Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendAugustus anno 1652Primo do., insgelijckx de baij vol walvissen, met stil, bequaem ende groeijsaem weder, tot groot voordeel van 't saet dese daegen in d' aerde gebracht; maer denGa naar margenoot+ thuijn die wij weder beginnen te repareren, is d' aerde soo extraordinaire schoon ende vet, mitsgaders bequaem om met slooten na ons wil te omgraven, dat met Godt de voorsteGa naar voetnoot1. niet te twijffelen sij off sal uijttermaten vruchtbaer vallen, gelijck al eenighsints blijckt bij 't verdroncken saet daerinne voor desen gesaeijt, 'twelck op verscheijde plaetsen, onaengesien door 't water verstroijt is, in 't wilt opcompt, insonderheijt 'tgeene op eenige hoecken van besaijt gewesene ackertjens noch staende is gebleeven, als cool ende grauw erten, welcke seer treffelijck uijtloopen ende noch al ijtswes van behouden sal cunnen worden; mogen hoopen onse rapen ende wortelen op de mulle, sandige aerde om dit fort gesaijt, nae hare jegenwoordige redelijck schijnende apparentie mede wel voortcomen ende volgroeijen sullen. Desen verleden nacht is wederom een soldaet, genaemt Albert Elders, overleden ende tegen den avont ter aerden bestelt. 2 do., smorgens coudt, droogh ende hard, windrigh weder uijtten Z.oosten, maer heden op den bil van den Leeuwenberch gegaen sijnde, vernamen ende sagen aldaer claerlijck de N.westelijcke wint uijt den zee tegen de Z.oostelijcke wint in de baij aenwaijen, d' eene soo sterck als d' ander; sulcx hieraen genoechsaem bespeuren cunnen onse aenteijkeninghe van de winden in de baij niet overeencomen met de winden die buijten de baij in zee waijen, gelijck wij oock al dickmael gepresumeert hebben aen de groote dijninghen om dees tijts jaers doorgaens uijtten N.westen de baij in vernemende. | |
In 't fort de Goede Hope3 do., wint in de baij Z.oostelijck als vooren, met heel fraij weder. Waren wederom veel walvissen in de baij, welcke den verleden nacht dicht aen de strant, vrij groot geraes gemaeckt hadden met blasen ende ander gewelt dat se daer bedreven. Op dato sijn wij met alle man van 't strant metter woon nae binnen in 't fortGa naar margenoot+ getrocken, daer wij all eene, namentlijck de noorderpunt, genaemt den Reijger, stijff 16 voeten hoogh in volcomen deffentie hebben ende besigh sijn om de Zuijtpunt, cruijswijs daer tegenover leggende, mede te voltrecken, ende wes meerGa naar voetnoot2. noch te doen staet. | |
[pagina 52]
| |
Heden is weder een soldaet, Daniel le Pla geheeten, overleden. Sondagh, 4 do., cout, windrigh weer uijtten Westen met drijvende wolcken. 5, 6 ende 7 do., schoon, stil sonneschijn-weer, ende veele walvissen in de baij. Op dato hebben besijden den Taeffelbergh bij de Verse-Reviere, 't landt wat opgedrooght sijnde, weder ondernomen stricken te stellen om herten, ende elanden (mogelijck sijnde) te vangen; ten welcken eijnde daeromtrent een kleijn wachthuijsjen van riet lieten stellen voor de persoonen die der bij nacht ende dagh op passen souden. 8 do., westelijcke wint ende donckere lucht, daer jegens den avont groote ende sware slaghregenen op volghden. Insgelijcks den 9 do., waerdoor 't lant weder vol water raeckte ende oorsaeck was datter geen veeGa naar voetnoot1. coste gevangen worden. 10 do., schoon, helder sonneschijn ende stil, warm weder, maer dappereGa naar voetnoot2. coude nachten ende morgenstonden. Heden hebben wederom wat garst ende wortelen gesaeijt in den nieuwen thuijn daer wij dapper aen arbeijden. Den verdroncken taruw ende erten, met den laetsten grooten regen weghgespoelt, comt op verscheijde plaetsen fraij uijtte aerde opspruijten. 'T is jammer dat het niet heeft mogen op sijn besaijde plaets blijven, maerGa naar margenoot+ hopen 't nu beter bewaren sullen cunnen met een dijckje ende slooth dieder om leggen, 'twelck het, vermits de vettigheijt ende bequaemheijt van de gront, wel meriteertGa naar voetnoot3., ende te hopen is, alles fraij voortcomen sal, gelijck aen 't weghgespoelde saet reede blijckt, dat als geseijt aen alle canten (gespoelt sijnde) in 't wilt heel weeligh opcomt. In de nanacht begondt wederom seer hardt te regenen ende waijen uijtte westelijckerhant. Item den 11 do., sulcx dat 't jacht al wederom genoech te doen had om aff te rijen, alsoo 't met dese N.westelijcke wint doorgaens op een lager walGa naar voetnoot4. leijt, ende dierhalven al wat dangereusGa naar voetnoot5. is voor soodanigen jacht hier altijt ter reede leggende, 'twelck genoeghsaem met een loots-Ga naar voetnoot6., off doghbootGa naar voetnoot7., off ander bequaem vaertuijgh soude cunnen affgesienGa naar voetnoot8., ende soodanigh jacht hier wel g'excuseert mogen worden, soo 't na desen tot geen emportante saecken bevinden nodigh te hebben ende empleoGa naar voetnoot9. te geven; waervan ons de tijt ervaringhe wertGa naar voetnoot10. geven. Desen morgen quamen ons volck mede thuijs van de Soete-Revier, op de wacht geweest hebbende om harten te vangen, met rapport dat het landt door den regen soo vol water was geworden datter geen cans ware ijts te crijgen, maer noot- | |
[pagina 53]
| |
saeckelijck gewacht diendeGa naar voetnoot1. tot droger tijt, des wij hun altemalen met derselver gereedtschappen lieten thuijs comen. 12 do., noch al vooghtigh, ongestuijmigh, cout ende windrigh weder uijtten Westen. Sagen de elanden ende herten omtrentGa naar voetnoot2. even buijten canonschoot van ons fort in redelijcke abondantie weijden ende loopen; maer sijn soo wilt dat men se niet genaecken can - 'twelck ons seer verdrietigh valt, want wat middel dat wijGa naar margenoot+ aenwenden, cunnen gansch niet opdoenGa naar voetnoot3.; ende hebben bovendien oock tot dato niets van de inwoonders becomen, als op ons eerste arrivement in 't begin van April een mager beest ende calff, gelijck voor dato meer geseijt; invougenGa naar voetnoot4. ons tot nogh in den swaren arbeijt met de oude cost ende somtijts wat caepse groente ende weijnighe hollanse radijs ende salade moeten behelpen, tot der tijt ons Godt de Heere wat anders ende meer sal gelieven te laten toecomen offte brengen. 13 do., weer ende wint als vooren, ende veele walvis in de baij. Op dato hebben den Raedt doen beroepenGa naar voetnoot5., ende gemerckt de scheepen in 't voorjaer uijt 't patria vertrocken, nae onse hoope nu van dagh tot dach hier te verwachten staen, geresolveert van deselve, staendeGa naar voetnoot6. haer verblijff, te voorderenGa naar voetnoot7. sooveel volckx in den arbeijt als sy sonder verleth van hun waterhalen, etc., missen sullen cunnen, omme door soodanighe hulpe empassant voorGa naar voetnoot8. 't leegh-gaenGa naar voetnoot9. derselver, Comps. fortresse alhier te eerder in deffentie te brengen, ende andere nodige saecken tot voordeel van d' E. Comp. streckende, mede bij der handt te mogen nemen; mitsgaders oock te vorderen noch eenighe nootsaeckelijckheden ende victualien hier ten hooghsten nodigh, ende wes meer tot dienst van onse Heeren Meesters hier ter plaetse verijsschendeGa naar voetnoot10. sij, als breeder bij resolutie van dato deserGa naar eind(a). 14 do., harde Zuijtoostelijcke stormwinden, waerdoor 't jacht groot prijckel leedtGa naar voetnoot11. om van de ree te drijven. 15 do., moij weer met stilte. Hebben weder partij taruw ende rapen gesaeijt in den nieuwen thuijn, daer dagelijx dapper ende vlijtigh aen g'arbeijt wort om, mogelijck sijnde, tegens de compste van de retourvloote uijt India wat verversinge gereet teGa naar margenoot+ hebben, dat Godt geve. Amen. 16 do., harde westelijcke winden ende regenbuijen, die den ganschen nacht mitsgaders den 17 ende 18 do. seer onstuijmigh met veele harde hagelvlagen continueerden tot weynigh vorderinge van ons werck aen de fortificatie, vermits 't volck in den regen ende hagel niet wel cunnen arbeijden. 19 ende 20 do., fraij, groijsaemGa naar voetnoot12. weer met stille betogen lucht. Ende begonnen de | |
[pagina 54]
| |
erten sonder schellen in de voorleden maent gesaeijt al lustigh te bloeijen, mitsgaders sommige fraije peulen te setten; sulcx dat te hopen is deselve wel succederenGa naar voetnoot1. sullen, gelijck mede de grauw erten op verscheijde ackertjens cortelinghGa naar voetnoot2. gesaeijt, fraij uijtcomen, maer de groote boonen vallen hun bloeijsem altemalen affGa naar voetnoot3., apparent door den hagel ende langh continueerende coude couserendeGa naar voetnoot4.; des wij voornemens sijn nu weder andere te planten, ende soo van tijt tot tijt 't gansche jaer door, telckens met weijnighGa naar voetnoot5. in verscheijde maenden van alle vruchten te probeeren, omme ten laetsten experientie van de bequaemste tijden te crijgen. 21 do., schoon, warm, sonneschijn, stil weder ende veele walvis in de baij. Op dato is weder een soldaet, genaempt Jan Jansz. van SwartsluijsGa naar eind(b), van den rooden loop overleden, daerder noch al eenige van in de coy leggen ende dagelijx weder beginnen in te vallen, apparent van de groente die men hier gebruijcken moet tot ververssinge in plaetse van versch vlees, dat hier noch niet te crijgen is, ende ons dienthalvenGa naar voetnoot6. noch behelpen moeten met oude cost. 22, 23, ende 24 do., goet weder met variable, doch meest westelijcke winden metGa naar margenoot+ redelijcke coelte, hebben weder wat erten sonder schellen, turkse boonenGa naar voetnoot7., anijs, vencolGa naar voetnoot8., ende alssem gesaijt, mitsgaders eenige misspel- ende quecornenGa naar voetnoot9. op de canten van de gravende slootenGa naar voetnoot10. geplant; ende als 't wat warmer begint te worden, sijn voornemens om oock wat spaense limoenen- ende appelcornenGa naar voetnoot11. te planten die wij mede uijt patria gebracht hebben. Hebben oock voor dato op verscheijden plaetsen ende tijden veel suijckerwortel-Ga naar voetnoot12. ende mostertsaet gesaeijt dat niet voort comen wil. Daeromme gissen de bedervinge van het saet, gelijck van de kervel ende ayuijnGa naar voetnoot13. voor desen gesaijt, d' oorsaeck is. Dewijle dat onse stockvis op geraeckt sij, hebben goetgevonden voortaen versse vis te vangen ende die in plaetse van stockvis te schaffenGa naar voetnoot14., om het driemael schaffen daeghs soo langh desen swaren arbeijdt continueert te onderhouden, ten welcken eijnde gister uijt vissen wesende, over de 400 groote steenbraessems ende omtrent 2000 herders gevangen ende ingesouten hebben. 'T ware te wensen dat de koebeesten ende schapen mede soo abondant becomelijckGa naar voetnoot15. waren alsoo 't versse vlees wat meer hardtGa naar voetnoot16. als vis aen 't volck geven soude; edoch mogen hopen dat die van Saldania | |
[pagina 55]
| |
met de toecomende somertijt haest opdonderenGa naar voetnoot1. ende genegen wesen sullen met ons te handelen, tegen welcke tijt wij oock al redelijck hopen in deffentie te sijn. De garst ende taruw op 10en deser in den nieuwen thuijn gesaeijt, begint al fraij voor den dach te comen. Sondagh, 25 do., schoon sonneschijn-weder met N.westelijcke labbercoelte ende ontelbare walvis in de baij. Heden hebben voor de derde mael omtrent 20 stux rapen gepluckt ende gegeten, die wij op onse eerste aencomen in een cleijn ackertjenGa naar margenoot+ tot preuve gesaijt hadden, ende bevinden deselve seer delicaet ende emmersGa naar voetnoot2. soo goet als in 't vaderlant te wesen waervan, als oock geele wortelen, wij hoopen tegen d' aencomste der retourvloote uijt India vrij wat rijp ende in voorraedt te hebben, alsoo deselve op eenighe ackertjens al fraij staen en wassenGa naar voetnoot3. ende noch dagelijx meer ende meer lant gereedt crijgende, sullen saijen. Hebben oock vandaghe een jongh hertjen, door den hont gevangen, sijnde noch een soogelingh, ende van smaecke als een jongh zuijghlam <gekregen?>. 26 ende 27, idem, schoon weer ende wint ende veele walvis in de baij. 28 do., mottigh, vuijl, regenachtigh, coudt weder, beginnende smiddaghs seer hard te waijen uijt den Z.Oosten ende snachts stil te worden met grote slaghregenen. Item den 29 do., met weijnigh Z.Oostelijcke wint tot snamiddaghs; doen begond de wint Noorlijck te loopen met seer sware regen ende hagelbuijen, waerdoor 't gansche landt weder genoechsaem blanck ende als een zee stont, ende ten ware datGa naar voetnoot4. wij geen slooth hadde gegraven ende een cadijckjenGa naar voetnoot5. geleijt om den nieuwen thuijn, deselve soude weder ondergelopen, ende alle 't gesaij bedurven sijn geweest; dat nu door dieGa naar voetnoot6. middel is behouden gebleeven. 30 do., noch eeven nadt ende vuijl weder met westelijcke harde wint. 31 do., redelijck bequaem weder, wint als vooren tot savonts, dat den wint uijtten westen wederom seer hardt ende onstuijmigh opstack ende den ganschen nacht met seer sware hagel- ende regenbuijen continueerende. |
|