Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 171] [p. 171] Onderstbooven. DOor waarheyt als de sterckste band Zoo houdt de gonst en vrientschap stant. Door die zal ik u meester noemen, En van oprechte vrientschap roemen, En uwe dichten hecht van leen, Geschaakelt wonder zoet aan een, Stel ik zoo hoogh in top geheeven, Als ooyt des Arents wieken zweeven. Geen stop noch kreup'le woorden staan Hier in de weegh; kom wijs my aan Door uwe Kunst, dat ik u heele Verdiende lof op maat mach speelen: Voor my die eerst ter schoole leyt, Is schaa die sachte vriend'lijkheyt: Leer my het naa de kunst doen vloeyen, En door u gunst op maaten schoeyen: Zoo krijgh ik kennis van de kunst, Alleen door u beleefde gunst. Catharina Questiers. IS dit my handelen naer gunst, Verdraeyster van mijn sin naer kunst? Nu gy mijn rijm op 't uw doet schoeyen, Soo doet gy 't als een Clio vloeyen: Maer is dat rechte vriendlickheyt? Ja sulcke als in de Hooven leyt, Waer men met plompert weet te speelen, En op sijn hoofts sijn qualen heelen. [pagina 172] [p. 172] Maer Caatje wijst door 't hare aen, Hoe dat mijn sin en rijm most staen, Niet dat mijn woorden selfs zoo sweven: Hoe soet, hoe hoogh heeft sy geheven Mijn magre stof, hoe hecht aen een! Ey gun, dat ick een straeltje leen Van soo een Son, niet om te roemen, Wiens lof Apoll' alleen kan noemen. Soo houd de gunst en vrientschap stant Door waarheyt, als de sterkste bant. Le Blon. LEermeester, vol beleefde gunst, 'k Verdraeyde nooyt u zin naar kunst, Noch deed die op mijn maat ooyt schoejen, Maar door u aardicheeden vloejen; Die eer komt aan u vrind'lijkheyt, Die heeft my als ter school geleyt, En leerde my door schrander speelen Met uwe geest, mijn quaalen heelen. Dus wijst gy in mijn Rijmen aan Wat vaerzen die op voeten staan, En schijnen naar de maat te zweeven, Die hebt gy selfs zoo hoogh geheeven: Mijn maag're stofwiel los van een, Ten waar hy hiel van u te leen, Een trant en maat soo waard om roemen, Dat ik u zelfs Apol moet noemen. Zoo houdt de gonst en vrientschap stant Door waarheyt, als de sterckste bandt. Catharina Questiers. [pagina 173] [p. 173] AL langh genoegh gestreen om gunst Verwinster vol van geest en kunst: De Musen op uw rijmen schoeyen, En doen u naem onsterflijk vloeyen. De Min maeckt door u vriendlijkheyt, Dat alles in u boeyens leyt; Hy weet met u gesicht te spelen, En wondt, datmen niet wenscht om helen. Wat neemt u geest of hant niet aen? Wat laat gy onvoltrocken staen? Rontom u mont de Bijtjes sweven, Die hebben uwen lof geheven Soo hoogh; dat d'inct, seyt yder een, Sijn leeven houdt van u te leen. Ick kan u niet naer waerde roemen, U gaven zijn niet om te noemen: U deucht houdt voor de afgunst stant, En leyt de opspraeck aen de bant. Le Blon. Vorige Volgende