Lauwer-stryt
(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij
[pagina 356]
| |
Noch niet ghenoegh verzaat? en wil s'er niet verposen?
Ach leyder! neen: ze moest noch door een snode vonk
De liefbre-levens-draat van Amstels maagdepronk,
Door branden op het wreetst: ô droef en duldelose
Ja duble smert! wiens borst is zoo als ys bevrozen
Die 't niet met my en raakt? zy die noch onlanghs blonk
In 't Heylighdom, met een vergode glans en luyster,
Is nu der wormen aas! haar sterre dook in duyster:
Doch, achter dat gordijn beglanst haar rijkerligt,
Van duyzent zonnen die in Salem op haar straalen.
Is zy dan doodt? ô neen! ze leeft, en vreest geen schigt
Van pest, of doodt-quetzuer, maar lagt om zulke qualen.
Ik tragt VEERder,
Cornelia van der Veer, |
|