Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendNovember anno 1652Primo do., wat beter, edoch tegen den nacht wederom eeven onstuijmigh weder uijtten Z.Oosten als vooren, ende den 2 do. noch al even hardt aenhoudende. Hebben vandage het rantsoen broot ½ pontGa naar margenoot+ vermindert ende in plaetse van 3½ pont maer 3 lb. ijder man gegeven, waerbij calculeren noch qualijck 4 maenden sullen cunnen strecken. Soo hebben mede elck een halff vadem taback voor haren boven ordinarissenGa naar voetnoot8. gedanen arbeijt gegeven. Ende vermits door 't harde weder niet costen aen de fortificatie arbeijden, 't volck omGa naar voetnoot9. coemest, omtrent 1½ mijl van hier in abondantie leggende, laten halen om onse thuijnen mede te mesten ende bequaem te maecken. 3 do., smorgens fraij, bedaert weder met sonneschijn tot tegen den avont, doen 't | |
[pagina 80]
| |
wederom uijtten Z.Oosten soo hard ende affgrijsselijck begond te waijen dat wij dachten ons gansche woonhuijs om vert soude gewaijt hebben, onaengesien met 8 à 9 stercke joffersGa naar voetnoot1. onderstut was, welck ons den ganschen nacht seer besorgelijckGa naar voetnoot2. heeft gevallen, tot den 4 do., als wanneer 't harde weder vrij affnam ende schoone, warme sonneschijn werde, wesende veele van onse vruchtenGa naar voetnoot3. die wat hoogh boven d' aerde stonden, als erten, boonen, garst ende taruw, tot ons groot verdriet van de stercke wint onder de voet gewaijt ende totaliter bedorven, mitsgaders de nieuwe corps du gaerdeGa naar voetnoot4. die maer 12 voeten met dack ende al (2 voeten minder als de wal ende borstweer) hoogh is, 2 à 3 stijlen ende balcken aen stuck ende over een sijde gewaijt, dat heden weder lieten repareren. 5 do., wint N.West, met redelijck warm weder. Hebben heden een goede zooGa naar voetnoot5. vis aen strant gevangen, omtrent 800 stux in 't getal, waermede wederom 2 dagen costen strecken. 6 do., wint als voren met warme sonneschijn. Ga naar margenoot+ 7 do., idem, doch wat couder; ende bevonden onse pompoenen cortelingh gesaijt in den thuijn dicht onder 't fort seer fraij ende wedrighGa naar voetnoot6. boven d' aerde opcomen; willen hopen tot volle wasdom sullen geraecken. 8 do., smorgens regenachtigh weder, wint ut supra tot smiddaghs, doen 't wederom seer hard uijtten Z.Oosten begond te stormen met soo harde, sware buijen ende stoten over den Taeffelbergh vallende off bijnae formele donderslagen waren, geduijrende tot den 9 do., als wanneer 't op den nademiddagh wat, doch weijnigh, stilder wiert. Sondagh, den 10 do., heldere sonneschijn wesende, uijtten selven hoeck even hardt bleeff waijen, nemende tegen den nacht meer ende meer toe tot groot retardementGa naar voetnoot7. onser nodige wercken aen de fortificatie, etc. 11 do., insgelijckx, wordende tegens den avont wat stilder. Ende bevonden op dato weder wel 24 persoonen in 't sieckenhuijsGa naar voetnoot8. te coije te leggen, clagende meest alle seerGa naar voetnoot9. van groote pijne door de leden, die hun scheenen als aen stuck geslagen te wesen - dat niet te verwonderen is, vermits den continuelen arbeijdt ende outheijtGa naar voetnoot10. der vaderlantsche cost, welcke soo sober wort dat men de luijden voortaen nergens nae haer nootdrufft, veel min hun becomsteGa naar voetnoot11. can geven; ende als 't eenighsints quaet weder is ('twelck hier dickwils gebeurt) isser niet een visch te vangen, daertoe onse zegen (die maer één hebben gehadt) almede door d' outheijtGa naar voetnoot12. heel onbequaemGa naar margenoot+ begint te worden, ende met stoppen ende boetenGa naar voetnoot13. genoech te doen hebben om bij den anderenGa naar voetnoot14. te houden. Des soo Godt de Heere niet haest gelieft ontset te schickenGa naar voetnoot15. | |
[pagina 81]
| |
door aenbrengingh van beesten bijGa naar voetnoot1. dese inwoonders, off arrivement van scheepen uijt 't patria (op welcke, vermits den verloop des tijts, vooreerst noch weijnigh hope is), staet het geschapen, dat wij door machteloosheijt van 't volck, 't werck haest voor een tijt sullen moeten staecken, want erten, gort, vleijs ende speck loopt heel op 't lest, tot streckinge van 'twelcke onse goede vischvanghst somtijts al veel geholpen heeft, hadden anders al deur onse victualie geweest, alsoo tot dato noch in alles niet meer als drie koebeesten ende 4 schapen van de inwoonders hebben cunnen becomen, wiens vuijren aen d' oversijde van de baij in 't geberchte weder hebben sien branden. Willen hopen Godt de Heere sal geven dat ons haest met overvloet van vee sullen bij comen, waertoe den Hottento Herrij goede hope schijnt te geven, seggende dat die vuijren SaldanjamanGa naar voetnoot2. is met al sijn vee, vrou ende kinderen op comendeGa naar voetnoot3. wege herwarts wesende. 'Twelck Godt geve. Amen. 12 do., wint Noortwestelijck met warm sonneschijn-weder, comende savonts een seer couden, vuijlen, stinckenden mist uijtter zee oprijsen. Den 13 do., insgelijckx als gister, maer betoont die mist hier doorgaens goet weder, als voor dato meermael geexperimenteertGa naar voetnoot4. hebben. Smiddaghs over taeffel, metten Hottento Herrij (die wat gebroocken Engelss spreeckt endeGa naar voetnoot5. dagelijckx van onse taeffel spijsen om hem te meer genegen te maecken) in discours wesende ende hem wat nauw ondervragende, gelijck meermalenGa naar margenoot+ gedaen hebben, na de gelegentheijt van de verscheijdentheijt der inwoonders deser plaetse, wiste ons door teijckens ende halfftaeligeGa naar voetnoot6., gebroocken Engelsse woorden te beduijden ende te verstaen te geven, dat hier in de Taeffelvaleij jaerlijckx driederleij soorte van menschen quamen, van eenderleij habitGa naar voetnoot7. ende maniere wesende, namentlijck sijlieden welcke Strantlopers ende boven 40 à 50 (soo tot noch toe cunnen vernemen) in getal niet en sijn, onder haer genaempt na derselver geleende gebroocken Engelse spraecke: WatermanGa naar voetnoot8., omdat van mosselen leven, die uijtte clippen halen ende eenige worteltjens uijt d' aerde, sonder vee altoosGa naar voetnoot9. te hebben. De tweede soorte waren die van Saldanha, onder haer genaemt SaldanjamanGa naar voetnoot10., die alle jaren met ontelbare coebeesten ende schapen hier verschenen. De derde soorte waren bij hem genaemt VismanGa naar eind(a), welcke na 't vertreck van Saldanhaman mede met koebeesten alleen, sonder schapen, hier quamen ende hun generende met de visserijen, sonder vaertuijgh, langhs de clippen met vislijntjens daer se seer gretigh nae sijn - tegen welcke Visman (omtrent 4 à 500 sterck) dese Watermans ende Saldanjamans, nae Herrij's seggen, continuelen oorlogh hadden, | |
[pagina 82]
| |
ende malkanderen alle affbreuck sochten te doen, daer se conden off mochten. Ende na denselven ons wijders te verstaen gaff, soude men Waterman ende Saldanhaman groote vruntschap doen, als wij Visman wilde sien door practijcq van schoon samblantGa naar voetnoot1. tot ons te locken om quansuijs (gelijck jaerlijcks gewoon sijn) voor coper hun beesten aff te handelen ende dan, met vrou ende kinderen alsoo in ons macht crijgende, om te brengen ende haer vee tot ons te nemen: waertoe sigh gelietGa naar voetnoot2. al deGa naar margenoot+ Water- ende Saldanjamans hun macht ende vermogen tot hulpe wel soude genegen sijn te contribueeren. Op welcke hem onse genegentheijtGa naar voetnoot3. voor als noch niet lieten blijcken, maer antwoorden, als dat volck quam, dat alsdan souden sien wat se waren; ondertusschen hem echter met schoone samblanten soo veel dienstigh is de cap vullendeGa naar voetnoot4. ende na de mont pratende, om metter tijt meer ende meer ervaringe ende openheijtGa naar voetnoot5. van 't een ende 't ander te mogen crijgen. Na denselven wijders te kennen gaff, souden dese Visman altijt bedectelijck ende schuijlende voor Saldanjaman reijsen, geen vuijren gelijck Saldanhaman dervende branden, off als de SaldaniërsGa naar voetnoot6. haer vuijren vernamen (welcke ontelbaer in menichte van volck sijn) sochten hun altijt te attraperen, voor wien Visman oock dapper bevreest waren, woonende over 't geberchte beoosten de Caep na de Baija do SambrasGa naar voetnoot7.Ga naar eind(b) ende die wegh uijt, ende Saldanjaman om de West ende Noort van hier na de baijen van Saldanha ende St. Helena, daer 't jacht jegenwoordigh heen is om handel, etc., te soecken, wesende Watermans geduijrige woonplaetse in dese Taeffelvaleij, ende achter de Leeuwen- ende Taeffelbergh. Ende meergenoemden Herrij hout hem alleen bij ons met vrouwen ende kinders om de Comp., soo veel in hem is, als tolck te dienen, sijnde sijn volck, de Watermans, achter den Leeuwenbergh ende Taeffelbergh vertrocken, daer sij hun soecken te generen van de mosselen uijt de clippen ende worteltjens die se met lange, scherpe, ronde ijsersGa naar voetnoot8. ende groote moeijten uijt d' aerde stickenGa naar voetnoot9., van smaecke wesende als suijckerwortel, ende de gelijckenisse hebbende als Japanse wortel-nisi, daer se menige luijden voor aengesien hebben; maer den Japansen nisi, bij onsGa naar voetnoot10. volcomen van smaeck en geur bekent sijnde, bevinden deselve wel de formele gelijckenisse, maer de minste geur offGa naar margenoot+ smaeck van dien te hebben; souden anders al getracht hebben partye voor d' E. Comp. op te samelen, alsoo op Batavia, Tajouan, Toncquin ende QuinamGa naar eind(c), onder Chinesen, Tonquinders ende Quinammers ofte Coutchin-Chinders den nisi seer getrocken isGa naar voetnoot11. ende dickwil wel 50, 60 à 80 TeylGa naar voetnoot12., na se goet is, 't cattijGa naar voetnoot13. plaght te | |
[pagina 83]
| |
gelden. Des wel te bedencken is, alsset de rechte soorte was, wij wel geerne souden trachten d' eere te hebben van d' E. Comp. sodanige proffijten aen te jagen; edoch dat tot noch toe niet ondervonden is, hopen door naerstigheijt na te vorssen ende metter tijt te ervaren. Waertoe den Almogenden sijn genadigen zegen wil verleenen. Amen. 14 do., weer ende windt als voren met mist ende N.westelijcke labber coelte, waermede 't jacht de Goede Hoope hier ter rheede retourneerden met een fraije ladinge van 2700 stux extraordinaire schoone, wel gedrooghde, robbenvellen, gevonden op een eijlantjen in de Baije van Saldanha, fraij op den anderen gestapelt, apparent verleden jare bij seecker Frans scheepjen door de meenichte niet cunnende weghvoeren, daer gelaten, 'twelckGa naar voetnoot1. aen St. Helena bij de vlooth van d' Heer van der Lijn was geweest, ende den schipper Sijmon Turver mede aldaer present sijnde, kennisse van heeft dat sighGa naar voetnoot2. beroemt hadde desselffs ladinge wel een tonne gouts waerdigh te wesenGa naar eind(d). Na 't schijnt aen alle de gereedtschappen daer gevonden, souden de Francen (wiens hutjens noch eenige, van walvisribben ende robbenvellen gemaeckt, daer stonden) veele moeijten om gemelte vellen gedaen hebben, alsoo dese soo helder ende schoon sijn gemaeckt aen de bloote sijde, dat de minste verrottinge niet cunnen onderworpen sijn, wesende met leertouwersgereedtschappenGa naar voetnoot3. (daer noch ijts vanGa naar margenoot+ stonde) soodanigh toebereijt ende nae 't schijnt met leertouwersmessen op een boom al het vet gladt affgeschaefft ende fraij met pennen uijtgespannen, opgedrooght ende op den anderen gestapeltGa naar eind(e); ende ten ware door de groote harde winden van malcanderen waren gewaijt ende door den regen verdorven, soude noch wel 2 mael soo veel gebracht hebben, edoch sijnder na des schipper ende boeckhouders rapporten genoegh te crijgen van de robben, in ontallike meenighte op Ilha Elisabeth off 't Dassen- ende seecker ander eijlandeken in 't incomen van de baij haer onthoudendeGa naar voetnoot4., maer hebben daertoe cloeck volck van doenGa naar voetnoot5. om de robben te dooden, alsoo heel groot sijn, ende wanneer niet wel geraeckt worden een gauw man cloeck genoech vallen om aff te maeckenGa naar voetnoot6.. Des met 't jacht wederom gecomen was, om sigh met wat meerder ende cloecker volck, nevens eenige meerder gereetschappen van kneppels, etc., te versien, hoedanige bequame kneppels hier uijt 't bos (anderhalff mijl van 't fort gelegen) genoech te becomen sijn, die wij met ysere banden aen de eijnden meenen te beslaen, tot voorcominge van 't splijten (door 't slaen op de robben hare harde coppen te vreesen) gelijck mede eenige leertouwersboomen uyt do. bos te halen ende messen tot behulpGa naar voetnoot7., voor eerst van ijserhoepen offte staven, soo best cunnen, te maecken, ter tijt degelijcke uijt 't vaderlandt cunnen ontbieden omme, mogelijck sijnde, tegen de comste der retourvloote uijt India noch een | |
[pagina 84]
| |
redelijck cargasoentjen van do. vellen op voorraedt te hebben ende nae 't patria te mogen senden tot preuve, alsoo ons inbeelden om haer deughts willeGa naar voetnoot1. veel gelts sullen waerdigh sijn. Ga naar margenoot+ Als geseijt hadden sijlieden op Ilha Elisabeth offte Dassen-Eijlant cnde noch een ander cleijn eijlandeken in 't incomen van de baij, soo machtige meenichte van robben gevonden, dat ongelooffelijck scheen, ende soo derselver vellen (gelijck aen haer deught, als geseijt, wel vertrouwen) een rijxdaelder off 3 guldenGa naar eind(f) ijder waerdigh sijn, isser apparentie om schoone proffijten te bevarenGa naar voetnoot2., behalven den traen die der mettertijt mede van te comen staet, alsmede van den handel welcke d' opperhooffden des gemelten jachts vermeenen daer beneffens dien bij tijt ende wijle oock vallen sal, hebbende nu niet veel volckx vernomen ende maer 2 schaepen ende een hertjen 2 à 3 gehandelt, nevens weijnigh struijsveren; maer hadden do. inwoonders met gebroocken Francen ende Engelse woordenGa naar voetnoot3. te verstaen gegeven dat eenige dagen te landewaert in mosten gaen om haer mackers advertentie te doen van 't schip, die dan affcomen souden om met haer te handelen, waervan oock te beduijden wisten veele met haer vee, vrouw ende kinderen na de Caep vertrocken waren op tijdinge vandaer gehadt datter volck was comen woonen welck veel coper hadden, daer se machtigh graegh nae sijn, insonderheijt nae platen, maer 't draet achten nergens nae soo veeleGa naar voetnoot4.; des in toecomende meest van vasenGa naar voetnoot5. off platen geel coper sullen dienen geprovideert. In do. Baije de Saldanha, welcke N.N.West 16 mijlen van hier ende omtrent 5 mijlen landewaert in, diep, ende voor alle winden fraij besloten leijt, haddenGa naar voetnoot6. geen goet versch water ende 't lant seer dor ende schrael bevonden, bij dese Caep wegenGa naar voetnoot7. de bequaemheijt der landerijenGa naar voetnoot8. voor aenGa naar voetnoot9. in geen comparatie comende, edoch hoe 't diep te landewaert in gelegen was, hadden noch niet ondernomen teGa naar margenoot+ ontdecken. De Baije van St. Helena omtrent....Ga naar voetnoot10. om de....Ga naar voetnoot10. lager aff leggende, hadden oock besocht met groot prijckel, vermits de meenichte clippen, rudsenGa naar voetnoot11. ende revenGa naar voetnoot12. langhs de cust van de Baije de Saldanha tot daer gelegen, ende bevonden deselve geen formele baije maer slechts een inham te wesen, voor verscheijde ende insonderheijt de Noorweste winden geheel open, vol rudsen ende vuijle clippenGa naar voetnoot13., mitsgaders door de harde aenbrandingh met stil weder bijnae onmogelijck om met | |
[pagina 85]
| |
schuijten off boots te landen, waeromme die baije meer te besoecken sullen staecken, ende maer ons werck voor eerst maecken om voors. jacht metten eerstenGa naar voetnoot1. weder na de Baije van Saldanha te senden, tot opgaderinge van quantité robbevellen tot cargasoenGa naar voetnoot2. voor 't patria, waertoe ende andere saecken meer tot Comps. proffijt streckende, den Almogende sijnen zegen gelieve te verleenen. Amen. Wat wijders by d' opperhooffden des gemelten jachts op de reijse verright ende ervaren sij, is uijt derselver gehouden dagelijxe aenteijckeninge 'tsedert hun vertreck largo nae te lesen, ten welcken eijnde deselve haer hebben affgevordert, ende hieronder tot nader speculatie g'insereert, luijdende van woorde tot woorde als volcht. | |
(Kyk Bylaes I en II)Vooraengetoge opperhooffden des gemelten jaghts hadden ons oock mede gebrachtGa naar margenoot+ 5 dode ende 5 levendige dassen, van smaecke soo schoon ende delicaet als de beste capoen in 't vaderlant can wesen, geen haes off conijn eenighsints daerbij in comparatie comende; hadden oock geruijlt 3 à 4 zeekoe-tanden ende omtrent een hantjen vol struijsveren, voor wat taback.
Heden quamen weder eenige Saldanhars in 't fort, tijdinge brengende dat veele van haer volck met vrou, kinderen ende al hun vee dightebij waren, versoeckende voor hunne brengende tijdinge een tabackjen, daer hun mede beschoncken ende vrundelijck tracteerden om te meer aen te locken. Soo toonden haer oock partije plaetjens coper ende taback, daer seer graegh nae scheenen, hun niet genoech cunnende verwonderen over de groote quantité, hoope gevendeGa naar voetnoot3. binnen 2 à 3 dagen soo meenichte van koebeesten, schapen, etc., hier omtrent soude vernemen, dat noch wel coper ende taback (om deselve van hun te handelen) souden te cort comen. 15 do., wint ende weder ut supra. Hebben heden 1895 gedrooghde robbevellen uijt 't jacht aen lant gecregen, die desen dagh noch altemalen op de solderingh van ons woonhuijs (omme verrottingh voor te comen) lieten bergen. Savonts comen noch 4 andere Saldaniërs in 't fort, ons preadverterende van de comste der meenichte volckeren met al hun vee ten fine voorsz.Ga naar voetnoot4., biddende om een weijnigh taback voor de brengende tijdinge, dat hun geerne gaven tot meerder aenlockinge. 16 do., wint Z.Oostelijck ende warme sonneschijn wesende, hebben op dato wederom 821 do. vellenGa naar voetnoot5. uijtGa naar voetnoot6. jachtjen voorsz. aen lant gecregen, die mede op deGa naar margenoot+ solderingh bij d' anderen lieten bergen. Ende blijven de tuijniers ondertusschen vast besigh om wat wortelen in aerde, met mest toegemaeckt, te saijen, waervan 't goet succes metter tijt hoopen te ervaren. | |
[pagina 86]
| |
Savonts begond vry hard uijt de Z.Oostelijckerhant te waijen, geduijrende tot den Sondagh, 17 do. smorgens, doen 't weder warme sonneschijn wierde, ende de wint uijtten N.Westelijckerhant cregen; mitsgaders 5 à 6 van de voorhaelde Saldaniërs vertrocken met een tabackje tot een foij op hun gewoonlijck troggelachtighGa naar voetnoot1. versoeck, belovende niet weder herwaerts te keeren dan met al hun macht ende vee, daer haer minnelijck toe versochten; ende dewijl sulckx al verscheyden malen geseght hebben, schijnt vrij wat ongeloofflijck te wesen ende de saecke niet wel vast te staen. Edoch willen d' Almogende ondertusschen bidden hun herten tot ons genegen sal maecken, ende 't goet succes ons in corten te laten toecomen, alsoo 'tselve voor de dagelijxe invallende siecken (omme tot reconvalisatieGa naar voetnoot2. ende verquickingeGa naar voetnoot3. te comen) onder 't volck ten hooghsten van noden is. 18 do., smorgens dijsigh weder met N.Westelijcke wint als voren, edoch op den dach claer met warme sonneschijn. 19 do., weer ende wint als voren. Sont de schipper van 't jacht sijn volck na de soutpannen om sout, daer seer sober van versien was, comende savonts elck met een goede draght uijttermaten schoon wit sout t'huijs, nevens raport dat noch goedeGa naar margenoot+ quantiteijt te becomen was; alsoock dat daerontrent vernomen hadden ongeveer 40 à 50 Saldaniërs met wel een duijsent soo koebeesten als schapen, die morgen wilde bij 't fort brengen om coper voor te handelen, hebbende d' onse seer minnelijck bejegent ende met deselve in alle vruntschap een tabackjen gedronckenGa naar voetnoot4., etc. 20 do., wederom schoon weder sijnde met Z.Oostelijcke wint, hebben ons volck met haer 29enGa naar voetnoot5., daer onder 6 musquettiers, oock om sout uijtgestuijrt, onder opsighte van de boeckhouders Van den Helm ende Verburgh, die savonts met treffelijcke drachten wederom quamen, ende rapporteerden noch heel veel in de pannen bleeff, mitsgaders gelegentheijt was, alser volck toe gebruijckt cost worden, om jaerlijckx veele schepen mede affGa naar voetnoot6. te laden. Hebbende oock Saldaniërs met coebeesten op comende wege herwaerts vernomen, waervan eenige heden met 4 schoone coebeesten bij ons waren geweest, edoch soo duijr, dat niet hebben cunnen handelen, maer eenlijck wat goet tractement aengedaen, tot meerder aenlockinge. Savonts begond vrij hardt uijtten Z.Oosten te waijen, nemende tegen den nacht soo affgrijsselijck toe, dat meenden onse wooninge ende al wat hoogh boven aerde stont omvert soude waijen, geduijrendeGa naar voetnoot7. tot den 21 do., doen de harde wint wat, doch weijnigh, affnam. Ende sonden heden partije van ons volck om wat coemest te halen, omtrent 1½ mijl van 't fort in abondantieGa naar margenoot+ leggende, die tegen den middagh yder met een goede draght, nevens een Saldanies CapteijnGa naar eind(r), wederom quamen, rapporterende dat meenichte koebeesten ende | |
[pagina 87]
| |
schapen, etc., ontrent de Versse-Revier hadden vernomen, ende van de Saldaniërs minnelijck in hun hutten onthaelt ende met koemelck wel getracteert waren. Hebbende desen Saldanjes Capteijn (daeghs te vooren in 't fort geweest) met een van ons volck vooraff gesonden een delicaet schaep tot vereeringh aen 't Opperhooft, voordatGa naar voetnoot1. hem gister middagh met een tabackje ende wat andere spijse nobel getracteert hadden, gelijck desen middagh, nevens desselfs huijsvrou ende den Ottento Herrij (die wat gebroocken Engels spreeckt) mede dedenGa naar voetnoot2., ende do. vrou met wat coralen om den hals ende coperdraet tot armringen, nevens een tabackje in recompensGa naar voetnoot3. van 't schaep beschonckenGa naar voetnoot4., op hoope hem door onse cordiale ende goede tractementen te beter tot ons genegen ende gewent maecken soude. Deselve brachten oock haer eijgen spijse, namentlijck melck in groote ledere sacken mede, die met een quastjen off cleijne swabbertjen, bijnae een spetieGa naar voetnoot5. als van henpGa naar voetnoot6. gemaeckt wesende, opslobberden, seer speculatijff ende vremt om aen te sien. 22 do., heet sonneschijn stil weder. Quamen eenige Saldaniërs met 3 schapen voor 't fort, daerder 2 aff handelden, elck voor schaers soo veel dun coperdraet als 't schaep langh was, wegende omtrent ½ lb., ende ⅛ lb. taback toegift, samen monterende voor ijder schaep 6 stuijvers; 't derde, een weijnigh groter wesende, wilden eens soo veel voor hebben, daeromme niet costen in de prijs overeencomen om hunGa naar margenoot+ in geen quade gewoonte te brengen. Ondertusschen sijn d' adsistenten Van den Helm ende Verburgh, nevens noch 4 à 6 personen, met ons consent gegaen na den Saldanhasen Capteijn (op gister hier geweest) haer medegevende een goede houte doos vol gecorven taback ende wat pijpen om deselve te tracteren, nevens een stuck dick coperdraet, quansuijs in plaets van een rottangh, elck in de hant, om haer graegheijt nae 'tselve te vernemenGa naar voetnoot7., sonder nochtans eenige mineGa naar voetnoot8. van ruijlinge van beesten te thoonen; dewelcke omtrent 1½ mijl van hier, daer 't mostertsaet staet, bij haer comende, van den voorsz. oversten ofte Capteijn seer fatsoenlijck wierde willecom geheeten, ende allomme geleijt om den rijckdom sijner huijsen, 15 in 't getal wesende, nevens desselffs beesten ende schapen (wel 15 à 1600 bij den anderenGa naar voetnoot9. hebbende) te thoonen; na 't welcke hun in sijn huijs van matten (seer fraij ende redelijck groot gemaeckt) liet comen nedersitten ende, eenige vrouwen laten melcken hebbende, met melck minnelijck ende vrundelijck onthaelden, spenderende d' onsen wederom rijckelijck taback, haer ten dien eijnde (als geseijt) met schone pijpen, gekorven medegegeven. D' onsen hadden oock een tinne commeken metGa naar voetnoot10. genomen om melck uijt te drincken, daer den Capiteijn ofte oversten ende sijn vrouwen medeGa naar voetnoot11. uijt begeerde, | |
[pagina 88]
| |
Ga naar margenoot+ ende toegelaten wierden, te drincken, dat voor een groote eere van d' onsen aennamen, wesende seer graeghGa naar voetnoot1. na de stucken coperdraet in plaetse van een rottangh, als voors., in de hant hebbende, voor welcke eenGa naar voetnoot2. omtrent 5/4 lb. wegende een seer schoon vet calff, ende voor 3 do. stuckx een coebeest, presenteerden. Edoch gelieten d' onse haer offGa naar voetnoot3. sulckx niet te verruijlen was, maer bij 't fort comendeGa naar voetnoot4., genoech vinden souden bij 't Hollants opperhooft, die genegen was met hun in alle minne ende vruntschap te handelen; waerop den oversten belooffden morgen den Hollandtsen Capteijn in 't fort met beesten te comen besoecken. Desen oversten der Saldanhars werd van sijn volck dapper ontsien, ende veel werck aff gemaecktGa naar voetnoot5., wetende oock seer wel sijn reputatie te houden. Waren omtrent, met vrou ende kinderen samen, sterck 250 sielen, suijgende de kinderen aen d' euijren van de schapen daer se de moeders van achter tusschen de schapen haer benen aenleijden, seer soet ende speculatijff om aensien; hebbende hare hutten ofte huijsen fraij in een ronde cringhGa naar voetnoot6. besloten, daer <sij> de beesten tusschen beijden hielden, ende d'onsen te verstaen gaven, op die plaetsen soo lange souden blijven tot hun beesten 't gras daer opgegeten hadden, als wanneer met deselve ende hare huijsen bij 't fort soude comen, om haer beesten daerGa naar voetnoot7. soo lange te weijen alsser oock gras stonde, wijsende d' onse meenichte vuijren in 't lant, ende te verstaen gevende daer oock veel volckx met groote meenichte beesten herwaerts op comende wegh waren, die oock genegen soude sijn met ons te handelen. Savonts sagen uijt fort aen d' oversijde van de baij veele vuijren over ende in 'tGa naar margenoot+ geberghte branden, dat ons den Hottento Herrij te kennen gaff altemalen Saldaniërs waren, met soo overvloedigh veel vee, dat wij wel haest coper sullen te cort comen, 't welck Godt geve. Amen. Op dato hebben sooveele van den schipper van 't jacht vercregen op onse meenighmael gedaene ernstige ende iterativeGa naar voetnoot8. vermaningen ende vandage nochmael gegeven expresse last, vermits 't bequame weder, dat denselven 't incomen deser baije heeft affgediept, ende bevonden t' eenemael sonder prijckel te wesen, als bij d' affteijckeningeGa naar eind(s) nader te sien sij, verclarende in 't comenGa naar voetnoot9. deser baije onmogelijck te sijn eenige schepen te verseijlenGa naar voetnoot10., alsGa naar voetnoot11. door moetwillige sloffigheijt ende loshooffdigheijt sommiger schippers ende stuijrlieden; welcke vorder oordeel aen de zee-verstandige laten. 23 do., stil weder met fraije, liefflijcke regen. Heden quamen wederom partije Saldaniërs met een schaep voor 't fort, dat voor 1 plaetjen coper ende omtrent ¼ lb. taback toegift ruijlden; item een schoone stier voor de waerde van omtrent 2½ gulden aen plat coper, do.Ga naar voetnoot12. draet ende taback, van den Saldanhasen Capteijn nae sijne | |
[pagina 89]
| |
gedane belofften daermede hier gecomen wesende, die, neffens desselffs vrou ende 6 à 7 van sijn principalen, vrij wat tractement ende vruntschap bewesen, om te meer tot ons genegen te maecken ende met al sijn vee bij 't fort te locken, vertreckende tegens den avont met goet contentement weder wegh; comende ondertusschen 't jachts volck met sout uijt de soutpan, rapporteerende seer veel aengegroeijtGa naar voetnoot1. was. Sondagh, 24 do., warm sonneschijn met N.Westelijcke wint. Snamiddaghs gingen de boeckhouders Van den Helm ende Verburgh, nevensGa naar margenoot+ noch 15 à 16 personen redelijck wel g'armeert, met onse kennisseGa naar voetnoot2. wederom na den Saldaniërs Capteijn, haer medegevende wat gecorven taback ende pijpen, om denselven ende sijne principalen wat tractament ende carressenGa naar voetnoot3. aen te doen, op hoope hunlieden met al de beesten nae 't fort te troonen, mitsgaders als dan te beter occasie van handelinge te becomen, alsoo ons tot dato noch maer 11 à 12 stux, soo koebeesten als schapen, toegebracht sijn, ende wel nodigh ware wat meerder voor de siecken versien mochte worden van de beesten bij hun in overvloet wesende. Bij haer comende, wierden van den Capiteijn offte oppersten in sijn hutte als te voren seer minnelijck onthaelt ende welcom geheeten, mitsgaders met melck (dat sij bie noemen) gepresenteert te tracteren, welck d' onse, vermits hare potten seer vuijl ende onbequaem uijt te drincken waren, met goet fatsoen ende beleefftheijt (soo veel doenlijck was) excuseerden, beschenckende hem, nevens eenige van sijn principaelste edeluyden, in erkentenisse van hare cortosijeGa naar voetnoot4. ende oock om haer, als geseijt, te meer met hun vee bij 't fort te locken, met wat pijpen ende taback. Edoch in discours bemerckten uijt teijckenen ende gebroocke Engelse woorden dat niet genegen waren bij 't fort te comen, maer nae 't groot bosschagie, omtrent 7 mijlen van hier leggende ende bij gemelte boeckhouders eerst gevonden ende ondecktGa naar voetnoot5. sijnde, te vertrecken. Ondertusschen toonden d' onse hem mede eenige stijlenGa naar voetnoot6. coper, quansuijs tot rottangh in de hant hebbende, daer gansch geen graegheijt meerGa naar margenoot+ nae thoonden, maer hun daervan soo coel hielden als off noijt eenigh coper meer gesien hadden, oock gansch ongenegen om te handelen; dat ons op 't hooghste doet verwonderen, niet wetende wat van de saecke sullen dencken, alsoo noch op gisteren middagh selffsGa naar voetnoot7. belooft had, naedat nevens den Hottento Herrij (die wij in de te drijven handelinge als tolck gebruijcken) wel onthaelt was, in corte daegen met al hun vee bij 't fort soude comen ende handelen; waerom halff beducht sijn voornoemden Herrij (dewijl de Saldanhars jegenwoordigh seer toegedaenGa naar voetnoot8. ende tevoren altijt vijanden plachten te sijn) in plaetse van wel met ons te handelenGa naar voetnoot9., quaet stoockt, daer met alle naerstigheijt ende vlijt metter tijt noch wel hopen | |
[pagina 90]
| |
achter te comen; als wanneer sulckx waer sijnde, niet vremtGa naar voetnoot1. ware hij met vrou ende kinderen nevens alle de Waterlieden door een soet lijntjen op 't Robben-Eijlant gebracht ende gelaten wierden, omme met d' inwoonders van Saldanha (goet slagh van volck schijnende) te geruster te mogen handelen ende te beter tot ons contentement te comen. Van alle 'twelcke den tijt ons nader leeringe geven sal. Tegen den avont begond vrij hard te waijen uijtten Z.Oosten, maer duijrden niet langh, sijnde den wint Ga naar margenoot+ 25 do. N.West met redelijcke coelte ende droogh weer, mitsgaders 't jachtsvolck na 't bos gegaen om kneppels ende boomen tot de robbenvanghst, daertoe ten eersten wederom soude na de Baij van Saldanha vertrecken. Tegen den avont met hun hout wederom comende, wisten te seggen de Saldaniërs al besigh waren met opbreecken, om na de groote bosschagie achter den Taeffelbergh te vertrecken. 26 do., wint aen dese sijde van de baij N.W. ende aen d' oversijde Z.Oost, vrij hard doorcoelende met fraij, claer sonneschijn-weder. Quamen wederom eenige Saldaniërs met een out ende <een> jongh schaep, dat hun affhandelden voor een eijnt coperdraet soo langh als 't schaep was, ende wat taback voor 't lammeken. Ende soo wij in de handelinge waren, sagen ende spraecken sij Herrij aen, die, soo wij bemerckten, haer onderweesGa naar voetnoot2. meer coper te vorderen, maeckende dat wij qualijck met de Saldaniërs costen te recht comen, onaengesienGa naar voetnoot3. al vrij veel voor do. schaep presenteerden, die men voor desen, sonder hem, plachte voor taback alleen soo langh als 't schaep was, te ruijlen, 't coper eenlijck maer voor koebeesten te geven: volgens getuijgenisse van den stuijrman van 't jacht ende den corporael van de soldaten, voor dato hier meer geweest ende met de Saldanhars gehandelt, daer desen Herrij noijt bij gesien ende sonder hem seer facil ende minnelijck met deselve te recht gecomen waren, soodat uijt alle de actien van Herrij bemercken denselven ons grooten hinder in plaetse van dienst doet, voor de tractementen hem den tijtGa naar margenoot+ onses aenwesens tot nu gedaen. Waeromme sijn schelmerije ende valsheijt soo naeckt merckende, hem ons misnoegen te verstaen gaven, ende dat hij genoechsaem oorsaeck was wij tot geen degelijcke handelinge costen comen, ende denselven sigh anders moste aenstellen, soo wij hem genegen soude blijven, etc., beproevendeGa naar voetnoot4. hem wijders off wel met ons volck soude willen na de Saldaniërs gaen, daer qualijck, soo wij meenden uijt vrese van deselve, aendorstGa naar voetnoot5., ende echter niet dervende weijgeren, noch mede gingh tot de plaetse daer de Saldaniërs (die met al hun hutten ende vee nae 't groot bosschagie vertrocken vonden) gelegen hadden, edoch geloven vastelijck gemelten Herrij van hun vertreck wel geweten heeft, alsoo nu met een goede couragie ende vrijmoedigheijt mede gaende ende 1 dagh à 2 geleden hem tot 'tselve versochten, sulckx echter niet dorste bestaen. Intrim sagen d' onse eenige vuijren branden in 't hangen van 't geberghte, dat dachten menschen mosten wesen, | |
[pagina 91]
| |
waeromme 't lant wat verder opgegaen, geen menschen (vermits al te verde tegens 't geberghte was) vernamen, als wanneer gemelten Herrij niet dorste (uijt vrese van de Saldaniërs dootgeslagen te worden) met haer gaen, maer wederkerende ende d' onse aen de Soute-Revier inwachteden, soodat uijt al desselffs doen bemercken de Saldaniërs veel meer coper (als selffsGa naar voetnoot1. wel soude begeren) voor haer vee soeckt aen te jagenGa naar voetnoot2., om in haer gunst te blijven, dat ons grootelijcks belethGa naar voetnoot3. in 't handelen maeckt, ende off geen meerder quaet stoockt, is niet al buijten beduchtingeGa naar voetnoot4.. Op dato hebben geresolveert 't jacht de Goede Hoope wederom een tocht na deGa naar margenoot+ Baij van Saldanha te laten doen, omme tegen d' aencomste der retourvloote wat meer robbenvellen in voorraet te gaderen, tot retour voor 't patria, als breder bij resolutie heden daer over genomenGa naar eind(t). 27 do., wint N.W. Hebben d' opperhooffden van gemelten jacht, conformGa naar voetnoot5. op gister genomen resolutie, sijn despesche gegeven, omme metten eersten goeden wint ten eijnde voorsz. onder zeijl te gaen. Heden quamen eenige nieuwe Saldanhars met 27 schapen, daer wij 19 stux van handelden voor coperdraet ende taback, door den anderenGa naar voetnoot6. 't stuck comende te costen tusschen de 6 ende 7 stuijvers; welcken handel heel griff gingh, soo langh alsser Herrij van affbleeff, maer soo haest hij daer bijquam, nam de handelinge een stutGa naar voetnoot7., sulckx dat t' eenemael bemercken denselven ons principalijck in den wegh is, ende daeromme metter tijt gedacht sal dienen ander middel met hem aen te wenden. 28 do., wint als vooren ende regen. Quamen weder eenige Saldanhars met schapen, daeronder de oudeGa naar voetnoot8., die dese door Herrij's instigatieGa naar voetnoot9. soo veel instoockten dat wij vandage tot geen bequame handelinge costen comen; echter, siende wij ons mede wat achterlijckGa naar voetnoot10. hielden, ruijlden noch 9 stucx schapen, soo goetcoop als gister, willende al plat coper hebben, dat wij te verstaen gaven voor coebeesten, ende 't draet voor schapen, handelen wilde, etc. 29 do., weer ende wint als vooren N.Westelijck, waerdoor 't jacht noch beletGa naar margenoot+ bleeff onder zeijl te gaen. Tusschen wijlen compt den ouden Saldanhasen Capteijn bij ons, belovende morgen beesten te brengen, maer off sijn woort houden sall, leert den tijt; echter deden hem goet tractement om te meer aen te locken, ende ruijlden 4 schapen, cleijn ende groot, van sijn volck voor omtrent ½ lb. coperdraet ende 1 lb. taback; schijnen niet gaerne van haer beesten te willen scheijden. 30 do., warm weer ende wint als voren, sulcx dat het jacht noch niet coste van dese rheede scheijden; ende comen eenige Saldanhars (omtrent 3 mijlen van hier aen d' oversijde van de baije leggende) met een moij tropjen schapen, daerder 17 | |
[pagina 92]
| |
stux, jongh ende out, aff ruijlden, voor ongeveer 7 lb. coperdraet ende 6 lb. taback ende eenige pijpen, samen ter monture vanGa naar voetnoot1. omtrent 6 guldens, sijnde ijder schaep door den anderen 7 stuijvers; ende belooffden morgen oock coebeesten te brengen, daer hun te verstaen gaven plat coper voor geven soude, na 't welcke seer graegh sijn ende al hun roepen isGa naar voetnoot2., hebbende genoegh te doen gehadt haer te gewennen om de schapen voor draet te handelen, willende al plaetjens hebben, die wij voor de coebeesten achterhouden. Ende gelijck sijlieden met haer coebeesten wat costelijck schijnen, soo doen wij oock met het plaetcoperGa naar voetnoot3., bij haer (soo bemercken cunnen) in meerdere estimeGa naar voetnoot4. wesende; ende bijaldienGa naar voetnoot5. wij plaetjens oock voor schapenGa naar margenoot+ gaven, cunnen wel sien, dat ons niet een koebeest, maer anders niet als schapen toebrengen souden, des haer wel platen thoonen, maer oock te verstaen geven dat daer koebeesten voor begeeren. |
|