Daghregister. Deel 1. 1651-1655
(1952)–Jan van Riebeeck– Auteursrecht onbekendDecember <anno> 1651
| |
[pagina 2]
| |
ordonneerden te maecken, voorbij de bottelerijeGa naar voetnoot1., nae 'twelcke Hare E., eenige verdere ordre gestelt ende gegeven hebbende, wederom sijn vertrocken. 18en do., schoon weder met een Zuijdelijcke wint. Cregen een lichterGa naar voetnoot2. aen boort, daer schipper op was Jacob Gerritsz., met verscheyde provisien ende branthout voor de reijs, cajuijtGa naar voetnoot3. ende dagelijcksch gebruijck, dat desen dagh noch altemalen overgenomen ende wel ontfangen is, behalven een ancker brandewijn, volgens advijs per missive aen d' Heeren Bewinthebberen tot Amsterdam gesonden, gelijck bij de copie in ons brieffboeck can naegesien worden. 19en do., wint als voren met hard weder. Bracht ons d' E. Heer Roch op de middagh, 't weer wat bedaert sijnde, de doos met pampierenGa naar voetnoot4.Ga naar eind(h) aen boort, neffens de monsterrolle van 't volck. 20en do., smorgens fraij, bequaem weder, 't luchjen als boven. Deden den loseGa naar voetnoot5. monsteringe ende bevonden ons volck compleet ende accorderende, behalven een jongen die sonder kennisse van Bewinthebberen aen boort gecomen was ende daeromme weder weghsonden. Op dato quam d' E. Heer Rogh wederom aen boort, medebrengende extract uijt de resolutie van den 4en deser by de E. Heeren Bewinthebberen ter Camere van Amsterdam genomenGa naar eind(i), ten eijnde voorsz. Riebeeck op den Drommedaris de vlagge voeren ende 't commando hebben soude over de affgaendeGa naar voetnoot6. schepen, nevens originele missive ende ordreGa naar eind(j) van deselve Camer, dat bij desselffs afflijvigheijtGa naar voetnoot7. den schipper Davit de Coninck in sijn plaetse als opperhooft aen de Caep soude verblijven. Omtrent de middagh (de lootsliedenGa naar voetnoot8. aen boort wesende) sijn met een SuijelijckenGa naar margenoot+ wint uijt de Balgh onder zeijl gegaen nae Texel, daer wy Gode loff des avonts nevens den Reyger op 9 vadem wel ten ancker quamen. 21 do., schoon weder met een soet coeltjenGa naar voetnoot9. uijtten Zuyen. 22 do., idem met stilten. Desen verleden nacht was het jacht de Goede Hoop uyt de Balgh mede by ons in Texel ten ancker gecomen, ende hebben den schipper, Symon Turver, van 't jacht aen ons boort gecomen synde, toegetelt 50 Ra.Ga naar voetnoot10. van achten in spetieGa naar voetnoot11., tot nodige verversinge t' employeeren, volgens ordre van d' E. Heeren Bewinthebberen, waervan recepisseGa naar voetnoot12. aen Riebeeck gepasseert ende reeckeninge te doen belooft heeft. 's Avonts begondGa naar voetnoot13. een cleyn luchtjen te wayen uytten N. Oosten. | |
[pagina 3]
| |
23 do., 's morgens stil ende 't luchtjen Oostelyck. Op den daghGa naar voetnoot1. labbertjensGa naar voetnoot2. coelende is de ganssche vloote coopvaerdyschepen uyt Texel onder zeyl gegaen, ende sommige in zee geraeckt, doch veele moeten binnen blyven ende anckeren. Op den middagh quaemen d' E. Heeren Roch ende de Lange aen boort, onse laetste demissie ende ordre gevende, om metten eerstenGa naar voetnoot3. (de lootsluyden aen boort crygende) onder ons drien, namentlyck den Drommedaris, Reyger ende Hope in zee te lopen, sonder naGa naar voetnoot4. den Walvis, ofte Oliphant te wachtenGa naar eind(k), alsoo deselve, vermits 't magereGa naar voetnoot5. water niet uyt de Balgh, veel min nevens ons, tot leetwesen buyten costeGa naar voetnoot6. comen. 's Nachts cregen noch een lichter met diverse provisien over. Sondagh, 24 do., 's morgens de wint Oostelyck ende de lootsman aen boort crygende, syn wy omtrent de middagh in den name des Heeren met den Drommedaris, Reyger ende Hoope in compagnie van een seer groote vlote coopvaerdyschepen onder seijl gegaen, ende des avonts een uyr nae sontsonderganck, Gode loff, alle geluckelyck buyten Texel in zee geraeckt, als wanneer onsen cours S.West ende S.W. ten Z. aenGa naar margenoot+ stelden nae de HooffdenGa naar voetnoot7.. Kersdagh, 25 do., de wint noch al oostelijck, somtijts ½ streeckjen nae 't Zuijen ende altemets sooveel na 't Noorden, fris doorcoelendeGa naar voetnoot8., gisten van 't Texel aff geseilt te hebben met een S. west behouden cours 26 mijlenGa naar voetnoot9. ende te wesen tusschen de PolderGa naar voetnoot10. ende 't GomGa naar voetnoot11., daer 't tegen den avont met de gansche vloot onder de wintGa naar voetnoot12. lieten leggen ende de ganschen nacht bijhielden, tussen de 20 ende 30 vadem, off ende aenGa naar voetnoot13., om buijten prijckel van de Vlaemsche bankenGa naar voetnoot14. te blijven. 26 do., wint als voren, doch slapjens. Was de gansche vloot vrijGa naar voetnoot15. van den anderen verspreyt, alsmede de fluijt den Reijger ende 't jacht de Goede Hoope van ons affge- | |
[pagina 4]
| |
raeckt, werdende op den dag heel stil, sulcx dat niet sondersGa naar voetnoot1. advanceerden; echter sagen omtrent middagh den hoeck van CalisGa naar voetnoot2., die wij tegen den avont S.S. west ende oock S.W. ten Westen 4 à 5 mijlen van ons peijlden, gissende met een Zuijtwestencours 'tsedert gister niet boven 10 mijlen gevordert te sijn. Savonts noch al stillekens, praijdenGa naar voetnoot3. een Farnambocqs-vaerderGa naar voetnoot4., die onse compagnie versocht, ende seijde een glas verledenGa naar voetnoot5. de fluijt ende 't jacht voornoemt (onder de menichte van schepen halff verdwaelt sijnde) aen stuijrboort van ons gesien had. Omtrent 4 glasen in d' eerste wachtGa naar voetnoot6. cregen een luchtjen uijtten N.N.westen, waermede, Gode loff, in de hondewacht de Hooffden passeerden. 27 do., smorgens de wint N.N.west fris doorcoelende, hadden de fluijt ende 't jacht weder in lijGa naar voetnoot7. aen backboort bij ons, ende praijden 't jacht, welck last gaven d'opperhoofden van den Reijger te gaen seggen dat maecken soude op ons teGa naar margenoot+ passen ende bij ons te blijven; steeckende de boijersGa naar voetnoot8. ende RouaensvaedersGa naar voetnoot9. in groote meenichte na de France cust, ende wij West ten Zuijen ende W.S.W. onder 't opperGa naar voetnoot10. 2 à 2½ mijl van de cust van Engelant heen; insgelijcks mede de gansche StraetseGa naar voetnoot11. ende LixboaseGa naar voetnoot12. vlote die malkanderen inwachteden, gaende wijlieden onsen gangh, passeerende met goede voorspoet smiddaghs den hoeck van BevesierGa naar voetnoot13., ende snachts in de eerste wacht 't eijlant Wight met moij weder ende betogen lucht. 28 do., de wint noordelijck met redelijcke voortgangh; sagen smorgens geen lant, maer des avonts vernamen nae onse meeninge 't lant van GoudtstaertGa naar voetnoot14., de wint uijtten N.Westen met tamelijcke coelte ende moij weer. Lieten de seijnbrieven met de sloep door den opperstuijrman aen de Reijger ende Hoope brengen. Gisten dit etmael met een West-ten-Zuijen-cours geseijlt te hebben 29 mijlen. 29 do., de wint als voren, edoch op den middagh westelijck lopende met dijsigh ende mistigh weder, sulckx dat wij niet boven S.W. costen behouden ende dierhalven de France cust tusschen de KiscasGa naar voetnoot15. ende EijsantGa naar voetnoot16.Ga naar eind(l) seer nae gisten te comen, ende alsoo wij Eijsant met dese cours niet costen boven seijlen, resolveerden 't over d' andere bouch te leggen na de cust van Engelant, gelijck wij (5 glasen na den | |
[pagina 5]
| |
BEGIN VAN DE REIS
DE HOOFFDEN
| |
[pagina 6]
| |
NOORDSEE EN KANAAL
Posisies sonder nadere tydsbepaling het betrekking op 12 u. middag ROETE TUSSEN DIE KANARIESE EILANDE DEUR
| |
[pagina 7]
| |
middagh sijnde) deden, de wint meest N.West, somtijts een streeck off 2 uijt- ende inschietende, soo dat wij omtrent N.N.West schuijns in d' Engelse wal over stuijrboort stevende. Dit etmael nae gissinge Z.W. ten westen 16 mijlen geseijlt. 30en do., de wint noch al westelijck ende W.N.W. seer hard aencoelende, bevondenGa naar margenoot+ ons schip soo rancqGa naar voetnoot1. te wesen dat wij geen seijl costen voeren, derhalven groote swarigheijt door de ranckte scheen te duchten, waeromme d' opperhooffden van den Reijger ende Hope aen boort ontboodenGa naar eind(m), ende in derselver presentie onse scheepsofficieren, welcke altsamen verclaerden niet mogelijck was met soo een ranck schip hard weer aff te cunnen staenGa naar voetnoot2., ende dat men licht met een swaren worp van zee soude cunnen omgesmeten worden, weshalven eenparigh, hoewel ongaerne, nochtans nootswegen, resolveerden een haven aen de cust van Engelant te soecken ende aldaer soo veel steen tot ballast te halen als wij nodigh souden achten om 't schip behoorlijck te stijven; des onsen cours noorlijck ende N. ten oosten derwaerts over schickten, ende ijder weer nae boort voer. Maer savonts d' eerste wacht nauwelijcks uijt sijnde, cregen den wint N.N.oost, waeromme (d' Engelse wal niet cunnende beseijlen) met dien goeden wint uijtwaert aen 't Canael aff, west ende W. ten noorden, over lieten staen, op hope den Almogenden ons den goeden wint soude laten behouden tot wij buijten prijckelGa naar voetnoot3. van vijanden waren, om alsdan wat geschut omlaegh te brengen tot stijvingeGa naar voetnoot4.. Sondach, ultimo do., de wint noch al Noordelijck, doch wat nae 't oosten, vrij harder doorcoelende, den cours west ende W. ten Zuijen met frisse voortgangh. Savonts begond vrij harder aen te waijen, sodanigh dat de marsseijls in moesten, ende cregen omtrent 8 glasen in d' eerste wacht soodanigen worp van een zee, dat 't schip heel op een sijd gesmeten wiert, tot geen cleijne alteratieGa naar voetnoot5. van alle die scheepGa naar margenoot+ waren, alsoo vermits de ranckheijt des schips groote vrese hadden van omvallen, daer ons den Almogende dese tijtGa naar voetnoot6. noch voor bewaert heeft, maer leet grootelijcks sijn prijckelGa naar voetnoot7. alsoo 't desen nacht al bleeff continueeren met harde kaeckenGa naar voetnoot8. ende buijen uijtten Noorden ende N.N.oosten, sulcx dat wij 't ter nauwer nooth met cleijne huijck ende schoversijls sonder bonnetsGa naar voetnoot9. costen gaende houden. |
|