Japanse verzen(1903)–J.K. Rensburg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] XVIII. IV. Hoeyoe.Ga naar eind1) Het pijnhout stompt bevacht na t eindloos vlokken-stoejen 't Getak uit, stil, in 's Winters witte Oceaan, Waarin hoogrood alleen gelijk het Zonbal-gloeien Voor lage lucht - weekgrijs - brugjes en torii's staan. Zelfs uit plantages, waar de tee-struik dan gaat bloejen Ziet men slechts fleur van sneew, van witte vlammen slaan; Een blank-papier gehucht, welks daken wit bewoejen, Blokt er als in krijtbleke bergkom op de Maan. Maar fabuleuzer nog dan, als de bloemen pronken, Bij 't zinken van de Zon, wanneer als zilver zand Sneeuwkorrels tintelen, haar rosé hun wit doet kwijnen, Gaat tot nirwanaGa naar eind2) ook di gloed verkristallijnen; Nippón glinst, schittert in mieljoenen wintervonken, Start, sterrelt tot één Rijk van rozig diamant. eind1) Hoeyoe: winter. eind2) Nirwana, toestand van zalige reinheid, betekent letterlik het verwajen tot niets d.w.z. der boze hartstochten, hier echter gebruikt in den zin van overgang uit dofheid tot doorschijnendheid. Vorige Volgende