Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendJunius anno 1652Adij, primo do., doncker, dijsigh ende met regenachtigh, cout weder met N.Westelijcke labbercoelte, daer 't Hoff van Zeelant mede onder zeijl gingh. Maer moeste vermits de contrariewintGa naar voetnoot3. weder ter rheede comen. Desen namiddagh isGa naar margenoot+ onsen constabel genaempt Albert Hendricksz., van coortsen overleden, welcke sieckte, alsmede roode loopGa naar voetnoot4., langhs soo meer onder 't volck toeneempt, dat ons vrij swack in den arbeijt maeckt. Sondagh, 2 do., weer ende wint als gister; edoch op den namiddagh weijnigh opclarende met een sacht Suijtoostelijcke coeltjen heeft 't Hoff van Zeelant daermede weder onderstaen ancker te lichten ende tseijl te gaen, maer even sijn ancker op hebbende ende noch naulijx geswaijt sijnde, dede seijn om hulp. Des wij hem onse 2 sloepen gemant toestuijrden, die hem noch hielpen een werpGa naar voetnoot5. wat opwaert aenbrengen, alsoo wat laegh vervallen was ende door onser sloepen hulpe weder hoogh genoech ten ancker quam. 3 do., smorgens claer weder met weijnich coelten uijtten N.Oostelijckerhant, is voorschreven schip onder zeijl gegaen ende salvo buijten geraeckt. D' Almogende wil hem behouden tot Batavia laten arriveeren. De sieckte neempt handt over handt dagelijx meer ende meer toe, soodat wij jegenwoordigh van 116 coppen niet meer als 60 maer tamelijck gesonde hebben om te arbeijden. | |
[pagina 40]
| |
4 do., schoon weder ende wint als gister, ende is desen nacht overleden een jongen, van den Oliphant overgecomen, genaemt Jan Hendricksz. Backer. Op den middagh begon de wint uijtten Noordtwestelijckerhant weder fris aen te oelen met droogh sonneschijn-weer. 5 do., dijsigh weder met N.westelijcke wint. Desen vergangen nacht is weder een man overleden, genaempt Heere Hiddes. 6 do., harde noortwestelijcke wint ende veel regen. Snamiddaghs liep de wint heel Z.W. met groote slaghregenen, waerdoor wij desen dagh weijnich ofte niet costenGa naar margenoot+ vorderen in onsen arbeijt aen de fortificatie ende huijsinge, 'twelck wij met de plancken ende presenninghGa naar voetnoot1. soo dicht niet costen maecken dat ons broot ende andere drooge waren cunnen voor nat worden ende bederven bewaren. Savonts is den sieckentroosters vrou van een jonge soon bevallenGa naar eind(a), sijnde 't eerste kint dat binnen 't fort de Goede Hope geboren is, soo als wij den sieckentrooster eergister eerst een plaetse in 't fort hadden gegeven, daer tot noch niemant anders als hij in woont, houdende wijlieden noch altesamen huijs in de tenten buyten 't fort voor de loosGa naar voetnoot2. opgeslagen, maer hopen in d' ander weeckeGa naar voetnoot3. meest al t'samen nae binnen te trecken ende aldaer wat beter woonplaets te kiesen. 7 do., variabel weder met N.Westelijcke, redelijck harde wint. Sijn desen dagh besigh geweest met biesen offte riet te snijen, dat wij hier in de duijnen achter den bil van den Leeuwenbergh redelijck abondant gevonden hebben, om onse huijsinge mede te decken, 'twelcke te hoopen is wel succederenGa naar voetnoot4. sal, alsoo 't met plancken ende presenningh van out seijldoeck soo dight niet crijgen cunnen dat ons broot ende andere drooge waren ter degen mogen droogh houdenGa naar eind(b). Tsedert 3 à 4 dagen herwaerts, sijn weder wel 7 à 8 persoonen van 't roodt melisoen ende anderen loop, als oock vehemente coortsen ingevallen, ende leggen sommige op haer sterven. Soo is mede gister ende desen dagh onsen hovenierGa naar eind(c) met sijn vrouw ende outste zoontjen aen deselve quale geraeckt, sulcx dat bijnae al ons volck sieck ende sieckelijck is ende het werck soodanigh daerdoor begint te vertragen, dat het schier gelijckt als stil te staen, altoosGa naar voetnoot5. vermits de debiliteijtGa naar voetnoot6. van de menschen weijnigh voortgangh te nemen. Ende soo Godt Almachtigh met sijneGa naar margenoot+ slaende handt niet gelieft op te houden, staet het geschapenGa naar voetnoot7., dat wij een langh ende sober werck maecken sullen. Edoch willen hoopen sijn Almogentheijt ons genadigh wesen, ende sijne plaegen van ons affweeren sal. Amen. 8 do., smorgens windrigh ende mottigh weder uijtten N.Westen. Is weder een matroos van den Oliphant, genaempt Marten Poulusz., overleden, ende eenighe andere persoonen aen den rooden loop geraeckt, aen welcke plaege ofte sieckte den. Oppercoopman Riebeecqs huijsvrouw mede seer deerlijck vast is, insgelijcks oock den sieckentrooster. | |
[pagina 41]
| |
Sondagh, 9 do., schoon helder sonneschijn-weder met N.Westelijcke slappe coelte. Is gemelte Riebeeck (noch wel te passeGa naar voetnoot1. wesende) gegaen achter den Taeffelbergh omtrent 6 mylen van hier nae een seer groote bosschagie, vol van groote, hooge, rechte, sware, middelmatige ende cleijne boomenGa naar eind(d), bequaem wesende om 't grootste werck van te maecken dat men soude willen wenschen, maer is soo verde ende moeijlijck te halen, dat het beter coopGa naar voetnoot2. in Hollant off Batavia gecocht ende vandaer herwaerts gesonden can worden, dan uijt dit bosch te laten halen. 10 do., moij weder, als gister, maer wat harder doch geen al te groote Noortwestelijcke winden. Bleven vast besigh met omtrent schaers 50 tamelijck gesonde menschen in den arbeijt, leggende de rest meest sieck aen den rooden loop, persingeGa naar voetnoot3. ende sware coortsen, die seer weijnigh deeghs cunnen gedaen wordenGa naar voetnoot4., anders als met wat wijn ende eenighe groente, dat van ons Hollants saet ijtwesGa naar voetnoot5. begint voort te comen, alsooGa naar voetnoot6. tot dato sedert ons arrivement alhier, noch niet meer als een coebeest met een calff, ende dat in 't aldereerste, van dese inwoonders hebben cunnen becomen. Invoegen het hier jegenwoordigh een arm ende ellendigh levenGa naar eind(e) wort, vermits den eenen vast voor ende den anderen nae dagelijx aen gemelte sieckte invalt, ende veele daervan comen te sterven. Ende soo ons den AlmogendenGa naar margenoot+ niet weder van die plage geliefft te verlossen, sien wij weijnich cantsGa naar voetnoot7. om ons werck te volvoeren, alsoo ons veel volckx affsterft ende de reste meest sieck in de coijenGa naar voetnoot8. blijven leggen. 11 do., vuijl, nat, mottigh weder met vrij harde Noortweste winden, ende groote slaghregenen, waerdoor den ganschen dagh weder passeerden sonder eenigh werck te cunnen vorderen soowel in 't een als 't ander; ende alhoewel wij riet gevonden hebben om te decken, soo mancqueren ons nu persoonen die sulcx met kennisse weten te doen, alsoo 'tgene rede gedeckt is ten aensien vanGa naar voetnoot9. de slordigheijt ende onbequaemheijt weder moet affgenomen ende de novo op een ander manier begonnen worden, sittende ondertusschen vast in seer ondichte tente, daer wij met den anderenGa naar voetnoot10. groote coude ende ongemack lijden, 'twelck geen cleijne oorsaecke tot de continueerende ende noch dagelijckx toenemende sieckte is, ende can, vermits den geduijrenden regen alsGa naar voetnoot11. de swackheijt des volcx geen meerder werck gevordert worden, tot verdriet van ijdereen. 12 do. Den voorgangen nacht heeftet seer hard gewaijt uijtten Noortwesten met uijttermaten swaren hagel- ende regenbuijen, alsmede desen ganschen dagh van den morgen tot den avont, sulcx dat al weder een onbequaemen dagh is geweest om eenigh werck te doen. | |
[pagina 42]
| |
Savonts hadden veele harde donderslagen ende blixem met seer sware stormwinden, die somtijts soo vehement hard aenquamen dat wij meenden alles te neder soude waijen datter was, waerdoor oock al onse jonghe coolen ende veele andere Hollantse moescruijden ende vruchten, die seer fraij voortquaemen, aen stuck geslagen ende in de gront bedorven syn. Ga naar margenoot+ 13 do., weer ende wint als vooren, edoch met minder regen, soo dat wij eenighsints wat doen costen met de gesondeGa naar voetnoot1. die wij hebben, daer der tsedert 2 dagen herwaerts al weder acht off thien van aen de loop ende andere sieckte van waren ingevallen, ende dienthalven langhs soo swackerGa naar voetnoot2. worden. Hebben oock vandage weder op een ander maniere door een ander persoon beginnen te laten decken met het riedt vóór desen gesneden, 'twelck soo fraij ende bequaem tot dack is, dat het jammer soude sijn dat men niemant onder 't volck hadde cunnen vinden die kennisse van rietdecken had. Maer nae 't sigh laet aensien, salt met desen man wel gaen, edoch wat langhsaem, echter redelijck goet, altoos dicht ende beter als met plancken ende presenningh, die door 't rietdecken vrij verspaert sullen cunnen worden ende ons tot ander nodiger saecken beter te passe comen, alsoo ons uijtten Drommedaris ende Reijger veele houtwercken te cort gelevert sijn. 14 do. was 't wederom seer stormachtigh weder vermenght met veele donder-, blixem- ende hagelbuijen uijt den westelijckerhandt, waerdoor in groote vreese waren dat alles onder de voet soude waijen datter was, ende insonderheijt voor 't jacht, alsoo de zee vrij hard de baij inrolden, ende soodanige holle dijninghen maeckten dat het genoech hadt om aff te rijenGa naar voetnoot3., leggende gestadigh met de boorden bijnae onder water te slingeren. Ende waren wijlieden wel blijde dat den Drommedaris voor dato soo vroegh laten vertrecken haddenGa naar voetnoot4., want jegenwoordigh met dit weer qualijck behouden ten ancker soude connen blijven leggen, maer groot prijckel gelopen hebben om te vergaen met volck ende al, vermits de groote stortingen der zeen, vallende omtrent de plaetse daer do. schip hier ter rheede gelegen heeft.Ga naar margenoot+ Door dit harde weer is ons gesaij meest altemalen verdorven, ende blijven met eenenGa naar voetnoot5. vast beleth 't nodige werck te vorderen, wordende de menschen mede van dagh tot dagh door 't lijdende ongemack siecker ende swacker, sonder dat daertegen anders te doen is als te wachten nae beter ende bequaemer weder, daertoe patientie nemen moeten, met hoope dat het den Almogenden versien sal. Amen. Onse bischaijse ofte walvissloepen hebben oock genoech mede te doen gehadt om uijt de gront te houdenGa naar voetnoot6. mitsGa naar voetnoot7. de harde aenbrandingh tegen de strandt. 15 do., even onstuijmigh weder, insonderheijt tegen den nacht, wacromme den | |
[pagina 43]
| |
Schipper van 't jacht op sijn versoeck met noch een van 't aldercloeckste volck versagenGa naar voetnoot1., waermede meenden t' eenemael ende genoechsaem versien te wesen, halende mede voorgemelte sloepen heel hoogh ende droogh op 't lant; souden anders in de gront geraeckt hebben, alsoo 't jachtjen selffs wel soo veel last leedeGa naar voetnoot2. als affhaspelenGa naar voetnoot3. coste. 16 do., weer ende wint Z.Westelijck, met alsoo harde kakenGa naar voetnoot4. ende buijen als vooren tot tegen den avont, als wanneer 't wat scheen te bedaren. 17 do., redelijck bedaert, echter al nat ende mottigh weder met westelijcke wint. 18 do., idem, wesende op dato overleden den timmerman genaemt Andries Jansz. van RinckoppenGa naar eind(f). 19 do., droogh weder met harde Suijtoostewinden. In 't opspitten der aerde hebben onse thuijniers gevonden fraije soorte van esperges, waerop, wat nader ondersoeck gedaen sijnde, 't landt overal vol gevonden hebben, wassende aen veele canten in 't wilt, van seer goeden smaecke ende fatsoen als in 't patria wesende; des wij deselve laten verplanten ende accomodeerenGa naar voetnoot5. om mogelijck sijnde noch beter ende willigerGa naar margenoot+ in 't groeijen te maecken. Behalven de claversuijringh die men hier gewoonlijck plach te vinden, hebben noch seecker ander soorte van suijringh redelijck abondant gevonden, die den Hollantschen seer gelijck is, veel beter ende gesonder als de claversuijringh is. 't Schijnt sigh met desen regen veele cruijden openbaren, ende sal 't met de Hollantsche vruchten, na 't sigh laet aensien, tegen de aenstaende goede tijt mede wel gaen, wesende nu noch besigh, neffens 't werck aen de fortificatie, etc., om wat aerde met 5 à 6 man te prepareeren tot besayingh van allerlij patriaseGa naar voetnoot6. saden tegens voorschreven goede tijt, alsoo 'tgeene nu gesaijt is dagelijx door den hagel ende harde winden verplettert, aen stuck geslagen ende t' eenemael bedurven worden. Edoch sijn echter alsoo verde in Hollants groenGa naar voetnoot7. geraeckt, dat wij dagelijcks voor onse taeffel ende de siecken al cunnen genieten radijs, latouGa naar voetnoot8. ende stercorsGa naar voetnoot9.; daerbij gevonden hebbende esperges ende Hollanse suijringh, cunnen oock somtijts noch al redelijck moes maecken. Maer ons mancqueren beesten ende schapen, daer die van Saldania, vermits de coude ende onbequaeme tijt, noch niet mede aencomen, hebbende dese Strantlopers, die dagelijcks hier bij ons sijn ende onder faveurGa naar voetnoot10. van ons canon woonen, selffs niet anders te eeten als wat clipmosselen ende groente van 't landt. Ende wanneer die van Saldania comen, vluchten dese datelijck wegh, behalven eenen die wat gebroocken Engelss spreeckt, welcke belooft | |
[pagina 44]
| |
heefft te blijven ende ons bij die van Saldania voor tolcq te dienen. Watter aff vallen ende offte ons dienen salGa naar voetnoot1. cunnen, leert den tijt. Snachts heeft het den ganschen tijt al hard gewaijt uijtten Zuijtoosten, 'twelck den Ga naar margenoot+ 20 do. noch bleeff continueeren, soodanigh dat den Schipper van 't jacht met sijn booth niet coste aen lant comen, onaengesienGa naar voetnoot2. al vrij dicht aen de wal op 3 à 3½ vadem ten ancker leijt met geschooteGa naar voetnoot3. stengen ende de rhaesGa naar voetnoot4. omlaegh, wesende seer coudt maer droogh weer, waerdoor den arbeijt noch coste tamelijck sijn gangh gaen. Op dato is weder een adelborst, genaempt Bartel Jansz. Oijert, overleden. 21 do., heel schoon, sonneschijnGa naar voetnoot5., stil weder, tot tegen den avondt. Doen begond wederom seer hardt te waijen uijtten Z.Oosten den ganschen nacht langh, soo affgrijsselijcken hard als off het een orencaen was. Item den 22 do., ende was wonder dat niet alles onder de voet woeij watter over eijnde stont, lopende 't jachtjen mede prijckel genoech om van sijn anckers te spillenGa naar voetnoot6.; derhalven geen scheepen dees tijt 's jaers hier aen te comen dienenGa naar voetnoot7., want qualijck ten ancker behouden souden cunnen blijven leggen. Op den namiddagh dede den Schipper-van 't jacht een seijn om hulp, maer was onmogelijck vermits de harde wint hem met de sloepen bij te comen; ende Godt de Heere gaff dat het weder op den avont wat begondt te bedaren, als wanneer gemelten Schipper aen landt quam ende uijt hem verstonden maer seijn had gedaen om vis (die gevangen hadt) van boort te laten halen; sulcx hem recommandeerden na desen in sodanigen harden weder niet meer om soo geringen saecke te doen, want wij hier aen landt, denckende dat in nooth was, hem daerop de sloepen mochten toesenden, ende 't volck in prijckel stellen om te vergaen, dat om sooGa naar margenoot+ geringen saecke onnodigh ware, ende dienthalven een sware verantwoordinge voor hem soude vallen. Sondach, 23 do., schoon, helder ende warm sonneschijn-weder met stilte. 24 do., idem, met een labber Z.Oostelijck windeken. 25 do., goet, bequaem weder met westelijcke wint. Hebben weder wel 4 à 5 walvissen dicht bij 't jacht leggen beijlen. 26 do., schoon, stil weder. Smiddaghs in discours wesende met Schipper Turver vanGa naar voetnoot8. de walvisvanghst, communiceerden ons denselven dat dagelijx veel vissen in de baij vernomen hadt, bijsonderlijck in dese maent, ende soo dicht bij 't schip datter wel op coste uijtGa naar voetnoot9. jacht gesprongen worden. | |
[pagina 45]
| |
SooalsGa naar voetnoot1. wij van taeffel quamen, sagen veel harders recht voor onse deur dicht tegen de strant swemmen; des wij de zegen eens lieten trecken, die soo vol cregen datter de cuijlGa naar voetnoot2. gladtGa naar voetnoot3. uijtscheurden ende echter noch wel 10 duijsent stux gevangen wierd, daer wij de Ottentoos wel 2 duijsent van mededeelden; ende ingevalle de zegen hadde cunnen heel op lant crijgen, souden apparent meer als 20 duijsent vissen in dese eene treck gevangen hebben. 't Is hier dickwils soo gelegen dat wij meer vis vangen als wij begeeren. 't Ware te wenschen dat de coebeesten, schapen ende ander vee mede soo abondant costen becomen, tot verversinge ende verquickingh van de swaer arbeijdende ende sieckelijck leggende menschen, die haer noch alGa naar voetnoot4. met oude cost ende somtijts wat visch behelpen ende daerop haren swaren arbeijt doen moeten. 27 do., dysigh maer goet weder met variable labber coelte. Was de baij weder vol walvisch. 't Is jammer dat men niet aen 't vangen mach vallen doordien wij noch te veel ander nodiger werck onderhanden hebben, ende als al een vis vingen, souden oock geen raedt weten om den traen te bergen, vermits noch onversien sijn vanGa naar margenoot+ vaten ende hoepen, maer ingevalle materialen hadden om traenbacken onder d' aerde te maecken, gelijck men in 't Vaderlandt doet, soo souden se daer in cunnen bewaren - 'twelck oock veel beter is als de vaten. 'Tsedert 1 dagh 3 à 4 herwartsGa naar voetnoot5. sijn weder 7 à 8 personen aen sware coortsz sieck geworden, daeronder onse bottelier, Meester-metselaerGa naar voetnoot6. ende een timmerman, dat al te minder spoetGa naar voetnoot7. in 't werck causeert. Savonts heefftet wederom seer hardt gedondert ende den ganschen nacht vrij stijff gewaijt uijtten Z.oost. Insgelijx den 28 do., waerdoor desen dach weder niets coste uijtgerecht worden. Tegen den nacht scheen 't wat te bedaren. 29 do. wasset heel schoon, warm sonneschijn-weder met stilte. Sondagh, ultimo do., idem met een westelijck labber wintjen. |
|