Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op het verjaren van F.D. DE vrintschap trat verheugt mijn kaamer in, En sprack my toe, getrouwe halsvrindin, Wat sit gy hier soo beesich in de boeken, Om Vrouw Natuurs verborgentheen te soeken. Neem ander werk, en legh de boeken neer, U vrint verjaart, kom vat u Ganse veer, Papier en inct: en val soo voort aan 't schrijven. De tijt is kort; kom wiltge wat bedryven. Soo neemse waer, eerse u ontnoomen wert, Mit wasse wech, en liet my in het hert Een gulde straal van waare vrintschap daalen. Met welk een slach van woorden sal ik maalen U schilderkonst soo heerlijk en soo eel! Gy maaltse selfs, wanneer 't begaaft penceel Anchises soon sijn rustingh doet verand'ren [pagina 59] [p. 59] Door Venus list, en daar sy met malkand'ren In 't waater gaan, en hem de salvingh geeft. Of daar Adoon de Geest gegeven heeft Door 't ys'lijk Swijn gewond en fel gebeten. Gy schijnt de straf van dart'le Min te weten; So heeft u Geest dat sterven afgebeelt. Mijn vrintschap wenscht, dat gy de deuchden De konst omhelst in plaats van sotte minne. Soo moet Minerv' staagh stieren uwe sinnen Na wetenschap: soo wert de konst volmaakt. Geluckich die tot sulcken trap geraakt. Catharina Questiers. Vorige Volgende