Japanse verzen(1903)–J.K. Rensburg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] XXII. Watervogels. Aan meerbocht als in riten zaal Van stengelbogen rusten scharen Van reigers, die in schouderhaal Den snavel trug den vloed bestaren. Maar waar het licht flonkt, trekt gedwaal Van kranen en van ojevaren Als keizers, wien 't in godenpraal Slechts blieft door een paleis te waren. En soms dan klept na luid gesnater Hun vlucht fier heersend over 't water. Als willen zij de vissers tonen, Wier sampan-kiel het meer doorruist, Dat van Amaterazoe'sGa naar eind1) zonen De geest in hun gestalten huist.Ga naar eind2) eind1) Volgens de overlevering stammen de Mi-Kado's af van Amaterazoe, de godin der Zon. Zij leefden in fabelachtige weelde zeer afgezonderd. eind2) De Japanners geloven aan zielsverhuizing. Vorige Volgende