| |
S.
Sabbathsjaar, het Israëlietische, waarin oogst van land en wijngaard algemeen eigendom was, III. 342. |
Sabotage, (Vernieling van arbeidswerktuigen door werkstakers) VI. 149 noot. |
Sachs, Hans, Duitsch dichter, 1493-1576, VI. 401. |
Sachse, Julius Friedrich, schrijft over ‘The German Sectarians of Pennsylvania’, VI. 166 noot. |
Sadler, M.T., lid van het Eng. parlement, Bestrijdt het ‘laisser-faire’ en de leer van Malthus, IV. 225 en noot. Geprezen door Karl Marx, V. 37 en noot. |
Sagnier, Marc. Zijn boek ‘Le Sillon’ veroordeeld door den paus, III. 292 noot. |
Sagra, Ramond de la, leerling van baron de Colins, III. 446, 462. Zijn geschriften, 462 noot. |
Saint-Amand, vriend van Chalier, 1793, I. 346. |
Saint-André, Jean Bon, Fransch predikant, I. 356 noot, 359. |
Saint-Aubin, schrijft in Saint-Simons ‘L'Industrie’, II. 50 noot. |
Saint-Chéron, Saint-Simonist, treedt toe tot
|
| |
| |
‘Le petit Mercredi’, III. 47. Trouwt met de dochter van Bazard, 47 en noot, 60, 63 noot. Mede-redacteur van ‘Le Globe’, 60. Scheidt zich af van Enfantin, 70. Werkt mede aan Leroux' Encyclopédie, 341. |
Saint-Cyr, Nugres, Fransch generaal, III. 17 en noot, 48. |
Sainte-Beuve, C.A., Fransch schrijver 1804-69, III. 80 noot. Zijn oordeel over Victor Considerant, II. 212, III. 128 en noot. Vriend van Emile Barrault, 24. Over Charles Duveyrier, 44. Werkt mede aan den ‘Globe’, 58, 61 noot. Neiging tot het Saint-Simonisme, 61. Lamennais geeft hem het handschrift van ‘Les paroles d'un Croyant’ ter lezing, 297. Oordeel erover, 298. Zijn biographie van Proudhon, 594. Proudhons brief aan hem, 601. |
Sainte-Hilaire, Aglaé, III. 99. |
Saint-Etienne, Rabaud, I. 328 noot. |
Saint-Hurugues, markies de, I. 320 en noot, 338. |
Saint-Imier, het anti-autoritaire congres te, VI. 155. |
Saint-Just, Antoine, 1767-94, I. 206. Zijn plan tot organisatie der sociale republiek, 257 en noot. Staat Robespierre bij en vernietigt de Commune, 355, 356 en noot. Volgt eenigszins Chaumette's denkbeelden, 356. Zijn hervormingsplan, 358 v. Robespierre over dit plan, 358. Nadert het socialisme van Morelly, 359. Zijn geboorteplaats en leefwijze, 358 noot. Zijn dood, 359. Zijn instellingen, II. 200 noot. |
Saint-Lambert, C.F. markies de, 1716-1803, II. 121 noot. |
Saint-Martin, Louis Claude, markies de, 1743-1803, I. 311. Over eigendom, 311 noot. |
Saint-Pierre, Charles Irénée Castel, abbé de, Fransch schrijver, 1658-1743. Zijn plannen, I. 233 v. II. 43, 64. Over eeuwigen vrede, 361 noot. |
Saint-Priest, A.G., Fransch diplomaat, 1805-51, III. 566. |
Saint-Simon, markies de, III. 103. |
Saint-Simon, C.H. graaf de, II. 1, 112, 391, 393. 397, 398, 400, 401, 402, III. 321, 359, 369, 576, V. 453, VI. 67, 110, 383, 432. Oordeel over hem, II. 12 v. Familie, 14. Opvoeding. 14. Wordt militair, 14. Naar Amerika, 15. Verhouding tot zijn vader, 14, 15. Krijsgevangen, 15. Terug in Frankrijk, 16. Vervuld van Amerikaansche vrijheidsdenkbeelden, 16. Zijn project voor een Panama-kanaal, 16. In garnizoen te Metz, 16. Volgt dààr colleges over mathesis, enz., 16. Zijn omgang aldaar, 16. Dood van zijn vader, 16. Plannen voor een Madridsch zee-kanaal, 17. Verbreidt nieuwere denkbeelden over vrijheid en gelijkheid, 17. Ontdoet zich van zijn titel, 17. Tegenover de staalkundige gebeurtenissen der Revolutie, 17 v. Zijn financieele speculaties, 18, 19, 20, III. 445. Leefwijze en uiterlijk, II. 19 en noot, 21, 26, 27 Omgang met geleerden, II. 20, 21. III 476. In de gevangenis, II. 20. Bevrijd 20. Twist met Von Redern, 20. Waaraan hij zijn fortuin wil besteden, 20 v. Werkt en studeert, 21. Zijn huwelijk, 21; ontbonden, 22. Doel van zijn reis, 22. In Engeland, 22. Zijn opinie over Duitschland, 22. Ontmoet mevrouw de Stael en geeft ‘Lettres d'un habitant de Genève’ uit, 23. Inhoud dier brieven, 23-27. Zendt een ex. aan Bonaparte, 27. Genegeerd, 27. Zijn aristocratische tint, 27, 52. Vraagt mevrouw de Stael ten huwelijk, 27 en noot, Terug te Parijs, 27. Moet den kost gaan verdienen, 27. Copiïst aan de bank van leening, 27. Werkt 's nachts aan zijn studies, 27. Geeft bloed op, 27. Zijn vroegere kamerdienaar Diard onderhoudt hem en betaalt de drukkosten van zijn ‘Introduction aux travaux scientifiques du XIXme siècle’, 28 v. Tracht Napoleons aandacht te trekken voor dit werk, 29. Overzicht, 29-31. Oordeel, 31-34. Ontvangst, 33. Beroept zich op Newton, 29, 158 noot. De nieuwe term ‘philosophie positive’, 31, 35. Geen sympathie voor Luther, 32. Over renteniers, 32. Over Napoleon, 32, 33, 35. Zijn ‘Lettres au Bureau des Longitudes’, 33. Zijn zelfonderzoek, 34. Blijft moed houden, 34. Zijn prospectus van een nieuwe encyclopedie, 35, opgedragen aan zijn neef, 35. Stelt intelligentie naast godsdienst op den voorgrond, 35. Diards dood, 36. Vraagt hulp aan Von Redern, 36. Zoekt zijn familie op, 36 v. Wordt ziek en herstelt, 36. Zijn familie geeft hem een kleine toelage, 37. Zijn troost, 37. Schrijft zijn ‘Mémoire sur la science de l'homme’, 37-41, en daarna zijn ‘Travail sur la gravitation universelle’, 37, 41. Geen geld om ze te laten drukken, 37, 42. Vervalt steeds in herhalingen, 40. Over de crisis van 1813, 40. Klaagt over zijn armoede, 42. Augustin Thierry wordt zijn secretaris, 43, en helpt hem aan zijn brochure over Europa's reorganisatie, 43. Die brochure trekt aandacht, 43. Inhoud ervan, 43-48. Zendt die aan den Russischen keizer, 47, 267. Zijn ontsteltenis bij Napoleons terugkeer, 48. Benoemd tot onder-bibliothecaris, 48, 140. Over Napoleon, 48, III. 112 Zijn brochure over een verbond tusschen Frankrijk en Engeland, II. 49. Afgezet als onder-bibliothecaris, 49. Arm en verlaten, 49. Zijn vervolgwerk: ‘L'Industrie’, 50-56. Voortgezet onder den titel ‘Le Politique’, 56 v. Over arbeid, 57. Verschil en overeenkomst met Smith en Say, 57-59. Verschil tusschen hem en Thierry, 59, die vervangen wordt door Auguste Comte, 59, III. 378. Zijn invloed, II. 59 v. Inteekenaren op zijn werken, 60. Zijn vervolgwerk: ‘L'Organisateur’, 60-69, 70. Voor het gerecht, 69. Verdedigd door advocaat Legouix, 69. De vier brieven aan zijn rechters, 69. Vrijgesproken, 69. Gevolgen van het proces, 69. De kring zijner kennissen breidt zich uit, 70. Als een profeet der toekomst beschouwd, 70. Onbewust van een strijd tusschen kapitaal en arbeid, 70. Bezongen door Béranger, 70 en noot, III. 150. Over de maatschappelijke en staatkundige verwikkelingen van Frankrijk, II. 71. Overzicht van zijn ‘Du Système-industriel’, 71-82. Omgang met zijn natuurlijke dochter, 82. Verhouding tot Julie Juliand, 82. Ontmoet John Stuart Mill, 82 en noot. Schrijft twee brochures getiteld: ‘Sur les Bourbons et les Stuarts’, 83 en noot. Bewerkt een geschrift: ‘Du contract social’, 83. Naar 't Noorden van Frankrijk, 83. Steeds in geldnood, 83. Zijn leerlingen worden als secretarissen betaald, 83. Wanhopig, 84. Mislukte poging tot zelfmoord, 84. Vat zijn werk weer op, 85. Lafitte e.a. teekenen in op zijn werk, 85, 221. Vriend van Olinde Rodrigues, 85. Zijn ‘Catéchisme des industriels’, 85-89, waarvan Auguste Comte het derde cahier schrijft, 90; dat zijn ideeën bevat, 90-96, III. 378, maar hem toch niet voldoet, II. 96. Zijn aanmerkingen geven aanleiding tot verwijdering tusschen hem en Comte, 96 v., 97 noot. Behandelt de betwiste punten scherper in een volgend cahier, 97 v., dat onafgewerkt blijft, 98. Na Comtes afscheiding breidt zich uit de kring zijner
|
| |
| |
vrienden, die een tijdschrift oprichten, 98. Zijn bijdragen, 99-104. Zijn ‘Nouveau Christianisme’, 103, III. 264, 279, 316, waarvoor Rodrigues de voorrede schrijft, II. 104, wordt de leidraad voor zijn leerlingen, III. 14, en bevat zijn laatste denkbeelden, 14, VI. 454 Richt op het tijdschrift ‘Le Producteur’, II. 109. III. 110, waarvan zijn leerlingen een weekblad maken, 14, 316. Ziek en sterft, II. 109. Zijn afscheidswoorden aan zijn leerlingen, II. 110 en noot. Vergeleken met Charles Fourier, 132 noot, 146 noot, 147, 150, 167 noot, 168, 185 noot, 208 noot, 210 noot, 211, 219, 227; met Robert Owen, 357; met J.G. Fichte, 386. Zijn volgelingen, III. 13-113. Zijn hoofdregelen, 113 v. Zijn leer boven de bevatting der mindere klasse, 222, 262 Pierre Leroux over hem, 335, 340. Joseph Rey's bezwaar tegen zijn stelsel, 478. Hegel en Schelling brengen de beweging door hem in Frankrijk geleid over naar Duitschland, IV. 331. Gevolgen van het niet kennis nemen van zijn denkbeelden, 431. Karl Marx' oordeel over hem in, ‘Das Kapital’, V. 423 noot. De lezing van zijn geschriften boeit Wilhelm Liebknecht, 468. Ogarjoff dweept met zijn socialisme, VI. 6. |
Saint-Simon, Victor de, II. 35. |
Saint-Simonisten, de, volgelingen van C.H. graaf de Saint-Simon (zie aldaar), III. 213, 336, 338, 401, 417, 419, 441, 516, VI. 8, 93, 129, 202, V. 453, 454. Komen in aanraking met Charles Fourier, II. 221, 222 noot, die hun denkbeelden in eene brochure bestrijdt, 89 noot, 222. Diens stelling tegenover en naast hen, III. 122. Enkelen gaan over tot het Fourierisme, II. 222, III. 14, 123, 124. Bestrijden Robert Owen, II. 314. Saint-Simons toespraak tot hen op zijn sterfbed, 110. Hun graphische voorstellingen, 284 noot. Verwerken de begrippen van hun leermeester, III. 13, 44, 114. In aanzien, 13. Hun onderlinge band, 13. Hun bestrijding van het individualisme en liberalisme, 13, 21. Nemen met geestdrift aan de stellingen uit ‘Le nouveau Christianisme’, 14, 23, 25. Hun tijdschrift ‘Le Producteur’, II. 109, III. 14, 19-23, 24, 26, 27, 28, 59, 110, 316. Hun leidend driemanschap, 14-19. Het Saint-Simonisme accentueert zich als vaste school, 19, IV. 93. Gevolgen daarvan, III. 19. Hun beschouwingen over arbeid, 19 v., 23; over den Staat, 21, 22, 29. Hun aantal neemt toe, 17, 22, 23, 45, 47, 57, 61, 65, 102. Waarom beursmannen en Israëlieten zich tot hen aangetrokken voelen, 15, 25. Lafittes opmerking over hen, 22. Over arbeid, 23. Over philanthropie, 23. Invloed van Eugène Rodrigues, 25, 63, die waardeert het op den voorgrond treden van het religieuze element, 27. Hun college, 27, 46, 61, 73, dat wekelijksche vergaderingen houdt, 27, 46. ‘Le petit Mercredi’, 27, 46 en noot. Hun voordrachten tot uiteenzetting der leer, 27, 28. Overzicht dier twee reeksen voordrachten, 29-44. Hun onderlinge strijd over de rol van het gevoel, 44. Enfantins denkbeelden over de vrouw, 44, 46-49, 68-72, 100, IV. 118, VI. 178, niet als geloofsartikelen aangenomen, III. 48, 49, 50, 63; veroorzaken verdeeldheid, 62 en noot, 66, 69-70, 73, 82 v., 85, 123, 336; heftige tooneelen, 70; beschuldigingen van onzedelijkheid, 71, 75, 83; gerechtelijke vervolgingen, II. 322, III. 82, 85, 90, 98 v., 103; gevangenneming van Enfantin en Chevalier, 104. Enfantin neemt de rol aan van religieuzen profeet, 45, 47; laat zich ‘vader’ noemen, 79. Het weekblad ‘L'Organisateur’, 45, 53, 61. Een vaste hiërarchie komt tot stand, 46, 49. Enfantins liefdesgeschiedenis, 47 noot. De leiding der school opgedragen aan Bazard en Enfantin, 46. Het bestuur na 1830, 47. De hoofdzetel te Parijs, 47. Onthouden zich van de omwenteling van 1830, 51-55, en van alle politiek, 55. Invloed op de maatschappij, 54, 65, 114. De omwenteling van 1830, 56. Lichten hun stellingen toe aan den voorzitter der Kamer, 56-58. Het tijdschrift ‘Le Globe’, I. 358 noot, III. 47, 58-62, 64, 65, 66 en noot, 89, 90, 91, 98, 125, 335, 336. Hun propaganda, 61, 71 noot, 73 noot. Hun lezingen, 62. Hun zaal door de politie gesloten, 63. De groote communie van 8 Juli 1831, 63. Hun voordrachten voor het volk, 63, waarin het begrip ‘associatie’ wordt verduidelijkt, 63 v. Hun sociale politiek, 64. Hun ontwerp-troonrede, 64. Keuren revolutionnair ingrijpen af, en willen een evolutie der maatschappij, 65. Hun offervaardigheid, 66. Voor de wederinvoering der echtscheiding in Frankrijk, 67. Olinde Rodrigues neemt hun financieele belangen in handen, 71. Trachten het volk meer levensonderhoud en levensvreugde te geven, 73. Enfantin organiseert hunne kerkelijke hiërarchie, 73. Bestrijden de prostitutie, 73. Waarom de organisatie van college en ‘dégrés’ minder streng wordt, 74. Enfantin's onderwijzingen, 74-83. Hun openbare biechten, I. 153, III. 79-81. Aangeklaagd en vervolgd, 82 v., 101. Armand Carrel over hen, 83. Olinde Rodrigues' manifest, 84. Enfantin hoofd der school, 84, 90. Olinde Rodrigues blijft zich als hoofd beschouwen, 85. Michel Chevalier's industrieele plannen, 86-89. Hun voorgestelde maatregelen tegen de cholera, 89. Te Ménilmontant, 92-104, 125 v. Hun kleeding aldaar, 94, 103. Hun bezigheid aldaar, 97. Vertrek der meesten, 103. Uitéén, 104. Naar Turkije om het Saint-Simonisme aldaar te prediken, 105; verdreven, 105; naar Smyrna, 106. In Egypte, 107, 108, 244. Verder verloop, 108. In de wereld van zaken waarvan Toussenel hun een verwijt maakt, 157. Pierre Vincard's liedjes, 109 en noot. Aandeel aan de stichting der tweede republiek, 109. Hun idealen van Napoleon III's regeering, 110, 497, 594; teleurgesteld, 111, 112. Figaro's aardigheid, 112. Het Saint-Simonisme gesteld tegenover het Fourierisme, 113, 124. Victor Considerant over hen, 131 noot. Arago's bestrijding, 146. Paul de Boureulle over hen in: ‘La Phalange’, 166. In Auguste Blanqui's ‘Critique Sociale’, 231. Lamennais over hun stelsel, 306. Buchez neemt hun denkbeelden aan, 316, doch scheidt zich in 1830 van hen af, 316. Louis Blanc zet uiteen het verschil tusschen hun leer en de zijne, 387. De collectivisten ten onrechte als hun leerlingen beschouwd, 418. François Vidal over hun leer, 436, 437. Bestreden door Proudhon, 518 noot, 528, 530, 537, 595. Goethe's overeenstemming met hen, IV. 280. Duitsche geschriften over hun leer, 296. Ludwig Börne over hen, 296 en noot. Heinrich Heine aan hen verwant, 298. Critiek op hun stelsel in het Communistisch Manìfest, 426. Karl Marx over hen, V. 329. Karl Marx over hun beschouwing over het erfrecht, 454. |
Saint-Simonistische bladen. - Opinions littéraires, philosophiques et
industrielles, II. 99, 110 noot. Le Producteur, 109, III. 14, 19-23, 24, 26, 27, 28, 59, 110,
316. L'Organisateur, 45, 46, 47, 53, 61, 98. L'Organisateur Belge, [x]3 noot. Les Actes des Apôtres, 106. Les
|
| |
| |
Etats-unis de l'Europe, 110 noot. Le Globe, zie aldaar. La Ruche Populaire, 109, 328, 496. |
Sales, F. de, stichter van de orde der Salesianerinnen, 1567-1622, III. 530 noot, VI. 104. |
Salomon, leeraar der ‘Fortschritt’s denkbeelden. Bestrijdt Lassalle, V. 260. |
Samter, A., Duitsch bankier en voorstander van landnationalisatie, V. 193, VI. 200, 298. |
Sand, George, (A.L.A. Dupin), Fransche romanschrijfster, 1804-76, II. 225, III. 220, 355, 491, IV. 383, V. 202, VI. 227. Haar oordeel over het Babouvisme, III. 221; over Armand Barbès, 237 noot. Bevriend met Lamennais, 299. 490, die met haar tracht op te richten ‘Le Monde’, 300. Beschrijft diens uiterlijk, 311 noot. Ingenomen met Pierre Leroux, 347, 490; geeft met dezen en Louis Viardot uit ‘La Revue Indépendante’, 347, 493. Leroux' invloed op haar romans, 347 noot, 490. Steunt met geld diens inrichting te Boussac, 355. Zendt geld aan Jules Leroux, 369 noot. Redigeert met Thoré en Leroux ‘La vraie République’, 489. Karakter, 489. Haar geschriften, 490. Over Flora Tristan, 491. Agricol Perdiguier's mededeelingen, 497. Louis Napoleon's brieven aan haar, 499 noot. Proudhon over haar romans, 551, 595, en wijst haar terecht, 611. Verdedigt Bakounin, VI. 20. |
Sanial, Amerikaansch socialist. VI. 422 noot. |
Sansculottes, de, der Fransche repupliek, 1794, I. 382. In Boissels contra-project, 305. Het Sans-Culottisme, 341. Zijn fout, V. 239. Invloed op de Conventie, I. 342. Tegenover Héberts krant, 348. |
Santerre, Antoine Joseph, 1752-1809. Leidt het Parijsche gepeupel naar het paleis der Tuilerien, I. 338. |
Santo, Caserio, Italiaansch anarchist, VI. 348. |
Sarchi, Saint-Simonist, III. 15, 23. Woont bij de Woensdagsche samenkomsten, 27. Zijn vrouw, 46. Lid van ‘Le petit Mercredi’, 47. Tegen Buchez, 46 noot. |
Sarlardière, Parijsch geneesheer, 1823, II. 84 en noot. |
Sarpi, P., Italiaansch geschiedschrijver, geb. 1552, I. 204. |
Sartine, Fransch minister van marine in de 18de eeuw, I. 266. |
Satterfield, II 233. |
Sauders, Eng. socialist, VI. 371 noot. |
Sauva, A., president der communistische kolonie te Iowa, III. 277. |
Sauvanot, soc. Fransch afgevaardigde, VI. 424 noot. |
Sauzet, heftig aangevallen in Fouriers tijdschrift ‘La Phalange’, III. 167 noot. |
Savigny, F. von, Duitschlands groote rechtsgeleerde in de eerste helft der 19de eeuw, V. 200, 226, 289. |
Savonarola, G,. Italiaansch hervormer, 1452-98, VI. 104. |
Say, J.B., de Fransche economist, 1767-1832, II. 111. Zijn éénzijdigheid, I. 2. Bestreden door F. Liszt, 2. A. Thierry beroept zich op hem, II. 50 noot. Saint-Simons gevolgtrekking, 52 en noot. Over Adam Smiths leerstukken, 56. Over eigenaars en kapitalisten, 58. Overeenkomst en verschil tusschen hem en Saint-Simon, 57 v., 59, 75. Mill ontmoet Saint Simon in zijn salon, 82. Fourier tracht zich met hem te verstaan, 213 en noot. Zijn brief over Fourier, 213 noot. Zijn lof voor den kapitalist, III. 435. Bestreden door de Saint-Simonisten, 21. Lofrede op hem in ‘Le Globe’, 60. De Colins bestrijdt zijn theorieën, 454 v., 456. Zijn opvatting over koopkracht bestreden door Rodbertus, V. 72; diens verwijt, 107. Karl Marx' oordeel over hem, 372 en noot. |
Say, Thomas, voegt zich bij de kolonisten te New-Harmony, II. 297. |
Sayn-Wittgenstein, prinses von, V. 267 noot. |
Schaepman, Dr. H.J.A.M., VI. 459. |
Schäfer, predikant te Berthelsdorf, 1722, I. 409. |
Schäffle, Albert, Duitsch economist, 1831-1903. Zijn nieuwe gezichtspunten ten opzichte der sociologie, I. 11. Over de Duitsche sociaaldemocratie, II 387. Wijst op Karl Marlo's boek, V. 18. Stelt belang in Lassalles ‘Das System der erworbenen Rechte’, 228. Nagevolgd door E. Bellamy, VI. 209. |
Schappeler, C., predikant te St. Gallen, 1472-1551, I. 94. |
Schapper, Karl, adept van Georg Büchner, IV. 295. Student te Giessen, 295. Vlucht, 295. Te Parijs en Londen, 295. Neemt deel aan Mazzini's inval in Savoye, 298 noot. Vlucht naar Parijs, 301. Engels' beschrijving van hem, 301 noot. Gearresteerd, 301. Verbannen uit Frankrijk, 301, 387. Medestichter te Londen van den Bond der Communisten, 301 v. en noot, 387, V. 333. Steunt met geld Weitlings maandschrift, IV. 305. M. Hess sluit zich bij hem aan, 336 noot. Wil de revolutie uit Frankrijk in Duitschland overbrengen, 403 en noot. In het bestuur van het ‘Democratisch Verein’, 405. Vóór den rechter, 406. Op de volksvergadering te Worringen, V. 205 noot. Zijn conflict met Karl Marx, 334, 338, 340, 352 460, 463. Richt op met Willich den ‘Sonderbund’, 389; ontbonden in 1853, 339. Zijn communistisch archief valt in handen van Oscar Dietz, 340. Verzoent zich met Marx, 341 noot. Sterft, 341 noot. |
Scheepvaart, wet op de, IV. 107. |
Scheffer, Ary, kunstschilder, 1795-1858. Zijn portret van Lamennais, III. 311 noot. |
Schelde-quaestie, de, I. 298 en noot. |
Scheljaboff, A., nihilist, VI. 243 en noot, 244, 245. |
Schelling, F.W.J. von, philos. prof. te Jena, 1765-1854, II. 375, III. 347, V. 241, 242, 272, 290, VI. 7 en noot, 13. |
Schelling, H. von, Pruisisch minister van justitie, geb. 1824, V. 241, 242, 272, 292, 293. |
Schellinger, C., koopt in 1746 de goederen te Zeist voor de Herrnhutters, I. 419. |
Schellinger, J, I. 419. |
Schenk van Tautenborch, stadhouder, I. 119. |
Scherer, Edmond, Fransch letterkundige, geb. 1815. Over Louis Blancs stijl, III. 415 noot. |
Scheu, A., VI. 413 noot. |
Scheurl, C.G.A. von, Duitsch rechtsgeleerde, geb. 1811, I. 90 noot. |
Schewitz, Sergius E., Russisch socialist, huwt in Noord-Amerika Hélène von Dönniges, V. 307. Debatteert met Henry George, 307 noot, VI. 198. |
Schickler, Duitsch bankier, V. 234. |
Schiller, Friedrich von, de Duitsche dichter, 1759-1805, II. 365, 373, IV. 290, V. 196, 207, 213, 230, 290, 293. |
Schimmelpfennig, Duitsch luitenant, V. 338, 352. |
Schiphout, W., pred., sterft in 1747, I. 419 noot. |
Schippel, Max, sociaal-democratisch afgevaardigde, geb. 1859. Bestrijdt het agrarisch programma, VI. 275. |
| |
| |
Schlegel, A.W. von, Duitsch dichter, 1767-1845, II. 373, 375. |
Schlegel, K.W.F. von, Duitsch letterkundige, 1772-1829, II. 373, 374 noot, 375, IV. 331, 335. |
Schlettwein, von, Duitsch Physiocraat, V 65. |
Schlöffel, Adolf, Duitsch socialist, IV. 401. Kameraad van Born, 401. Redigeert den ‘Volksfreund’, 401. In de gevangenis, 401. Sneuvelt, 401. |
Schlözer, A L. von, Duitsch geschiedvorscher, 1735-1809, IV. 60. |
Schluter of Sluiter, Peter, proponent, I. 154. |
Schmidt, Julian, Duitsch letterkundige, 1818-86. V. 230, 242, 274, 289. |
Schmidt, J.C., zie Max. Stirner. (Diens schrijvers- en bijnaam). |
Schmidt, Simon, lid van den bond ‘Der Gerechten’ te Parijs, IV. 305. Medeoprichter van den bond der Communisten te Genève, 305. Houdt voordrachten over Weitlings ‘Garantien der Harmonie’, 317. |
Schmoller, Duitsch economist, rangschikt zich onder de Katheder-Socialisten, I. 2. |
Schneider, S.R, verklaart in Duitschland de leer van Fourier, IV. 296. In het bestuur van het ‘Democratisch Verein’, 405. Voor den rechter, 406. Afgevaardigde voor Keulen, 406. |
Schoelcher, Victor, bondgenoot van het socialisme, medewerker aan de ‘Réforme’, III. 391, 495 en noot. |
Schoenlank, Dr., Duitsch journalist, steunt von Vollmar in diens oppositie tegen Bebel op het congres te Frankfort a/M, VI. 272. Lid van de commissie om rapport uit te brengen over de propaganda onder de boeren, 273. Verdere levensloop en dood, 272 noot. In den Rijksdag na zijn dood opgevolgd door Bernstein, 288. |
Schonen, baron de, Fransch Kamerlid. Zijn wets-voorstel om echtscheiding weder in te voeren, III. 67. |
School-tucht, Invloed van, III. 136 v. |
Schopenhauer, A., Duitsch wijsgeer, 1788-1860, VI. 43, 346 noot. |
Schoppe, Kaspar, I. 205. |
Schot en Lot, een hoofdgeld, V. 56. |
Schouwaloff, P.A. graaf, chef van de geheime politie in Rusland, geb. 1827, VI. 233, 238. |
Schramm, C, Duitsch socialist, IV. 274 noot, V. 338. |
Schrautenbach, N.L. von, Zinzendorfs volger, I. 405 noot. |
Schrenck, K.I.F.A. vrijheer von, Beiersch staatsman, 1806-84, V. 304. |
Schuler, Ernst, Opent leesinrichtingen in Zwitserland, IV. 299. President van den Jong-Duitschen Bond, 299. Richt op het maandschrift ‘Das junge Deutschland’, 299. |
Schulze-Delitzsch, H., de stichter der voorschotbanken, enz. 1808-83, V. 93. Tegenover het ‘Deutsche Arbeiter Verein’, 163. Rodbertus over zijn coöperatieve genootschappen, 165 en noot. Tracht de arbeiders te doen deelen in de voordeelen van den kapitalist, 246. Hoe Bismarck zijn coöperatieve beweging tegenwerkt, 247. Op de vergadering in de Berliner Tonhalle, 249. Stemt voor de verdaging van het arbeiders-congres, 249. Beoordeeld door Lassalle 251-255, 269, 271. Zijn genootschappen en Lassalle's productie-associaties, 257. Houdt voordrachten over kapitaal en arbeid, 259, 265, waarin hij Lassalle bestrijdt, 259; diens antwoord 260. Weigert zijn denkbeelden tegenover die van Lassalle uiteen te zetten, 262. Behoudt voorloopig te Berlijn de arbeiders op zijn hand, 270. Lassalle's antwoord op zijn: ‘Kapitel zu einem deutschen Arbeiter-katechismus’, 273-290, 371. Antwoordt daarop na diens dood, 290 noot, waartegen J.B. von Schweitzer in de gevangenis een pamflet schrijft, 290 noot, 467. Voorstanders, 339 noot, 471. |
Schurz, Karl, wijkt uit Duitschland en wordt Amerikaansch staatsman, 1829-1906. V. 334 en noot. |
Schuster, Dr., lid van den ‘Deutscher Bund der Geächteten’, IV. 300. Socialist, 300. In den ‘Bund der Gerechten’ te Parijs, 300. |
Schuttersdienst, weigering van, III. 66 noot, VI. 261. |
Schuurman, Anna Maria van, behoort tot de Labadisten. Haar ‘Eucleria’, I. 150, 151. |
Schwab, anarchist te Chicago, VI. 207. |
Schwarzenberg, August von, VI. 20. |
‘Schwefelbande’: jeugdige, woelige, meest uit N. Duitschland geweken stamgasten van Bertin's Café de la Couronne te Genève in 1849, die uitgaven het tweemaal verschenen blad ‘Rummeltipuff, Organ der Lausbubokratie’ (benaming voor de democraten van een reactionnair Beiersch kamerlid), V. 351 en noot. |
Schweichel, G.J.R., Duitsch romanschrijver, geb. 1821, IV. 404 noot. V. 471 noot. |
Schweitzer, J.B. von, Duitsch letterkundige en rechtsgeleerde, 1833-75. Tegen Karl Vogt, V. 218. Gewonnen voor Lassalle's denkbeelden, 265, wien hij na diens dood verdedigt tegen Schulze-Delitzsch's verweerschrift, 290 noot. 467. Aangesteld tot redacteur van het op te richten orgaan voor Lassalle's ‘Verein’, 298. Leider van dit ‘Arbeiter-Verein’, 306, 466, 467 v. Redigeert het Lassalleaansche blad ‘Sozialdemokrat’, 440, 466, Zijn artikelen daarin over Bismarck verwijderen hem van Marx en Engels, 467, die evenals Bebel hem een gevlei van Bismarck verwijten, 466 noot, 467. Bericht de Internationale het voornemen van het ‘Arbeiter-Verein’ om zich bij haar aan te sluiten, 451. In arrest, 467. Lid van den Rijksdag van den Noord-Duitschen Bond, 468. Gustav Mayers biographie, 466 noot. Bestreden door Liebknecht en Bebel, 466 noot, 470. Zijn actie tégen grondrente, 470 noot. Invloed van het Eisenachsche programma op hem, 472. Neemt aan de besluiten van het congres te Bazel over den grondeigendom, 472. Verbreekt zijn bondgenootschap met de gravin von Hatzfeldt, 472. Stemt voor de krijgsuitgaven voor den oorlog van 1870, 473. De beschuldigingen door Tölcke e.a. ten nadeele van hem uitgewezen, 473 noot. Trekt zich terug als leider der Lassalleanen, 473. Legt neer de leiding van zijn blad, 473. Wordt tooneelschrijver, 473 en noot. Mehring en Bebel over hem, 473 noot. Sterft, 473. |
Schwenckfeld, Kaspar von, stichter eener Protestantsche secte, 1493-1561, I. 105, 409. Zijn volgelingen trekken naar Amerika, 417. |
Schwerin, M. graaf von, Pruisisch minister, 1804-72, V. 231, 233, 246. |
Schwitzguébel, Adhémar, vriend van Bakounin, wîens ideeën hij vertegenwoordigt op het Haagsche congres der Internationale, V. 461, 462. Secretaris van het congres te Sonvillier, VI. 123. Schrijft in de brochure ‘Simples Questions Sociales’, 155 noot. |
| |
| |
Scipio Aemilianus, Romeinsch veldheer, I. 36, 37, 41. |
Scipio Nasica, Romeinsch consul. Veroorzaakt Tiberius Gracchus' dood, I. 40. |
Scroope, I. 138. |
Sebastian, von Breitenstein, abt te Kempten in 1523, I. 93. |
Séchelles, Hérault de, behoort tot de Dantonisten, I. 355, 356 noot, 420. Biedt de grondwet der Bergpartij aan, 360 en noot. |
Seeger, L., Duitsch dichter, IV. 393. |
Segarelli, stichter van de orde der Apostelbroeders of Patarenen, I. 72. |
Ségur, L.P. graaf de, Fransch kolonel, 1753-1830. II. 14, 15, 27. |
Segur, P.P., markies de, lid der Fransche academie 1780-1873, III. 234 noot. |
Seiler, Sebastian, communist, maakt propaganda voor Weitling in Zwitserland, IV. 317. Tracht de communistische beweging gaande te houden, 323. Zijn ‘Evangelium eines armen Sünders’ en antwoord op Bluntschli's rapport, 324. |
Seilhac, Léon de, Verwijzing naar zijn: ‘Le monde Socialiste’, VI. 323 noot, 330 noot, 353 noot; zijn ‘Les congres ouvriers’, 326 noot, 330 noot |
Selden, John. Eng. rechtsgeleerde, 1584-1654, I. 141 noot. |
Sembat, Marcel, behoort in de Kamer tot de onafhankelijke Fransche socialisten. Verklaart zich voor eene algemeene werkstaking, VI. 334, 335. |
Semper, G., Duitsch architect, 1803-79, VI. 24. |
Sénard, voorzitter der Fransche Nationale vergadering van 1848, III. 186, 567. |
Senior, N.W., Engelsch economist, 1790-1864. Zijn brieven over de fabriekswetten, III. 11. Zijn leer in strijd met de Bergrede, IV. 206. Over het laatste uur van den arbeidsdag, V. 379 noot, 434. |
Sennft, graaf von, III. 285. |
Sentiñon, G., Spaansch gedelegeerde op het congres der Internationale te Bazel, VI. 130 en noot. |
Separatie-wet van 1905, in Frankrijk (Scheiding van Kerk en Staat) VI. 356 noot. |
Separatisten, de, I 150 noot. Hun kolonie Zoar, III. 174 noot. VI. 168. Inrichting en constitutie, 168-171. |
September-wetten, in Frankrijk, 1835, tegen de drukpers, III. 224. |
Serre, de, II. 67. |
Sévérine, Madame, socialistische Fransche schrijfster, VI. 361. |
Servet, Fransch geneesheer uit de 16e eeuw, I. 87. |
Sexby, doet een aanslag op Cromwells leven, 1658, I. 142 noot. |
Shaftesbury, zie Lord Ashley. |
Shakers, de, eene spiritualistische secte, IV. 113, 162. Oorsprong, I. 400 v. VI. 174 Leiders, I. 401, 402. Verklaring van hun naam, 401. Nemen in beteekenis toe, 401. Hun beginselen, 402, 403, III. 78 noot, VI. 174. Hun indeeling, I. 403, 404. Hun bestuur, 404, VI. 174. Owen over hun godsdienstige maatschappij, II. 263. Hun gemeenten tn Noord-Amerika, III. 174 noot. VI. 173, 176 noot. Hun bedrijf en dorpen aldaar, 173-176. Hun tijdschrift, 176 noot. |
Shakespeare, William, I. 75, III. 4 v., 137, IV. 27, 245, 429, V. 300, 347. |
Shaw, G. Bernard, Eng. socialist. schrijver uit den kring der Fabiërs, VI. 384 en noot, 417. |
Shelley, P.B., Engelsch dichter, 1792-1823, I. 443 en noot. II. 255, 256, 277, 355, IV. 2 en noot, 3 en noot, 4 en noot, 5, 151, 215, V. 272, VI. 431 noot, |
Sheridan, R.B., Eng. dichter, 1751-1816, I. 427. |
Shipton, G.. presideert het internationaal congres van afgevaardigden van vakvereenigingen te Londen, 1888, VI. 407 en noot. |
Sibour, Fransch geestelijke, III. 363. |
Sickenga, F.N., VI. 388. |
Sickingen, F. von, Duitsch ridder, 1481-1523, I. 83, V. 210, 212-216, 222, 237, 257. |
Sidmouth, H.A. viscount, Eng. minister, 1755-1844, II. 266. |
Siebenpfeiffer, spreekt op de bijeenkomst op het slot Hambach, 27 Mei 1832, IV. 297 noot. |
Siegmund, Emma, VI. 14 en noot. |
Sieyès, Fransch abt, I. 238. Zijn boekje over ‘Le tiers état’, II. 10 en noot. Zijn woord tot den derden stand, 12, V. 238. Bakounin vergelijkt Ogarjoff met hem, VI. 45. |
Simon, Fransch geneesheer, Saint-Simonist, III. 89. |
Simon, Jules, Fransch wijsgeer en staatsman, geb. 1814. Over Michel Chevalier, III. 85 noot. Onderteekent Considerants ontwerp-proclamatie van 23 Juni 1848, 186. Over Jean Reynaud, 371 noot. Houdt de redevoering bij 't onthullen van A. Guépins standbeeld, 375. Over Proudhon's rede in de Nationale vergadering, 565 noot, 566 noot. Over Proudhon's uiterlijk, 568 en noot. Lid der ‘Internationale’, V. 439 noot. Over de Mei-betooging der socialisten, VI. 413 noot. |
Simon, L., lid van het Duitsche parlement, 1810-72, V. 96, 219. |
Simon, Léon, III. 63 noot. |
‘Simplificateurs’, Les grands, benaming voor anarchisten, VI. 154. |
Sindercome, Miles, doet een aanslag op Cromwells leven, 1657, I. 142 noot. |
Singer, Paul, Duitsch socialist, afgevaardigde, 1844-1911, VI. 265 en noot, 267, 271, 278, 287, 412, 417, 420, 422 noot, 424. |
‘Singulari nos’, pauselijke zendbrief van 25 Juni 1834, III. 298. |
‘Sint George's Gild’, John Ruskins nieuwe broederschap, VI 390. |
Sismondi, J C.L. Simonde, Zijn beschouwingen over productie ten koste van bevolking en ellende, I. 2 v. Maakt kennis met Robert Owen, II. 267. Over de zoogenaamde kapitalistische productie-wijze, III. 11. François Vidal behandelt zijn theorie, 435. Proudhon verklaart zijn theorie over arbeidsverdeeling, IV. 380. Marx' en Engels' critiek op hem, 423, V. 360. Rodbertus over zijn overproductie-theorie, 72. |
Sistare, mej., voegt zich bij de kolonie te New Harmony en wordt later Thomas Say's vrouw, II. 297. |
Sitkovius, Moravische bisschop voor Polen, I. 410 noot, 418. |
Skippon, I. 138. |
Slavernij, I. 15, 30, 31, 33, 37, 43, 51, 291, 293, 303, 333, 453, II. 95, 162, III. 160, IV. 105, 203, V. 56. VI. 202. |
Sleeswijk-Holsteinsche quaestie, de, 1848, V. 92. |
Smith, Eng. officier te Parijs, spreekt Charles Fourier moed in, II. 211, III. 121. |
Smith, Dr., Zijn rapport over de arbeidersklasse in Engeland, V. 433. |
Smith, Adam, Eng. slaathuishoudkundige,
|
| |
| |
1723-90, I. 2, 278, IV. 14, 148, 168, VI. 440, 455. Zijn leer, I. 450. Invloed van zijn boek op de scheiding tusschen de economisten en socialisten, 450. Punten van toenadering tot de socialisten in zijn werk, 450, 453-457 Zijn individualistisch standpunt, 457. Invloed zijner theoriën op de afschaffing van het statuut over het leerlingschap, 457. Zijn behandeling der economie, 458, IV. 73. Wantrouwt het gemeenschapsgevoel, I. 459. Tegen arbeiderscorporaties, 460. Zijn eenzijdigheid, 460. Onvolledigheid, 460. Gevolgen daarvan, 461. De dwalingen zijner volgelingen, 460, IV. 63. Zijn tekort-schietingen, I. 460. Zijn ideeën over de industrie, II 56. Zijn critiek op het feodale stelsel, 56. Verschil en overeenkomst met Saint-Simon, 57 v. Over de opkoopers, 136. Zijn ideeën over handel en arbeid, 168 en noot, V. 31, 281, 362. Ricardo breidt uit zijn waarde-leer, III. 10, V. 281. Oordeel over zijn leer van Buchez, III. 322; van François Vidal, 434, 435; van Rodbertus, V. 170; van Karl Marx, 360 noot, 409; van Bernstein, VI. 281. Proudhon verwijst naar zijn definitie van eigendom, III. 526. Proudhon over zijn definitie van arbeid, 533. Diens critiek op zijn werken, 612 v. Rodbertus', bedenkingen tegen zijn stelsel, V. 69, 116 noot, 125, waarvan deze enkele stellingen overneemt, 104. Zijn belastingstelsel, VI. 193. Zijn interest-leer, 301. Ruskin over zijn leer, 390. Zijn rijkdomsbegrip, IV. 71, VI. 444. Over arbeidsverdeeling, IV 72, 75 v., 77. Definitie van kapitaal, 78. John Gray over hem, 193. |
Smith, Hiram, profeet der Mormonen, VI. 181. |
Smith, J., siichter vau de secte der Mormonen, 1805-44, VI. 181. |
Sobrier, Zijn conferentie met Lamartine, III. 407 noot. Geestverwant van Th. Thoré, 489. |
Sociaaldemocratie, manifest der Russische, VI. 57. |
Sociaal-democratische Duitsche arbeiderspartij, de, V. 455, 464, 472, 473, 476, VI. 265 en noot, 269, 277, 278, 287, 288. |
‘Sociaal Weekblad’, het, opgericht door de voorloopers der vrijzinnig-democraten, 1887-1911, I 322, 336, II. 196, 226, 235, 250, 356, III. 173, 405, 587, V. 50, 321, 455, 469, 474, 481, VI. 172, 201 noot, 204, 205, 208, 209, 218, 261, 272, 273, 275, 276, 278, 279, 291, 292, 293, 302, 330, 336, 338, 354, 365, 367, 368, 369, 373, 374, 375, 380, 385, 386, 388, 389, 404, 405, 406, 408, 417, 464. |
‘Social Democratic Federation’, het middelpunt van het collectivisme in Engeland, VI. 370. Programma, 370 noot. Hyndmann trekt zich terug, 371 noot. |
Sociale politiek, de, III. 11, 64, 364, 424, IV. 266, 318, V. 59, 165, 260, VI. 205, 448, 452. |
Sociale revolutie, VI. 46, 54, 72, 74, 77, 96, 99, 101, 117, 149, 358, 465. |
Sociale wetenschap, I. 334 v., IV. 113, 118, 150, 190, V. 97, VI. 196. |
Socialisme, } passim. |
Socialisten, } passim. |
Socialisten, partij der onafhankelijke, in Frankrijk, VI. 320. Vertegenwoordigers in de Kamer, 332, 335. Oprichters, 333 Programma, 334. Propaganda, 335. Onderlinge geschilpunten, 334, 337. Hun blad, 335, 337. Keuren goed Millerands ministerschap, 338. |
Socialisten wetten, Uitzonderingswetten tegen het socialisme. Het zoogenaamde ‘Maulkrattengesetz’, IV. 325 noot. - De wet in 1878 ingediend door Bismarck, V. 247, 482 en noot, VI. 264. 289. |
Socialistische en aanverwante Bladen en Tijdschriften (zie ook Saint-Simonistische, Fourieristische, Owenistische, Communistische, Blanquistische, Anarchistische en Syndicalistische Bladen en Tijdschriften). Annales politiques du XVIIIme siècle, I. 296 en noot, 297 en noot, 298, 299. Les Révolutions de France et de Brabant, 319. L'Ami du Peuple, 323, 326 noot, 327 noot, III 480. Le Père Duchesne, I. 341, 347, 348 Le Tribun du Peuple, 366 en noot, 370, 373, 375 L'Eclaireur du peuple, 370, 371 noot, 375 Cercle social, 322 noot. Cosmopolis, 352, 388. Le Proscrit, III. 190. Socialistische Monatshefte, 199, 445, 522. La Voix du Proscrit, 190. Le Devoir, 210, 211. La revue Icarienne, 278. La jeune Icarie, 278. L'Etoile du Kansas, 278. Le Monde, 300 en noot, 355. L'Avenir, 287 v., 289, 290, 292 en noot. Le Peuple constituant, 309, 312 en noot. Le Drapeau du peuple, 313. L'Européen, 317 v. en noot, 329, 333, IV. 298 noot. L'Atelier, III. 328, 333, 396, 496. La Revue nationale, III. 329. La Revue Encyclopédique, 336, 338 noot, 340, 371. La Revue indépendante, 109, 111, 335, 339, 347, 432 en noot, 433, 488, 489, 493. Revue sociale, 358, 493. Réunion de l'Ouest, 376. La Revue occidentale, 379. Le Bon Sens, 382 en noot. La Vie socialiste, 403 noot La Revue du Progrès, 382. La Réforme, 312, 391, 394, 487 noot, 494. Le National, III. 308, 391, 394. Le Nouveau Monde, 415. L'Homme libre, 416. Bibliothèque de la Revue socialiste, 418 noot. Le Salut du Peuple, 430, 431 noot. La Revue socialiste, I. 300, 389, 444, II. 35, 179, III. 148, 149, 166, 194, 229, 431, 445 noot, 475, 496, 505, V, 224, VI 333. La Révolution démocratique et sociale, III. 446 noot. La Société nouvelle, 446 noot La Philosophie de l'Avenir, 444 noot, 463. Le Démocrate, 474 en noot. Le Réformateur, 475, 480. L'Accusateur publique, 488. La vraie République, 489. L'Union, 496. Revue du mouvement social, II. 176, 198, 222, 296, III. 118, 142, 146, 150, 172, 173, 199, 278, 356, 505 noot. L'Humanité nouvelle, 457 noot, 462 noot, 463 noot, VI. 420 noot. The poor man's guardian, IV 225 noot, V. 181. The national Union, IV. 225 noot. The London Democrat, 234. The Labourer, 256 noot. The power of the Pence, 267 noot. The democrative review, 268 noot. Notes to the people, 274 noot. Das Volk (blad van Stephan Born), 401 noot. The northern Star, 228 noot, 251. The National Reform, 252. Reynolds political Instructor, 252. Politics for the people, 265 en noot. The Christian Socialist, 266, 408, VI. 389 noot. Der Hessische Landbote, IV. 291 en noot, 295. Der Geächtete, 300. Ein und zwanzig Bogen aus der Schweiz, 331. Deutsch-Französische Jahrbücher, 332, 356, 360, 368, 369, V. 200, 316, 319, Neue Anekdota, IV. 334, 337. Gesellschaftsspiegel, 335, 390. Der Sprecher, 336. Die Bielefelder Monatschrift, 336 v. Deutsches Bürgerbuch, 333, 339, 341. Triersche Zeitung, 340, 390. Rheinische Jahrbücher, 341. Prometheus, 341. Westfälische Dampfboot, 342. Diesz Buch gehört dem Volke, 342. Die allgemeine Litteratur-Zeitung, 344, 365, 366, 367. Rheinische Zeitung, 346, 352 v., 356, 390. Berliner Monatschrift, 346. Die Hallische Jahrbücher, 356, VI. 7 noot. Deutsche Jahrbücher, IV. 356, VI. 7 noot. Vorwärts (opgericht door Börnstein), IV. 368, 370, V. 200, VI. 15, 235. Neue Rheinische Zeitung, IV. 384, 444 v., V. 204, 205, 336, 337, 344, 352, 466, VI. 20, 42. Die Deutsch
|
| |
| |
brüsseler Zeitung, IV. 387. Weserdampfboot, 390. Janus, 398. Volksfreund, 401. Die neue Zeit, V. 66, 484, VI. 274. 277. Almanach de la question sociale, V. 3, 233, VI. 323, 331, 332, 339, 354, 411. Berliner Revue, V. 185. Die Zukunft, 190 noot, 481. Demokratische Studien, 219, 223. Der Nordstern, 265. Der Zeitgeist, 265. New-York Tribune, 343, 344, 348. Sozial-demokratische Bibliothek, IV. 234, 290, 298, 302 Der Vorbote, V. 305, 438, 459. Neue Oder Zeitung, 344. Das Volk, 349. Augsburgsche Allgemeine Zeitung, 349, 352, 354. De nieuwe Tijd, 470 noot. Société nouvelle, 489 noot. Blijde wereld, 489 noot, VI. 29, 328. Der Sozialdemokrat, III. 551, V. 440, 466, 470, 471, 474, 481. Demokratisches Wochenblatt, 470. Volksstaat, 474. Vorwärts (het orgaan der Duitsche Sociaaldemocratie), 481, 482. Die neue Gesellschaft, 481. Der Sozialdemokrat, internationaler Organ der Sozialdemokratie deutscher Zunge, 482, VI. 265 noot, 277, 385 noot, 409. De (Russische) Klok van Herzen, 6, 30, 31, 32, 34, 36, 37, 38, 45, 46, 62, 221. De Poolster, 30, 31. La voix de l'Avenir, 65. Le Progrès, 66, 67. L'Egalité, 69, 70, 123. Sovréménik (de Tijdgenoot), 221, 224. Le Devenir social, 234 noot. Tchorniv Peredel, 243. Leipziger Volkszeitung, 273 noot. Volksblatt, 289 noot. Les droits de l'homme, 324. L'Egalité (opgericht door Jules Guesde), 324, 325. Le Prolétaire, 325, 330. Le Cri du Peuple, 326 en noot, 359, 361. Le Parti ouvrier, 331. La Revanche, 333. Le Socialisme progressif, 333. L'Emancipation, 333. La Petite République, 335, 337. Le Chambard socialiste, 94 noot, 362. Justice, V. 272 noot, VI. 206 noot, 370 en noot, 371 en noot, 372, 375, 409, 411. The Commonweal, 371. The Clarion, 374. Seed-time, 387, 388, 389 noot. The Labour Prophet, 373 noot, 387, 389 en noot. Het Volk, 205 noot. Reynold's Newspaper, 365 noot. Onze kring, 389 noot. De vrije Socialist, 206 noot, 425 noot. |
Socalistische literatuur, IV. 423, VI 236, 320. |
Socialistisch programma van 1830, het, II. 389. |
‘Société d'économie sociale’, opgericht door Malon, Rouanet en Fournière, VI. 333 v. |
‘Société des femmes révolutionnaires’, opgericht door Rose Lacombe, I. 347. |
Sociologie, de, II. 306, III. 200, 378, VI. 466. Wordt uitgangspunt der economie, I. 10. Geschetst door Auguste Comte, 11, III. 378, VI. 112. Beoefenaars, I. 11. Tegenover de leer der socialisten, 12. Opgenomen in Morelly's code, 256. Azië tot voorbeeld gesteld, 287. Behandelt door Condorcet, 334. Adam Smith's beschouwingen er over, 458 v. Overeenstemming met Fouriers denkbeelden, II. 181 noot. Robert Owen's lezingen, 306, 332. F. Barrier, ‘Principes de sociologie’, III. 200 |
Socrates, III. 350, 502. Zijn levensopvatting, I. 15. Zijn onderzoek (volgens Plato) naar rechtvaardigheid, 18, 19. Saint-Simon over hem, II. 40 en noot. |
Soden, F.J.H., graaf von, Duitsch staathuishoudkundig schrijver, 1754-1831, I. 461, IV. 287. |
Soëns, Simon, lid van den Parijschen gemeenteraad, VI. 330 noot. |
Solidariteit, III. 344 en noot, 423, 469, 522, 554, V. 125, 275, 444, VI. 53, 69, 92, 103, 105, 107, 108, 112, 117, 128, 141, 145, 146, 214, 288, 343, 414, 415, 425, 432, 447. |
Solon, de Atheensche wetgever, I. 24 v. |
Solovjeff, nihilist, VI. 242. |
Solutzeff, von, vice-gouverneur van Simferopol, V. 222. |
Solutzeff, Sophie von, V. 222, 223, 299. |
Sombart, Werner, schrijft over Marx' ‘Kapital’, 1894, VI. 430 noot. Verwijzing: naar zijn ‘Sozialismus im 19ten Jahrh., VI. 353 noot. |
Sommelsdijk, van, gouverneur van Suriname, I. 150, 154. |
Sommelsdijk, de freules Anna, Maria en Lucia van, I. 150-156. |
‘Sonderbund’, opgericht door Willich en Schapper, V. 339. |
Sonnemann, Löb, redacteur der ‘Frankforter Zeitung’, V. 261. |
Sorge, F.A., neemt over van Ranvier hét voorzitterschap op het Haagsche congres der Internationale, V. 463 en noot. Had zich te Philadelphia gevestigd, VI. 206. Sterft, 206 noot. Brieven aan hem, 206 noot. |
Soubrany, behoort tot de laatsten der Bergpartij, 1793. I. 363. |
Soudan, III. 355. |
Sougeon, afgevaardigde van de Bergpartij, III. 189. |
Soult, N.J. de Dieu, Fransch maarschalk en minister, 1769-1851. Tegen de propaganda van het Saint-Simonisme in het leger, III. 73 noot. |
Soutajeff, VI. 257, 258. |
Southey, Robert, Engelsch dichter en prozaschrijver, geb. 1774, I. 226 noot, IV. 200, 212. Zijn boek over Thomas More, I 229, II. 314. IV. 199, 202. Browning over hem, 199 en noot. Wijst de rijken op de bestaande ellende, II. 277 en noot. Waardeert Kants geschrift, 361 noot. |
Souvestre, Emile, 1806-54, Fransch romanschrijver, III. 57 noot. |
Spaarbanken. Sparen, I. 336, 397, III. 15, 156, 231, 233, 374, 384, 429, 432, 438, 545, IV, 69, 146, 152, V. 20, 99, 106, 124, 134, 135, 251, 279, 280, VI. 356. |
‘Spade husbandry’, stelsel om den grond uitsluitend met de spade te bewerken, II. 271 en noot, 289, IV. 250. |
Spangenberg, N.L. von, Zinzendorfs volger, I. 405 noot, 417. |
Sparling, mevrouw, dochter van William Morris, VI. 386 noot, 418. |
Sparta, inrichting, wetten, gebruiken, feesten, I. 17. 279. Het ideaal van Mably, 260. Collectief landbezit aldaar, IV. 24. |
Spartacus, bewerker van den slavenoorlog, V. 267. III. 373, 438 noot. |
Spear, R. II. 234. |
Speelzucht, speculatie, I, 34, II. 136, 385, IV. 55, V. 20, 42, 48, 51, 57, 60, VI. 187, 196, 387, 444. |
Spence, Thomas, Eng. schoolmeester, I. 443 v., IV. 211. Pleit voor landnationalisatie, I. 444, II. 291 noot, III. 418, IV. 204, 251, VI, 184, 379. Gevolgen dier rede, I. 444. Verhuist naar Londen, 444. Geeft dààr een weekblad uit, 444. Vormt een secte, 444. Sterft en op kosten zijner vrienden begraven, 444. |
Spenceans, de, volgelingen van Thomas Spence, I. 444. |
Spencer, Herbert, Eng. wijsgeer. 1820-1903. Over de sociologie, I. 11, VI. 194, 196. B.R. Tuckers standpunt tegenover hem, 165 noot. Zijn werken gelezen door de Perfectionisten der Oneida-communauteit, 179. Zijn opvatting over grondbezit, 191 en noot, 192, 379. Opvoeder van Beatrice Potter, 386. |
| |
| |
Spener, Ph. J., theol., de vader van het, Piëtismus, 1635-1705 I. 406. |
Spenser, bisschop van Norwich, I. 79. |
Speransky, M. graaf, Russisch staatsman 1771-1839, VI. 224 |
Spier, Duitsch sociaal-democraat. In hechtenis wegens protest tegen de annexatie van den Elzas en Lotharingen, V. 473. |
Spies, anarchist, in 1887 opgehangen te Chicago, VI. 207. |
Spinoza, B., beroemd wijsgeer, 1632-77. Wordt beschermd door de collegianten, I. 149. Zijn politiek tractaat, III. 417. Over eigendom, 564, 573. Jellinek steunt op zijn ethica, IV. 342. Punten van overeenkomst met Heraclitus, V. 211. Mendelssohos behandeling, 332. |
Spiritisten, Tafelkloppers, II 232, 355. |
Spiritualen, de, I. 103. |
Spiritualismus, het, verklaart de menschelijke ziel onstoffelijk te zijn, III 421, 464. |
Spitters, (diggers) de, volksnaam voor de Levellers. Hun lied, I. 135. |
Spoorwegen, Exploitatie door den staat, II. 340. |
Spoorwegen, groote staking van beambten, in Frankrijk, in 1910, VI. 354 noot. |
Staat en Kerk, scheiding, Fransche wet van 1905, III 379 noot. |
Staatsateliers, I. 305, III. 439. |
Staatsbank, III. 35, 157, 159, 217, 302, 311, 409, 410, 425, 432, 439, 441, 461, 558, 560, 583, IV. 422, V. 86, 183, 255, 289, 448. |
Staatsbankroet, VI. 50. |
Staatsbazaars, III. 409 v, 460. IV. 253. |
Staatsbegrip, I. 355, III. 193, 390. V. 183, 226, 459, 465, VI. 65, 95, 98, 100, 113, 120, 147. |
Staatsbemoeiing, IV. 2, 61, VI. 449. |
Staatscommunisme, VI 62. |
Staatscrediet, zie Credietstelsel. |
Staatsdomein, I. 220, III. 430. |
Staats-eeredienst, I. 225. |
Staatshulp, II. 400. IV. 61, 96, 111, V. 254. |
Staatskinderen, I 17, 23, 25, 104, 203. 211, 220 noot, 221, 223, 225, 256, 273, 304, 306, 309, 357, 358, 361, 383, II. 243, 342 noot, III. 223, 244, 458, IV. 313. |
Staatsleningen, III. 132, 384 v. IV. 36, 38, 54, V. 52, 90. |
Staatsleiding, V. 70, 149, 170, 186, 188, 244, 355, 446 |
Staatsloterij, II. 248. III. 65. |
Staatsmacht, III. 381, V. 139, 148, 238, 452. |
Staatsmagazijnen, I. 223, 254, 385, II. 275, III 409, VI. 309. |
Staatsmonopoliën, III. 159. |
Staatsonthouding, II. 399. III. 3, 6, 11. IV. 61. V. 34, 61, VI. 222, 441, 442. |
Staatsromans. - Thomas More, Utopia, I. 176, 178-194, 201. F. Bacon, Nova Atlantis, 198. James Harrington, Oceana, 199, 200 v. Francesco Doni, i. Mondi, 202. Thomas Campanella, Civitas Solis, 202, 206-214, VI. 392. L'Histoire des Sévarambes, I. 215-227, V. 43. Mémoires de Gaudence de Luques, I. 228. Fontenelle, La République des Philosophes, 228. Holberg, Klaas Klim, 228. Heinze, Ardinghello, 228. Klinger, Reisen vor der Sündflut, 228. Wieland, Cox-Cox, 228. Morelly, Basiliade, 240-247. Restif de la Bretonne, Découverte Australe, 310 noot. Enfantin, Mémoires d'un industriel de l'an 2440 III. 26. Cabet, Voyage en Icarie, 250-263, 457, IV. 334, VI. 392. Bellamy, Looking backward, 208, 209-218, 392. T. Hertzka, Freiland, 302-319, 392. William Morris, News from nowhere, 365, 392-401. |
Staatsscholen, staatsopvoeding, I. 23, 162, 203, 208, 210 v., 221 en noot, 223, 256, 273, 358, 383, 387 II. 78, 386, III. 217, 223, 233, 244, 305, 311, 390, 428, 452, 458, IV. 271, 313, 422, V. 34, 35, 254, VI. 378. |
Staatsschuld, II. 150, III. 65, 158, 459, 559, 561, 563, 583, IV. 16, 20, 28, 37, 39, 108, 111, 113, 139, 185, VI. 50, 85, 301. |
Staatssocialisme, I. 26, 200, III 9, 65, 380, 383-391, 409-411, 417. V. 5, 189, 489, VI. 199, 265, 266, 271-273, 328, 382, 427. |
Staatsspoorwegen, II. 340. |
Staatstoezicht op den arbeid, II. 373. |
Staatsverdrag, II. 372. |
Staats-verzekeringsinrichtingen en pensioen, I. 336, III. 410, VI. 270, 274, 275, 385, 452. |
Staatsvoeding, I. 254, 350. VI. 329, 378. |
Staatsvoorschotten, I. 336, III. 386, 498 V. 172, 255, VI. 274, 329. |
Stadingers, of Stedingers, eene Friesche volksstam, I. 73. |
Stael, A.L G. barones de, beroemde Fransche schrijfster, 1766-1817, II. 23, 27, III. 489. |
Stafford, William, I. 86 noot. |
Stahl, F.J, Duitsch schrijver over staatsrecht. 1802-61, V. 226. |
Stahr, A.W.T., Duitsch schrijver, echtgenoot. van Fanny Lewald, 1805-76, V. 219, 223. |
Stamm, A. Th, Duitsch voorstander van landnationalisatie, VI. 297, 298 en noot. |
Standau, Julius, Duitsch slotenmaker, reconstrueert in 1838 het ‘Jonge Duitschland’ in Zwitserland, IV. 325. In hechtenis, 327. Verbannen uit Zwitserland, 327. Naar Frankrijk, 327 In Algiers, 327. |
‘Standen-Regiment’, I. 91. |
Standish, Miles, VI. 176 noot. |
Standish, Sarah, lid van eene Shaker-communauteit in Amerika, VI. 176 noot. |
Stangier, Johann, V. 205. |
Stanhope, G. graaf, Eng. staatsman, 1753-1816, I. 427. |
Stanislas Poniatowsky, koning van Polen, I. 265 |
Stankewitch, Russisch volgeling van Hegel. Wint Bakounin en Herzen voor Hegel's stellingen, II 387. VI. 5. Zijn vriendenkring, 5 Verlaat Moscou, 5. Naar het buitenland, 5. Sterft, dààr, 5. Bakounin schrijft over hem aan Ogarjoff. 63. |
Stanley, Henry, (James Rowland), Engelsch Afrika-reiziger, geb. 1840, VI 397. |
Star, Thomas. Onderteekent een appèl der ‘Levellers’, I. 136. |
‘Statute d'Artificers et Servants’, zie Arbeiders-statuut. |
Statuut van koningin Elisabeth, regelende het aantal, de positie en het loon der arbeidersleerlingen, I. 79, 202, II. 391, 398 Adam Smiths beschouwing er over, I. 457. Niet goed meer opgevolgd, II. 237. Afgeschaft, 253. |
Steeg, Fransch minister van onderwijs, 1911, IV. 166 noot. |
Steendam, Jacob, rijmelaar, overleed te Batavia in 1673, I. 172 en noot. |
Stein, Dr., redacteur van de ‘Breslauer Zeitung’, V. 353. |
Stein, H.F.K. vrijheer vom, Duitsch staatsman, 1757-1835. I. 314 noot, IV. 90. |
Stein, Lorenz von, Duitsch economist, geb. 1813. Zijn nieuwe gezichtspunten, I. 11. Zijn boek over het socialisme in Frankrijk, IV. 331. Invloed van dit boek, 390; op Lassalles rede
|
| |
| |
in het ‘Handwerkerverein’, op 12 April 1862, V. 236. |
Steinberg, vervaardiger van zilver, I. 85. |
Steinlen, socialist, Fransch teekenaar, VI. 94 noot, 362 en noot. |
Stelsel der Middellandsche Zee (Système de la Méditerranée), III. 86. |
Stemrecht, Algemeen Stemrecht, zie Kiesrecht. |
Stenhouse, T.B.H., schrijft over de Mormonen waartoe hij behoord heeft, VI. 181 noot. |
Stenka-Rasin, leider van den opstand onder czar Alexis, VI. 46, 56 en noot, 134, 136 en noot, 142, 222. |
Stephany, F., voorzitter der vergadering in het ‘Handwerkverein’ te Berlijn, 12 April 1862, V. 240 noot. |
Stephens, J.R., voorganger der Wesleyaansche gemeente te Ashton, IV. 232 en noot, 235. Zijn rede tegen de armenwet, 233. In hechtenis, 234. legen cautie losgelaten, 234 noot. Vervolgd, 237. Trekt zich terug van de Chartisten, 254. Georg Weerth schrijft een biographie over hem, 341. |
Stepniak, zie Kraftchinsky. |
Steptoe, Amerikaansch kolonel, VI. 182. |
Sterftecijfer, het, oorzaak van stijging, IV. 17, 18, 153. |
Sterling, John, Eng. letterkundige, vriend van Carlyle, 1806-44. Woont de lezingen der Saint-Simonisten bij, III. 28. |
Stern, A., Duitsch geschiedkundige, geb. 1846, I. 94 noot. |
Sterne, Lawrence, Eng. schrijver, 1713-68, IV. 39. |
Steuart, James, Eng. economisch schrijver, 1770, I. 452, V. 360 noot. |
Stevens, leider der ‘ridders van den arbeid’, VI. 205. |
Stieber, Duitsch politie-chef, V. 339, 340, 351. |
Stirner, Max. (J.C. Schmidt), Voegt zich bij ‘die Freien bei Hippel’, IV. 344, 345, 346. Afkomst, 344. Opvoeding, 345. Geeft lessen in Berlijn, 345. Zijn huwelijk, 345. Weduwnaar, 345. Verklaring van zijn bijnaam, 346. Uiterlijk, 346. Karakter, 346. Berlijnsch correspondent van Karl Marx ‘Rheinische Zeitung’, 346. Schrijft daarin een lang artikel: ‘Das unwahre Princip unserer Erziehung’, 346. Helpt aan Ludwig Buhls ‘Berliner Monatsschritt’, 346, waarin hij plaatst zijn stuk: ‘Einiges Vorläufiges vom Liebesstaat’, 346. Geeft uit zijn ‘Der Einzige und sein Eigenthum’, 346, VI. 291. Critiek erop, IV. 346, 348, 349 noot. Vergeleken met Nietzsche, 349. Overzicht ervan, 346 v.; wordt het handboek der individualistische anarchisten, 343. Verdere levensloop, 350. Zijn huwelijk met Marie Dähnhardt, 350. Vertaalt de werken van Say en Smith, 350. Doodarm, 350. Sterft, 350. Zijn begrafenis. 350. Grafsteen, 350. Vergeten, 350. Begint weer aandacht te trekken, 350 noot. Over Bettina's ‘Dies Buch gehört dem König, 398 noot. Zijn invloed op het anarchisme, 431. Invloed op Bakounin, VI. 7 noot. Zijn kennismaking met Bakounin, 7 noot, 20. Zijn vrienden te Köthen, 21. Samenstemming met Warren en Tucker, 165. Zijn stelsel weder opgevat door J.H. Mackay, 291, 292, 295, 296. Vindt weinig weerklank in Frankrijk, 339. Eenigszins nagevolgd door Maurice Barrès, 361. |
‘Stock’, The, martelwerktuig in Engeland, I. 76. |
Stöcker, A., Duitsch Christelijk-sociale afgevaardigde, geb. 1835, VI. 290, 458. |
Stoffel, J., redacteur van het tijdschrift van den Nederlandschen Bond voor Landnationalisatie, VI. 197, 201 noot, 248, 302 noot. |
Stolberg, C. graaf zu, Duitsch dichter, 1748-1821, I. 11, 16 noot |
Stoom, invloed der toepassing van den, I. 3 v., 453, 460, 461, II. 8, 216, 258, 260, 267 v., 271, 302, 308, III. 5, 419, 434, 540 v., IV. 3, 30, 152, 158, 194, 212, 220, 279, 286, 380, 387, 399, 413, 414, 416, V. 31, 103, 238, 252, 276, 385, 397, 436, 440, 445. |
Storch, Niklas, leider der Zwickauers, I. 91, 105. |
Story, Thomas, Kwaker in Amerika, I. 398. |
Stourm, Eugène, Fransch rijmer, III. 162 noot. |
Strafford, T.W., graaf van, 1593-1641, Engelsch staatsman, I. 129. |
Strafstelsel, rechtspleging, I. 32, 42, 48, 113, 131 v., 138, 140, 148, 181, 183, 191, 212, 224, 256, 273, 304, 313, 332, 351, 359, 429. II. 55, 248, 308, III. 37, 38, 76, 158, 233, 254, 255, 342, 384, IV. 18, 21, 58, 82, 96, 103, 123, 128, 151, 156, 254, 279, 293, 314, VI. 50, 85, 231, 270, 310, 395. |
Strausz, D.F., Duitsch godgeleerde, 1808-74, VI. 13, Invloed van zijn ‘Leben Jesu’, IV. 355. Zijn levensbeschrijving van Ulrich von Hutten, V. 212. |
Strausz, Jacob. Wil het Mozaïsche jubeljaar weer instellen, I. 91. |
Strode, lid van het Eng. parlement, I. 129 v. |
Stromeyer, Franz, leider van den bond: ‘Het jonge Duitschland’, IV. 298 v. Socialist, 328. Tracht min of meer Fourieristische denkbeelden te verspreiden, 343. Zijn ‘Organisation der Arbeit’ 343. Vlucht naar Frankrijk’ 343. Gaat om met Muiron en Considerant, 343. Bezoekt Engeland, 343. Vestigt zich in Zwitserland, 343. |
Struensee, K.A. von, 1775-1804, Pruisisch minister, II. 375. |
Sturge, Josef, ijvert voor algemeen stemrecht in Engeland, IV. 241. |
Stuyvesant, P. van, bewindvoerder der W.I. Compagnie, 1652, I. 167 en noot. |
Stuyvesant Fish, mevrouw, VI. 218. |
Successierecht, I. 290, III. 33, 65, 516. |
‘Suddeutsche Zeitung’, V. 271 en noot. |
Sue, Eugène, Fransch romanschrijver, 1804-57, III. 163 en noot, 443, 486, IV. 347 noot, 366 en noot. |
Sully, Maximilien de Béthune, baron de Rosny hertog de, Fransch staatsman, 1563-1641, III. 160. IV. 40. |
Sutherland, hertogin van, V. 344, 398. |
‘Sweating-systeem’, V. 391. VI. 369, 376, 386. |
Swedenborg, Emanuel, de vader van het Swedenborgianisme, 1688-1772, III. 180. Op één lijn gesteld met Fourier, 180. |
Swedenborgianisme, het, in Noord-Amerika, III, 180. |
Swienty, Heinrich, schoonzoon van Liebknecht, VI. 289 noot. |
Swift, Jonathan, Engelsch hekelschrijver, 1667-1745, I 201, V. 351. |
Swinburne, A. C, Engelsch dichter, geb. 1837 VI. 401. |
Symmachus, Romeinsch redenaar, V. 159. |
Symonds, John Addington, geb. 1840, Eng. dichter, I 204 noot. |
Syndicalisme, Syndicalisten, III. 614 noot Fransche wet van 1884, VI. 350, 351.
|
| |
| |
noot, 355. Aantal, 352, 430. Actie, 352, 429, 430. Federatie, 352, 355. Congressen, 352. Standpunt, 352. Hoofddoel, 352, 355. Vereenigd met de federatie der arbeidsbeurzen, 353. Naam en bestuur der vereeniging, 353. Optreden en strijd om loonsverhoging, 354, 355, 429, 430, 453. Verhouding tot de republikeinsche regeering, 354 noot, 355. De Syndicalisten, 353. Hun wapen, 354 v. 430. ‘Verrerie ouvrière’, 354 en noot. ‘La mine aux mineurs’, 354 en noot. Tegenover Marxisten, Reformisten en anarchisten, 354 v., 429. Invloed op de evolutie der Maatschappij, 429 v., Hun eischen en practijk, 430, 448. |
Syndicalistische Bladen: La voix du Peuple, VI. 350 noot. Le Syndicaliste, 418 noot. |
Szeliga, Karl Marx over hem, IV. 367. |
|
|