Dagelyckse huys-catechisatie
(1700)–Franciscus Ridderus– AuteursrechtvrijStem: Ps. 51. Ontfermt u over my, &c.
IK ben van Christi Tafel opgestaen,
In meening om my voor de sond' te wachten:
Maer ach! ik vind daer toe seer kleyne krachten,
Ik heb seer haest al weder quaed gedaen,
Ik voel een lust tot eenig eygen quaed,
Ik kan my daar ten vollen niet van vrijden;
Dit is de Vyand die my heeft verraed;
Ach! kon ik daer eens dapper tegen strijden.
2. Hoe ben ik dus genegen tot de sond'?
't Bedorven vleesch bederft mijn eerste lusten,
De Wereld en de Duyvel wil niet rusten,
Maer locken my tot breuk van Gods Verbond;
Dan leg ik sorgeloos voor Godes straf:
Dan ben ik stout voor Godes eygen oogen,
Dan ben ik yverloos, en traeg, en laf,
Dan vind ik my seer onversiens bedrogen.
3. Als ik my vind op 't beste in mijn staet,
Soo word ik ligt, of door een qua gedachte,
Of door een lusje, dat ik niet en wachte
Belet, soo dat ik dan het goed verlaet;
Of soo ik dan noch voort-ga in mijn plicht,
't Onrein werk, en door de sond' geschonden;
Heer, weegt gy met my, ik ben te licht;
Maar weegt my na 't gewigt van Christi wonden.
|
|