Lauwer-stryt
(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij
[pagina 236]
| |
Toon, Eerst en tweede Kersnagt.I.
TErwijl hier nu de groote Hymen
De deugt en kuysheyt zaam komt lymen,
In 't midde van het Speelnootschap,
Dat met haer 't Houwlijx-Feest inweijen,
En 't Puyk van Emdens Maegde-reijen
Weer-galmen op het handt-geklap.
II.
Zoo wil mijn Zang-Veer aan haar wensen
Dat heyl en voorspoet nooyt mag slensen,
Maar dat deez dag zy een begin
Van reyne liefd' en waare weelden,
Die zich in 't eerste paar verbeelden,
Tot tegen-gift van dertle min.
III.
Godt komt zich zelfs op 't Feest vertoonen,
En wil de Bruyt haar hooft bekroonen
Met eenen Kroon, van zegen zwaar:
Daar eertijts Kanaas Bruydt meê pronckte,
Die kuyse kuysheyt zelfs toe lonkte
Op d'heemel-zang der Englen schaar.
IV.
Gespeeltjes wilt haar koetswaart leijen,
Terwijl de nagt-gordijne sweijen
Voor 't licht van d'heldre daageraat;
De deugt heeft reets haar toorts ontsteeken,
| |
[pagina 237]
| |
En schijnt u zelver aan te spreeken,
Met woorden vol van hoonig-raat.
V.
Leeflang! leeflang! ô puyk der Joffren!
Met hem die u zijn ziel komt offren
Op 't autaar van getrouwe min,
Tot u het noot-lot heen zal zenden,
Daar nooyt de tijt haar tijdt zal enden,
Maar eeuwig zijn als in 't begin.
Cornelia van der Veer.
In mijn Vaderlijk Amsterdam |
|