| |
R.
Rabelais, François, 1495-1553, I. 214, III. 506, 547. |
Racine, J., de Fransche treurspeldichter, 1639-99, I. 321 noot, VI. 83. |
Racowitza, Yanko vorst, V. 300, 301, 304, 306. |
Radetzky, J.J.W.A.F.K., graaf, Oostenrijksch veldmaarschalk, 1766-1854, V 93. |
Radicalen, de, in Frankrijk, Opvatting over eigendomsrecht, VI. 333 en noot. Jaurès' uiting, 335 noot. Over het samengaan met socialisten, 420, 421, 422, 425, 427. |
Radicalen, Bladen der. ‘Der Schweizerische Republikaner’, IV. 319. - ‘Mannheimer Abendzeitung’, IV. 336. - ‘The Sunday Chronicle’, VI. 374. |
Radiguel, A., een leerling van Robert Owen, II. 314 en noot, III. 240 noot. |
Radowitz, J. von, Pruisisch generaal en staatsman, 1797-1853 V. 23 noot, 96. |
Rafaël, Santi, de Italiaansche kunstschilder, 1483-1520, VI. 24. |
Rahn, Johanna Maria, Fichte's echtgenoot, II, 363, 364. |
Rahaline, coöperatief landbouwgenootschap, II. 285, 344, IV. 129. |
Raleigh, W., Eng. geschiedschrijver, 1552-1618, I. 451. |
Ranc, A., Fransch staatsman, geb. 1831, VI. 91. |
Ranke, L., Duitsch geschiedschrijver, I. 79, 85, 88 noot, 101, 141. |
Ranvier, Parijsch porceleinwerker, voorzitter van het bureau van het Haagsche congres der Internationale, V. 461. Treedt af als voorzitter, 463. Lid van de commune van 1871, VI. 91. |
Rapp, G., stichter van de secte der Harmonisten in Noord-Amerika, 1770-1847, II. 291, VI 166 v., 168. Verkoopt zijn kolonie aan Robert Owen, II. 291 v., III. 174 noot. Gaat te Economy wonen, 174 noot. |
Rappieten, zie Harmonisten. |
Raskolniken, de, dissidenten van de Grieksche Orthodoxe Kerk in Rusland, VI. 33 en noot, 36. |
Rasoumovsky, A.G. graaf, morganatisch gemaal van de Russische keizerin Elisabeth, 1709-1803, VI. 237 noot. |
Raspail, Benjamin, Fransch afgevaardigde, III. 481 noot. |
Raspail, F.V., Fransch natuurkundige, populariseert de regelen der volksgezondheid, III. 480. Zijn proces wegens het uitoefenen der geneeskunde, 480 en noot. Zijn krant ‘Le Réformateur’, 475, 480. Zijn brieven over de Parijsche gevangenissen, 480. Redigeert ‘L'Ami du Peuple’, 480 noot. In de gevangenis, 480 noot. Zijn almanakken, 480 noot. Vriend van den arbeider, 480. Zijn standbeeld, 481. Spreekt op L. Börne's graf, IV. 296. |
Rau, K.H., Duitsch staathuishoudkundige, 1792-1870. Over Lassalles metalen loonwet, V. 261. |
Ravachol, Fransch anarchist, VI. 348. |
Ravenstone, Piercy, IV. 8, 40, 57, 148. Bestrijdt de economie in zijn boek ‘A few Doubts’, etc., 26, 40. Overzicht van dit boek, 41-57. Samenstemming met Hodgskin, 66. Verschilpunt met dezen, 74 noot. |
Rawley, Eng. schrijver, I. 199. |
Raymond, Xavier, Saint-Simonist, III. 107, 109. |
Raynal, ‘l'abbé’, 1713-96, I. 280 en noot. |
Réal, advocaat van Babeuf, I. 390. |
Récamier, J.F.J.A., geboren Bernard, 1777-1849, III. 28. |
Rechableten, de, I. 51. |
Rechtspersoonlijkheid, IV. 272. |
Rechtspleging, zie Strafstelsel. |
Reclus, Elie en Onésime, geografen, VI. 339, 340 en noot. |
Reclus, Elisée, Fransch aardrijkskundige en anarchist, 1830-1905. Lid van ‘La Fraternité Internationale’, VI. 43 Steunt Bakounin op het congres der vredes-liga te Bern, 57. Zorgt voor het onderwijs tijdens de Parijsche Commune van 1871, 92, 310. Geeft met Cafiero uit en voorziet van eene voorrede het eerste gedeelte van Bakounin ‘Dieu et l'Etat’, 114, 341. Vriend en mede-arbeider van Kropotkin, 246, 340. Over Hertzka's kolonies, 319 noot. In aanzien bij de Fransche anarchisten, 339. Levensloop, 339. Familie, 340. Zijn huis het brandpunt van het anarchisme, 340. Zijn propaganda-geschriften, 340 noot. Zijn definitie van evolutie en revolutie, 341. Opvatting over ‘le mariage libre’, 341. Zijn leer, 342-344. Geboorte en sterfjaar, 341. Zijn vlugschrift over grondbezit, 344 noot. Vriend van Léon Cladel, 360 noot. Voornemens bijdragen te leveren op het verhinderde tegen-congres der anarchisten te Parijs in 1900, 425. |
Reclus, Paul, anarchist, prof. te Brussel, VI. 340 noot. |
| |
| |
Recurt, adjunct-maire van Parijs, III. 330. |
Redecker, leider der Munstersche Wederdoopers, I. 114. |
Redern, graaf von. Werkt een tijd lang samen met Saint-Simon, II. 18, 20, 27, 28, 36 en noot, 58. |
Referendum, het recht van, VI. 269. |
‘Reformbill’, Engelsche kieswet van 1832, I. 37, II. 322, 340, III. 6, IV. 94. |
Reformisten, zie Revisionisten. |
‘Reform-meeting’, van arbeiders te Manchester in 1819, II. 255, IV. 2. |
‘Reformplan van Heilbronn’, I. 97. |
‘Register, The’, blad gewijd aan de belangen van ‘Orbiston’, II. 288 v. |
Reichel, Adolf, Duitsch musicus, vriend van Bakounin, VI 15, 55 noot, 158. Aan diens doodbed, 15 noot. Schrijft herinneringen aan Bakounin in ‘La Révolte’, 15 noot. Beschrijft diens uiterlijk, 55 noot. Zorgt voor diens begrafenis, 159. |
Reichenheim, Leonor, Duitsch afgevaardigde en industrieel, V. 287. |
Reichstadt, N.F.J.C. hertog van (Napoleon II), 1811-32, III. 445. |
Reinders, behoort tot de partij van Lassalle en werkt, mede aan het ontwerp voor het Gothasche programma, V. 475 noot. |
Reinhold, K.L., philos. prof. te Jena, 1756-1828, II. 371. |
Reinsdorf, A. Duitsch anarchist, VI. 290 en noot. |
Reinstein, vermoord door de nihilisten, VI. 242. |
Relais-stelsel, het, V. 381. |
Rembrandt, de Hollandsche kunstschilder, 1607-69, V. 314. |
Remonstrantie, van 22 Nov. 1641, I. 129. |
Rémusat, M.C.F., graaf de, Fransch schrijver en staatsman, 1797-1875. Schrijft in ‘le Globe’, III. 58. Over de belastingen, 350 noot. |
Renan, Ernest, orientalist, geb. 1823, I. 57, III. 24, 111 noot. Over Ménilmontant der Saint-Simonisten, 93 noot. Over Lamennais, 299 en noot. Over Pierre Leroux, 370 noot. Over Jean Reynauds ‘Terre et Ciel’, 374. |
Renard, George, Fransch socialist, VI. 360 noot. |
Renaud, Fransch bierbrouwer, III. 506, 507. |
Renaud, Hipp., Fransch kapitein, schrijft in Fouriers blad, II. 224; geeft een overzicht van diens leer in zijn: ‘Solidarité’, III. 126. Overige geschriften, 126 v. |
Renduel, uitgever te Parijs, III. 298 noot. |
Renou, Fransch kamerlid, Allemanist, VI. 331 noot. |
Renouvier, Saint-Simonist, Stichter van het neocriticisme, III. 341 en noot. |
Rensselaer, van, I. 167 en noot, VI. 200 noot. |
Rentebrief, de, V. 158, 159. |
Rente, zie Kapitaalwinst. |
Rente-koop, V. 152, 153, 157, 159. |
‘Rent-roll’, in Engeland, I. 433. |
Repubiiek, nieuwe, ontworpen in de zittingen van het geheime Directoire 1796. Het economisch decreet, I. 383-385. Het policie-decreet, 386-388. |
Requedat, volgeling van Buchez, III. 326. |
‘Rerum Novarum’, encycliek uitgevaardigd 17 Mei 1891, VI. 459. |
Rességuier, Saint-Simonist, III. 23 en noot. Opgenomen in het bestuur, 47. Tegen de politiek, 55. |
Restif de la Bretonne, letterkundige te Parijs, 1790. Schetst een socialistische broederderschap, I. 308-310, 423. Beoordeeld door Victor Hugo, 307 noot. Zijn ‘Découverte Australe’, 310 noot. Sociaal hervormer, 310. Bewondert Momoro's vrouw, 348. Invloed op Charles Fourier, II. 120 v. |
Rétes, lid van den Parijschen gemeenteraad, geestverwant van Paul Brousse, VI. 330 noot. |
Retournet, Moise, Saint-Simonist, III. 63 noot. |
Retté, VI, 360 noot. |
Rettinghuizen, Willem, I. 173. |
Reuchlin, J, voorstander der Hervorming, 1455-1522, I. 90 noot, V. 213. |
Reusz von Ebersdorf, graaf, I. 407 v. |
Revisionisten, Reformisten, de, voorstellers der revisie van de Marxistische dogma's, VI. 277, 286, 288, 355, 425, 448. |
Revolutie, de Belgische, van 1830, III. 61, IV. 93 |
Revolutie, de Fransche van 1789, I. 206, 257, 279, 298, 299, 312, 313, 314-361. Vertoont verschijnselen van socialisme, VI. 280, die Babeuf tot een stelsel verwerkt, I. 362. Grieven over haar halfheid, 364, II. 1 v. 365, III. 36, 131, IV. 6, 20, 52, 59, 199, 220. Brengt het historische recht aan 't wankelen, II. 2. Gevolgen daarvan, 2 v. Haar invloed op den boerenstand, 3 v, VI. 355. Schaft de gilden, af. II. 5 Verkeerde uitwerking van haar vrijheidsevangelie, 6-9, VI. 437, 455; verscherpt door de invoering der machines, II. 8. Gevolgen harer tekortkomingen, 10. Saint-Simons bezwaren tegen haar, 18. Haar tweeledige sociale vervorming, 57. Heeft, volgens Fourier, aangetoond de dwalingen der XVIIIde eeuwsche wijsgeeren, 122. Kants bezwaren, 365. Fichtes ingenomenheid, 1, 366, volgens wien zij wel degelijk eene sociale omwenteling was, 371. Beschouwing in Duitschland en Engeland, 365. Haar rechtmatigheid bepleit en bestreden, 366. De wenschen der Saint-Simonisten, III. 64. Heeft, volgens Lamennais, geen verbetering gezocht te brengen in het lot der arme klassen, 303. Thomas Hodgskins oordeel, IV. 90. Bakounin's oordeel, VI. 56, 67, 80, 105. C. de Paepe keurt af den verkoop der verbeurd verklaarde gronden, 355 noot. Openbaart nieuwe begrippen, 431, 433, 435. |
Revolutie, Juli, van 1830, III. 2, 28. Fouriers teleurstelling, II. 220 v. Bezorgt de staatkundige liberale school een onverwachte zegepraal en heerschappij, III. 51-55. Doet het onderscheid uitkomen tusschen arbeiders en niet-arbeiders (bourgeois), 55. Geeft de Saint-Simonisten hoop op eene spoedige verwezenlijking hunner denkbeelden, 55. Victor Considerant over haar kiesrecht, 153 Invloed op de Beurs in Frankrijk, 157. Haar sociaal karakter, IV. 93. |
Revolutie van 1848, de Fransche, I. 257, II. 353, III. 183-190, 193, 194, 196, 228, 235, 269-272, 312, 394-414, 431, 443, 446, 487, 489, 491, 495, 497, 552, 554, 571, 574, 578, IV. 167, 194, 195, 222, 383, V. 333, 345, 352, VI. 111. |
Revolutionisten, de club der, te Londen 1789, I. 427. |
‘Révolutions de Paris’, het blad van Loustalot, I. 331. |
‘Revue Encyclopédique’, II. 211. |
‘Revue Française’, II. 220. |
Rey, Joseph, volgeling van Robert Owen, II. 314 en noot. Maakt propaganda voor dezen in Frankrijk, III. 59, 240 noot, 479. Door zijn
|
| |
| |
geschriften leert Cabet Robert Owen waardeeren, 260 noot. Raadsheer te Angers, 478. Aangetrokken tot Owens ideeën over coöperatie, 478, waarover bij brieven uitgeeft, 478. Zijn hoofdwerk ‘Des Bases de l'ordre sociale’, 478, nagegaan uit het oogpunt der ‘harmonie sociale’, 478. Zijn bezwaar tegen de stelsels van Saint-Simon en Fourier, 478. |
Reynaud, J.E., Zijn opvoeding, III. 370, 374 noot. Ingenieur, 371. Houdt zich bezig met maatschappelijke vraagstukken, 371. Zijn vrienden, 371. Leerling der Saint-Simonistische school, 57 en noot, 314, 371. Gunsteling van Enfantin, 371. Waarom hij zich afscheidt van de Saint-Simonisten, 70, 371, en zich heftig tegen hen uitlaat, 71. Zijn verslag van de discussie tusschen Bazard en Enfantin, 68. Door Bazard opgenomen in het Departement voor Onderwijs, 109, 374. Bereist met Le Play Duitschland, om dáár de sociale toestanden te leeren kennen, 371 noot. Zijn wetenschappelijkheid, 371. Gelooft in eene geleidelijke, vreedzame ontwikkeling, 371. Zijn stijl, 371. Zijn artikel in de ‘Revue Encyclopédique’, 371-373 Veroordeeld tot gevangenisstraf, 373. Vriend van Pierre Leroux, 340, 371. Schrijft artikelen in diens ‘Encyclopédie nouvelle’, 341, 373, 386, wordt diens ‘La Grève de Samarez’ opgedragen, 369. Zijn studie, 374. Zijn biographie van Merlin de Thionville, 374. Zijn ‘Esprit de la Gaule’, 374. Zijn ‘Terre et Ciel’, 374 v.; maakt opgang, 375; nagevolgd en aangehaald in Renaud ‘Destinée de l'homme dans les deux mondes’, 126 v. Lid van de gouvernementscommissie voor de arbeiders, 396. Dood van zijn weduwe, 375 noot. |
Reynolds, Eng. Chartist, IV. 259. |
Riboyet, Eugénie, sticht een blad ter bepleiting van de emancipatie der vrouw, II. 354. |
Ricardo, David, de Engelsche economist, 1772-1823, I. 2, II. 269. Over Robert Owen, II. 269. Zijn waarde-leer, III. 10, IV. 10, 26, 63, V. 132. Zijn arbeidstheorie, III. 10 en noot, IV. 4, 63, V. 69, 70, 76, 281, 283. Met zijn woorden bewijst Pierre Leroux het bestaan der ijzeren loonwet, III. 365. Zijn zienswijze over grondrente, IV. 4, 63, 112, vindt instemming bij François Vidal, III. 434; bij Henry George, VI. 187; doch wordt bestreden door Rodbertus, V. 79, 104, 114, 120, 121, 171, evenals zijn bewering over de toenemende improductiviteit van den landbouw, 80. Gesteld tegenover Proudhon door Karl Marx, IV. 376, 380 v., VI. 199, die zich aan hem verwant gevoelt, V. 7; hem lof toebrengt, III. 9 noot, IV. 380 v., V. 8 noot, 343, 360, 366, 372 en noot; doch hem tevens op dwalingen wijst, 315, 321, 409. In deel IV van ‘Das Kapital’, 430. Bestreden, IV. 9, 26, 40, 63. Tegenover de Bergrede, 206. John Francis Bray over hem, 148. Het naar hem genoemd socialisme, 4, 57. Karakter van zijn leer, III. 441, IV. 1, 10, 26, 198. |
Richard II, koning van Engeland, staat toe afschaffing van lijfeigenschap en amnestie aan de rebellen, I. 79. Zijn onderhoud met Wat Tyler, 79. Belooft het volk herstel hunner grieven, 79. Zijn beloften door het Parlement gecasseerd, 79. |
Richard, Albert, VI. 73. Steunt Bakounin op het congres der Internationale te Bazel, V. 453, VI. 59. Zijn uiting over Bakounin's actie in de Internationale, 59 noot. Oordeel over hem van G. Lefrançais en der oud-leden der Commune van Parijs, 59 noot. |
Richard, Gérault, uitgever van ‘Le Chambard socialiste’, VI. 362 en noot. |
Richard, Pierre, vertegenwoordigt in de Kamer de onafhankelijke Fransche socialisten, VI. 335. |
Richelieu, kardinaal de, Fransch staatsman, 1585-1642. I. 128, 205. |
Richter, Eugen, leider der vrijzinnigen in den Duitschen Rijksdag, 1838-1906, II. 392 noot. |
Ricord, tracht de Conventie en de Constitutie van 1793 te herstellen, I. 377. Tegen het voorstel van het geheime Directoire, 380. |
Riehl, W.H. Duitsch schrijver, hoogleeraar te München, geb. 1823, I. 55. |
Rigaud, Fransch geneesheer, Saint-Simonist, stelt zich beschikbaar tijdens de cholera te Parijs in 1832, III. 89. |
Rigault, Raoul, lid der commune van Parijs in 1871, 1846-71, VI. 91, 94. |
Rigby, gouverneur van Tytherly, II. 347, 349, 356. |
Rinck, Melchior, Wederdooper, I. 105. |
‘Ring’, zie ‘Trust’. |
Ripley, George, III. 176. Bereid met zijn vrienden de Brook-Farm-Community in te richten, 176. Zijn manifest, 179. |
Ripon, markies van, omstr. 1850, noemt zich Christen-socialist, I. 1. |
Ris, K. Ned. Socialist, IV. 152. |
Rittinghausen, Duitsch democraat, adept van het Fourierisme, III. 194. Zijn gesprek met Considerant, 194, waarover hij een stuk in de ‘Démocratie Pacifique’ schrijft, dat later als boek verschijnt, 194 noot. Schrijft brieven in de ‘Revue Socialiste’, 194 noot. Neemt deel aan de arbeidersbeweging van Lassalle, 194 noot. Sterft in 1891, 194 noot. Zijn ‘Socialdemocratische Abhandlungen’, 194 noot. Proudhon over zijn wetgevingsstelsel, 581. |
Rivadavia, Zuid-Amerikaansche socioloog, III. 445 noot. |
Rivarol, A. graaf, Fransch schrijver, 1753-1801, I. 317. |
Rivet, radicaal, Fransch afgevaardigde, 1896, II. 5 noot. |
Rivière, Mercier de la, Zijn boek (1767) I. 262. Bestreden door Voltaire, 262; door Mably, 262, 263, 449. |
Rjanof, VI. 256. |
Robert, lid van de club der Cordeliers te Parijs, I. 337. |
Robert, P., protesteert tegen Bazard en Enfantins brief van 10 Oct. 1830, III. 57 noot. |
Roberts, W.P., Chartistisch advocaat te Bristol, IV. 247 noot. |
Robespierre, Max Marie Isidore, 1758-94, I. 206. Zegeviert over Boissel in de Jacobijnenclub, 305. Getuige bij hel huwelijk van Desmoulins, 328 noot. De Sans-Culottes over hem, 342. Verzet zich tegen Chaumette's dienst der rede, 335. Zet de Jacobijnen op tegen de Hébertisten, 355. Zijn staats-idee, 355, 356, III. 393, VI, 99. Brengt de Commune ten onder, I. 356. Heerscht bijna alléén gedurende vier maanden, 356 en noot. Zijn ‘Verklaring der rechten van den mensch’ helt tot socialisme, 356, III. 217, 354, 393. Invloed van Chaumette's denkbeelden, I. 356. Niet afkeerig van Saint-Just's hervormingsplan, 358. Geguillotineerd, 359, III. 221. Zijn project-decreet, I. 361. Zijn dood betreurd, 362, 364, 366. Babeuf begint het vele goede in hem te erkennen, 366. Babeuf e.a. vrijgelaten na zijn val, II.
|
| |
| |
20 Charles Fouriers oordeel over hem, II. 117 noot. Cabet verdedigt zijn streven, III. 263. Buchez over hem, 325. Jean Reynaud over hem, 374 en noot. Proudhon bestrijdt zijn afstammelingen, de neo-Jacobijnen, 581. Zijn stok, V. 209 en noot. Nagebootst door Louis Blanc. VI. 83. Bakounin over hem, 120. |
Rochdale Pioniers, zie ‘Equitable Pioneer's co-operative store’. |
Roche, Ernest, Fransch socialist, geb. 1850, VI. 324 en noot. |
Rochefort-Luçay, V.H. graaf de, Fransch kamerlid, geb. 1830, VI. 324, 354. |
Rochel, Clement, III. 612. |
Rochery, Paul, III. 355 |
Röckel, August, Saksisch kapelmeester, VI. 23. |
Rodbertus, Zweedsch justitie-raad en prof. V. 65. |
Rodbertus-Jagetzow, J.K., V. 4, 204, 284, 342, VI. 446. Zijn socialisme, V. 5, 64, 172, 189, 191-193. Karakter, 64, 192, 194. Afkomst, 64. Stijl, 64. Familie, 65, 193. Opvoeding, 65. Levensloop, 65. Bereist Europa, 65. Uiterlijk, 65, 91. Naam, 65. In de Pommersche Provinciale vergadering, 66. Over rentegevend eigendom in zijn stuk: ‘Die Forderungen der arbeitenden Klassen’, 66-72. Over grond en kapitaal in zijn: ‘Zur Erkenntniss unsrer staatswirthschaftlichen Zustände’, 71-85, 170. VI. 185; waarvan J. Zeller een üittreksel geeft, V. 71 noot. Zijn boek wordt niet gekocht en doodgezwegen, 85, 310. Over gelijktijdig gedanen arbeid, IV. 65, V. 74. Maakt geen propaganda voor zijn socialisme, 86. Schrijft ‘Die preuszische Geldkrisis’, 86, waarin hij ontwikkelt zijn in 1846 in Pruisen ingevoerd bankstelsel, 87. Regelt de Pommersche belastingen en geeft twee brochures daarover, 87. Bepleit in zijn ‘Für das Crediet der Grundbezitzer’, den oud-Duitschen rentekoop, 87-89. Gekozen tot provinciaal ‘Landtags’-afgevaardigde, 89. Zijn politiek standpunt, 90. In de Nationale Vergadering, 91. Lid van het kabinet van Auerswald-Hansemann, 91. Reden van aftreden, 92. Voor de afschaffing van den adel, 93. Verdere politieke loopbaan, 94-96. Terug naar zijn landgoed en geeft op de politiek, 96, 98. Zijn vrienden, 96 Over een kas voor invaliditeit en den ouden dag der arbeiders, 98-100. Hervat zijn sociale studiën, 100. Bestrijdt von Kirchmann's twee. verhandelingen in vier ‘Sociale Briefe’, 100, handelend over pauperisme en handelscrisis, 100-104, 413 noot; over vrije verkeer, 104-113; over grondrente, 113-122; over ‘Das Kapital’, 122-137, 417; waarin over Karl Marlo's boek, 63 en Proudhon's bladzijde over communisme, III. 547; wiens ‘Revolution au 19 siècle’ hij beurtelings aanhaalt en bestrijdt, 573. Karl Marx' oordeel over den vierden brief, V. 426 en noot. Aanleiding tot zijn ‘Untersuchungen auf dem Gebiete der Nat.-Oekonomie des klassischen Alterthums’, 137. Over de agrarische instellingen van Rome, 137; het belastingwezen aldaar, 138, vergeleken met de moderne begrippen er over, 138-150. Voorspellingen over het eigendom, 150. Over grondbezit in zijn ‘Die Handelskrisen und die Hypothekennoth der Grundbesitzer’, 151-154. Bepleit daarin terugkeer tot den rente-koop, 152, evenals in zijn ‘Zur Erklärung und Abhulfe der heutigen Creditnoth des Grundbesitzes’, 153-160, waarin hij aantoont het verkeerde om grondbezit en kapitaalvoorraad gelijk te stellen. 153; het ‘laissez faire’ bestrijdt, 157, en staatshulp inroept, 158, 170. Over het loonstelsel, 159, 256, 279. Over den arbeid en arbeider in zijn ‘Sendschreiben an der Arbeitercongres in 1862’, II. 379 noot. V. 160-162; in zijn ‘Offener Brief an das Comité des deutschen Arbeitersvereins zu Leipzig’, 162-166, 248; in zijn ‘Der normal Arbeitstag’, 166-173. Over Robert Owen's arbeidsurenbank, 170. Waardeert Robert Owen, II. 316. Voorgesteld aan Lassalle, V. 245, en bevriend met dezen, 168. Hun samenstemming, 162, 218, 257, 281, 308. Hun verschil, 162, 165, 256. Hun briefwisseling, 162, 165, 218, 262, 263, 264, 270, 308 noot. Lassalle over hem, 163, 166; wiens streven hij steunt, 163, 259. Over algemeen stemrecht, 164, 259, 265. Lassalle tegenover zijn arbeidsloon-theorie, 165. Over de Duitsche eenheid, 173-179, 349. Voltooid enkele vroeger begonnen opstellen, 179-181. Zijn programma's, 181 v, waarvoor hij in overleg treedt met H. Wagener, 182. Zijn brief aan dezen over de gevaren voor het nieuwe Duitsche rijk, 183. Laat zich nooit uit over geloofszaken, 184, 192. Zijn plannen voor arbeiders en landbouwaangelegenheden, 184. Correspondeert met architect H. Peters over arbeidsloon, 184. Behandelt agrarische quaesties en schrijft in de ‘Berliner Revue’, 185. Zijn voorstel aan het landdhuishoudkundig congres van 1875, 185. Werkt zijn stelsel uit, 186. Sterft, 186. Zijn programma voor Pruisen als Staat, 187-190. Herdacht als de vertegenwoordiger en wetenschappelijke ontvouwer van het Staatssocialisme, 190 v. Zijn invloed op Bismarck, 189. Oordeel over dezen, 189, 307. Zijn brieven aan R. Meyer, 190-193, waarin over de katheder-socialisten, de Eisenacher professoren Gneist, Marx, Dühring, Hasenclever, de oprichting der ‘Gewerbevereine’, het organiseeren van werkstakingen, het denkbeeld der tantièmes, en de instelling van arbeidsraden, 192 v. Zijn benamingen voor den grondbezitter, den kapitalist en den arbeider, 193. Zijn geschriften worden niet gelezen, 310. Zijn Staatssocialisme verdedigd op hel congres van Berlijn in 1892, VI. 271. |
Rodde, Fransch journalist, redacteur van ‘Le Bon Sens’, III. 382 noot. |
Rodenbach, VI. 360 noot. |
Rodin, Fransch beeldhouwer, VI, 360 noot, 362 noot. |
Rodney, G.B. lord, Britsch vlootvoogd, 1718-92, II. 15. |
Rodrigues, Edouard, wisselagent te Parijs, III. 72 noot, 490 noot. |
Rodrigues, Eugène, III. 14. Werkt mede om het Saint-Simonisme tot een secte te vormen, 25. Karakter, 24, 25. Past Lessings denkbeelden toe op Saint-Simons nieuw Christendom, 25. Zijn brieven over godsdienst en staatkunde, 25 en noot, 75. Vindt in Enfantin een geestverwant, 26. Waardeert vooral het godsdienstige van het Saint-Simonisme, 27. Opgenomen in het college der Saint-Simonisten, 27, 46. Steunt Enfantin, 43. Sterft, 46 v. Vervangen door d'Eichtal en Transon, 74. |
Rodrigues, Henri, bankier te Parijs. Tegen het uitgeven van obligaties door de Saint-Simonisten, III, 72 noot. |
Rodrigues, Olinde, volgeling en vriend van Saint-Simon, III. 396. Ontmoet Saint-Simon, II. 85. Mede-oprichter van ‘Opinions littèraires, philosophiques et industrielles’, 98. Schrijft een
|
| |
| |
voorrede aan Saint-Simons ‘Nouveau Christianisme’, 104. Aan Saint-Simons sterfbed, 109; diens laatste woorden tot hem, 110. Israëliet. III. 14. Opleiding, 15. Goed mathematicus, 15, Wordt directeur van de ‘Caisse hypothécaire’, 15. Op zijn voorbeeld gaan velen van zijn Joodsche bloedverwanten over tot het Saint-Simonisme, 15, 23. Zijn karakter, 15. Practisch van aanleg, 15. Houdt zich vooral bezig met pensioen-kassen, enz, 15. Gaat op in het Saint-Simonisme, 15. Brengt Enfantin in kennis met Saint-Simon, 18. Bezorgt Enfantin eene betrekking als kassier, 18. Leidt het Saint-Simonisme, 19, 26, en het blad ‘Le Producteur’, 19, 20, 22. Lid van het Saint-Simonistisch, college, 27, 46. Zijn zuster woont de vergaderingen bij, 46. Houdt de rede bij het tot stand komen der vaste hiëarchie, 46. Laat de leiding der school over aan Bazard en Enfantin, 46. Raadgever van Bazard en Enfantin, 61. Zijn houding in het geschil van Bazard met Enfantin, 69. Bemiddelt eene tijdelijke verzoening tusschen Enfantin en Bazard, 70. Enfantin getrouw, 71. Over Enfantin, 71. Neemt de financieele belangen der partij in handen, 71 en noot, en maakt plannen voor eene financieele associatie der Saint-Simonisten, 72, 83 en noot. Enfantin vreest hem te verliezen, 74. Over Enfantins theorieën, 83 v. Scheidt zich af, 84. Zijn manifest aan de Saint-Simonisten, 84. Wijst Bazards toenadering af, 84. Beschouwt zich het ware hoofd der Saint-Simonisten, 85. Zijn volgeling, 85 noot. Geeft uit Saint-Simons geschriften, 90 noot. Eischt terug zijn geld, 90 noot. Voor het gerecht gedaagd, 98, 99 noot, 101. Dicht ‘Poésies sociales des ouvriers’, 109 noot. |
Roebuck, J.H., Eng. predikant, II. 279, IV. 226. Debatteert met Robert Owen, 328 en noot. |
Roedell, Mary, baronesse Rudelsheim, VI. 246 noot. |
Roesler, staathuishoudkundige. Zijn waardetheorie, V. 170. |
Rogge, Walter (pseud. R. Walter), Duitsch schrijver, geb. 1822. Over Rodbertus, V. 96 noot. |
Rogier, C., Belgisch minister, 1800-85, VI. 402. |
Rohan-Guémené, aartsbisschop van Reims, I. 235. |
Rohrbacher, abt, mede-redacteur van ‘L'Avenir’, III. 287, 293 en noot. |
Rol, Hendrik, Luthersch predikant, neigt tot de Wederdoopers, I. 109. Zijn invloed, 109. |
Roland, Madame, geb. Phliipon. Over Brissot, I. 328 noot, 334. |
Roland, Pauline, Fransche socialiste, III. 354, 355, 492, 494 en noot, 500 v. |
Roland Holsf, Henriette, Ned. socialiste, VI. 255 noot. |
Rolfe, baron, Eng. rechter, IV. 246. |
Rollinat, VI 360 noot. |
Romanoff, Bakounin bezigt dien naam om den czar van Rusland aan te duiden, VI 35, 136. |
Romantische School, III. 551, 598. Invloed op Enfantin, III. 18. |
Rome, De zetel eener wereldheerschappij, I. 35. Verzet tegen haar macht, 36, 37. Haar overheersching, 35. Haar aristocratie, 36. Invloed der weelde op die aristocratie, 36. Haar bekrompen adels-politiek, 37. Invloed van Cato's dood, 36 v. Haar macht gefnuikt door bederf, 37. Haar slecht ontwikkelde, geldzuchtige democratie, 37. Macht van haar rijke burgers over den onzelfstandigen boerenstand, 37. Scipio Aemilianus' hervormingsplan opgegeven, 38 Tiberius Gracchus' revolutieplan, 38, 39. Tiberius Gracchus' akkerwet, 38, 39, 40, 41. Diens socialistisch plan en revolutie, 40. Strijd aldaar tusschen conservatieve en hervormingspartij, 41, 44. Fregellae wegens verzet tegen de conservatieve partij verdelgd, 41. Akkerwet geschorst, 41. Gajus Gracchus hervormingsplannen, 42. De conservatieve partij tracht het volk te winnen, 42, 44 v. Opstand aldaar, 43. Onderdrukt door Opimius, 43. Dood van Gajus Gracchus, 43. Behandeling der slaven, 43 v. Catilina's anarchie, 44. |
Romeinen, Vergeleken met de Grieken, I. 30, 31. Hun ernst en praktische zin, 30, 31. Een volk van daad en organisatie, 31, 32, 33. Hun logica, 31. Hun Corpus Juris, 32. Hun staats-begrip, 33, 339, 448. Hun belastingen, 31. Gebruik van staatscrediet, 33. Privaatbelangen en rechten tegenover staatsbelang, 33. Hun consumtie-standpunt, 33. Hun gebrekkig productie-vermogen, 33. Hun industrie en handel, 33 v. Hun rijkdom verkregen door verovering en roof, 33. Hun verkwisting, 33. Bederf en verval, 34. Petronius' Satyricon, 34 v. Hun speculatiegeest, 34, 37. Hun zucht voor spel en geld, 34. Hun landbouw, 34. Hun schrijvers over landbouw nog geraadpleegd, 34. Verschil tusschen hunnen landbouw en den onzen, 34. Gebruiken geen kapitaal bij hun landbouw, 34. Han gebrekkige kennis over de werking van het kapitaal, 34. Hun landbouw-werktuigen, 34. Invloed van den landbouw op hun zeden, 35. Landerijen hun voornaamste bron van inkomsten, 35. Oorsprong van hun socialisme, 35. Hun agrarisch socialisme, 35. Gevolgen van hun groot landbezit, 37. Hun ‘latifundia’, 37, 43, V. 137, 146. |
Romeinsche recht, het, eigendomsregeling, V. 32, 50. |
Romilly, John, lord, Eng. rechtsgeleerde, 1803-74, II. 351. |
Romme, behoort tot de laatsten der Bergpartij, 1793, I. 363. |
Ronsin. tooneeldichter, 1792, I. 347, 348, 355. Geguillotineerd, 356. |
‘Roode Kruis’, Vereeniging van het, tot leniging enz. der oorlogsellende, volgens de Conventie van Genêve. 22 Aug. 1864, V. 10. |
Roscher, W., Duitsch staathuishoudkundige, geb. 1817, V. 42, 372 en noot. |
Rosenzweig, vermoord door de nihilisten, VI. 242. |
Röser, V. 260 noot, aangeklaagd wegens samenzwering tegen den Pruisischen staat, 339. |
Rosny, gezamenlijke naam voor twee broeders, Fransche romanschrijvers, o.a. over het socialisme, VI. 360 noot, 361. |
Rossel, gedelegeerde van den oorlog in het Comité Central te Parijs, VI, 93. |
Rossen, C., verwijzing naar zijn lezing van 13 Nov. 1831, II. 315 noot. |
Rossi, G., Italiaansch socialist, VI. 404 en noot. |
Rossi, P.L.O. graaf, Italiaansch staatsman, 1787-1848, III, 432, 550. |
Rossignol, generaal der Hébertisten, I. 349, 379 Wil de oud-leden der conventie gekend hebben, 379. Vergadert bij Massart, 382. In staat van beschuldiging, 390 |
‘Rota, The’, politieke club in 1659 opgericht door James Harrington, I. 201. |
Rothe, predikant te Berthelsdorf, 1722, I. 407, 409, 410. |
Rotman, Bernt, Luthersch predikant in Mun- |
| |
| |
ster. Invloed Zijner preeken, I. 108. Neigt tot de Wederdoopers, 109, 114, 115. Zijn beide boeken, 115, 118. |
Rouanet, G., redacteur van ‘La Revue socialiste’. VI. 333. Medeoprichter van de ‘Société d'économie sociale’, 333. Vertegenwoordigt in de Kamer de onafhankelijke socialisten, 335. |
Roubaud, abt. Verspreidt de denkbeelden der Physiocraten, 1767, I. 262. |
Rouen, redacteur van Saint-Simons blad: ‘Le Producteur’, III. 19, 20, 22. Verlaat het bestuur van het Saint-Simonisme, 27. |
Rouget de Lisle, C.J, dichter van de Marseillaise, geb 1760, II. 70, 71 noot. |
Rousse, III. 234 noot. |
Rousseau, Jean Jacques, de Fransche schrijver, 1712-78, I. 5, II 242, 253, 257, 289, 353, III. 282, 294, 338. IV. 411, VI. 114, 120, 204. Morelly's oordeel over hem, I. 253. Polen vraagt hem eene constitutie, 265. Over Mably's invloed, 265. Volgt dezen eenigszins na, 275. Verschil tusschen beiden, 276, 280. Zijn aanhang, 275 v. Heeft de armen lief, 276. Zijn beschouwingen over de burgerlijke maatschappij, 277, 448. Ontstaan zijner socialistische denkbeelden, 277. Veroordeelt communisme, 277. Invloed zijner geschriften, 278, 365. Zijn ideaal-leven, 279, 304. Wegbereider voor het socialisme, 280. Bestreden door Linguet, 287; door Boissel, 304. Over grondbezit, 365. Invloed op Buonarotti, 367. Zijn contract social, 277, II. 94, III. 516, V. 8, 342. Waarschuwt tegen de macht van den koopman, II 135. Zijn ‘Emile’, I 277, II. 195. Fichtes oordeel over hem, 366 noot. Dweept met den toestand der wilden, III. 143, 246. Louis Blanc over hem, 393. Volgt Spinoza's zienswijze over staatseigendom, 417. Bestreden door Proudhon, 579. Bakounin over hem, VI. 120. |
Rouvier, M., Fransch minister van financiën, geb. 1842, III. 314 en noot. |
Roux, Jacques, priester, behoort tot, ‘les enragés’, I. 341, III. 238. Tot de beroofde Parijsche winkeliers, I. 344. Oordeel over hem, 345. Lid der commune, 346. Brengt Lodewijk XVI naar het schavot, 345 v. Weigert salaris, 346. Steekt zichzelf dood, 346. Zijn vrienden, 347. |
Roux-Lavergne, medewerker aan ‘L'Européen’, III. 317, en aan Buchez' ‘Histoire parlementaire’, 324 Lid van de ‘Assemblée Constituante’, 324 noot. Priester, 324 noot. Scheidt zich af van Buchez, 326. Lid der Nationale Vergadering, 331 noot. |
Royer-Collard, Pierre Paul, Fransch staatsman, I. 339. |
Rubat, onderprefect te Talissieu, 1816, II. 140. |
‘Ruche, La’, kolonie van den anarchist Sebastien Faure, VI. 345 noot. |
Rückert, F., Duitsch dichter, 1788-1866, VI. 435. |
Ruge, Arnold, democratisch Duitsch schrijver, 1802-80, V. 486 noot. Jong-Hegeliaan, II. 387. Te Londen, III. 190, waar Aug. Willich mei hem omgaat, V. 334. Invloed van zijn verblijf te Parijs, III. 494 noot. Verkeert met ‘die Freien von Hippel’, IV. 345. Later standpunt, 368 noot. Redacteur der ‘Hallische Jahrbücher’, 355. Zijn manifest ten gunste der democratie, 356. Zijn standpunt tegenover het socialisme, 356. Naar Parijs, 356. Overeenkomst en verschil tusschen hem en Marx, 356 v.; met wien hij opricht de ‘Deutsch-Französische Jahrbücher’, 332, 356, waarin brieven van Marx aan hem, 356 noot, V. 319; en ook een brief van Bakounin. VI. 7. Marx' brief aan hem uit Holland, IV. 357. Waarom de ‘Jahrbücher’ te niet gaan, 368. Oneenigheid met Marx, 370. V.A. Huber bestrijdt zijn jaarboeken, 397. Verschaft Bakounin reisgeld naar Zwitserland, VI 14. Te Leipzig opgezocht door Bakounin, 17 en noot. Ergert zich aan Bakounins en Ogarjoffs uitlatingen over het Germaansch element, 36. |
Rühl, Philippe, voorzitter der Fransche Conventie, 1792, I. 341. |
Ruilstelsel, het, III. 432, IV. 14, 15, 51, 76, 99, 105, 121, 127, 137 v., 140 v., 145, 146, 169, 180, 183, 186, 192, 203, 219; - en voorts zie Verdeeling en Afzet van Arbeidsproduct. |
Ruilwaarde. Bepaald door arbeid, IV. 4, 10, 17, 81, 100, 148. In tegenstelling van gebruikswaarde, 28. |
Rumford, B.T. graaf, 1753-1814, I. 461, II. 278. |
Rumpf, Duitsch politie-commissaris, VI. 291. |
Ruprecht, van de Pfalz, 1619-82, I. 130. |
Rupsch, handlanger van den Duitschen anarchist Reinsdorf, VI. 290. |
Ruskin, John, Engelsch schrijver, 1819-1900, III. 31 noot, 483 noot, IV. 24, V. 119 noot, VI. 390 en noot. 391. |
Russell, Lord John, Britsch staatsman, 1792-1878. Zijn gevleugeld woord tot de arbeiders, III. 5 v., IV. 223. Verwerpt het Volkscharter, 236. De anonieme brochure aan hem, 7, 27, 40, 148; titel, 27; motto's, 27; overzicht, 28-40. Redevoeringen, 27 en noot. |
Russische bode, orgaan voor de oud-Russische denkbeelden, VI. 32, 38. |
Rüstow, W., Duitsch militair en socialistisch schrijver, 1821-78. Opgezocht te Zürich door Lassalle, V. 228. Diens vriend, 303, 304, 305. Secondant bij diens duel, 305. Schrijft in het door Schweitzer geredigeerde blad ‘Sozialdemocrat’, 466. |
Ryder, chartist, IV. 234. |
Ryehouse-complot, 1683, I. 145. |
Ryssakow, nihilist, werpt met een bom naar den czar, VI. 245. |
|
|