De CL Psalmen Davids, eerst in Nederlantschen dichte gebracht door Petrum Dathenum, ende nu in sin ende rijmen gebetert(1640)–Jacobus Revius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio T3v] [fol. T3v] Den lof-sanck Zachariae. DE Heere zy gemaket groot, Israëls God zy gepresen: Hy die syn volck in haren noot Heeft besocht en vry doen wesen. En heeft den hoorn des heyls gerecht Int huys van David synen knecht: Als hy door syn propheten, Die hy plach van des werelts aenbegin Te openbaren synen sin, Onse vaders claerlijc heeft doen weten. [Folio T4r] [fol. T4r] 2 Dat wy verlosset souden zijn Van die ons geweldich plagen, En vry-gemaeckt uyt bant en pijn Van haer die ons haet toe-dragen. Op dat hy doe barmherticheyt Aen onse Vaders toegeseyt: Sich stellende te voren Syn vast verbont: ja dat hy synen eet Te geenen tijde en vergeet' Dien hy heeft aen Abraham gesworen. 3 Op dat wy, vanden engen strick Onser vyanden ontslagen, Hem dienen souden sonder schrick Alle onses levens dagen. Gerechtichlijck en heylichlijck, De wetten van syn coninckrijck Te volgens gants genegen. En ghy, mijn kint, sult wesen een propheet Voor Godes aensicht, om gereet Door u stem te maken syne wegen. 4 Dat ghy het woort der salicheyt Synen volcke moocht verconden, Die gantschelijck besloten leyt In vergeving' harer sonden: Door Godes gonst aen ons betoocht, Waermee de Opganck uyt der hoochd' Hem nu heeft vinden laten: Op dat hy sou verschijnen hel en claer Die in des dodes schaduw' swaer En in dicke duysternisse saten. 5 Op dat hy door syn reyne leer [Folio T4v] [fol. T4v] Mochte richten onse treden, Ons leydende na syn begeer Op den rechten wech des vreden. Vorige Volgende