Q.
Quack, H.P.G. Verwijzingen naar zijn geschriften: a. naar zijn dissertatie ‘Het Staatswezen in de veertiende eeuw’, 1859, VI. 461; b. naar zijn biographie van Martinus des Amorie van der Hoeven, 1869, II. 371. VI. 467; c. naar zijn ‘Studiën op sociaal gebied’, 1877, I. 440, II. 159, 229, 242, 374, III. 124, 331, 499, IV. 266, 396, V. 261; d. naar zijn ‘Studiën en schetsen’, 1886, II. 263, III. 294, 486, VI. 46, 157, 204, 248; e. naar zijn ‘Beelden en Groepen’, 1892, I. 173. II. 401, III. 267, V. 162, 388, VI. 182, 390; f. naar zijn ‘Uit den kring der Gemeenschap’, 1899, I. 73, 233, 317, II. 256, 401, III. 600. V. 343, VI. 348, 454, 458; - en voorts zie I. 414, III. 238, 472, 557 603, V. 23, 307, 343, VI. 30, 32, 230, 248, 465, 467 v. |
‘Quadrivium’. - Opvoeding der Wachters in Plato's republiek, I 23. |
Quarck, Max, Verwijzing naar zijn ‘Arbeiterverbrüderung’, 1848, IV. 401. V. 18 |
Quelch, Harry, Eng. socialist, VI. 370 en noot, 417, 420. |
Quenisset, lid van de ‘Société des Egalitaires’, III. 226. |
Quesnay, F., grondlegger van het physiocratisch stelsel, 1694-1774, I. 35, 262. Bestreden door Adam Smith, 459. Over de staathuishoudkunde, III. 322. Zijn theorie over vrijen arbeid bestrijdt Karl Marlo, V. 31. Marx geeft de formule die aan zijn ‘Tableau économique’ ten grondslag ligt, 406 noot. Maakt onderscheid tusschen vast en rollend kapitaal, 408. Gehuldigd door Henry George, VI. 198. |
Quételet, L.A.J., Belgisch statisticus. Zijn ‘Physique sociale’, I. 11. |
Quinet, E, Fransch schrijver, 1803-75, III. 481. Over de Fransche revolutie, 325. Werkt mede aan Leroux' Encyclopédie, 341. Bakounin over hem, VI. 115. |
Quiritarisch eigendomsrecht, het oud-Romeinsche, III. 514, 527. |
|
|