Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 197] [p. 197] Aan Juffr. Elisabeth Mortiers. WIe dat zijn tijdt wel gade slaat En nimmer zorgloos varen laat, Maar komt met stadich yver slaven Naar wijsheydt, die haar doelwit heeft Op 't hooghste goedt daar 't al door leeft, Die zal als uyt een Gout-mijn graven Een schat die diep verborgen leydt, En noch door eeuwen, noch door tijdt, Zal in haar gulde glans ontluystren; Ja spotten met het werelts mal, Tot dat de ziel zich eenmaal zal Onsterflijk aan den Hemel kluystren. Wel aan dan kuys', en schrand're Maagt Wiens Zon aan 't Y soo helder daagt, Maak dat dien schat u toe mach komen: En houdt een wakend oogh in 't zeyl, Op dat uw dichtkunst boven 't peyl Van ware deucht mach nimmer komen. Ik tracht VEERder Cornelia van der Veer. Vorige Volgende