| |
| |
| |
Zesde hoofdstuk
I.
HET groote inrijhek van ‘Egmond’ was met groen en vlaggen versierd. Sinds den vroegen morgen had een rumoerige drukte zich bewogen over het geheele terrein, Radelooze commissarissen trachtten vergeefs wat orde in den wanhopigen chaos te brengen; geen der deelnemers geloofde ook maar éen seconde, aan het welslagen van den middag. De luchthartige Machteld lachte, totdat zij verklaren moest, eenvoudig niet meer te kunnen, omdat de laatste repetities zelfs nog veel slechter gingen dan die der vorige dagen; de jonge meisjes maakten beurtelings dolle gekheid, en vervielen in heftige kibbelarij, waarop daarna weer bleek, dat zij, zonder eenige formaliteit, opnieuw waren verzoend. De jongelui, met warme, vermoeide gezichten, vonden in flirt, eenigen troost, maar werden telkens met onbarmhartige strengheid op hun plicht gewezen. De arme Clara, die al dezen tijd in een staat van overmatige zenuwachtigheid had verkeerd, was thans voortdurend in een toestand op huilen af; deze dagen waren voor haar van een hevige, afmattende opwinding geweest, die haar toppunt vandaag bereikte. Zij was een vreemde in haar eigen huis; zonder plichtplegingen liepen de ongenoode gasten door de kamers, deden alsof zij thuis waren, en bemoeiden zich alleen met | |
| |
haar, als zij haar vragen konden: Mevrouw, hebt u dat voor ons? Mevrouw kunt u ons daarmee helpen? Zij vertelden haar, dal de antichambre, rechts van de vestibule bestemd was voor den penningmeester; dal in de groote gezelschapszaal een buffet zou worden ingericht, maar dat ook in den blauwen salon gelegenheid zou zijn om iets te gebruiken; dat zij zorgen moest voor voldoende toezicht, daar de bezoekers natuurlijk de beroemde schilderijen-galerij zouden willen zien en de oranjerie; dat gang en vestibule versierd dienden te zijn, en dat zij op voldoende consumptie rekenen moest. En ofschoon zij slechts in de verschillende dingen werd gekend, als deze door de anderen geheel afgehandeld waren, en hoewel zij geen uitvoerende rol had te vervullen, voelde zij het toch alsof de geheele last van het feest op háar schouders geladen was. Zich op den voorgrond stellen? Zij had het niet gekund, al had zij gewild. Er waren te veel personen, die het allen beter wisten dan zij. Zij liet zich maar meedrijven in den grooten stroom, waarin zij zich als verloren voelde, met toch aldoor het klemmend besef, dat er misbruik werd gemaakt van haar goedheid, haar gedweeheid, haar.... zwakheid. En ware het met om den bijstand van twee personen, zij zou geheel uit den weg geschoven zijn door het onscrupuleuse voortdringen der anderen; maar André van Haren had zich van het eerste oogenblik af haar terzijde gesteld, en haar met de vriendelijkste hoffelijkheid in alles gekend, haar meening gevraagd, haar op de hoogte gebracht van wat er besproken werd, en nooit iets gedaan, zonder eerst haar goedkeuring te hebben gekregen; en vooral ook was mevrouw Frédérique van Oudvelt haar een groote steun geweest; deze, de verstandige bedaardheid zelve, was een der weinigen, die haar hoofd behield in de algemeene, | |
| |
onbeheerschte rusteloosheid; zij wist alles precies wat er moest worden gedaan, zij onthield alles, gaf goeden raad, en verliet haar zijde niet. Clara was zich zeer goed bewust, dat zij, zonder deze leiding, er nooit zou doorgekomen zijn; zij zou in haar overgroote nervositeit zich zóo onhandig hebben gedragen dat zij in haar eigen oogen zich reddeloos had gecompromitteerd, terwijl een verwijdering van haar man er het gevolg van had kunnen zijn. Nu was Alexander niet ontevreden over den gang van zaken, en dit was het eenige wat haar troostte. Maar een groote vrees bleef haar bij voor den dag van het feest zelf: als alles in de war liep, waar het wèl het air van had, als er flaters werden gemaakt, als de uitvoering een parodie was op wat een uitvoering moet zijn, dan beefde zij voor Alexander's toorn, want zij begreep heel best, wat het voor hem moest wezen, als er op zijn grond, onder de bescherming van zijn naam iets zoo bespottelijks had plaats gehad. Dezen morgen zag zij de deelnemers ordeloos door elkander loepen, niemand deed iets goeds, en degenen, die gisteren hun taak schenen te kennen, waren die vandaag weer vergeten; booze uitvallen, smeekwoorden, nerveuse gillachjes klonken; linten, die de dansende meisjes zouden gebruiken, slingerden over het grasveld; iedereen kwam klagen over dingen, die hij ‘verloren’ had of aandragen met voorwerpen, die hij had ‘gevonden’; de zeer gewillige bedienden ‘liepen in den weg’, ‘deden allerlei wat zij niet behoefden te doen’, en ‘voerden’ dan weer opeens ‘niets uit’. De instrumenten van het klein amateurorkestje wilden niet samen-klinken; het stemmen roofde noodelooze minuten van den kostbaren tijd; ontdekt werd, dat de cakes voor de thee vergeten waren, en de auto, die al den geheelen ochtend een | |
| |
geregelden dienst naar en van den Haag had onderhouden, werd wederom uitgestuurd, terwijl, toen hij weg was, men bedacht, dat er ook nog een boodschap moest naar den drukker, die de programma's nog niet had gestuurd....
- O, mevrouw, zei Clara van Egmond, met een bijna tragische uitdrukking op haar gezicht, tot Frédérique van Oudvelt, u ziet, dat 't niet gaal! Doen we niet beter, in plaats van 'n fiasco te riskeeren, de dag te verschuiven? 't feest 'n week uit te stellen?
- Neen, neen, zei Frédérique. Dat is onmogelijk, daarvoor is 't nu te laat. Hoe zou u 't bekend willen maken? U kan de menschen niet vergeefs uit den Haag naar Wassenaar laten komen. Neen, dat gaat niet. Maar maak u niet zoo bezorgd, voegde zij er met een geruststellenden glimlach bij, u zal zien, 't loopt alles nog uitstekend af. Je begrijpt zelf niet, hoe 't kan, maar ondanks de meest hopelooze verwarring vooraf, - die 'n gewoon verschijnsel is, - gaat alles op 't oogenblik zelf verwonderlijk goed. Blijf heusch maar kalm, want alles komt terecht. Gaat u mee de buffetten versieren? dat is nog niet gedaan....
Clara hoopte weer, maar vertwijfelde opnieuw, toen zij in een der club-fauteuils in de trapzaal André van Haren uitgeput liggen zag; met een absoluut troosteloos gebaar streek hij zich met zijn zakdoek over het vochtig-verhitte voorhoofd, en antwoordde op een deelnemende vraag:
- 't Moet nu maar gaan, zooals 't wil. Ik kan er niets meer aan doen.
Met een zwaar hart vulde Clara de vazen met de groote, volle, rozeroode Caroline Testout-rozen, die Frédérique, als de meest tot het doel geschikte, zelve in den rozentuin had uitgekozen. De buffet-tafels stonden blank gedekt, met kanten kleeden, en de stapels | |
| |
gebak- en pastei-bordjes, kopjes en schoteltjes, glazen, flesschen, messen, varken, lepels, en alles wat er verder noodig mocht zijn, Met onrustige blikken keek Clara rond, of alles in orde was; de groote schalen voor de lekkernijen, de koelemmers voor den café glacé, die vanmiddag met ijs zouden worden gevuld.. was niets vergeten? Lag het kasboek voor den penningmeester gereed; hadden de tuinlieden voor voldoende bloemen gezorgd, die straks door meisjes zouden ten verkoop worden aangeboden? Stond bij den ingang van het park de tafel al, waar entrée-kaartjes zouden worden verkocht? En nog waren de programma's er niet!....
In moedelooze drift was André van Haren weggeloopen van het musiceerende clubje, dat hij er van verdacht ‘expres’ alles verkeerd te doen. Hoe dikwijls had hij gewaarschuwd voor die dubbele flageolettonen, mis, alweer mis natuurlijk. Ze luisterden eenvoudig niet naar hem, en hij bedankte ervoor, om voor zoo'n erbarmelijk samenspel als dirigent te staan.
Hij zat in arren moede uit te rusten, beproevende zijn stemming meester te worden; daar zag hij door de wijde open voordeur de witte, slanke gestalte naderen van Lydia Lichtenberghe; nauwelijks ontwaarde zij hem, dien zij zocht, of zij verdween op vlugge voeten, om na een oogenblik uit een der kamers terug te keeren, met in haar hand een blaadje, waarop een tumbler lemon squash met stukjes ijs.
- Drinkt u eens, verzocht zij. Dat het nu vandaag ook zoo'n warme dag moet zijn! Dat maakt alles dubbel zwaar, vindt u niet? Maar aan de andere kant is 't natuurlijk juist goed, dat 't zulk mooi weer is....
Dankbaar nam hij het glas van haar aan; en opeens bedacht hij zich welk een vriendelijke hulp zij hem in al deze dagen was geweest. Als de jongelui al te | |
| |
luidruchtig grappig waren en van de eene lachbui in de andere vielen, had zij hen dikwijls tot bedaardheid gemaand; zij was geduldig en opgeruimd, en bracht hem, die bij elke hindernis mismoedig werd, dadelijk weer met een paar opbeurende woorden in een goed humeur. Zij was een der aangenaamste elementen bij de moeilijke voorbereiding, en met haar uitstekend gehoor bemerkte zij elke disharmonie, en hielp hem die verbeteren. En ook bedacht hij zich, dat hij haar nooit eens een erkentelijk woord had gegeven; en daar zij aldoor even voorkomend bleef, moest hij wel begrijpen, dat zij innerlijk een zacht, goedhartig meisje was met een prettig temperament.
- Ik bewonder u, zei hij, dat u in al deze tijd nooit uw equilibre verloren hebt. Ik voor mij moet eerlijk bekennen, aldoor gewankeld te hebben tusschen wrevel en lusteloosheid. Ze hebben me daar nu eenmaal ingehaald, en ik wou zoo goed mogelijk doen wat ik heb te doen, maar ik kan u oprecht verzekeren, dat alles me hoe langer hoe meer tegenstaat, en dat ik wou er nooit mee te zijn begonnen.
- U neemt alles ook wel 'n béétje te ernstig op, zei Lydia. Voor ons zijn deze dagen vol van onschuldig pleizier, we lachen en schertsen graag, maar heusch, we beseffen toch óok wel, dat we geen gek figuur mogen slaan, en dat we ons best moeten doen. En vandaag, - ja, 't is geen wonder, dat juist vandaag de repetitie minder goed gaat dan ooit, we zijn allemaal nerveus; maar op 't moment van de uitvoering, dan bevangt ons opeens de noodige kalmte, en alles gaat voortreffelijk, dat zult u zien.
- Ik hoop 't; u is een goede troosteres. Werkelijk, als u er niet was geweest, dan had ik niet geweten, hoe ik 't maken moest. En als 't vanmiddag werkelijk goed gaat, zooals u me zoo vriendelijk voorspelt, dan | |
| |
zal 't voornamelijk aan ú te danken zijn. Ik waardeer uw hulp ten zeerste. Ik druk me nooit erg uitbundig uit, ik ben, zooals de West-Vlamen 't noemen, wat ‘mijde van gemoed,’ maar daarom voel ik toch wel erkentelijkheid.
Lydia zat stil met opeens trillende lippen en koud en zwaar geworden handen. Zij had kunnen snikken van een vreugde, die te overweldigend was, om niet met smart te zijn gemengd. Hij houdt van me.... hij begint van me te houden.... dacht zij, en dit besef verpletterde haar door het te groot geluk.
Zij herstelde zich eenigszins, doordat hij voortging met praten, en twistgesprekken herhaalde tusschen hem en van Marnix, die eigenwijs was, - en vertelde, hoe van Heemstede met al zijn jongensachtige gewilligheid er maar niet in slagen kón de dubbele flageolet-tonen er goed af te brengen.... en zij was blijde om zijn onverschillig gepraat, dat zijn goede warme woorden, die eraan vooraf-gegaan waren, tóch niet weg-maakten.... omdat zij nu haar diepe ontroering weer meester kon worden. O! haar systeem van hem jaloersch te maken met Herbert was dan wel het ware geweest; zijn aandacht was daardoor meer dan ooit op haar gevestigd geworden, en hij begon haar óok te apprecieeren, nu hij zag, hoezeer een ánder haar apprecieerde.
En thans bruiste de triomf in haar op; het doel, waarmede dit liefdadigheidsfeest was op touw gezet, zou worden bereikt! zij was er zeker van, en haar oogen fonkelden zóo hel, dat zij hun schittering vóelde. Zij sprong op, zij durfde niet langer blijven; maar bij de deur keerde zij zich om, en riep over haar schouder heen, in blijden trots:
- Wees u maar gerust: wij zullen wel zorgen, dat | |
| |
alles in orde komt, en als 't feest slaagt, zal dat aan ons te danken zijn!
Nadat zij al weg was, zág hij nog een moment haar elastisch, soupel figuur, haar roode wang en haar donker-zonnige oogen. En het was, of hij thans voor de eerste maal realiseerde hoe mooi zij eigenlijk was. Nog hoorde hij haar zegepralend ‘wij’ en ‘ons’, en hij dacht: Wat is zij coquet! Jammer, jammer.... zij kon een aardig meisje zijn, als zij die inquietante behaagzucht niet had. Zij is een der beste.... en toch is zij feitelijk gelijk aan al de anderen. Zij zal wel trouwen met Herbert van Teylingen, met wie zij altijd samen is, maar zij zal hem niet gelukkig maken.... Neen, hoe meer je de karakters van de moderne meisjes leert kennen, hoe meer je beseffen gaat, dat er le veel zijn.... zonder karakter.
In zijn overpeinzing werd hij gestoord door Philibert van Heemstede, die naderde met zijn flageolet in de hand.
- 't Is in orde! riep hij, stralend van zegepraal. Dat dacht ik ook wel: u maakte me in de war met uw boos gezicht. Luister! en op onberispelijke wijze bracht hij zijn partij in de barcarole Le ciel est bleu ten gehoore.
In den blauwen salon was Machteld bezig alles in te richten voor 's middags. Zij had daar een tafel voor haar alleen, waaraan zij champagne-bowl zou verknopen; zij bezat geen talent, om op andere wijze aan de uitvoering te kunnen medewerken, maar zij was slim genoeg, om zich op deze manier tóch tot een middelpunt te maken. Zij was in deze dagen having the time of her life, zooals zij van Penelope had gezegd; de dagelijksche omgang met Dandy Diek had hun oppervlakkige flirt verdiept tot een ‘allergezelligste intimiteit,’ zooals zij het in zichzelve noemde. | |
| |
Hij durfde haar thans zijn verliefdheid toonen; hij durfde ja, omdat hij niet anders kón; in elk zijner woorden, blikken, daden, bemerkte zij, hoezeer zij zijn gedachten vervulde, en haar ijdel zieltje genoot, Het oogenblik was nu niet verre meer, waarop hij haar zijn gevoelens uitspreken moest en zij zou dan weder een hoogtepunt in haar leven hebben bereikt. Het was dan de tijd van een harer meesterlijke tactische ‘retraites’; redeneeren in zulke gevallen verstond zij uitmuntend; zacht en vriendelijk, maar beslist zou zij een beroep doen op zijn ‘verstand’ - want zij dacht er natuurlijk geen seconde aan haar lieven Ernst ontrouw te worden; ofschoon.... zij zichzelve bekennen moest toch wel heel veel te houden van Dick.... meer dan zij in haar andere flirtations ooit van een harer aanbidders had gedaan. Zij zou hem missen, dat wist zij zeker, als zij het had uitgemaakt, maar daar was nu eenmaal niets aan te doen, het moest gebeuren. Maar op het moment kon zij zich nog vermeien in zijn tegenwoordigheid; er was in de atmosfeer, die hen omgaf, voortdurend iets van verwachting, van onuitgesproken verlangen, dat haar in de prettigste spanning hield; de gevaarlijkheid van het spel, dat zij speelde, streelde haar zenuwen..., en bracht in haar oogen een uitdrukking in haar stem een timbre, die Dick opwonden en bedwelmden tegelijk. Hij hielp haar in het gereedmaken van de tafel, bewonderde op haar vraag het effect van de groote zilveren bowl, den zilveren koel-emmer en de zilveren vazen; hij gaf haar de bloemen aan, die zij schikte op sierlijke wijze tusschen het fijne groen; o, zeg, vind je niet, dat ik goed heb gedaan, om deze blauwe delphiniums te kiezen.... dat deed ik eigenlijk om de blauwheid van de salon, begrijp je, maar 't is veel minder banaal dan de rozen, | |
| |
die Clara en Frédérique hebben genomen......
Hij knikte zwijgend; hij was geheel bevangen door het alleen met haar zijn, en door de gedachte, dat het na vandaag met hun heerlijk vrijen, ongedwongen omgang gedaan zou wazen. Nu eerst besefte hij, hoe gelukkig hij in deze dagen was geweest, en nu ook eerst wist hij, wat hij al dien tijd had verlangd, had verlangd....
Zij stond voor hem in al haar bekoorlijkheid; de witte, volle welving van haar hals lag open in het eenigszins uitgesneden corsage; de korte mouwen lieten de ronde, blanke armen tot den elleboog bloot. Haar verleidelijke lippen bloeiden warm en rood, haar veelzeggende oogen schitterden als blauwe lichten. Zij droeg een hoed in Watteau-stijl; de rechterzijde was neergeslagen, zoodat de fijne lijn van haar profiel zich afteekende tegen de blauw-fluweelen binnenvoering; aan den hoog-opgeslagen linkerkant rustte een groote strik van Saksisch-blauw fluweel op het blonde, welige haar.
Zij zag hem kijken.... en zij had nog den coquetten moed om te vragen:
- Staat die hoed me niet goed? Ja, hè? Weet je wat ik doe om te weten, of ik er werkelijk uitzie, zooals ik graag wil? Dan, als ik iets nieuws heb, bekijk ik me in alle spiegels van 't huis; één is niet genoeg, want die kan wel toevallig zóo hangen, dat de belichting gunstig is, en bovendien, je zou 't niet willen gelooven, maar de eene spiegel flatteert veel meer dan de andere. Als ze me dan allemaal 't zelfde antwoord geven, ben ik tevreden.
Hij lachte niet, zooals hij anders deed, of antwoordde met een complimenteus-vleiend woord, en zij begreep, dat hij riet eens had geluisterd, zich nauwelijks bewust was, dat zij iets had gezegd. Hij | |
| |
zag aldoor naar haar, met dien blik van hartstocht en overgave in zijn oogen, die haar den indruk gat, alsof ‘een warme, lichte zon haar bescheen’, zooals zij het in zichzelve noemde. Zijn hand lag vlak bij de hare op het witte kleed van de tafel, zij keek ernaar, en het verwonderde haar niet, toen onweerstaanbaar zijn vingers de hare grepen en vast omsloten, maar een schok van ontroerde vreugde doorvoer haar opeens. Zijn oogen wendde hij geen moment van haar af, maar de uitdrukking daarin werd van een smeekende innigheid, en bij haar hand trok hij haar langzaam en zacht naar zich toe. Het ging vanzelf.. Machteld wist niet hoe.... maar zijn arm was om haar heen, en zijn warme wang drukte hij tegen de hare.... en in het moment dat zij haar oogen sloot, voelde zij zijn mond op haar lippen.
Als hij eischend en bruusk was geweest.... als hij met geweld haar had trachten te winnen, dan, zij wist het zeker, zou zij hem verontwaardigd hebben afgeweerd, in rechtmatigen toorn; maar nu.... maar nu.... Zijn lieve, bijna deemoedige teederheid maakte haar week, en zijn zachte zoen veroverde haar.... zij kón niet boos op hem zijn.... En zij was ook niet boos, integendeel.... een zoet geluk doorvloeide haar, een zoet, dwaas, jong geluk.... en zij bleef in zijn arm, en zij liet zich kussen, en bijna had zij gezegd: ik houd van je, lieve, lieve jongen....
Door de breede, hoog-opgeschoven ramen kwamen de geluiden naar binnen der deelnemers, die op het groote grasveld bezig waren de laatste maatregelen te nemen. Een waarschuwende gong deed eenige slagen weerklinken; voetstappen naderden over het grint, en Dick nam zijn arm var haar weg, en even bleven zij elkander aanzien; zwijgend, blozend, glimlachend....
| |
| |
En Machteld vond zich na den korten droom terug in de werkelijkheid van den blauwen salon; de zon scheen over het witte damast van de tafel en over de azuurblauwe bloemen.... en zij wist, dat zij nu de woorden moest spreken, die.... Maar zij kón niet; met een kort schoudergebaar van onwil wierp zij op het oogenblik alle verantwoordelijkheid van zich af; later, later.... beloofde zij zich.
Lydia verscheen in de deur.
- Komen jullie? We worden genoodigd op 'n geïmproviseerde lunch. O, Machteld, wat beeldig ziet je tafel er uit; je zal furore maken vanmiddag.
- Ja? vroeg Machteld. Ik hoop 't.... Gaat alles nu wat beter?
- O, neen. Iedereen is radeloos, zei Lydia lachend. En toch zal alles goed gaan, ik voorspel 't je. 't Is vandaag zoo'n heerlijke dag....
- Ja.... 't is vandaag 'n heerlijke dag.... zei Machteld.
| |
II.
Om één uur was nog niets in orde. Maar een uur later, een half uur voor de opening, scheen er opeens een groote rust en zekerheid over allen te zijn gekomen. Bij den ingang, achter den linkervleugel van het wijde, zware hek, stond de tafel waar van Westermarck had plaats genomen, om entréekaarten te verkoopen en wisselgeld terug te geven. De kleine jongens van Oudvelt liepen met een omgehangen leeren taschje en een pak programma's onder den arm door de oprijlaan, en overriepen elkaar met hun hooge kinderstemmen: Programma's!.. Programma's, heeren! Programma's!.... Programma's!... De meisjes, die bouquetjes zouden verkoopen, wandelden, | |
| |
in hun liefste zomertoiletjes zelve wel fleurige bloemen lijkend, rustig wachtend, heen en weer. Op het groote gazon stonden de rijen stoelen gereed voor het met groene planten en bloemen versierd plankier, waarop de uitvoering zou plaats hebban. Dienstdoende lakeien in half-gala-tenue, omringden de met koord afgesloten ruimte; de commissarissen hielden een laatste inspectie; deelnemers aan een der eerste nummers: het samenspel van banjo, mandoline en guitaar, wachtten met hun met smalle, kleurige linten versierde instrumenten; ‘het bestuur’, en de andere belangstellenden vormden pratende, of langzaam door de lanen drentelende groepjes.
Clara, die, in een moedig élan, zoo goed mogelijk haar zenuwachtigen angst had bedwongen, en die er allerliefst uitzag in haar eenvoudige robe van Eugelsch borduurwerk, werd omringd door eenige dames en heeren, die met haar converseerden op luchtigvriendelijke wijze. Van Egmond liep naast Frédérique van Oudvelt, die graag wat in de nabijheid harer jongens bleef, om toe te zien, of deze niet al te opgewonden werden, de lange, rechte oprijlaan voor het huis op en neer.
- U hebt er alle eer van, zei hij, en keek met warmen blik op haar neer.
- Waarvan? vroeg zij, alsof zij hem niet begreep. Zij wilde het niet doen voorkomen, alsof zij zich zelve bewust was van de hulp, die zij Clara gegeven had.
- O, waarvan? dat weet u wel. Ik spreek er niet graag over, maar 't zou ondankbaarheid zijn, als ik 't nu niet deed. Zonder uw vriendelijke bemoeiïngen zou 't met Clara weer 't zelfde zijn geweest van altijd. Ik weet niet, wat 't is, maar m'n vrouw heeft 'n natuurlijke aandrang zich op de achtergrond te | |
| |
houden, en anderen, zooals men dat noemt, de baas over haar te laten spelen.
- Zij heeft 'n zacht, beschroomd temperament, zei Frédérique. En haar antwoord deed van Egtmond, even verruimd, opademen, want met schrik had hij naar zijn eigen woorden geluisterd: wat bezielde hem zóó over Clara te spreken, wat hij nimmer deed, uit instinctieve vrees, dat hem met een ironisch lachje geantwoord zou worden: Dat is geen wonder.
- Ik heb er wel meer zoo gekend, ging Frédérique voort, in mijn schooltijd al: dat waren meisjes met de liefste karakters, maar zich, laten gelden, dat konden ze niet, en zoo worden ze niet opgemerkt, niet meegeteld; ik houd veel van uw vrouw, ze is zoo zacht en oprecht, en 't is me 'n waar genoegen geweest haar wat hulp te hebben kunnen geven, - als 'k dat tenminste heb gedaan.
Van Egmond dankte haar alleen met een blik. Bijtijds had hij nog de lippen gesloten die zich al hadden geopend voor de woorden: ja, zij is zacht en oprecht, zij is goed en lief, maar, god, zij is de vrouw niet, die ik behoef. M'n huwelijk was 'n vergissing die wij ons beiden betreuren....
Hij wist niet hoe het kwam, dat hij, de weinigspontane, zulk een onweerstaanbare behoefte had, om zich le uiten tegen deze vrouw, die hem, ja, zeer sympathiek, maar toch een vreemde was; dat hij er toe komen kon, haar een zijner hoogst zeldzame klachten te laten hooren, hij, die zich altijd trotsch opsloot in zichzelf, en het liefst den schijn aannam tevreden en gelukkig te zijn.... Hij zag haar naast zich gaan, in haar aantrekkelijken, bevalligen ernst, en hij dacht.... neen, hij dacht niets, hij mocht en wilde niet denken.
De eerste bezoekers kwamen binnen; het was nog
| |
| |
aant.
vóór den aanvang, en zij besteedden hun tijd, om het park te doorwandelen, of te zitten op de witte barken en tuinstoelen, die overal stonden verspreid; of zij namen de gelegenheid waar, om het oude huis, de vroegere ridderhofstad, te bezichtigen, waarvan men gehoord had, dat er zooveel fraais was te zien; en zij begonnen met hun bewondering al bij de voordeur, waarvan de beide vleugels waren open-geslagen; een deur in Gothischen stijl van eikenhout met drie paneelen, waarop religieuse voorstellingen, met kolommen, omslingerd door wingerdblaren; dan trad men de vestibule in en de trapzaal, waar en relief in marmer de medaillon-portretten van de opeenvolgende bezitters boven de deuren waren aangebracht; zooals men dat deed in de 18e eeuw. De schilderijengalerij was een groote aantrekkelijkheid; daar was de hofmeester, met zijn waardigheid als van een museumsuppoost, en kende alle bizonderheden der schilderijen, en wist de namen van al degenen, die door de portretten werden voorgesteld, en met minzame bereidvaardigheid beantwoordde hij alle vragen, die hem werden gedaan.
- Zeker is dit 'n echte Hals, mijnheer. Er bestaat 'n geheele literatuur over dit onderwerp, die te vinden is in....
Hij haalde den gebonden catalogus tevoorschijn, en las voor:
- Carl von Lüizow, in 't Zeitschrift für bildende Kunst... J. Smith Catalogue raisonné.... Lord Ronald Gower Galleries in Belgium and Holland.... Henri Havard L'art et les artistes Hollandais....
En hij maakte de bezoekers opmerkzaam op den rijk-gebeeldhouwden schoorsteenmantel in Louis XIV stijl, met den marmeren ondermantel, en de kolommen | |
| |
met gestileerde bloemen en een schelpvorm, waartegen twee vrouwenfiguren leunden. En hij ried hun aan vooral de geschilderde paneelen en het schoorsteenstuk in de gezelschapszaal te gaan zien; die waren van den schilder Jurriaan Andriessen, die in 1744 stierf te Amsterdam....
Een groote, stevig-geluide bel kondigde het begin van de uitvoering aan. De opkomst var bezoekers had de verwachting verre overtroffen.
Er waren lang geen zitplaatsen genoeg, en tallooze te laat gekomenen moesten buiten de touwen omrastering blijven staan. Het eerste nummer, Le ciel est bleu door het klein orkestje, onder leiding van André van Haren, had een ongedacht succes, zóo zelfs, dat Philibert met roode wangen voorstelde de barcarole te herhalen, maar zóóveel durfde van Haren niet wagen, hij was al veel te blij, dat deze éénmaal zoo goed was gegaan. En met entrain werd Monckton's The soldiers in the park ingezet. Gracieus en frêle in hare lange witte gewaden met de wapperende linten schreden de meisjes, die den dans zouden uitvoeren, aan; de haren waren Grieksch gekapt en van gouden barden omwonden. Van Marnix begeleidde op de terzijde gestelde piano met den des-dur wals van Chopin, en de zoel-liefelijke klanken verijlden week en welig in de warme lucht. De meisjes, onder de leiding van een bekenden dans-onderwijzer, hadden den dans zóo vaak geoefend, dat zij glimlachend en slank over het podium zweefden, met een verrassende zekerheid in de bevalligheid harer gebaren. Droomachtig dansten zij tegen den achtergrond van glanzig groen, en in den zonneschijn schitterblonken de kleurige linten.
André van Haren, om even uit te rusten tusschen de nummers, had zich bij het groepje gevoegd van | |
| |
Frédérique van Oudvelt, van Egmond, Clara en eenige anderen. Hij zette zich naast Clara neer.
- M'n grootste zorg is me van 't hart, mevrouw.
Zij glimlachte hem toe.
- Is u óok zoo angstig geweest?
- Méer dan angstig, absoluut wanhopend. Maar 't schijnt toch wel waar te zijn, wat freule Lichtenberghe tegen me zei: op 't oogenblik zelf krijgen we allemaal de noodige kalmte en gaat alles uitstekend.
- Ja, zóo heeft mevrouw van Oudvelt me ook getroost. 't Voornaamste is misschien wel, dat iedereen zoo'n animo heeft, om 't feest goed te doen slagen. Wat 'n kracht en 'n uithoudingsvermogen hebben sommige meisjes. Freule Lichtenberghe heb ik nog geen oogenblik zien zitten; nu is ze hier, dan daar om te helpen; de linten-dans is haar improvisatie geweest....
- Zoo? Ja, ze is, geloof ik, niet onbegaafd.
- En zoo vroolijk en vriendelijk is ze; niets is haar te veel; en ik mag haar graag, zooals ik haar in deze dagen heb leeren kennen.
- Is zij geëngageerd met Herbert van Teylingen?
- Daar heb ik nog niets van gehoord.
- Vindt u dan niet, dat zij zich te veel met hem afficheert?
- Och....
- Kijkt u dan eens, hoe ze nu met hem flirt.... Mij dunkt, 't meisje beseft niet, hoeveel kwaad ze doet, 't is meer lichtzinnigheid dan slechtheid in haar; maar 't moest haar toch eens gezegd worden; 't is werkelijk niet om aan te zien, hoe ze 't leven van zoo'n jongen bederft, als ze tenminste niet van plan is, hem te trouwen. Ik haat flirt, - ik weet niet, hoe u er over denkt, mevrouw, maar ik haat flirt met 'n heusche haat. Of, ik weet natuurlijk wél, hoe ú er over denkt.
| |
| |
Zij bloosde licht onder zijn blik van vriendelijke appreciatie.
- Ik heb wel eens nagedacht, zei ze, zelf niet wetende, hoe zij er toe kwam, om hem zoo eerlijk haar gedachten te biechten, of de afschuw, die sommige menschen van flirten hebben, niet daarin gelegen is, dat.... zij 't niet zouden kunnen, zelfs wanneer zij 't zouden willen. Ik ben altijd 'n beetje verbaasd als ik 't zie, en als je dan door degenen, die flirten, hoort zeggen, dat 't zoo onschuldig is, en je ziet, hoe ze zich amuseeren, dan denk je wel eens: 't zal wel niet zoo mooi zijn, als 't er uit ziet.... maar toch, tegelijk, met 'n beetje spijt: Ik zou 't niet kunnen.
Wat is zij sympathiek, dacht hij, haar verteederd aanziende, hoe argeloos-oprecht....
- Ja, als 't onschuldig was, waarom zouden we 't dan niet allen kunnen opvatten als 'n aangenaam soort spel. Maar dat is 't juist niet. Die zoogenaamde ‘onschuld’ is de schoone schijn voor perversiteit, voor 'n gevaarlijk spelen met vuur, waarbij altijd slachtoffers zijn. 'n Vrouw, die durft bekennen, - want daar hoort moed toe bij de corruptheid van de tegenwoordige tijd! - dat zij niet flirten kan, zoo'n vrouw bewonder ik.
Een handgeklap stoorde hun gesprek. Het dansnummer was afgeloopen, en daarop zou het ensemble van guitaar, mandoline en banjo volgen. André van Haren stond op:
- Ik moet gaan.... tot mijn spijt, zei hij. En ook háar speet het, niet verder met hem te kunnen praten. Hij was een der zeer weinigen die haar niet ‘en bagatelle’ behandelde; het gebeurde haar zoo zelden, dat zij eens met iemand van gedachten kon wisselen.
Ook zij stond op, en wandelde naar het huis, om een blik te slaan op het aangerichte buffet in de | |
| |
gezelschapszaal, waar de jonge meisjes en jongelui, die voor het bedienen zorgden, babbelend bijeen waren, vormend een vroolijke groep. Voor de pauze hadden zij het zeer weinig druk, zoodat zij lachend praatten en flirtten onder elkaar. Ofschoon het programma vermeldde, dat eenige dames en heeren zich welwillend beschikbaar hadden gesteld om voor de ververschingen te zorgen ‘onder toezicht van mevrouw van Egmond,’ begreep Clara zeer wel, dat zij hier volmaakt gemist worden kon, haar blijven zou iets van den dwang eener mère noble leggen op de jongelui, en hen bovendien in de verplichting stellen zich met haar bezig te houden. Zij verliet de zaal, bemerkte, hoe zij door de bezoekers, die het huis bezichtigden werd aangegaapt, voelde zich gegeneerd, en zocht een toevlucht in den blauwen salon, waar zij Machteld wist, wachtende op de komenden met haar champagne-bowl. Maar toen zij binnenkwam, kreeg zij opeens de vreemde gewaarwording, dat zij beter zou hebben gedaan hier niet binnen te gaan en tegelijk dat zij toch blijven móest. Machteld was er alleen met den jongen Dick van Teylingen, zij zaten heel vertrouwelijk dicht naast elkaar, en schenen zoozeer hun zelfbeheersching kwijt, dat zij hun schrik tóónden bij haar komst. Clara leek dit een bizonder eigenaardige flirt; en zij begreep niet, hoe Machteld zoo ver durfde gaan in 't huis van een ander. Zij wist hoe Alexander als hij dit vermoeden kon, háar later een scène zou maken, omdat zij zoo iets in ‘haar huis’ had geduld. Zij zette zich, als argeloos, ergens neer, en vroeg:
- Hebt u geen lust gehad iets van de voorstellingen te zien? U had gerust kunnen gaan; vóor de pauze zal hier wel niemand komen.
- Die voorstellingen? viel Machteld, zeer met haar
| |
| |
aant.
houding verlegen, uit. Die heb ik de laatste dagen tot vervelens, tot méer dan vervelens toe bijgewoond. Ik ben juist blij, dat ik ze eens 'n oogenblik niet hoef te zien. Ik rustte hier wat uit, en meneer van. Teylingen was, even vóor u, gekomen, om me te vertellen, dat...
Ja, wat hij haar wilde vertellen, dat kon zij onmogelijk verzinnen. Ook Dick was veel te gedecontenanceerd, om vlug van geest eenige aannemelijke woorden te vinden. Maar Clara scheen daarvan niets te bemerken; zij praatte voort over het mooie weer, de drukke opkomst van het publiek, het hartelijke applaus, zoodat Machteld tijd had tot zichzelve te komen, en in te zien, hoe onvoorzichtig zij gehandeld had. Zij was zoo dwaas verliefd als een jong meisje geweest, door haar omgeving en de omstandigheden zóo geheel te vergeten, en zij schaamde zich voor zichzelve, voor de verstandige, weloverlegde, bezonnen Machteld, die zij anders was. Had hij haar een beetje betooverd, die lieve, knappe charmeur....? Ja, sinds hij voor de eerste maal zijn slanke buiging voor haar maakte, had zij hem aardig gevonden, en zijn belangstelling had haar meer dan die van anderen gevleid.... En nu voelde zij een.... tendresse délicieuse voor hem, zij kon het niet ontkennen. Maar.... eigenlijk mocht zij wel heel dankbaar zijn, dat er niemand anders was binnen gekomen dan die niet meetellende Clara, die toch geen woord durfde zeggen. 't Was eigenlijk juist een goede inval van deze geweest, om haar zoo vriendelijk te waarschuwen.... En zij kreeg geheel haar opgewekte stemming terug.
- Kom, mevrouw van Egmond, laat ik u eens 'n beetje bowl geven, dat zal u goed doen op deze vermoeiende dag....
Maar eer Clara had kunnen bedanken, was de | |
| |
deur alweer open-gegaan: Lydia trad den salon in, en haastig op Clara toe:
- O, mevrouwtje, is u hier? Wat heb ik naar u gezocht. Toe, gaat u 's mee, ik wou u zoo graag wat vragen.... O, ons nummer is leuk goed geweest, de menschen hebben geklapt, geklapt.... Dick, je vergeet toch niet je nummer, 't laatst voor de pauze? Zij stak haar arm door dien van Clara, die, hoe verbaasd ook om deze intimiteit, daarvan niets blijken liet, en voerde haar uit de kamer, door de vestibule naar buiten.
- U begrijpt niet, wat ik vragen wil, hè? lachte Lydia nerveus, toen zij buiten gehoor van andere menschen waren. U moet 't niet gek vinden, maar.... zegt u me eens, toen u straks daar zat met meneer van Haren en ik wandelde met Herbert van Teylingen, toen keekt u beiden naar mij, en.... u sprak over mij, is 't niet?
Clara antwoordde niet dadelijk. Maar Lydia, die ongemerkt André bijna geen moment uit het oog had verloren, had zeer goed de richting van zijn blik gevolgd, en begreep nu, door Clara's aarzelen, dat zij zich niet had vergist.
- Toe, vertel u me eens, heeft hij heel veel kwaad van mij gesproken?
- Kwaad? neen, zeker niet....
- Wat dan? ik zou 't zoo graag willen weten, omdat....
Ja, waarom? wat zou zij zeggen. Zij wist zoo gauw geen reden te geven. Maar het kwam er bij Clara ook niet op aan. Zij zou er ook nooit aan gedacht hebben aan een ander dan aan Clara deze vraag te doen. Zij hoopte, o, zij hoopte zoo vurig, dat hij gekweld werd door haar flirt....
Zij drukte even Clara's arm.
| |
| |
- Toe, zei ze lief, ik zal heusch niet boos worden, wat 't ook mag zijn. Verraad u me nu eens, wat hij heeft gezegd.
- Meneer van Haren vroeg, zei Clara, zich bezinnend, hij vroeg.... of u geëngageerd was met meneer van Teylingen.
- Ja? vroeg Lydia, gretig. En wat zei u toen?
- Ik zei, dat ik daarvan nog niets had gehoord.
- En hij?
- Hij....
- Zegt u 't nu, drong Lydia driftig aan.
- Hij.... ja hij.... hij zei toen, geloof ik, dat hij vond, dat u zich te veel met Herbert afficheerde,
- Ja? riep Lydia, met zoo'n hartstochtelijke glanzing van geluk in de oogenr dat Clara, die eerst spijt had, niet te hebben kunnen, weerstaan aan Lydia's bruusken dwang, vrijer ademde.
- Heusch? Heusch? heeft hij dat gezegd?
- Ja. En....
- Wat nog meer?
Clara herinnerde zich, hoe André had gezegd: Zij moest er eens attent op gemaakt worden, hoeveel kwaad zij doet. 't Is werkelijk niet om aan te zien, hoe zij 't leven van zoo'n jongen bederft. Zou zij, zou zij durven? Zij vond dien van Teylingen een lieven, sympathieken jongen, altijd hoffelijk en bereidwillig, en het scheen bij hem wèl ernst te zijn. Zou zij?.. André van Haren had er op gezinspeeld, dat het Lydia eens gezegd worden moest. En Lydia scheen niet boos te worden.... hoe vreemd was dat meisje, om zoo gaarne iets minder prettigs over zichzelve te hooren. Enfin....
- Hij sprak heel vriendelijk over u; hij zei, dat u zoo begaafd was.... Maar ook, dat hij flirten haatte.... en.... dat u er niet goed aan doet zoo in | |
| |
't oogloopend te flirten met meneer van Teylingen. Hij zei te vreezen, dat u diens leven bedierf....
- O! zei Lydia, op zoo'n zonderlingen toon, dat Clara haastig opkeek. Het leek wel triomf. Lydia's wangen waren gloeiend rood geworden, haar oogen stonden donker en wijd, en haar lippen lachten, een onmiskenbaren lach van zegevierende vreugd. Hij ergerde zich aan haar flirten, zóo hevig, dat hij zich bij een bijna vreemde daarover zulke sterke expressies veroorloofde. O, maar dan! Dan was hij ook niet ongevoelig voor haar, - wat zou het hem anders kunnen schelen, dat, en met wien zij flirtte. Dit was het, wat zij gehoopt had te zullen hooren. Het was haar het bewijs, dat zij op den goeden weg was, om zijn belangstelling te winnen. Zij voelde zich zóo gelukkig, dat zij Clara wel had kunnen omhelzen....
- Als hij er weer eens over begint, zei ze luchtig, haar arm los-makende uit dien van Clara, stelt u hem dan gerust over Herbert van Teylingen. Ik bederf heusch zijn leven niet. Ik flirt met hem, dat kan ik niet ontkennen. Maar.... hij wéét wel, dat 't flirt is, en niets méer dan flirt....
| |
III.
Clara had den blik gezien, waarmede haar man mevrouw van Oudvelt en haar drie kleine jongens had nagekeken, en een scherpe, plotselinge pijn schoot door haar borst. O, waarom was dit ook hun niet gegund, dit geluk van een kind, zij het er maar éen, een kleine jongen, die hun toekomst beteekenen zou.... Maar zij was zoo geestelijk en lichamelijk doodelijk vermoeid van dezen dag en den daaraan vooraf-geganen tijd dat de indruk maar vaag en vluchtig kon zijn. Het was, of nu eerst in volkomen omvang, | |
| |
de looden uitputting op haar viel, en zij niets liever zou willen doen, dan met gesloten oogen zich in rust te verliezen.
Eindelijk, eindelijk dan, waren zij weder vrij. Over het park, dat eenige uren lang weerklonken had van muziek, gelach, gepraat en de schuifelende luidruchtigheid van zeer vele menschen dooreen, was een stilte gevallen, die vreemd, oneigenlijk aandeed, als was zij slechts een rustpoos tusschen twee vlagen van uitbundig, stormend geweld.
- Is iedereen werkelijk weg? vroeg Clara verwonderd rond-ziende, alsof zij het niet gelooven kón, alsof nog elk oogenblik de deuren konden open gaan om een dringende menigte door te laten. Ja, zij wist wel, dat morgen het opnieuw zou beginnen, zij 't ook op wat kleiner schaal, dat er dan nabetrachtingen over het feest zouden moeten worden gehouden, en de kas opgemaakt. O, misschien zou het nog wel dagen lang duren, eer de rust volledig was terug-gekeerd. Maar nu, goddank, waren zij toch weer alleen.
Zij ging naar haar man toe, en legde haar hoofd tegen zijn schouder. Hij staarde voor zich uit, alsof hij in diepe gedachten was verzonken, en sloeg zijn arm niet om haar heen, zooals hij anders altijd dadelijk en vriendelijk deed. Schuchter blikte zij naar hem op. Was hij niet voldaan? Alles was toch goed gegaan, voor zooverre zij er over oordeelen kon....
- Ben je tevreden? vroeg zij zacht.
- Tevreden? herhaalde hij, op haar neerziende, alsof hij haar niet begreep. Toen haalde hij diep adem, nam haar in zijn arm, en bukte zich om haar een zoen te geven.
- Zeker, zeker ben ik tevreden, zei hij, met weinig klank in zijn stem. Het was alsof hij zich slechts met groote moeite los-maakte uit zijn gedachten.
| |
| |
Zij durfde niet verder vragen. Er was iets in zijn houding, wat zij niet begreep, Het was niet het oude, bekende, dat bemerkte zij wel, maar iets nieuws, waarvoor zij een instinctmatige vrees had, ofschoon zij niet had kunnen zeggen waarom. Zij zwegen beiden; maar zij was te innerlijk onrustig, om dit lang te laten duren. Zij kon het niet uithouden met iets onuitgesprokens tusschen hen, en liever dan deze onheimelijkheid, zou zij een scène met verwijten en klachten verdragen.
- Ben je moe?
- Ik? moe? neen, waarvan zou ik moe zijn.
- Je bent zoo stil....
- Zoo, ben ik stil?....
- Ja? is er wat?
- Neen.... niets.
- Niets.... Alex? Heelemaal niets? Heb ik goed gedaan? Heb je geen aanmerkingen? Zeg 't anders maar.... liever dan dat je zwijgt.
In haar deemoedige liefde lokte zij thans zelve uit. datgene waarvoor zij anders zoo bang was, en dat al haar eigen innerlijke tevredenheid zou verstoren, indien hij antwoordde, op de manier, die zij vreesde. Maar hij viel onverwacht uit:
- Kind, doe toch niet altijd zoo nederig, zoo onderworpen, Begrijp je dan niet, hoe me dat hinderen moet? Ga toch 's natuurlijk met me om, niet altijd zoo gedwee, zoo.... slaafs.
Diep gegriefd maakte zij zich van hem los; zij ging zitten bij het raam, en staarde naar buiten, om daar de afleiding te vinden, die zij behoefde, om niet uit te breken in tranen.
Hij zuchtte ongeduldig.
- Ja, ik kan 't niet helpen. Ga nu alsjeblieft niet huilen, want daar heb je geen reden toe....
| |
| |
- Ik huil niet, in 't geheel niet, zei ze dapper.
- Maar je weet heel goed, dat, als er iets is, ik 't je ook wel zeggen zal. Zóo ben ik wel.... je hoeft er heusch niet om te vragen. Och, neen, je hebt je heel goed gedragen, zoo goed als jij 't kan....
- Wat had ik dan anders moeten doen? vroeg zij angstig.
- Och! ja! dat kan ik je niet uitleggen, als je 't zelf niet voelt. Dat weet ik wel, dat je 't vrij wat slechter zou hebben gemaakt, als mevrouw van Oudvelt je niet zoo vriendelijk in alles had geholpen. En nu zou ik hebben gewild....
Hij brak af.
- Zeg 't maar.... zeg 't maar gerust, vroeg zij zacht.
- Ik zou hebben gewild, zei hij, alsof hij gedwongen tot spreken werd door een hem obsedeerende kracht, dat jij kon zijn, zooals mevrouw van Oudvelt is, en dat je niet altijd hulp en steun noodig had.
Hoe hard zijn woorden ook klonken, toch was er voor haar een soort van verlichting in, dat zijn gevoel weer neer kwam op hetzelfde oude thema.
- Ja, dat weet je nu eenmaal.... Ik ben niets. Ik kan niets uit mezelf.... Maar snel, op een wrevelig gebaar van hem, ging zij voort:
- Maar mevrouw van Oudvelt is zóo lief, zóo vol tact en zachtheid geweest, dat ik 't nauwelijks bewust werd, hoe ze me steunde en hielp.
- Ja, dat is 't, stemde hij toe. Als je wat meer met haar omging, dat zou wel goed voor je zijn; je zou dan misschien iets verliezen van je zelfonderschatting, want die zit je altijd in de weg.
Zelfonderschatting.... dat was toch wel een aardig woord van hem, en het troostte haar over veel.
Zij keek hem vriendelijk aan.
| |
| |
- Geloof je dat werkelijk, dat ik mezelf onderschat? Of....
- Of?
- Of zou je liever zelfkennis moeten zeggen?
Haar toon was zoo allerliefst bescheiden, en de vraag trof hem zoo door haar eenvoudige eerlijkheid, dat hij iets voelde wijken van den vreemden, teruggehouden onwil, die hem in de laatste dagen en vandaag het ergst tegen haar had bezield. Waarom? Want ‘aanmerkingen’ had hij niet, of niet veel, op haar. Misschien kwam het, omdat hij haar voortdurend onwillekeurig vergeleek met.... anderen....
- Neen, zei hij. Ik geloof eigenlijk absoluut niet, dat jij jezelve kent. O, neen. Je ziet jezelf altijd door 'n waas. In je eigen verbeelding ben je 'n ijle schaduw.... terwijl je in werkelijkheid....
Hij bedacht zich even, en in sterke spanning wachtte zij zijn verdere woorden af.
Toen zei hij:
- ....'n vorstelijke vrouw kon zijn.
Het was veel meer, dan zij had durven verwachten, en toch stelde het haar, - nauwelijks, en dan nog met schaamte durfde zij het zichzelve bekennen, - toch stelde het haar een beetje te leur. Later begreep zij waardoor. Als hij gezegd had: een vorstelijke vrouw ben.... maar hij zeide: kon zijn. En zij geloofde, dat hij het opzettelijk zóo had gezegd en niet anders.
Zij glimlachte wat triest, en schudde het hoofd.
- Ach, zei ze, waarom verwacht je zoo veel, te veel van me. Waarom zie je me óok niet als ‘n.... schaduw, die.... wél volgen kan, maar toch nooit op de voorgrond behoort,
Hij werd weer toornig, en zij zag dadelijk het versomberen van zijn oogen.
- Dat is 't eeuwige misverstand, of hoe moet ik | |
| |
't noemen, dat tusschen ons heerscht, zei hij kort. Ik weet, wat je zou kunnen zijn, als je wou: 'n vrouw, op wie ik trotsch wezen kon. Maar ik weet ook, dat 'n soort van.... valsche nederigheid, is 't recalcitrance? je belet, om dat te zijn.
Zij boog het hoofd, Als hij zóo begon, dan was haar eenige verdediging: zwijgen. Hij geloofde onwil, wat helaas slechts onmacht was....
Ongeduldig, in een rusteloozen wrevel, dien hij zich niet kon verklaren, liep hij heen en weer. Waarom, terwijl hij zoo weinig reden had, bij anders wel eens vergeleken, verweet hij haar voor de ontelbaarste maal, dat zij was, zooals zij was en, waaraan zij ach, wellicht niets kon veranderen... En hoewel hij besefte onrechtvaardig te zijn, had hij de kwellende behoefte nog veel scherper tegen haar uit te vallen, en zijn prikkelende ongedurigheid op háar te wreken. En dat zij niet antwoordde, verbeterde zijn stemming niet.
- Och, ja, waarom zeg ik dat toch telkens weer. Ik wéet immers, dat je er niet op reageert. Je zit te veel verstard in je eigen bedenkseltjes, je laffe overwegingen, je burgerlijke bescheidenheid.
Hij schrikte ontzettend, toen hij het woord had uitgesproken, dat hij nog nooit tegen haar had gebruikt.
- Ik zeg ‘burgerlijk’, maar je zal, hoop ik, begrijpen, dat ik daarmee bedoel iets conventioneels, iets aangeleerds, waardoor je niet zoo ruim om je heen kan zien, als 't anders mogelijk was....
Zij verstond ternauwernood wat hij zeide. Hij had het gezegd: het kwetsende, het vlijmend-wreede, dat zij nu nóoit meer zou kunnen vergeten....
- O, je begrijpt niet, je begrijpt niet, wat 't voor me is, als ik je bangelijk zie wegschuilen, je achter anderen verbergen.... Mevrouw van Oudvelt is nu heel lief voor je geweest, en natuurlijk apprecieer ik | |
| |
dat zeer, maar moest zoo iets noodig zijn? Moest 't noodig zijn?
Nog altijd antwoordde zij niet.
- Als ik jou vergelijk met mevrouw van Oudvelt, dan word ik zoo hard, zoo bitter gestemd. Dat is 'n vrouw, van wie iedereen weet, dat ze 'n groot, werkelijk lijden heeft te verdragen. Haar huwelijk was 'n mislukking, iedereen kan je dat vertellen, al zal je er haarzelf ook nooit over hooren klagen. Maar hoe fier gaat ze door 't leven.... hoe nobel draagt ze haar lot. En jij.... je kon zoo gelukkig zijn, als je maar wou. Maar je bent schuw, je hebt 'n soort angst, je vreest voor wat niets anders is dan 'n fantasie van jezelf. O, ik wou, dat je anders was! dat je anders wou zijn!....
Een lichte koele beving ging door haar handen en armen, en verspreidde zich door al haar leden. Hij had gezegd: Als ik jou bij mevrouw van Oudvelt vergelijk.... Was dit de oplossing van het vreemde, dat zij straks intuïtief had gevoeld, maar niet begreep? Voor den eersten keer, dat zij samen waren, wist zij, dat hij haar vergeleek met een andere.... want.... hij zeide het haar....
|
|