Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Groet, Op het verjaren van d'uytstekenste Juffr. aen 't Y, Juffr. Catharina Questiers. Den 21. November 1663. Ik werd zeer sterk genoopt uw jaar-dagh op te zingen; O roem en pronk van 't Y! wiens nooyt vermoeyde geest Ons t'elkens met een tal van vaarzen komt omringen, Gehuwt aan d'eedle konst, geschoeydt op wijsheyts leest, Waar door de vlugge Faam uw lof komt uyt te vieren, En Phebus aan u schenkt het puykst der lauwerieren. 't Geen zelfs het Godendom en 'tnegen-tal goddessen Uyt 't bladerrijcken woudt tot Delfos heeft geruckt; Waar in ghy t'elkens moogt uw gragen pluklust lessen, En nakend heylich-dom daar elk voor neder bukt: [pagina 34] [p. 34] Onraatzaam is 't voor my uw hooft daar mee t'omwinden Der Goden vlegting zou het menselijk verslinden. Noch 'k wil uw roemb're lof niet door mijn VEER gaen brommen En heffen aan 't ghestarnt, of aan de blankke Maan; Dat's swijgendt al gedaen door 't spreken van de stommen; Schoon Momi snoodicheên daer tegen kanten gaan: Dat's enkel windt, QUESTIERS, gy zult die eer-krans dragen, En Phaebus zelver zalz' onsterflijk onder-schragen. Ik doop mijn VEEDER dan in d'heylghe Hipokrene, Die gulde en dierbre vogt by ons zoo hoogh geagt: En offer z' u terwijl uw Jaar-dach is geschene; Waer door de vlugge-tijdt my weder maakt verdagt Om dankbaerlijk mijn plicht in wensingh u t'ontmoeten: d'Onwelkbre vriendtschap eyscht met heyl elkaar te groeten. Te meer, wijl 't noot geval'er veel komt wegh te slepen, [pagina 35] [p. 35] En schiet en mikt gestaagh op Amstels-stadt, en Volk, Dat door de droevige en doodelijke nepen Ontsteldt staat aen een ziet, hoe dat der aerden kolk Met lijken werdt gevuldt: 't geen dient om ons te proeven. En om vergode deugt de zielen in te schroeven. Ontsangh dan mijne wens, en toe-genege driften, Dat u veel heyls ontmoet in 't ovrigh uwer tijdt. Leef langh op aerde, en onsterflijk in uw schriften, En werdt hoe langhs hoe meer Parnasso toegewijdt; Op dat de wel-vaerdt u van boven magh bestralen, En gy in volle glans aen 't Y moogt zege-pralen. Ik tragt VEERder, Cornelia van der Veer. Vorige Volgende