Lauwer-stryt(1665)–Catharina Questiers, Cornelia van der Veer– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Antwoordt: Aan Juffr. Catharina Questiers, Wegens haar gevond'ne Lauwer-krans. TWede Sapho wiens gedichten Als de glans van Phebus lichten, In ons Schiprijk Amsterdam: Daar de tijdt uw tijdt aan nam; Daar uw Ster eerst door quam breken; Toen gy 't hooft quamt op te steken, En 't wel-liefb're levenslicht Eerst om-scheen uw klaar gezicht. 'k werd genoopt met scherpe sporen, Wijl mijn Zang-Goddin komt horen d'Echo van 't volmaakt gedicht [pagina 3] [p. 3] Door uw schrander breyn gesticht: Speelend' op wel eedle Bladen, Die aan Boxvoet noch Nayaden Maar aan Phebus, als een Godt Aller Dichtren, zijn ten lot Toegevallen, en geschonken Hun, die door hun yver vonken Streven na 't getopt Parnas, Daar hy uyt de Henghste-plas Haar zoo mildlijk komt besproeyen, Dat de frisse Lauwren groeyen Om het wel gezegent Hooft Als een mild en dierbaar Ooft. 't Geen ik nimmer was deelachtigh, Want mijn macht is heel onmachtigh Om te klav'ren op dien top, Waar van dat gy drop op drop Door een ingeboren yver, Uyt dien Kristalijne Vyver In uw dichtent Dicht-Vat haalt, Waar op Y en Amstel praalt. Zulk een passen Lauwerieren, Daar gy komt mijn Hooft mee zieren; Want mijn plomp en slegte toon Is onwaardich d'eedle Kroon, Wijl ik nimmer 't nat quam smaken Uyt de Bron die d'Henghst kon maken Van hem, die Andromeda Losten voor verderf en schaa. 'k Weet wanneer men ook gingh vragen Aan 't Orakel, wie zal dragen d'Eedle Krans van Lauwerier? [pagina 4] [p. 4] Dat Apollo riep, Questier, 'k Zal my echter dankbaaer tonen Dat gy quaamt mijn hooft bekronen Met dit over-puyck gevlecht: Aan uw letter-trandt gehecht. Doch ik zend'ze aan u weder, Wijl mijn ongenebde veder Noyt bevochten heeft die kroon: Vaar dan wel, en my verschoon. Ick tracht VEERder Cornelia van der Veer. In Amsterdam den 27. November Anno 1662. Vorige Volgende