| |
O.
Oakeshott, J.F., Engelsch schrijver, VI. 384, 388 noot. |
Oastler, Richard, II. 255, IV. 225. |
Obbe Philips, Wederdooper, I. 119. |
Oberlin, J.F., te Steinthal, stichter der bewaarscholen, 1740-1820, II. 242 en noot. |
Obrenowitsj IV, (Milan), vorst van Servié, geb. 1854, III. 465. |
O'Brien, J.B., socialistisch hervormer, I. 427. Karakter, IV. 229. Aandeel redactie ‘The poor man's guardian’, 224 noot. Vertaalt Buonarotti's geschiedenis der samenzwering van Babeuf, 229, 251. Vergeleken met O'Connor, 229. Zijn naam onder het volk, 229. Zijn tactiek, 229 en noot. Zijn bladen ‘The Operative’, 230; en ‘The power of the Pence’, 267 noot. Zijn kring, 30. Over werkstaking, 236. Vervolgd en in hechtenis, 237 v. Op vrije voeten, 240. Raadt aan bij de verkiezingen in 1841 de Whigs te steunen, 240. Bestrijdt O'Connor, 241. Wil samengaan met Sturge's aanhangers, 241. Tegen O'Connorslandplan, 252. Zijn plan, 247, 251, dat neerkomt op nationalisatie van den grond, 251 v. VI. 184, 379. Zet zijn plan uiteen in ‘The National Reformer’. IV. 252, in ‘Reynolds Political Instructor’, 252; in zijn boek ‘The rise, progress and phases of Human slavery’, 252, 267. Overzicht van zijn plan, 252 v., 267. Oneenigheid met O'Connor, 254, 257. Vindt weinig aanhang, 254, 256. Bestrijdt O'Connor in de Conventie der Chartisten, 260. Neemt ontslag uit die Conventie, 262, en als leider der Chartisten, 262. Na O'Connors dood, 267. Houdt lezingen over zijn plan, 268. ‘The National Reform League’, en zijn plan, 268. Zijn invloed in de Conventie van 31 Maart 1851, 269. |
O'Connell, D. Iersch staatsman, 1775-1847. IV. 228, 236, V. 197. |
O'Connor, F.F., Iersch volksmenner, leider der Chartisten, 1796-1855, II. 324. Afkomst, IV. 228. Advocaat, 228. Voorkomen, 228 Karakter, 228. Redenaar, 228, 256 v. Volkstribuun, 228, Zijn blad ‘The Northern Star’, 228; waarvoor ook F. Engels bijdragen levert, 355. Vergeleken met O'Brien, 229. Spreekt in de vergaderingen der Chartisten, 233. Raadt den arbeiders zich te onderwerpen aan het verbod tegen fakkeloptochten, 234, en ongewapend de vergaderingen bij te wonen, 235, 262. Raadt aan revisie van besluit betreffende werkstaking gedurende één maand, 236 v. en noot. Vervolgd, 237. In hechtenis, 237. Vrijgelaten, 240. Vindt de volksbeweging weer in gang, 240. Schrijft in de gevangenis brieven aan de Iersche landeigenaars, 240 noot. Steunt bij de verkiezingen de Tories, 240. Oneens met O'Brien en Henry Vincent, 240. IJvert voor het oude Charter met zijn zes punten, 241. O'Brien bestrijdt hem, 241. De arbeiders op zijn hand, 241. Kleedt zich in een werkmanspak, 241 en noot. Over samengaan met Sturge's aanhangers, 241. Zegeviert over O'Brien, 241. Gesteund daarbij door Th. Cooper, 241, 242. Gearresteerd, 245. Het proces tegen hem, 246. Zijn verdediging, 246. Vonnis, 246 en noot. Zijn landplan omschreven in: ‘A practical work on the management of small farms’, II. 270 noot, IV. 247. Over ‘spade husbandry’, 250. Over Robert Peel's streven, 250. Over Mathew's drankbestrijding, 250. Belijder der Christelijke leer, 250. Biedt het hoofdbestuur der Chartisten zijn plan aan, 250, die het aanneemt, 251. Zitting in het comité tot uitvoering ervan, 251; propaganda er voor, 251. Ondervindt tegenkanting, vooral van O'Brien 251, die een ander plan er tegenover stelt, 252, 254 Bespotten elkaar over en weer, 254. In de ‘anti-corn law league’, 254. Bondgenoot tegen O'Brien in Ernest Jones, 254, 255. Geeft met dezen uit het tijdschrift ‘The labourer’, 256 noot. Over diens succes bij het volk, 256. Bespreekt zijn landplan in alle volksvergaderingen, 256 v. Koopt een landgoed, 256. Bijdragen daarvoor, 257 en noot. Lid van hét Parlement, 257. Verlangt een nationale petitie voor het volkscharter, 258, 260 In de vergaderingen der Chartisten, 259, 260. Tracht in het parlement zijn landplan aannemelijk te maken, 260. In de Conventie van 4 April 1848 der Chartisten, 260 v. Raadt af om in processie de petitie voor het Volkscharter naar het parlement te brengen, 262. Zijn rede tot het volk, 263 Zijn angst en wroegingen, 263. Val, 263, 264, 266, 267. Tracht zijn invloed te herwinnen, 267. Zijn land-compagnie in geldelijke moeilijkheden, 267;
|
| |
| |
liquideert, 267. Wordt waanzinnig, 267. Sterft, 267. |
O'Connorville, landbouwonderneming van Feargues O'Connor, IV. 256. |
Octrooi, op uitvindingen, III. 386. |
Odgers, Eng. gedelegeerde op het congres der Internationale. Verklaart zich voor den acht-uren-werkdag, V. 443. |
Odillon-Barrot, C.H., Fransch staatsman, 1791-1873, III. 388. |
Oelsner, II. 40. |
‘Oeuvre des cercles catholiques’, in 1871 gegrondvest door Albert de Mun, VI 458. |
Ogarjoff, P., Russisch dichter. Vriend van Herzen, VI. 6. Omgang te Moscou, 6, 32 noot. Dweept met het socialisme van Saint-Simon. 6. Invloed van Hegels wijsbegeerte, 6. Redigeert met Herzen ‘De Klok’, 6, 31, en ‘De Poolster’, 31. Brengt Bakounin en Bjelinski in aanraking met Herzen, 6. Medewerker aan de ‘Russische Bode’, 28. Bakounin vraagt hem om geld, 30. Te Londen opgezocht door Bakounin, 31. Zijn gedichten, 31. Optreden, 31 en noot. Invloed op Herzen en diens bladen, 31. Karakter, 31. Onderhoudt met Herzen Bakounin, 36. Zijn samenstemming met dezen, 36. Zijn uitlatingen over het Germaansche element, 36. Bakounins brief aan hem in 't belang der Poolsche opstandelingen, 37. Zijn antwoord daarop, 37. Invloed van Bakounin op hem, 38. Verstrekt met Herzen dezen geld voor zijn reis naar Finland, 38. Aanleiding tot eneenigheid met Bakounin, 39 Zijn berispende brief aan dezen, 39. Breekt met Bakounin, 39. Diens brief aan hem uit Napels, 45. Bakounins brieven aan hem uit Bazel, 60, uit Locarno, 62, 64, 73. Bakounin vraagt hem geld in voorschot op diens vertaling van Marx' ‘Das Kapital’, 62. Mismoedig, 63. Bakounin tracht hem op te wekken en roemt zijn gedicht ‘De Student’, 63 en noot, 137. Bakounins brieven aan hem, 95, 138, 139, 140, 157. Over het streven van Netchajeff, 137. Neemt deel aan plannen voor eene hernieuwde uitgave van ‘De Klok’, 139. Bachmetjeff vermaakt hem en Herzen een fonds, 139. Breuk met Netchajeff, 140, 141. Herroept zijn aanbevelingsbrief voor dezen aan Talendier, 140. Bakounins vrouw schrijft hem om geld, 157. |
Ogilvie, William, prof. te Aberdeen. Afkomst. I. 445. Zijn ‘Essay on property in Land’, 445 en noot. Voorlooper van Henry George, 445 en noot, VI. 380 noot. |
Ogilvy, A.J., vice-president der Engelsche landnationalisatiemaatschappij, VI. 380. |
Okey, Eng. dweper, 1660, I. 143 noot. |
Oldenberg, B., IV. 12 noot. |
Olivier, S., Engelsch schrijver, VI. 384. |
Ollivier, Saint-Simonist, vergezelt Enfantin naar Egypte, III. 107. Sterft dáár, 108. |
Oncken, Hermann, schrijft 1904 over Lassalle, V. 307 noot. |
Ondernemerswinst, (zie Meerwaarde en Arbeidsproduct), II. 400, 402, III. 434, V. 227, 254, 280, 281, 320, 421, 422, VI. 303, 310, 316, 317. |
Onderwijs, (zie ook Staatsscholen en Vakopleiding), I. 162, 170, 190, 208, 211, 223, 248, 249, 256, 273, 309, 335 v., 350, 353, 358, 383, 387, 400, 414, 421, 455, II. 45, 63, 78, 101 v., 191, 239, 242, 246, 247, 250, 257, 261, 274, 310, 336, 340, 342, 357, 386, 389, 398, III. 1, 3, 36, 109, 231, 232, 233, 244, 254, 258, 259, 286, 288, 289, 305, 310, 311, 357, 372, 390, 414, 423, 458, 476, 588, 592, IV. 19, 36, 61, 96, 105, 108, 109, 123, 136, 143 v., 144, 150, 155, 157 en noot, 162, 164, 172, 186, 192, 203, 205, 211-213, 214, 215, 240, 253, 271, 277, 313, 314, 422, V. 33, 68, 180, 386, VI. 51, 56, 67, 92, 110, 114, 121, 164, 270, 309, 418. |
Onteigening ten algemeenen nutte, wet tot, V. 51. |
Oorlog, Aanleiding, gevolgen, verzet ertegen, I. 48, 107, 170, 184, 192, 271 v, 290, 291 en noot, 303, 334, 336 v., 403, II. 16, 275, 361, III. 592, 601, IV. 32, 37, 38, 103, 118, 139, V. 27, 48, VI. 172, 418, 425. |
Oorlog, van Engeland tegen Frankrijk in 1793. Invloed op de maatschappelijke verhoudingen, IV. 27, 32, 33, 37, 38. |
Oostersche quaestie, V. 343. |
Opie, Eng. portretschilder, I. 437. |
Opimius, Lucius, hoofd van de adelspartij te Rome. Dictator, I. 43. Moet orde herstellen, 43. Laat Gajus Gracchus en Fulvius aanvallen, 43. |
Oppenheim, Duitsch rechterlijk ambtenaar, V. 203. |
Oppenheimer, VI. 284. |
Oppenheimer, Franz. Zijn ‘Die Zusammenbruchstheorie’, 1903, V. 396 noot. |
Oppereigendomsrecht, zie Eigendom. |
Orbiston, coöperatieve complex, IV. 129, 178-180. |
Ordonnantiën van Karel X, van 16 Juni 1828 (verhouding van Kerk tot Staat) III. 286. |
Ordonnantiën van 25 Juli 1830 (vrijheid drukpers, ontbinding Kamer, kieswet) III. 51, 52, 60. |
Orelli, uitgever van Campanella's sonnetten, 1834, I. 204 noot. |
Orioli, geestelijke te Rome, 1824, III. 284. |
Orlof, A.F. graaf, Russisch generaal, 1788-1861, VI. 25. |
Orsini, F. graaf, 1819-58, III. 600. |
Orvis, John, maakt propaganda voor het Fourierisme in Amerika. III. 180. |
Ossinski, Valeriaan, organiseert nihilistische aanslagen, VI. 242. |
Ossuna, hertog d', I. 205. |
Otrepjew, Gregorius, een der vier Russische valsche Demetriussen, VI. 56. |
Ott, A., leerling van Buchez, III. 324, 326, 329, 331 en noot, 332. Zijn ‘Traité d'économie sociale’, 332. Sterft, 332 noot. Nalatenschap, 332 noot. |
Ottin, A., Fransch beeldhouwer, Fourierist, III. 149 en noot. |
Ouderlijke macht, Rechtsgrond der, II. 368, VI. 451. |
Oudinot, N.C.V., Fransch generaal, 1791-1863, III. 189. |
Ouspensky, student te Moscou. In aanraking met Netchajeff, VI. 137. Betrokken bij den moord op Ivanoff, 138. |
Outin, Russisch gedelegeerde naar de private conferentie der Internationale te Londen, V. 459. Terecht gezet door Bakounin, VI. 61. Handlanger van Marx in diens strijd tegen Bakounin, 70, 144. Redigeert het boekje der Internationale over de quaestie der ‘Alliance de la Démocratie socialiste’, 70 noot, 144. |
Overbevolking, zie Bevolking. |
Overton, Richard, I. 132 noot. |
Overwerk, nadeelen van, II. 394. |
Owen, Anna Carolina, dochter van Robert Owen, II. 290, 311. |
Owen, David Dale, zoon van Robert Owen, II. 305. |
Owen, Jane, dochter van Robert Owen, II. 305. |
| |
| |
Owen, Richard, zoon van Robert Owen, Amerikaansch majoor, II. 305. |
Owen, Robert I. 399, 400, II. 145 en noot, 391, 393, 395, 396, 397, 398. III. 214, 586, IV. 1, 150, 167, 168, 198, 216 noot, 222, V. 433. VI. 67, 162, 191 noot, 433. Over de Fransche revolutie, II. 1. Fouriers oordeel over zijn streven, 153 en noot, 159, 214, 215 noot, 221. Slaat diens aanbiedingen af, 211. Zijn streven, 231. Zijn karakter, 231, 238, 241, 357. Geboorteplaats, 232. Afkomst, 232 Leerjaren, 232. Katoenspinner in Lancashire, 234. Zijn omgang met Dalton en Winstanley, 234, en met Robert Fulton, 234. Naar Glasgow, 235; leert daar de familie Dale kennen, en trouwt met de oudste dochter, 235. Neemt haars vaders spinnerij van New-Lanark over, 235. Is een knap industrieel en verdient veel geld, 238. Verbetert de uiterlijke omstandigheden voor zijn arbeiders, 239, IV. 142, 170. Voert voor 't eerst een normaal-arbeidsdag van 10 uur in, II. 240, 394. Zijn ‘zwijgende vermaner’, 240. Zijn maatregelen in 't belang zijner arbeiders, 241. Stelt perken aan den arbeid van kinderen, 241, en zorgt voor hun opvoeding en onderwijs, 242. Zijn ideeën over een klein-kinderschool, 242. Wil een groot instituut voor de kinderen der fabriek oprichten, 243, 247, waartegen zijn compagnons zich verzetten, 243, die dreigen hun geld uit de zaak te nemen en zich te laten uitkoopen, 244. Zijn nieuwe compagnons, 243. Krijgt oneenigheid met dezen, die de zaak publiek willen verkoopen, 243. Zoekt in Londen compagnons, die tevreden zijn met een rechtmatigen winst en hart voor de arbeiders hebben, 244. Zijn ‘A new view of Society’, 244-249, IV. 109-112, 117, 126, 128 John Gray over Owens coöperatie-idee, 177, 179. Jeremy Bentham herkent in het vierde betoog veel van zijn eigen denkbeelden en helpt hem om New-Lanark te koopen, 250. Laat het nieuwe instituut bouwen, 250. Vindt eene bestuurderes voor de kinderbewaarschool, 250. Zijn rede bij de opening van het instituut, 251-253. Invloed van het instituut, 253. Zondert een deel der groote winsten af ten behoeve der arbeiders, 253. Zijn verschillende stichtingen, 253. Maakt van New-Lanark eene model-inrichting, 253. Zijn verwachtingen ervan. 253. Naar aanleiding der slechte toepassing van Robert Peel's wet op den kinderarbeid, 254. Houdt een meeting met Schotsche fabrikanten, 254, die echter weigeren iets te doen, 254. Met zijn zoon op reis, 254. Zijn treurige ervaring, 255. Verzoekt Robert Peel een nieuwe wet in te dienen, 254, die zich daartoe bereid verklaart, 254. Beklaagt zich over diens traagheid, 255. Is niet tevreden met de wet van 1819, 255. Shelley's opruiing in strijd met zijn streven, 256. New-Lanark trekt de aandacht, 257, 270. Oneenigheid met zijn geldschieters en vertrekt, 258. Breidt zijn werkkring als maatschappelijk hervormer uit, 258. Vestigt de aandacht op de gevaren en nadeelen der katoenindustrie, 258. Zijn opmerkingen over het industrieele manufactuur-systeem, 258 v. Richt een brief tot lord Liverpool, 259. Zijn betoog tot de directeuren der manufactuurfabrieken, 259. Zijn open brief aan den aartsbisschop van Canterbury, 260. Zijn rapport aan het comité der vereeniging tot hulpbetoon aan de arbeidende armen, 260, 264. Owens paralellogrammen, 260-263. Gaat naar Londen om er propaganda voor te maken, 263. Houdt dáár twee redevoeringen 263, IV. 210. Gevolgen der laatste dier redevoeringen, II. 264-267, 269. Komt nog eens, terug op de quaestie zijner dorpen van eenheid en coöperatie, 264-266. Gaat naar Frankrijk, 267 en wordt geraadpleegd door den hertog de la Rochefoucault, 267. Naar Zwitserland, 267. Richt een memorie aan de vereenigde mogendheden vergaderd op het congres te Aken, 267. Op zijn memories wordt niet gelet, 268. Terug in Engeland, 268. Verdedigt in de nieuwsbladen zijn plannen tot oprichting van kolonies, 268. De commissie om zijn plan en beginselen te onderzoeken, 269; verdedigt zijn plan, roept inschrijvingen op, ontbonden, 269. Ricardo tegenover hem, 269. Zijn rapport aan het graafschap Lanark, 270-276. Tracht zijn ontwerpen te verwerkelijken, 276. Zijn wachtwoord: coöperatie, 276, 278, 402. Beteekenis van dit woord, 276. Zijn weekblad ‘The Economist’, 278. Het eerste nommer, 278. Wendt zich af van de politiek, 278, 313, 323, 324, die zelfs uitgesloten wordt bij de oprichting der ‘Society for National regeneration’ in 1833, 323 en noot. Bestrijdt Malthus, 279, 390. Vestigt de aandacht op het streven van mevrouw Fry, van Rumford en van Fellenberg, 278. Polemiseert tegen Charles Halls socialistisch boek, 278, IV. 12. De ‘Coöperation Society’: deelnemers aan het debat aldaar, 279 1., IV. 1. Gaat naar Ierland, 280. Houdt vier redevoeringen te Dublin, 281-285. John Scott Vandeleurs Ralahine, 285. Waarom hij zich terugtrekt van Hamiltons poging om zijn plan te verwerkelijken, 286. Abraham Combes Orbiston, 287-290. Bezocht door John Gray, IV. 178. ‘The co-operative Magazine and monthly Herald’, II. 290. Gevolgen van Combes dood, 290. Wil een proef in Noord-Amerika nemen, 290. Een groote landbezitting aldaar te koop aangeboden, 290, die hij koopt en New Harmony noemt, 292, III. 174 noot, VI. 162. Zijn redevoeringen te Washington, II. 292-294. Voornemens goederen-gemeenschap in te voeren, 293, 298. Richt voorloopig alles in volgens de regelen van zijn communiteiten, 293, 298. Roept goedgezinden op, 294. Geeft hun een woning, regelt hun arbeid, 294, vaardigt een soort constitutie uit, 294, opent een school, richt een magazijn van goederen in, en laat de kolonisten driemaal per week vergaderen, 294. Naar Engeland om New-Lanark over te dragen en te liquideeren en keert spoedig terug, 294. Laat zijn zoon William te New-Harmony en brengt zijn oudsten zoon mee terug, 295. De New-Harmony Gazette, 295, 299, 300. Vervalt in dezelfde fout als Combe, 297. Kolonisten waaronder J. Warren, 296, III. 521 noot, IV. 430, VI. 163, met wiens leer hij zich niet vereenigen kan, 163. Wil de kolonisten brengen in een genootschap van volkomen gelijkheid gegrondvest op het beginsel van goederengemeenschap, II. 298. Weerlegt en overwint zijn zoons bedenkingen, 298. Vergadert met zijn kolonisten, 298. De uitsluitende leiding opgedragen, 299. Herstelt orde, 299. Scheidt de goede elementen af als zelfstandige filiaal-associaties, 300. Meent weer op den goeden weg te zijn, 300. Wordt bedrogen door Taylor en Fauntleroy, 299 noot. Zijn door hem genaamd sociale systeem, 300. Geeft zijn tevredenheid in een redevoering te kennen, 301. Naar Engeland, 302. Houdt vóóraf een
|
| |
| |
rede, 302. Spreekt in het Franklin-instituut, 302. Zet dáár uiteen zijn verschillen met Maclure, 302. In Engeland, 303. Over zijn Amerikaansche kolonie, 303, 304. Verlies met zijn kolonie, 304. Zijn eenig inkomen, 305. Terug naar Engeland, 305. Aanbiedingen vanwege de Mexicaansche regeering, 305, III. 269. Zijn omgang met president van Buren en Jackson, II. 305. Vestigt zich voor goed te Londen, 305, waar hij dertien lezingen voor het volk houdt, 306. Overzicht dier lezingen, 306-312; verdedigd door John Minter Morgan, IV. 202. Zijn woord ter nagedachtenis van zijn dochter, II. 311 v. Voordrachten over ‘den nieuwen godsdienst’, 312. Helpt en leidt de werklieden bij de toepassing van het coöperatiestelsel, 312. Kennisname van zijn plannen in Engeland en later in het buitenland, 313 v., o.a. door Karl Marx, IV. 355, en door Rodbertus, V. 130. Zijn drie leerlingen in Frankrijk, II. 314, III. 59, 240 noot, 479. Southey over hem, II. 314. Arbeids- of tijdnoten, 315, 316 noot, VI. 163. Richt daarvoor een ruilbank op, II. 316, III. 569 noot, IV. 100, 101, 108, 188, 189, 190, 195, V. 130, 170. Licht zijn plannen toe in ‘The Crisis’, II. 316-320. Moeilijkheden bij het aannemen dier arbeids- of tijdnoten, 320, 322. Beschuldigingen tegen hem, 322. Vergoedt alle schade, 322. Ziet in dat de tijdnoten de coöperatieve maatschappijen hebben doen vallen, 322. John Gray's oordeel, IV. 189. Over ‘trade-unions’, II. 323 en noot, 324 en noot, VI. 205 noot. In contact met de ‘Builders Union’, II. 323 en noot. Zijn rede van 6 Oct. 1833, 323 noot. Zijn discipel in Engeland, 323 noot. Sticht de ‘Grand National’, 323 noot. Helpt de betooging in Londen, April 1834, 323 noot. Zijn poging om bij de onlusten te Dorchester als bemiddelaar bij de regeering op te treden mislukt, 324. Heeft in 1837 voeling met de Chartisten, 324, IV. 226. Zijn tien lezingen over het kerkelijk huwelijk, II. 325-328. Zijn publieke discussie met J. H Roebuck en John Brindley, 328. Sticht de ‘Association of all classes of all nations’, 328, die vereenigd met ‘The National Community Society’, den naam aanneemt van ‘The Universal Community Society of Rational Religionists’, 329, 344, 346. Land wordt aangekocht om een communiteit te vestigen, 329. Knoopt betrekkingen aan met het buitenland, 330. Ontvangst te Parijs door de Fourieristen, 330. Bereist Duitschland en Zwitserland, 330. Ter audientie bij koningin Victoria, 330. Over zijn toelating bij de koningin, 331. Ziet de noodzakelijkheid in van nauwere aaneensluiting zijner volgelingen, 331. Zijn ‘Book of the New Moral World’, 332. Critiek op dit boek, 332. Overzicht ervan, 333-344. Zijn aandeel in de vestiging door zijn volgelingen van een communiteit op het landgoed ‘The Tytherly Community’, 345. Maakt een plan gereed voor een ‘Home Colonisation Society’, 346. Ontwerpt een model-schoolinrichting te Tytherly, 346. Gouverneur van Tytherly, 347. Het groote huis der communiteit wordt goed gebouwd en ingericht, 348, en genaamd ‘Harmony Hall’, 349. Zijn dure exploitatie, 349. Klachten tegen ‘The New Moral World’, 349. Neemt ontslag als gouverneur van Tytherly, 349. Opgevolgd door Finch, 349. Zijn conflict met Galpin, 349. Heftige oppositie op het congres in Mei 1844, 350. Treedt weer af als gouverneur, 350; opgevolgd door Buxton, 350. Tytherly gaat te niet, 351. Ziet niet in dat zijn stelsel fiasco heeft gemaakt, 352. Houdt in 1841 lezingen in ‘The Egyptian Hall’, 352. Zijn sociaal programma, 352. Richt brieven tot Robert Peel, 352. Zendt petities aan den hertog van Wellington en aan koningin Victoria, 352. Naar Amerika, 353, III. 180. Terug in Engeland, II. 353. Bij 't uitbreken der Februari-revolutie te Parijs, 353, ontvouwt dáár zijn leer, 353, verspreidt Fransche brochures over zijn stellingen, 353, geeft een uittreksel in 't Fransch van zijn boek ‘The New Moral World’, 353, deelt rond ‘Dialogues sur le système social par Robert Owen’, 353 die echter niemand in Parijs overtuigden, 354. Relaties met Cabet, 354. Schrijft in Eugènie Riboyets blad, 354. Keert terug naar Londen, 354. Geeft uit zijn werk ‘The Revolution in the mind and practice of the Human Race’, 354. Laat zich daarin heftig uit tegen de socialisten en de roode republikeinen, 354. Raakt op den achtergrond en wordt vergeten, 354. Deelt traktaatjes uit op de Londensche tentoonstelling van 1851, 355. Geeft een tijdschrift uit getiteld: ‘Robert Owens Journal’, 355. Laat zich in met tafeldans en geestverschijningen, 355. Begint zijn autobiographie, 356. Zijn serie brochures onder den titel: ‘Robert Owens Millennial Gazette’, 356. Zijn laatste vergadering, 356. Sterft, 356. Gedenkteeken, 356. Holyoake's grafrede bij de onthulling, 356. Vergeleken met Fourier en Saint-Simon, 357. Wat door hem werd tot stand gebracht, 357. Invloed op William Thompson, IV. 97. John Minter Morgan over hem, 203, 210. Critiek op zijn leer, II. 358, III. 124. Besproken in ‘Le Globe’, 59 Enfantin haalt aan d'Eichthals beoordeeling over hem, 82. Bevriend met Cabet, II. 354, 357, III. 247, 260; overeenkomst met dezen, 247, en leert zijn werken waardeeren door J. Rey's geschriften, 260 noot. Waarom hij Texas kiest voor de Icarische emigratie, 269. Pierre Leroux over hem, 369. O'Connor over hem, zijn leer en organisatie der gemeenschap, IV. 249. Fr. Engels levert bijdragen aan zijn blad ‘The new moral world’, 355. Critiek op zijn stelsel in het Communistisch Manifest, 426. Gecritiseerd door Karl Marlo, V. 43. Met zijn volgelingen door Karl Marx gerangschikt onder de utopisten, 329. Marx' verder oordeel over hem, 372 noot. Portret, IV. 199. |
Owen, Robert Dale, oudste zoon van Robert Owen, II. 231, 290, 311, 355. Bezoekt met zijn vader fabrieken in Engeland en Schotland, 254. Neemt de administratie van New Lanark over, 292. Te New-Harmony, 295. Zijn reisverhaal, 295. Zijn ingenomenheid met Amerika, 295. Laat zich als Amerikaansch burger inschrijven, 295. Zijn bedenkingen tegen zijns vaders voorstel weerlegd en overwonnen, 298. Verliest het vertrouwen in zijns vaders combinatiën, 304. Helpt het genootschap Nashoba vestigen, 304. Terug in Engeland en mederedacteur van ‘The Crisis’, 319, 320. Terug naar Amerika, 322 Bij zijns vaders sterfbed, 356. |
Owen, William Dale, tweede zoon van Robert Owen, II. 290, 304. Naar Amerika, 292. Te New-Harmony, 294. Directeur van de bank van Indiana, 305. |
Owenisten, volgelingen van Robert Owen. Hun congres, 173 noot. |
Owenistische Bladen en Tijdschriften. - ‘The Economist’, II. 276-278, 286. - ‘The Register’, 288 v. - ‘The Co-operative Magazine and Monthly Herald’, 280, 290, 295, 298,
|
| |
| |
303, 304. - ‘The New Harmony Gazette’, 295, 296, 299, 300, 301, 302, 316. - ‘The Crisis’, 316-319, 320, 321 v., 322, 325. ‘The New Moral World’, I. 449, II. 249, 290, 504, 328, 329, 330, 331, 332, 345, 346, 347, 348, 349, 350, 351, 352, 353, III. 171, 173, 174, 263, IV. 241. - ‘Robert Owens Journal’, 355 en noot. - ‘Robert Owens Rational Quaterly Review and Journal’, 355. - ‘Robert Owens Millennial Gazette’, 356. |
Owenistische kolonies. - Feiba-Peven, II. 300. Macluria, II. 300, VI. 162. Motherwell, II. 286, 344. New Harmony, 291-304, 353, 354, III. 174 noot, VI. 162, 163. Orbiston, II. 287-290, 344. Pant Glass, II. 344. Tytherly Community, ook genoemd Queenwood, II. 345-351. |
Oxfordshire, de gemeenschappelijke velden van, I. 138 noot. |
|
|