Woensdagavond 30 augustus 1975
Ik heb maar een paar dagen overgeslagen. Ik was jou helemaal vergeten want het waren echt gezellige dagen. De ontwikkelingen van vandaag hebben me terug geworpen in je armen of natuurlijk omgekeerd; ze hebben jou teruggeworpen in mijn armen.
Ongelooflijk: Ik ben ontgroend!
Maar... ik voel me niet gelukkig, zelfs diep ontgoocheld. Eerlijk, het is zo moeilijk om het te begrijpen. Ik zal maar bij het begin starten:
Vanmorgen zijn we al om vijf uur van de kampeerplaats vertrokken.
We moesten lopen van Zanderij naar Berlijn. In padvindsterstermen heet dat hiken. Alles verliep vlot, we kwamen om half tien te Berlijn aan, hebben daar gekookt en zijn om twee uur aan de terugweg begonnen.
Neen, dat was het ergste niet. Het was zelfs prettig. Het begon pas toen we om half zes in het kamp terugkeerden. Een van de senioren (een padvindster die al meer kampervaring heeft) deed de mededeling dat alle nieuwelingen zich moesten verzamelen op het open veld rondom de vlaggestokken.
Hier zou ons een verrassing wachten omdat wij vandaag hadden getoond echte padvindsters te zijn die met gemak twintig kilometers heen en terug konden lopen. Een van de nieuwelingen fluisterde enthousiast*:
‘We krijgen stokbrood.’ Dit is een kampgerecht bestaande uit geroosterd brooddeeg gevuld met jam. We waren daarom vol verwachting.* De terugweg had ons uitgehongerd. Maar.... het was geen stokbrood. Plotseling kwamen ze aangerend. Van alle kanten werden we omsingeld* door leidsters en senioren. In hun handen hadden ze emmers die gevuld waren met modder en water, opgelost tot een smerige pap. Dit werd over onze hoofden uitgestort. Ze gilden erbij: ‘Ontgroening!’ Er ontstond paniek.
Alle nieuwelingen probeerden weg te rennen. Maar dat ging niet. De senioren en leidsters waren in de meerderheid. We werden in het zand gesmeten.
Het gebeurde allemaal razend snel. Modder over je hoofd, zand in je kleren, zand in je mond, in je haar, in je ogen. Wie tegenstribbelde kreeg het moeilijker. Je kleren werden van je lijf gerukt en de senioren amuseerden* zich kostelijk. Er werd met lege emmers gesmeten en uit angst voor een kapwond hield ik me koest. Het leek alsof een duivel in enkele senioren was gekropen. Ze haalden tandpasta, tomatenketchup, shiling oil, zout en jam. Als ze je eenmaal goed vast hadden, werden al deze spullen nog in je mond gedaan. Ik hoorde gillen, smeken* en lachen en ik dacht maar steeds: ‘Doorbijten, je bent op proef.’
Eindelijk, ik zat met een mond vol zand en tandpasta, mijn bloes was alle knopen kwijt en de modder droop in klodders van mijn haar, was het voor mij voorbij. Ze lieten me los en ik mocht naar de badkamer. Snel sprong ik op en haastte me naar de achterkant van de barak. Toen.... stond ik tegenover háár. Een van de leidsters van wie ik gemerkt had dat ze me net zo weinig kon verdragen, als ik haar. Zulke dingen voel je gewoon aan. Haar ogen glommen kwaadaardig*. Ze riep: ‘Er is nog eentje hier, wie komt me helpen?’ Er kwam een senior aangesneld, die me gelijk vastgreep. Ik werd weer op de grond gesmeten en ik kreeg nu poederzeep in mijn mond.
Ik zei steeds tegen me zelf: