Japanse verzen(1903)–J.K. Rensburg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] XXXVIII. Het Oude Lied. 'k Word in droom door harmonika-orgeling gestoord, Waar ‘Wilhelma’ in spreekt ‘van Nassouwe.’ Zo klein-vroom - en toch groot - psalmt het zeevolk van boord Tot den Heer als: ‘schilt ende betrouwen.’ Weer wenkt westwaarts de Drikleur, 't Oranje mij voort, Waar langs Amsterdam d'IJ-wateren stouwen, Waar door wolkwit en grijs toch het zonnetje gloort Over Hollands wijd groenende gouwen. Neen, in 't Rijk van de Rijzende Zon, de Chrysanth Zal mij langer geen geisha meer pajen, O, ik wou nu wel schouwen van ver uit het want Naar het land, waar de tulpvlammen lajen, In de velden bij 't blond starend duin, aan het strand... Naar het land, waar de molentjes drajen! Vorige Volgende