alle dagen veel patrijsen, in meenichte hier wesende, te vangen soodat aen hem al wat verliesen. 7en dito, schoon, helder sonneschijn-weder, 't luchjen uyt N.Westen. Sondagh, 8en dito, nat, vuyl, regenachtigh weer ende Z.Westewindt. 9en dito, fray, drooch weer met Z.Ooste-buywinden. Hebben op dato 't galjot | |
[pagina 144]
| |
de Swarte Vos sijn affscheyt gegeven ende onse pampieren aen d' opperhoofden van Parsia off Suratte ter hant gesteltGa naar eind(g), waermede noch in de voornacht uyt dese Tafelbay is t'seyl gegaen. D' Almogende wil haer behouden reyse verleenen. Amen. Ga naar margenoot+ 10en dito, schoon, drooch sonneschijn-weder, 't luchjen variabel. Hebben sedert 5 à 6 dagen herwaerts 19 stucx jongh ende oude schapen geruylt, ende quamen vandage oock al weder eenige inwoonders met 11 stucx koebeesten, jongh en oudt, nevens 2 schapen, die hun voor coper, tabacq ende pijpen afhandelden. 11 dito, weer ende wint als vooren. Cregen alle dagen 2 à 3 balcken uyt 't bos, dewelcke op een gemaecte timmermanswagen van 2 wielen door ossen laten trecken, seer fray ende gemackelijck gaende, ende alle dagen een tochjen doende met 2Ga naar voetnoot1. ossen, teffens hebbende 8 stucx die daertoeGa naar voetnoot2. houden, ende gewennen om malkanderen te vervangen. Waren sedert 3 à 4 dagen herwaarts al weder 7 à 8 siecken in 't sieckenhuys gecomen. Schijnt om dees tijt van 't jaar wat ongesont valt, insonderheyt voor de nieuwelingen, veele aan sware coortse ende loop raackende. 12 dito, even schoon weer. Sijn eens na 't bos gegaan, daer de timmerluyden doende waren met hout te prepareren, stellende ordre dat deselve overmorgen thuys comen ende blijven souden omme de houtwercken tot het packhuys gereet te maecken ende op te stellen, etc. 13 dito, fray weer met betogen lucht ende stilte. Waren sedert eergister al weder 5 à 6 persoonen aen de coorts ende loop geraect, welcke plagen dapper onder 't volck beginnen te domineren. 's Nachts begondt vrij hardt te wayen uytten Z.Oosten. 14 dito, noch al aanhoudende ende omtrent middaghGa naar voetnoot3. weeder afneemende. Sondagh, 15 dito, fray, helder ende sonneschijn-weder. 16 dito, idem. Hebben op dato 3 koebeesten geruylt. 17e dito, N.westelijcke coelte ende betogen lucht. 18 dito, stil, mistigh weer. 19 dito, heel onstuymich, buyachtigh weer uytten Z.Westen met harde slaghregenen. Ga naar margenoot+ 20en dito, idem, regenachtigh ende buyigh weer uyt de westelijcke hant, edoch soo ongestuymich niet als gister. 21 dito, weer ende wint als voren, met gestadigen regen ende N.westelijcke coelte. Sondagh, 22, 23 ende 24 dito, weer ende windt als vooren. 25 dito, ongestuymich, regenachtigh weder, met veel buywinden uytten N.Westen. Waren sedert eenige dagen al weder 5 à 6 persoonen sieck geworden, soodat het sieckenhuys al gestadigh meest vol blijft. 26 dito, fray, bedaert weder ende wint als voren, met coude, betogen lucht. | |
[pagina 145]
| |
27 ende 28e dito, schoon, claar sonneschijn, met stilte. Idem Sondagh, den 29en, 30 dito, wesende alle dagen de bay vol walvissen; ende soo wij backen ofte bequamen vaten hadden om den traan te bergen, souden met onse eene sloep ende 't schuytje van 't galjot al eens ondernomen hebben een te vangen, daer dese dagen (vermits het stille weer) schoone kans toe scheen. Maer als al een vingen, souden met den vis verlegen wesen, vermits, als geseyt, geen raat weten om den traan te bergen, waertoe ons niet bequamer is als cement ende calck om steene backen onder d' aerde te maacken, tot den robbentraen oock nodigh vereyssende. |
|