| |
M.
Maatsuiker, J., gouverneur-generaal van Ned. Indië, 1606-78, I. 217. |
Mably, Etienne Bonnot de, zie Condillac. |
Mably, G.B. abbé de, Fransch schrijver en staatkundige, 1709-85. Persoon, I. 238. Familie, 259. Opvoeding, 259. Loopbaan, 259, 275. Sparta zijn ideaal, 260. Predikt vrijheid, gelijkheid en zelfverloochening, 260. Zijn socialisme, 260, Zijn geschriften daarop betrekking hebbend, 260-265. Critiek op zijn werken, 261. Zijn ‘Doutes sur l'ordre naturel’, 261. Bestrijdt De la Rivière, 262, 449. Zijn hulp in 1769 door Polen ingeroepen voor eene constitutie, 265. Reist in 1776 voor dit doel daarheen, 265. Zijn beide geschriften over Polen, 266. Zijn beteekenis in Parijs, 266. Rousseau's oordeel over hem, 266. Zijn optreden en omgang, 266, 275. Zijn stekelige gezegden, 266. Behandeling van het socialisme in zijn ‘De la législation ou principes des lois’, 266-275. Zijn ‘Principes de morale’ verwekken opspraak, 275. Zijn dood, 275 Zijn denkbeelden voortgeplant door Rousseau, 275. Verschil tusschen hem en Rousseau, 276. Vergeleken met Brissot, 328 Waarschuwt tegen de macht van den koopman, II. 135. Louis Blanc over hem, III 393. |
Macaulay, T.B. lord, Eng. geschiedschrijver en staatsman, 1800-59. Tegen algemeen stemrecht, IV 243. Steunt John Fieldens tien-uur-arbeidswet, 258. Wijst de arbeiders op de voordeelen van onzen vooruitgang, V. 103 Karl Marx, oordeel over hem, 372 en noot |
Mac Carthy, Tom, Eng. socialist, VI. 373 en noot. |
M'Culloch, J.R., Eng. staathuishoudkundige, 1789-1864, IV. 62, V. 372 noot, 386 noot. Over verdeeling van rijkdom, IV. 9, Zijn opvatting over de staathuishoudkunde, 187 Verkoop van zijn geschriften, 189 Zijn beschouwing over productie, 192, Zijn leer in strijd met de Bergrede, 206 |
Macdonald, voegt zich bij de kolonisten te New-Harmony, II. 296 v. en noot. |
Macdonald, J.R., bijgenaamd Jimmy, Engelsch socialist, VI. 370 noot, 387 en noot, 388 noot. |
Mac Douall, P.M., Eng. arts, leider der Chartisten. Vervolgd door de regeering, IV. 237. Op vrije voeten, 240. Zijn ‘penny’-blad, 240 noot. Stelt op het adres voor het uitvoerend comité der Associatie, 244. Hitst de menigte aan, 259. Spreekt in de Nationale Vergadering van 1848, 264. Tot gevangenisstraf veroordeeld, 264 en noot. |
Mac Grath, afgevaardigde der Londensche arbeiders naar Parijs. IV. 259. |
Machiavelli, de Italiaansche staatsman. Over vorst en Staat, I. 87. Tot model gesteld, 287. Zijn politiek, VI 141. |
Machines, zte Stoom. |
Mackay, J.H., anarchist, geboren in Schotland, opgevoed in Duitschland. Zorgt voor een steen op Max Stirners graf, IV. 350 Ontvouwt het individueel anarchisme in zijn boek ‘Die Anarchisten’, VI. 291-297. Zijn samenstemming met Max Stirner, 291, 292, 295. 296. Zijn roman vertaald in het Fransch en Engelsch, 296 noot. Geeft eene biographie over Max Stirner en verzamelt diens kleinere geschriften, 296 noot. Zijn leer in Frankrijk, 339. |
Mac Kinley, W., Amerikaansch president, 1844-1900, VI. 206 noot, 428 noot. |
Maclure, William, voegt zich bij de kolonisten te New-Harmony, II. 297. Overeenstemming met Pestalozzi over de vereeniging van onderwijs en landbouw, 300. Sticht de kolonie Macluria, 300. Oneens met Owen op 't punt van onderwijs, 300, 302, 303 |
‘Macluria’, genootschap gesticht door William Maclure, II. 300. |
Mac Pherson, Engelsch anarchist, VI. 425. |
Mac Suffog, James, II. 233, 234. |
Maecenas, C. C, Rom. ridder, V. 142, 147. |
Maerlant, J. van, Ned. dichter, I. 80 noot. |
Magnien, prof. II 51 noot. |
Maillard, leider bij de plundering te Parijs, 25 Februari 1793, I. 343. |
Maillard, actrice, I. 354. |
Maine, Sir Henry, Eng. rechtsgeleerde, geb. 1822, I. 446. |
| |
| |
Maistre, J. graaf de, 1754-1821, VI. 432. Zijn stelsel bekoort Bazard, III. 16 noot. Gewaardeerd, 283. Invloed op De Bonald en Lamennais, 283. Bazard en Buchez bestudeeren zijn stelsel, 316. Hun oordeel er over, 316. Bestreden door de spiritualisten, 464. Schrijft over het pausdom, 464. Over monopolisme, V. 33. |
Malarmet, in 1848 mede-redacteur van ‘La Fraternité’, III. 247 noot. Lid der gouvernements-commissie voor de arbeiders, 396. Neemt deel aan de discussie over blokhuizen voor arbeiders, 398 |
Malatesta, E., Italiaansch anarchist, VI. 126 noot, 404 noot, 417, 419, 425. |
Malato, Charles, Fransch anarchist, VI. 346. |
Mallet du Pan, Jacques, 1749-1800, journalist, I. 296 noot, 298. |
Malon, Benoit, socialistisch schrijver, I. 300 noot. Bezoekt C. Pecqueur en wijdt een brochure aan dezen, III. 431. Geeft uit de rede van C. de Paepe over socialisatie van den grond, V. 449 noot. Over Bakounin's broederbond te Napels, VI. 45. Lid van het Comité Central de la garde Nationale, 91. Schrijft in de propaganda-brochure der Alliance van Bakounin, 155 noot. Geeft uit het rapport ingediend door C. de Paepe op het congres der Internationale te Brussel, 156 noot Geeft den stoot tot de partijvorming der onafhankelijke Fransche socialisten, 333 v. Levensloop, 333. Lid der Internationale en der commune van 1871, 333. Zijn standpunt, 333. Door hem opgerichte bladen, 333 Zijn geschriften, 333. Karakter, 333. Tracht eenheid te brengen in het Fransche socialisme, 333. Sticht de ‘Société d'économie sociale’, 333 v. |
Malouet, conservatief Fransch afgevaardigde, 1789, I. 266, 317, 340. |
Malthus, T R., de Eng. economist, 1766-1834, III. 576. Invloed, I. 2 Stemt overeen met Aristoteles' en Plato's beschouwing over overbevolking, 27, IV. 26. Zijn voorlooper. I. 436 noot. Bestreden door Godwin, 443. Zijn probleem, II. 132 noot. Fourier over hem, 180 noot, 215. Bestreden door Robert Owen, 249 en noot, 278, 281, en verdedigd door zijn volgelingen, 263. De later teruggenomen zinsnede, 390. Bestreden door de socialisten, 390, III. 10; door I. Pereira, 69 noot; door Jules Lechevalier, 124; door Pierre Leroux, 350, 360; door Ravenstone, IV. 26, 41, 43; door Thomas Hodgskin, 69, 70, 77, 112; door William Thompson, 112; door Charles Bray, 162; door John Gray, 187, 191. In Morgans staatsroman, 204-206. Tegenstrijdig met de Bergrede, 206. Toussenels benaming, III. 158. Francois Vidal behandelt zijn zienswijze over de weelde-uitgaven der rijken, 435 François Huets protest tegen Malthus' levensbeschouwing, 468, 471. Invloed op het ontstaan der plutocratie, IV. 1, 198. Zijn school, 4. Sadler bestrijdt zijn leer, IV. 225. O'Brien bespot zijn leer, 229. F. Engels beroept zich op zijn stellingen, 362 Gewaardeerd door Karl Marlo, die zich met zijn bevolkingsleer vereenigt, V. 22, 41, 54. Rodbertus over zijn theorie over productieve- en koopkracht, 72, en over zijn bewering over de toenemende improductiviteit van den landbouw, 80, 120. Karl Marx over zijn loonwet, 478. Henry George over zijn bevolkingsleer, VI 186. Bestreden door Tchernicheffski, 223. Zijn leer bestreden in Hetzka's Freiland, 318. Het plutocratisch karakter van zijn leer, 441. In strijd met Jezus' woord, 463. |
Manasse, smid en helper van Tanchelm in diens verzet tegen den rijkdom der Kerk I. 68. |
Manchesterschool, de, (zie ook ‘Laissez faire’, enz.), I. 10, V. 191, 244, 259, 261, VI. 332, 357, 447. |
Mancinus, Romeinsch veldheer, I. 38. |
Manea Fen, Owenistische communiteit in Cambridgeshire, II. 344, 347. |
Manichaeïsme, godsdienst gesticht door Mani, I. 68. |
Manifest der XII artikelen, I. 92. Inhoud, 94, 95. Aangenomen door alle boeren in Oberschwaben, 95. Duitsche tekst, 121-124. |
‘Manifest des égaux’, opgesteld door Sylvain Maréchal, I. 374. |
Manifest van Brunswijk, I. 338. |
‘Manifesto’, The, tijdschrift der Shakers VI. 176 noot. |
Mann, T., Eng. socialist, VI. 368, 373 en noot, 389, 407 noot, 411, 417, 418 en noot. |
Manning, H. E, aartsbisschop van West-minster, 1809-92, V. 162, VI. 357 noot, 368, 453, 459. |
‘Mano Negra’, in Andalusië, 1883, VI. 131 noot. |
Mantel, Dr., I. 91. |
Manteuffel, K.R.E., vrijheer van, Pruisisch veldmaarschalk, geb. 1809, V. 93, 231, 235 |
Manz, Felix, behoort tot de spiritualen te Zürich, 1523, I. 103. |
Marat, Albertine, zuster van Jean Paul, I. 347. |
Marat, Jean Paul, geneesheer te Parijs, 1744-93, I. 206. Zijn biografen, 323 noot Geeft zijn beroep op, 323. Begint zijn politieke krant, 323. Zijn brochures, 324. Zijn beschouwingen over eigendomsrecht, 324. Zijn politieke actie, 326. Zijn protest tegen de afschaffing der gilden, 326 noot, VI. 350 Lid van de club der Cordeliers, I. 337. Lid der Parijsche commune, 340. Spoort aan tot plunderen, 343 Op één lijn gesteld met Babeuf door Charles Fourier, II. 117 noot. Buchez over hem, III. 326. Tegenover Proudhon, 565 noot. |
‘Marc d'argent’, ingesteld bij de Fransche wet van 22 September 1789, I. 325. |
Marcel, Etienne, leider van den Parijschen burgeropstand in 1358. Zijn communeplan, I. 75. Deinst terug voor aansluiting met de Jacques, 75. Onderscheid tusschen zijn Commune en de Jacques, 75. |
Marchand, secretaris der communistische kolonie te Nauvoo, III. 276. President der nieuwe Icarische communauteit. 277. |
‘Marchandage’, exploitatie der arbeiders door onder-aannemers, III. 364, 397 en noot. |
Marche, Fransch arbeider, III. 395. |
Marcou, Fransch senator. Bij de onthulling van het standbeeld voor Armand Barbès, III. 238 noot. |
Marcus Octavius, Romeinsch volkslribuun. Brengt door zijn verzet Tiberius Gracchus tot revolutie, I. 39, 40. |
Maréchal, Saint-Simonist, sterft in Egypte, III 108. |
Maréchal, Sylvain, Dichter, leider der ‘égaux’, 1793, I. 369. Zijn geschriften, 369 en noot. Lid van Babeuf's geheim Directoire, 373. Zijn ontwerp-programma, dat wordt afgekeurd, 374. Zijn socialistische liederen, 375, 376 en noot. Verdedigt het leeren lezen der vrouwen, 369 en noot. |
Margerin, Fransch scheikundige, Saint-Simonist, III. 22 en noot. Opgenomen in het college der Saint-Simonisten, 27, 46, 61. Valt
|
| |
| |
af van het Saint-Simonisme, 63. Naar België, 63 noot. |
Margueritte, Blanquist, VI. 322, 360 noot. |
Maria Antoinette, gemalin van Lodewijk XVI, 1755-93, I 353, 440 noot. |
Maria Louisa, getrouwd met stadhouder Johan Willem Friso, geb. 1688, I. 406, 419. |
Maria Stuart, I. 127. |
Marie, P.T.A.A. Fransch staatsman, 1797-1870, II. 353, III. 394, 400, 401, 413 en noot. |
Marion, J., III. 280. |
Mark of Markgenootschap. - Het mark- en Hofrecht, I. 60, 63 v., V. 23, 328. Breidt zich meer en meer uit, I. 63 v. Bestuur, 63 v. Rechtbank, 64. Verdeeling en grenzen, 64. Eene organisatie van grondeigendom ten voordeele van velen, 64. Voordeelen en bezwaren, 64, 73. In Duitschland de zoogenaamde ‘Bergwerken’ ervan losgemaakt, 84. Overblijfsels, 447. |
Markham, Edwin, Amer, dichter, VI. 204 noot. |
Markham, John, Eng. chartist, IV. 241. |
Marlo, Karl, (Winkelblech) wegbereider der socialisten van na 1850, V. 4 v. VI. 437. Zijn zienswijze, V. 5, 21, 24. Werkt het zoogenaamd bondgenootschappelijk beginsel voor de arbeiders uit, 5, VI. 429. Zijn streven, V. 5. Invloed zijner denkbeelden, 5. W.E. Biermann over hem, 15 noot. Zijn eigenlijke naam, 15. Geboorteplaats, 15. Familie, 15. Levensloop, 15 v. Invloed van zijn reis door Noord-Europa, 16. Bestudeert de sociale beweging der menschheid, 16. Treedt bemiddelend op tusschen de werklieden en hun patroons, 17. Op de vergadering van den N.-Duitschen ‘Handwerker- und Gewerbestand’, 17. Tegenover de meer socialistisch gestemde Duitsche arbeiders, 18. Zijn debat met Born, 18. Trekt zich terug in Cassel, 18. Ziek, 18, herstelt, doch sterft in 1865 plotseling, 18 Zijn ‘System der Welt-Oekonomie’: aanleiding 17; overzicht, 19-62; uitgangspunt, 19; tegen de plutocratie, 19, 24-30; beoordeeling, 14, 19, 21, 55, 61, 62 v.; woordvorm en stijl, 14, 62; indruk, 63 noot. Overeenkomst met Fourier, 62. De na hem komende socialisten nemen geen notitie van hem, 63. |
Marmier, X., Fransch journalist, geb. 1869, II. 220. |
Marmont, A.F.L.V. de, hertog van Ragusa, Fransch maarschalk, 1774-1852, III. 108. |
Marr, Wilhelm, organiseert de vereeniging van het Jonge Duitschland in Zwitserland, IV. 326. Beroep, 326. Van Hamburg, waar hij Karl Marx ontmoet, 327 noot, naar Weenen, 326. Komt in Zürich, 326. Ultra-democratisch, 326. Wordt een adept van Ludwig Feuerbachs geschriften, 326 Beproeft toenadering tot Weitling, 326. Tegen de Communisten, 326. Naar Lausanne, 326; wendt zich dáár tot de Jong-Duitschers, 326. Zijn theorie, 326. Vervormt den Jong-Duitschen bond, 327. Houdt een boek winkel, 327. Geeft brochures uit, 327 en noot. Anti-Semiet, 327 noot. Zijn anarchistisch individualisme, 327 noot. Richt op een eigen blad, 327. Krijgt bevel Lausanne te verlaten, 327. Verjaagd uit Duitschland, 327. Schrijft in de ‘Vorwärts’, 369. |
Marrast, Armand, Fransch journalist, voorzitter der Nationale vergadering, 1808-52, III. 186. Redacteur van ‘Le National’, 394. In het Voorloopig bewind, 394, IV. 194. Over het doel der werklieden-beweging op 16 April 1848, III. 407. |
Marsden, Chartist, IV. 234. |
‘Marseillaise’, de, I. 338, 391, II. 70. |
Martin, wil de Staat noodzaken goedkooper te regeeren, IV. 286. |
Martin, Germain, schrijft over ‘Les associations ouvrières’, II. 6 noot. |
Martin, Henri, prof. te Parijs, 1810-83, III. 341, 371 noot, 374. |
Martin, J.W., Engelsch schrijver, VI. 384. |
Martineau, H., Eng. schrijfster, 1802-78, V. 80. IV. 206. |
Martinet, wint aanhangers voor de partij der Possibilisten in Touraine, VI. 328. |
Martinet, J. van Loenen, VI. 380. |
Martini, juffrouw, Labadiste, I. 150. |
Marx, Eleanor, jongste dochter van Karl Marx, leeft met Dr. E.B. Aveling, V. 347 noot, VI. 370 noot, 410. |
Marx, Jenny, oudste dochter van Karl Marx, gehuwd met den heer Longuet, V. 347 noot. |
Marx, Karl, III. 550 en noot, 599 noot, 612 noot, IV. 323, 332, 390, V. 12, 192, 228, 309, VI. 2, 20, 97, 144, 161, 234 noot, 278, 285, 296, 383, 445, 446, 448. Over Linguet, I. 288. Betiteling der proletariërs, 293 en noot. Maakt gebruik van de officieele Eng. stukken, II. 216. Ontmoet Wilhelm Marr, IV. 327 noot. Over Max Stirner, 349 noot, 374 noot. Zijn desertatie, 352 noot. Geboorteplaats en jaar, 284, 351. Afkomst, 351 en noot. Opvoeding, 352. Zjjn voorliefde voor Hegels wijsbegeerte, 352. Invloed daarvan, 372, V. 7, 331; waaraan hij zich ontworstelt, 316, VI. 280. Karakter, 485, 486 en noot. Zijn uiterlijk, IV, 353. Verkeert onder de ‘Freien bei Hippel’, 345, 352 noot. Journalist, 352. Medewerker aan de ‘Rheinische Zeitung’, 352. Wordt te Keulen hoofdredacteur van dit blad, 352. Waarom hij als hoofdredacteur aftreedt, 353, 356. Huwelijk, 353, V. 6. Karakter en stemming, IV. 353, V. 7, 312, 370 noot, 485. Vergeleken met Arnold Ruge, IV. 356, V. 319, met wien hij de ‘Deutsch-Französische Jahrbücher’ redigeert te Parijs, IV. 356, 368. Zijn brieven aan dezen, 356 noot, 357, V. 319. Vestigt zich te Parijs, 356. Omgang aldaar, 356 noot. Geeft enkele brieven uit, 357 en noot. Zijn brief over Holland, 357. Over de Hegelsche rechtsphilosophie, 357, V. 316, 382 en noot. Over de quaestie der Joden, IV. 359. Ontwikkeling zijner socialistische denkbeelden, 351, 353, 356, 367, 370, 373. Vriend van Fr. Engels, 355, V. 329, 484; vullen elkaar aan, IV. 362; over diens stuk in de ‘Jahrbücher’ over ‘National-Oekonomie’, 362; en over diens boek over den arbeidersstand in Engeland, 362. Engels komt te Parijs om geregeld met hem om te gaan, 365. Schrijven samen ‘Die Heilige Familie’, 365 en noot, waarin eene verdediging van Proudhon voorkomt, 366. Engel's brieven aan hem, 365 noot, Medewerker aan het blad ‘Vorwärts’ 368, deswege door de politie bevolen Parijs te verlaten, 370. Over Weitling, 370 noot. Vestigt zich te Brussel, 370, waar Engels ook komt, 371, schrijft aldaar met dezen een boek tegen Feuerbach, dat onuitgegeven blijft, 371, maar waarvan stukken voorkomen in zijn critiek op Karl Grün, ‘Feuerbach und die Socialisten’, 339 noot, 371, terwijl Engels in zijn boek over Feuerbach enkele zijner stellingen overneemt, 371 v. Schrijft in de tijdschriften, 371 noot. Zijn nieuw materialistisch standpunt, 372 v., V. 9, 196, 226, 316, 317, 354, VI. 279, 280, 467. Bestrijdt de individualistische richting in zijn ‘Misère de la Philosophie’, IV. 149, 374 v.
|
| |
| |
V. 329 noot, 440, 448, waarvan Engels eene Duitsche vertaling met voorrede en noten geeft, I. 279 noot, IV. 374 noot. Ontleedt daarin Proudhon's leer der geconstitueerde waarde, 375 v., 379 en noot, waarin hij zelf, volgens E. Bernstein, later ook vervalt, 375 noot. Hyndman's critiek erop, 374 noot. Gebruikt bij zijn boek de studies der Eng. anti-kapitalistische schrijvers van omstreeks 1840, 149, 195, 218, 219, 378, V. 341. Invloed van die schrijvers op hem, IV. 24, 57, 64, 69, V. 4, 341. Plagiaat verweten, 341 v. Vice-president van het Brusselscbe Internationale democratische genootschap, IV. 380, waar hij Bakounin, dien hij in Parijs had leeren kennen, VI. 15 ontmoet, IV. 383 noot, en eene lezing houdt over den vrijhandel, 383 en noot, die in 't Eng. vertaald wordt, 383 noot. Richt op te Brussel een ‘Arbeiter-Bildungs-Verein.’, 384. Houdt daar geregeld voordrachten o.a. over ‘Loonarbeid en kapitaal’, 384 v., die later verschijnt als brochure, 384 noot. Schrijft tegen Wagener, Heinzen en Karl Grün in ‘Die deutsch brüsseler Zeitung,’ 387 noot. Zoekt een organisatie om over geheel Europa invloed op de arbeiders te oefenen, 388. Critiseert de denkbeelden van den Communisten-Bond te Londen, 388. Josef Moll van wegedien bond afgezonden naar Brussel, 388. Lid van dien bond en in opdracht concept statuten op te stellen, 388, die Engels op het eerste congres te Londen in 1847 voordraagt, 389. Woont met Engels het tweede congres te Londen bij, waar besloten wordt tot de nieuwe organisatie van den bond, 389, en het door hem en Engels opgestelde communistisch manifest wordt aangenomen, 389, 410-432, V. 2, 12 v., 313, 321, 324, 328, 337, VI. 267. Toevertrouwd met de leiding van den bond bij 't uitbreken der Februari-revolutie in Parijs, IV. 390. Door de Belgische regeering uit het land gezet, 402. Gaat te Parijs wonen, verlegt daarheen den zetel van den Bond der Communisten, 402. Zijn vrienden te Parijs en hun streven, 403 en noot, met wie hij Herwegh's plannen tracht tegen te gaan, 403. Vestigt zich te Keulen, 390, 403, V. 204. Richt daar op de ‘Neue Rheinische Zeitung’, IV. 403, V. 205. Hoofdredacteur, IV. 403. Richting van dit blad, 404-406. Bestrijdt daarin Bakounin's manifestaan de Slaven, VI 20, 22 noot, 42. Het blad tijdelijk geschorst, IV. 405, V. 203. Voor den rechter van instructie gedaagd, IV. 406, V. 205. Vrijgesproken, IV. 406. Vóór de jury wegens oproeping van het ‘Democratisch Verein’, 406. V. 205. Belijdt zijn beginselen in zijn verdedigingsrede, IV. 406, V. 316. Samenstemming dier rede met die van Lassalle vóór de jury te Dusseldorf, IV. 406. Vrijgesproken, 407. Redigeert zijn blad steeds meer en meer in socialistischen zin, 407. Krijgt bevel stad en land te verlaten, 407, V. 205. zijn blad eindigt, IV. 408, V. 205. Vergeleken met Ricardo, 7. Zijn lof voor dezen, 7 noot, 341. Over idealisme en godsdienst, 9. Gelooft aan onbedwingbare maatschappelijke machten, 10. Neemt geen notitie van Karl Marlo's boek, 63. In aanraking met Lassalle, 200, 228 en noot. Invloed van hem op Lassalle, 197. Waardeering voor dezen, 205 noot. Hun briefwisseling, 209, 215, 218, 223, 245 noot. Lassalle wil hem en Engels samen slechts één stem toekennen in de redactie van diens op te richten blad, 228. Ontvangt Lassalle's rede over Fichte, en diens vorige geschriften, 245. Bestrijdt Lassalle's metalen-wet, 253 noot. Steunt niet Lassalle's plan, 256. Lassalle verduidelijkt hem zijn drama Franz von Sickingen, 258. Over Lassalle's dood, 306. Over belastinghervorming, 336. Zijn stelsel, 7-11, 12, 311, 314-331, 440, 487-489. VI. 447. Zijn taktiek, V. 312, 334. Tegenover algemeen kiesrecht, 256 noot. Verklaart den arbeiders het woord: meerwaarde en geeft het hun tot parool, 313 v., De acht hoofdregelen van zijn leer, 314-331, VI. 272 noot. Zijn lectuur, V. 332, 347. Vestigt zich voor goed te Londen, 332, waar hij het leiderschap van den communistenbond weer in handen neemt, 333. Beschouwt de omstandigheden ongunstig voor sociale revolutionnaire daden, 333, 336, 338, 341 Dit inzicht wordt niet gedeeld door zijn medeleden van den bond, 333 v. 338 Strijdt daarover vooral met Willich en Schapper, 334, 341 noot, die op scheuring en vernietiging van den bond uitloopt, 338 v., Over de gedragslijn te volgen door de socialisten tegenover de democraten, 334-336 VI 280. Richt op het tijdschrift ‘Neue Rheinische Zeitung’, V. 336. Plaatst daarin een stuk over de Fransche revolutie van 1848/49, dat Engels later met een voorrede uitgeeft onder den titel ‘Die Klassenkämpfe in Frankreich, 1848 bis 1850’, 336-339. Rechtvaardigt zich tegenover zijn geestverwanten in zijn ‘Enthüllingen über den Kommunisten-Prozesz zu Köln’, 340. Behandelt daarin Weitlings ‘Garantien der Harmonie und Freiheit’, IV. 317 noot. Geeft een brochure tegen Willich's zelfverdediging, V. 341 noot. Schapper verzoent zich met hem, 341 noot. Trekt zich terug en gaat te Londen studeeren, 341. Leest Rodbertus' geschriften, 341. Schrijft om den broode in kranten, 341. Zoekt werk, 343 noot, 370 noot. Medewerker aan de ‘New-York Tribune’, 343, 348. De hoofdredacteur over hem, 343. Uit zijn artikelen in dit blad stelt zijn dochter later twee boeken samen, 343. Correspondent van de ‘Neue Oder Zeitung’, 344. Zijn politieke geschriften, 343 en noot, 344. Over de revolutie van 1848/49 in zijn: ‘Der achtzehnte Brumaire des Louis Bonaparte’, 345-347. Schrijft een Amerikaansch weekblad, 345. Zijn huislijk leven te Londen, 347. Ingenomenheid met Shakespeare, 347. Houdt voeling met geestverwanten in Europa en Amerika, IV. 274 noot V. 347. In de ‘Augsburgsche Allgemeine Zeitung’ over de Midden-Europeesche grootmachtstheorie, 348. Tegenover Carl Vogt en Dr. Zabel, 350. Zijn proces tegen Zabel, 350, 354. Verdedigt zich tegen beider beschuldigingen in zijn pamflet ‘Herr Vogt’, 350-354. Over Richard Jones, 354 noot. Bewerkt uit bronnen in het Britsch Museum zijn ‘Zur Kritiek der politischen Oeconomie'’ IV. 195, V. 284, 354 en noot; waarvan hel eerste hoofdstuk handelt over ‘de waar’, 355-361; het tweede over ‘het geld of den eenvoudigen omloop’, 361-363; verder over de circulatie-middelen, 363-368, en over het geld en de edele metalen, 367-370. Beoordeeld in het weekblad ‘Das Volk’ door F. Engels, 369 noot; die in zijn nalatenschap een vervolg vindt, maar niet uitgeeft, 370. Marx' plan met dit vervolg, 370 noot. Zijn boek ‘Das Kapital’, 123, 370, 469. Boek van gezag voor hedendaagsche socialisten, 371, 402, VI. 277. Bronnen, IV. 209. Oordeel er over van Rodbertus. V. 123; van Lassalle, 371; van Bernstein, VI. 278, 281-287. Jozef Dietzgen geeft er een overzicht van, V. 470. Stijl en inkleeding, 371, 402, 415. Bespreekt daarin
|
| |
| |
Proudhon en gebruikt gelijksoortige voorbeelden als dezen, III. 523 noot, V. 372 en noot; Linguet, I. 288, 293 en noot; John Bellers, 399, V. 372; het relais-systeem, II. 174 noot; Charles Fourier, 216 en noot; Robert Owen, 357 noot, V. 372; Corbon, III. 333; Colins, III. 454 noot; Edmund Burke, V. 372; Macaulay, 372; J. Bentham, 372; Roscher, 372; J.B. Say, 372; M'Culloch, 372; Bastiat, 372; Carey, 372. J.S. Mill, 372; Ricardo, 372 (in nagelaten geschriften, 430 noot); Th. Sadler, 372; L. Horner, IV. 266, V. 372. Laat zich daarin minachtend uit over het communisme van Herzen, VI. 31 noot. Geeft zelf slechts het eerste deel uit, V. 370. Opdracht, 373. Vertalingen, 371 noot, VI. 62. Ontvangst, V. 402 noot. Ontvouwt erin het productie-proces van het kapitaal, 370. Overzicht van dit deel: Leer der waar en van het geld, IV. 197, V. 373-375; vervorming van geld in kapitaal, 375-378; productie der absolute en relatieve meerwaarde, 377-390; arbeidsloon, 390-392; het accumulatie-proces van het kapitaal, 392-402; de moderne kolonisatie-theorie, 402. Na zijn dood bewerkt F. Engels uit zijn aanteekeningen met toevoeging van een voorrede en een hoofdstuk over den invloed van den ‘Umschlag’ het tweede en derde deel, 370, 403, 414, 416 noot, 417 noot, 422, 425 noot. Over deel IV, 370, 415, 430 en noot. Wanneer deel II. verscheen, 403 en noot, 414. Ontvangst ervan, 403. Bernstein er over, 403 noot. Behandelt het circulatie-proces van het kapitaal, 370, 403. Overzicht van dit deel: de metamorphosen van het kapitaal en haar kringloop, 404-407; ‘der Umschlag des Kapitals’, 407-411; de reproductie en circulatie van het maatschappelijk gezamenlijk kapitaal, 411-414. Overzicht van deel III: vervorming van meerwaarde in profijt, 415-417; verscheidenheid van den profijtvoet, 417-419; het kapitaal van den koophandel, 419-421; het rentegevend kapitaal, 421-424; vervorming van surplus-profijt in grondrente, 424-426; de revenuen en zijn bronnen, 426-430; de klassen, 429. Doel van dit boek, 430. Inzicht over coöperatie, 443 noot. Sticht de internationale arbeiders-associatie, 431. Verhindert Mazzini en diens aanhang die voor hun politiek doel te bemachtigen, 336, 433. Zijn ontwerp inaugureel adres, 433-435, VI. 42. Toegezonden met een brief aan Kugelmann en Miquel, 434 noot, 435 noot. Statuten, V. 435-438. Beide aangenomen op het congres der Internationale te Genève, 433, 434, 442. Woont dit congres niet bij, 441 en noot Prijst Eccarius' stuk over het Londensche kleermakersbedrijf, 442 noot. Lid van den Generalen Raad der Internationale, 437. Houdt dáár een lezing over loon, prijs en profijt, 437 en noot. Levert dáár in rapporten aanvullend zijn boek ‘Das Kapital’, 438. Stelt zijn collectivisme tegenover Proudhons mutuellisme, 439-442, VI. 304; wordt daarbij gesteund door C. de Paepe, V, 443-447, 449; door Moses Hess, 448, en zegeviert, 449, 453. Over de Proudhonisten, 441 noot. Herkozen in den Generalen Raad. 447. Zijn invloed in de Internationale neemt toe, 450 en noot, 451, VI. 47, 59. Oordeel over de Fransche afdeeling, 450 noot. Zijn strijd tegen Bakounin en het anarchisme, V. 451-456, 461, VI. 20, 39, 41 noot, 47, 54, 57-61, 65, 70, 131, 133, 143, 151, 152, 153, 154, 160, 264. Oneenig met Bakounin over de religie-quaestie, 451 noot. Bij 't uitbreken van den Fransch-Duitschen oorlog is de Internationale niet krachtig genoeg om het volk in Marx' geest te organiseeren, V. 456, VI. 71; schaart zich later aan de zijde der commune van 1871, V. 456 en noot, VI. 72. Zijn adres over den burgeroorlog in Frankrijk van 1871, V. 456-459. Verbindt de zaak der commune aan het lot der Internationale, 458, die hij beschermt tegen anarchistische invloeden, 459. Verzekert zich daarbij van den steun der Blanquisten, 460, 463, VI. 281 noot, 321 noot, 322. Woont bij het congres te 's-Hage der Internationale, V. 460. Stelt voor Bakounins ‘Alliance de la Démocratie socialiste’ buiten de Internationale te sluiten, V. 462, VI. 54, 58; welk voorstel wordt aangenomen, V. 462. Stelt voor den zetel der Internationale naar New-York te verleggen, 463. Met behulp van Engels wordt dit voorstel aangenomen, 463. Schrijft den val der Internationale toe aan het bedrijf der commune, 464. Keurt af de wijze waarop Lassalle van zijn formules gebruik maakt, 284, 464. Verschil tusschen zijne en Lassalles manier om het volk te bewerken, 465. Zijn strijd tegen het Lassalleanisme, 371, 465-481, VI. 266. Schrijft in de door Schweitzer geredigeerde ‘Sozialdemocrat’, V. 466, maar wendt zich af van dit blad na Schweitzers waardeerende artikelen over Bismarcks nationaal streven, 467. Polemiek over die afscheiding met Guido Weisz, 467 noot. Verwijt Schweitzer gevlei van Bismarck, 467. Zijn waardeering voor Jozef Dietzgen, 470 noot. Erkent de verdienste van W. Hasselmann, 471. Zijn lof voor Schweitzer, 471 noot. Keurt af het Gothasche programma in een brief aan W. Bracke, 476-480, dat tegen zijn raad wordt aangenomen, 480. Zijn ontmoeting met Wilhelm Blos, 480 noot. Zijn aandeel aan Engels' boek tegen Eugen Dühring, 481. Oordeel over dezen, 484 noot. Over Karl Grün, 486 noot. Sterft, 483. Zijn blijvende invloed, 483, VI, 264. Zijn huislijk leed, V. 483. Na zijn dood leidt Engels de partij in zijn richting en geeft enkele door hem nagelaten geschriften uit, 483. Vergeleken met Engels, 485 v. Niet bemind, 485. Samenvatting van zijn leer, 487-489. Gevolgen van zijn autoritair, doctrinair socialisme, 489. Bakounin's benaming voor zijn volgelingen, VI. 55 noot. Bakounins brief over hem aan Herzen, 61 v. Bakounin bestrijdt zijn uiting over de hebzucht der bourgeoisie, 67, en zijn bewering over de oorzaak van het niet-democratisch zijn van Duitschland, 101. Mazzini kiest tegen hem partij voor Bakounin, 104, wiens beginselen echter meer overeenkomen met de zijnen dan met die van Mazzini, 104. In diens brochure over Mazzini ontwikkelt Bakounin Marx' materialistische opvatting, 106 en noot. Bernstein over die opvatting, 279. Over zijn leer op het congres te Sonvillier, 123. Verschil tusschen zijn leer en die van Bakounin, 144-155, 429. Verhouding tot dezen, 206 noot. Zijn oordeel over Henry George, 199-201; over A. Samter, 200, 298. Zijn profetie ten opzichte van Amerika, 205, waar zijn leer meer aanhangers vindt, 206; en Bellamy aanleiding geeft tot zijn staatsroman ‘Looking backward’, 208, 209. Verschil met Tchernicheffski, 222. Strijd tusschen zijn stelsel en Rodbertus' staats-socialisme op het congres te Berlijn in 1892, 271, 272. Zijn voorspellingen niet uitgekomen, 278. De ‘Verelendung’-theorie, V. 321, 490, VI. 282 noot, 429. Liebknecht geeft een geschrift
|
| |
| |
ter herinnering aan hem uit, 288. Jules Guesde en diens partij belijden zijn collectivistisch stelsel. 324. Paul Brousse's bezwaren tegen hem, 328 v. Benoit Malon's standpunt tegenover hem, 333. Zijn sterk materialisme een bezwaar voor enkelen uit de partij der Fransche onafhankelijke socialisten, 334; en niet aangenomen door de Fabiërs, 383. Hyndman wordt zijn adept en verspreidt zijn leer in Engeland, 369, 370. |
Marx, Laura, tweede dochter an Karl Marx, gehuwd met Paul Lafargue, V. 347 noot. |
Marx, Mordechaï, genaamd Heinrich, vader van Karl Marx, IV. 352 en noot. |
Marxisme, Marxisten, genoemd naar Karl Marx (zie aldaar). Diens recht op die vernoeming, V. 486. Fr. Engels' aandeel aan zijn grondlegging, 485. Onderlinge verschilpunten, 489 noot, VI. 278-289. Strijd met het anarchisme, V. 451-456, 461 v., VI. 20, 41 noot, 47, 48, 54, 57-61, 64 v., 69, 131, 133, 143, 151, 152, 153, 154, 156, 160, 264, 426-430, 447. Aanvoerders, 278. Invloed van het Blanquisme, 281. Opvatting over het anarchisme, 289. Beheerscht het socialisme in Duitschland, 288. Geminacht door de Federalisten in Frankrijk, 355. In Engeland verspreid door Hyndman, 369, 370. Op het tweeledig congres te Parijs in 1889, 370 noot, 410. Strijd met het anarchisme op dit congres, 410. Zegepraalt op het consres te Zürich in 1893, 416; te Londen in 1896, 419; te Amst. 1904, 425. |
Massart, Verstaat zich met Babeuf, I. 368. In de Parijsche politieke comités van 1795, 372. In het krijgskundig comité, 379, 381. Het comité vergadert bij hem aan huis, 382. |
Massol, Saint-Simonist, III. 79. |
Mather, Cotton, 1682. Over William Penn, I. 397 noot. |
Matsys, Quintijn, Vlaamsch kunstschilder, 1529-83, I. 180 en noot. |
Matthew, T., Sticht een matigheidsgenootschap, 1790-1856, IV. 250, |
Matthieu, Fransch kardinaal, III. 522, 596. |
Matthisson, F. von, Duitsch dichter, 1761-1831, IV. 290. |
Mauguin, Fransch afgevaardigde in 1830. Over de Saint-Simonisten, III. 56. Zijn pleidooi voor Lamennais, 303. |
Mäurer, Dr. German. In den ‘Bund der Gerechten’ te Parijs, IV. 300. |
Maurice, F.D. Theol. prof. Cambridge, stichter der ‘Broad Church’. Noemt zich Christen-socialist, I. 1. Zijn studiën over de sociologie, 11; over leeren en werken, 21 noot. Over de gelijkheidsbegrippen onder de Eng. veldarbeiders in 1381, 77. Jules Lechevalier sluit zich bij hem aan, III. 124. Zijn ‘Social Morality’, 465. Over de grondwet der samenleving, IV. 259, 265. Richt met Kingsley op de ‘Christian Socialist’, 266, VI. 389 noot, 457. Zijn leerling, 388 noot. |
Maurize, Fransch architect, volgeling van Fourier, ontwerpt plattegronden voor diens ‘phalanstère’, II. 224, III. 153. |
Maury, Fransch abt, 1788, II. 18. |
Maximiliaan, I, keizer van Duitschland, 1459-1519, I. 100. |
Maximiliaan, II, koning van Beieren, 1811-64, V. 299. |
Mayer, Gustav, schrijft over J.B. von Schweitzer en de sociaal-democratie, V. 466 noot; over Lassalle, 307 noot. |
Mazuel, behoort tot de Hébertisten, I. 349. |
Mazzini, G., Italiaansch volksleider, 1805-72, V. 217. Uitgeweken naar Londen, III. 190, V. 334. Helpt tot stand komen den bond ‘Jong Europa’ in Zwitserland, IV. 298. Doet een mislukte inval in Savoye, 298 noot. Rodbertus over hem, V. 174. Zijn tegenpleidooi tegen Rodbertus en diens vrienden, 175, 178. Zijn ontwerp-programma en statuten voor de Internationale door toedoen van Karl Marx verworpen, 336, 433. Bakounin over hem, VI. 41 noot, 42, 46, 102-108, 115, 117, 127-129. Zijn religieus politiek dogmatisme bestreden, 43. A. de Gubernatis over hem, 44. |
Meacham, Jozef, organiseerder der Shaker-communauteiten, 1787, I. 402, VI. 175. |
Meaux, in Frankrijk, alwaar een beslissende nederlaag wordt toegebracht aan de Jacques, I. 75. |
‘Mechanics' Institute’, (thans genaamd ‘Birbeck Institute’), IV. 70, 71, 202. |
‘Mechanics' Magazine’, Engelsch weekblad voor werklieden, IV. 70. |
Medici, Catharine di, I. 87. |
Meerwaarde, (zie ook Arbeidsproduct), III. 143 en noot, 144, 192, IV. 10, 64, 102, 375, 378, 401, V. 4, 108, 313, 314-318, 342, 371, 377-394, 403, 405, 409, 410, 411, 415-421, 422, 427, 428, 469, 478, VI. 151, 281 |
Mehemed-Ali, onderkoning van Egypte, geb. 1769, III. 107. |
Mehring, F, (bijgenaamd: ‘Meisterschaftsschimpfer’), schrijver der ‘Geschichte der deutsche Socialdemocratie’, 1897. Over Rodbertus' opstel: ‘Die Forderungen der arbeitenden Klassen’, V. 66 noot. Zijn oordeel over F. Stephany, II. 240 noot. Over Schweitzer, 473 noot. |
Mei-dag, feest van den arbeid, VI. 410, 413, 414, 415 en noot, 420, 421. |
Meiszner, A., Duitsch dichter, 1822-85, IV-393. |
Mei-wetten, de Pruisische, 1873, II. 53 noot. |
Melanchton, Luther's medestander, 1497-1560, I. 90 noot. |
Melbourne, W.L. viscount, Eng. staatsman, 1779-1848, II. 330. |
Melchiorieten, sekte genoemd naar Melchior Hoffmann, I. 106, 116, 118, 119. |
Melikoff, Loris, Russische generaal, VI. 244 en noot. |
Méline, Fransch staatsman en minister, lid der Fransche Commune van 1871, VI. 91. |
Mellais, H., Fransch schrijver, 1876, I. 323 noot. |
Mellinet, Belgisch generaal, eerevoorzitter van het Internationale democratische genootschap, IV. 383. |
Memessier, Ter deportatie verwezen, I. 391. |
‘Mémorial catholique’, Le, catholiek tijdschrift, 1823, III, 284 en noot. |
Menahem, geschiedschrijver ten tijde van Herodes, I. 52. |
Ménard, Louis, Fransch dichter, III. 154 noot, 228 noot, 557 noot, V. 336. |
Mende, bestuurder van het door gravin von Hatzfeldt gestichte ‘Verein’, V. 466. |
Mendelssohn, Duitsch geneesheer, vriend van Lassalle, dien hij voorstelt aan de gravin von Hatzfeldt, V. 201, 203. |
Mendelssohn, Duitsch bankier, V. 234. |
Mendelssohn, Mozes, Duitsch wijsgeer, 1729-86, V. 332. |
Menger, Anton, professor te Weenen. Over Robert Owen, II. 354 noot. Zijn boek ‘Das recht auf den vollen Arbeitsertrag’, IV. 64 noot. |
| |
| |
Ménilmontant, wijkplaats der Saint-Simonisten onder Enfantin, III, 92-105, 126. |
Mercantilisme, I. 459, II. 382, IV. 361, V. 48, 421, VI. 337. |
Mercier, Sebastien, letterkundige te Parijs, circa 1770, I. 311. |
‘Mercure de France’, II. 220. |
Méricourt, Theroïgne de, schuilnaam van Anne Terwagne, I. 347 en noot. |
Merlino, S., Italiaansch socialist, VI. 404 en noot, 411 en noot. |
Mermeix, schrijver van ‘La France socialiste’, II. 354 noot, III. 229. |
Mery, Paul, vertegenwoordigt in de Fransche Kamer de onafhankelijke socialisten, VI. 335. |
Meslier, Jean, dorpspastoor uit de Ardennes, 1692. Verbergt zijn ongeloof en afkeer van het Christendom, I. 234. Zijn afkomst, 234, 236. Zijn liefdadigheidszin, 234. Gesprek te Parijs in 1723, 234. Kiest de partij der boeren, 235. Oneenigheid met zijn dorpsheer, 235. Zijn dood, 235. Zijn zoogenaamd testament, 235-239. Voltaire's oordeel over dit testament, 235. Zijn persoon gecritiseerd, 239, 280. |
‘Metairie’-huishouding, V. 426. |
Metchnikoff, Leo, Russisch schrijver en socialist, VI 27 noot, 43, 45, 245, 246. |
Métin, Albert, schrijft over het socialisme in Engeland, VI. 365 noot. |
Metternich, C.L.W. prins von, Oostenrijksch staatsman, 1773-1859, IV. 297, 357. |
Metz, C., vestigt de kolonie Ebenezer, of Amana der Inspirationisten, III. 174 noot. VI. 171. |
Metzler, Georg, hoofd der oproeríge boeren, uit het Odenwald, in 1525, I. 96. |
Meunier, Victor, Fourierist, III. 149. Schrijft in ‘La Phalange’, 165, 167, en In ‘Le Travail affranchi’, 443. |
Meuron, Constant, VI. 71 noot. |
Mevissen, leider der liberale bourgeoisie in de Rijnlanden, IV. 352. |
Mews, P., bisschop van Worcester, I. 79 noot. |
Meyen, E., schrijft in den Hamburgschen ‘Freïschütz’, V. 353. |
Meyendorf, baronesse von, V. 203. |
Meyer, Rudolf, Duitsch staathuishoudkundige, 1839-99. Geeft uit de brieven van Rodbertus, V. 65, 185, 190. Diens landgenoot, 185 noot. Verdreven en vervolgd, 185 noot. Zijn ‘Berliner Revue’, 185. Zijn catholieke sympathieën, 185, 192. Behandelt agrarische quaesties, 185. Werkt een voorstel uit voor het landhuishoudkundig congres in 1875, 185. |
Meyerbeer, J., de Duitsche componist, 1791-1864, IV. 368. V. 229. |
Meysenbug, Malvida de, VI. 32 noot. |
Mezenzeff, Russisch generaal, VI. 242. |
Miaskowski, A. von, Duitsch staathuishoudkundige, geb. 1838, schrijft over ‘Erbrecht’, III. 33 noot. |
Michaelis, Caroline, vrouw van A.W. Schlegel, II. 373 v., 375. |
Michaelis, Otto, Duitsch staathuishoudkundige, geb 1826, IV. 345. |
Michaïloff, Alex., Russisch socialist, VI. 239, 243, 245. |
Michaïloff, M., Russisch dichter, VI. 224 en noot. |
Michel, Louise, Fransche anarchiste, geb. 1833, VI. 346. |
Michel de Bourges, Fransch advocaat, George Sand over hem, III. 220. In het proces over de gebeurtenissen van April 1834, 220. Zijn gesprek met George Sand en Planet, 221. Over Buonarottï's boek en het Babouvisme, 221. Zijn politieke opvatting, 494. Zijn buste, 494 noot. |
Michelet, J., Fransch geschiedschrijver, 1791-1874, VI. 32 noot, 100, Over de Fransche revolutie, III. 325. Over Buchez, 325 noot. Over Pierre Leroux, 346 noot. Zijn boek ‘Le Peuple’, 489. Bespot Proudhon, 546 noot. Idealist, volgens Bakounin, VI. 115. |
Michelin, Fransch kamerlid, voegt zich bij de onafhankelijke socialisten, VI. 334, 335. |
Mickiewicz, A., Poolsch dichter, geb. 1789, III. 294 en noot, 295. |
‘Middle-man’, tusschen persoon, inzonderheid bij verpachtingen in Ierland, II. 317, IV. 66. |
Middleton, Alice, I. 178. |
Mignet, F.A.A., Fransch geschiedschrijver, 1796-1884, Over de Fransche revolutie, III. 325. |
Mijnarbeiders, Staking der, in Engeland, 1912, VI. 369 noot, 418 noot, 453 noot. |
Militarisme, I. 182, 192, 208, 211, 218, 358, 388, II. 64, III. 159, 233, 258, 458, 461, IV. 16, 21, 113, 212, 273, V. 42, VI. 50, 67, 269, 310, 336, 412, 418, noot 420, 421. |
Mill, James. Eng. geschiedschrijver en staathuishoudkundige, 1755-1836, IV. 59, 62, 64, 192. Over vast en omloopend kapitaal, 78. Zijn leer over eigendomsrecht bestreden, 84. Over het recht van den arbeider op zijn volle product. 96. Bestreden door William Thompson, 114-118. Zijn leer in strijd met de Bergrede. 206. |
Mill, John Stuart, de Eng. economist, 1806-73, I. 27. Zijn leer over welvaart vergeleken met die van Plato, 27. Zijn bedenkingen tegen Adam Smith, 459 noot. Ontmoet Saint Simon, II. 82. Over Comte's ‘Système de politique’, 90 en noot. Neemt deel aan de debatten tusschen de economisten en Owenisten, 278 v. IV, 1, 131. Bevriend met William Thompson, 97. Socialistische invloed, 8. Ten opzichte van zijn vrouw, 119. Citeert John Gray, 195. Over Thirlwell, II. 279. Woont de voordrachten der Saint-Simonisten bij, III. 28. Waardeert Feugueray ‘L'Association ouvrière’, 332 noot. Over vrijhandel, V. 165. Karl Marx over hem, 442 en noot. Bestreden door Eccarius, 442 noot. Idealist, volgens Bakounin, VI. 115. Over grondbezit, 192, 199, 379. Zijn werken bestudeerd door Tchernicheffski, 222, die zijn staathuishoudkunde in 't Russisch vertaalt en critiseert, 223 en noot. Over den geringen invloed van ontdekkingen en uitvindingen op de lotsverbetering van den arbeider, 312. Zijn antwoord op de vraag van Sir F. Morton Eden, 463. |
Millerand, E.A., onafhankelijk socialist, Fransch minister, VI. 333, 335. Tegenover klassenstrijd, 287 noot. Tegen algemeene werkstaking, 334. Hoofdredacteur van ‘La petite République’, 335. In de Kamer, 337. Minister 330 noot, 338, 339. Zijn ministerschap geeft aanleiding tot oneenigheid onder de socialisten, 338, 420, 421, 422, 424 en noot. Weet door te zetten de 11 uren-arbeidswet en de instelling van arbeidsraden, 339 noot. Ontwerpt aanvullende bepalingen voor de wet op de professioneele syndicaten, 351 noot, waartegen de Fransche vakvereenigingen zich verzetten, 353 noot Heropent de Parijsche arbeidsbeurs, 353. Op het Congres te Londen in 1896, 417, alwaar zijn toelating tot heftige tooneelen aan- |
| |
| |
leiding geeft, 419. Opent de tentoonstelling van 1900, 420. Zijn gedrag bij de werkstaking te Chalon, 424. |
Millet, J.F., Fransch kunstschilder, 1815-75, VI. 467. |
Miltenberg, Friedrich Weigant von. Zijn aandeel in het vervaardigen van het ‘Reformplan van Heilbron’, I. 97. |
Miltitz, vrijheer von, II. 363. |
Milton, John, de Engelsche dichter, I. 21 noot, IV. 27, 83. Werkt uit voor de Puriteinen zijn theorie der volks-souvereiniteit, I, 130. Over 't huwelijk, 141. Mary Wollstonecraft over zijn ‘Paradise lost’, 438 en noot. Pierre Leroux over hem, III. 337 noot. Shelley over hem, IV. 4 noot. |
‘Mine aux mineurs’, Leus en vereeniging, VI. 354 en noot. |
Minnegerode, Duitsch student, belast met de verspreiding van Büchners pamflet onder de boeren in Hessen, IV. 293. |
Miquel, J., Pruisisch minister, geb. 1829, V. 336 noot, 434 noot. |
Mirabeau, H.G.V.R. graaf de, 1749-91. I. 44, II. 14, 17, III. 38. In de Scheldequaestie, I. 298 noot. Zijn formule in de Standen-vergadering, 317, V. 272 noot. Plagiaat verweten, 342. Over groote en kleine fabrieken, I. 320 noot. Geen invloed meer, 326. Gevangen, II. 14. Tegenover Proudhon, III. 565 noot. Afgebeeld op het basreliëf door Dalou, VI. 362. |
Mirabeau, Victor, markies de, verspreidt de denkbeelden der Physiocraten 1767, I. 262. Gehuldigd door Henry Geòrge, VI. 198. |
‘Mirari vos’, encycliek van 15 Aug. 1832, III. 292. |
Mirecourt, Eugène de (Jacquot), Fransch schrijver 1812-80 III. 369, 596. |
Mitchell, John, Eng. Chartist, IV. 259, 260. |
‘Moderate’, The, Eng. blad, I. 137. |
Mohl, R. von, Duitsch staatsman, 1799-1875, V. 42. |
Molinex, Sir Capel, neemt een proef in Engeland met een associatie-dorp, II. 145 noot. |
Moll, Joseph, Duitsch horlogemaker, medeoprichter van den Bond der Communisten te Londen, IV. 301, 302 en noot, 387. Naar Brussel om zich met Marx en Engels te verstaan, 388. Sneuvelt, 388 noot. Wil de revolutie uit Frankrijk naar Duitschland overbrengen, 403 en noot. |
Mollenheck, Wederdooper, I. 114. |
Moltzer, J.P., 1850-1907, Hoogleeraar te Amsterdam, Verwijzing naar zijn ‘Landbouw en Kapitaalbelegging’, V. 164 noot. |
Momoro, boekdrukker, heftig Hébertist, I. 337, 347. Camille Desmoulins' verwijt, 347. Wordt vice-president van ‘le département de Paris’, 348. Invloed van zijn vrouw, 348. Geguillotineerd, 356. |
Momoro, geboren Fournier, I. 348. |
Monge, G., Fransch wis- en natuurkundige, 1746-1818, II. 16. |
Monk, G. hertog van Albemarle, 1608-70, I. 131 noot, 144. |
Monmouth, J. hertog van, 1649-85, I. 79 noot. |
Monod, G.J.J., Fr. geschiedkundige, geb. 1844, VI. 32 noot. |
Monogamie, I. 214. |
Monopoliën, I. 167, 176, II. 80 noot, 52, 158, III. 132, 159, 399, 542, IV. 101, 107, 154, 333, 360, 361, 380, V. 20, 22, 31, 33, 56, 321, VI. 198, 450, 462. |
Monotheïsme, dienst van één God, VI. 119. |
Montalembert, Charles, graaf de, 1810-70, III. 280. Redigeert ‘L'Avenir’, 288, 289, 290 202, 294, 312 noot. Vervolgd, III. 600. Ontmoet Stephens te Stokholm, IV. 232. |
Montalivet, M.C.B. graaf de, Fransch minister van binnenlandsche zaken, 1801-80, III. 248. |
Montanisten, ascetische secte uit de 2de eeuw, gesticht door den Phygiër Montanus. Abt Joachim werkt hun ideeën uit in zijn ‘Eeuwig Evangelie’, I. 71. |
Montant, Fransch anarchist, VI. 411. |
Montesquieu, Fransch schrijver, 1689-1755, I. 226 noot, 227 noot, 233 noot, III. 340, 342, 533 noot, IV. 14. Oordeel over zijn ‘Esprit des Lois’ van Morelly, I: 247; van d'Argenson, 258; van Linguet, 285, 287, 289. Mably verspreidt zijn denkbeelden, 264, 274. Zoekt verband tusschen klimaat en polygamie, 290. Over slavernij, 291. Over de verplichtingen van den Staat, 313 noot. Wil de politiek verheffen tot een wetenschap der observatie, II. 95. Fouriers verwijt, 158. Louis Blanc over hem, III. 393. |
Montlosier, F.D.R. graaf de, Fransch staatsman, 1755-1838, I. 260. |
Montmorency, M.J.F. de Laval, Fransch minister, 1766-1826, II. 17. |
Moore, Thomas, Eng. dichter, 1778-1852, IV. 216. |
Moorman, Henry, III. 283. |
Mora, Francisco, Bakounin's vriend. Diens brief aan hem, VI. 126, 131. |
Morago, te Madrid, VI 130. |
Morangiès, graaf de, I. 283. |
Moravische broeders, zie Broedergemeente. |
More, John, I 177. |
More, Thomas, Eng. kanselier, onthoofd 1535, I. 199 noot, IV. 159, 199, 200, 202 noot. Familie, opvoeding, levensloop, I. 177, 178, 196. Humanist, 177. Zijn ‘Utopia’, 176, 179-197, III. 250, V. 398 noot, VI. 392. Zijn pamfletten tegen Luther, I. 196. Verplichting van het Eng. volk aan hem, 196 v. Vestigt de aandacht op de eierenproductie, II. 195 noot. Zijn gemeenschap, III. 608 noot. Karl Marlo over hem, V. 35, 43. |
Morel, VI. 360 noot. |
Morellet, abt, verspreidt de denkbeelden der Physiocraten, I. 262. Schrijft tegen Linguet, 295 noot. |
Morelly, socialistisch schrijver, geboren te Vitry-le-Français, I. 280. Zijn ‘Basiliade’, 239-247. Aangevallen in de Fransche tijdschriften, 247. Verdedigt zich en weerlegt Montesquieu in zijn ‘Code de la Nature’, 247, 386, III. 241, 243. Dit boek beoordeeld, I. 248, 257, 258. Inhoud ervan, 248-257. De voorrede, 257. Eerst in onze eeuw geheel en al begrepen, 257. Invloed op zijn tijdgenooten, 258. Eerst toegeschreven aan Diderot, 258, later aan Toussaint, 258. Markies d'Argensons oordeel er over, 258. Saint-Just nadert zijn socialisme, 359. Invloed zijner boeken op Charles Fourier, II. 120, 128 noot. Louis Blanc over hem, III, 393. F. Vidal over hem, 437. |
Moret, Marie, secretaresse bij de sociale propaganda, enz. van Godins Familistère, III. 211. Trouwt met Godin, 211. Wordt na diens dood ‘gérante’ der zaak, 211. Sterfjaar, 211 noot. |
Morgan, John Minter, IV. 8. Overzicht van zijn ‘Hampden in the ninetheenth Century’, 199-216. Oordeel er over, 198, 201, 215. Houdt lezingen in de ‘Mechanics' Institute’, 202. Verdere geschriften, 216. Geeft uit Charles Hall ‘The Effects of Civilization, 216. Zijn
|
| |
| |
brief over associatie aan den bisschop van Londen, 216 noot. Invloed van het Chartisme op hem, 217. |
Morgan, Lewis H., V. 484. |
‘Morgue’, de, te Parijs, I. 351. |
Morian, freule von, Labadiste, I. 151. |
Morisson, geestverwant van Robert Owen, II. 286. |
Morley, John, Engelsch schrijver en parlementslid, geb. 1838, VI. 375. |
Morlin, schoonzoon en geestverwant van Jean Allemane, VI. 331. |
Morlon, ingenieur, schrijft in Fouriers blad, II. 224. |
Mormonen, de, VI. 181-184. |
‘Morning Chronicle’, orgaan der liberalen in Engeland, IV. 64, 70. |
Moroy, ter deportatie verwezen, I. 391. |
Morozoff, nihilist, VI. 243. |
Morris, William, Engelsch socialist, 1834-96, Over de beschaving, IV. 26, VI. 388, 444. Geschetst in J.H. Mackay's roman, 292 noot. Over den anarchist Vaillant, 348 noot. Verzet zich tegen Hyndmans autoritair streven, 370. Redigeert het weekblad ‘The Commonweal’, 371, 391. Schrijft in het blad ‘Justice’, 370 noot. Belforts invloed, 370 noot. Neemt deel aan de Marxistische vergadering op het congres te Parijs in 1889, 370 noot. Zijn dochter, 386 noot. Pleit voor eenvoud, 391. Zijn socialisme, 391. Zijn Zondagmiddagbijeenkomsten, 391. Zijn utopische roman ‘Nieuws nergens vandaan’, 392, 401. Zijn gedichten, 401. Overige geschriften, 401 en noot. Zijn lied ‘The March of the Workers’, 402 v. Woont bij het tegen-congres opgeroepen door de Guesdisten en Blanquisten, 410. Zijn lied op de viering van den Mei-dag, 415 noot. Is verhinderd bij te wonen het congres te Londen In 1896, 417 v. |
Morton, sluit zich aan bij de leden der Brook-Farm-Community, III. 176. |
Morton, John, kardinaal, kanselier van Engeland, I. 177, 181, 183. |
Morton, T., Engelsch schrijver, VI 439. |
Mortuarium, het recht geheven op de nalatenschap van geestelijken, I. 95. |
Möser, Julius, Duitsch schrijver en economist, 1720-95, I. 82, 461. Bepleit den terugkeer tot den oud-Duitschen rentekoop, V. 88, 152. |
Most, J.J., 1846-1906, Duitsch socialist, daarna anarchist, VI. 206 en noot, 291. |
Motherwell, coöperatieve inrichting, IV. 129. |
Motteler, Julius, behoort tot de Eisenachsche partij en werkt mede aan het ontwerp voor het Gothasche programma, V. 475 noot. Te Neurenburg op den arbeidersbondsdag, 471 noot. Levensloop, bijnaam, dood, 475 noot. |
Moufang, C., kanunnik van Mainz, lid van den Rijksdag, VI. 458. |
Mourajeff, Russisch generaal, VI. 4, 28, 37, 43, 47, 117, 143, 233. |
Mozaïsche jubeljaar, I. 91. |
Mozaïsche wet, I. 51. |
M'Quarrie, I, 63. |
Mühler, H. von, Pruisisch minister, 1812-74, V. 232. |
Muiron, Just. eerste leerling van Charles Fourier, II. 145 noot, III. 126. Geboorteplaats, II. 211 v., III. 118 Fouriers' invloed op hem, II. 140 v., III. 118 Tracht met Fourier in kennis te komen, II. 140. In briefwisseling met Fourier, 141, III. 118. Diens gast te Belley, II. 141, III 118. Helpt aan het boek ‘Traité de l'association domestique agricole’, II. 141, III. 118, dat op zijn aanraden te Besançon gedrukt wordt, II. 141, III. 118. Zijn doofheid, II. 142, III. 118. Vriendschap met Fourier, II. 141, III. 118. Zijn ‘Aperçus sur les procédés industriels, etc.’, II. 212, III. 118 v., waarin over Fouriers stelsel, 119. Zijn ‘Les nouvelles transactions sociales.... de Virtomnius’, 120. Titel van den tweeden druk, 120. Vertrouwen op Fouriers stelsel, 120. Blind, 120. Eere-voorzitter bij den jaarlijkschen maaltijd der Fourieristen, 121. Geruimen tijd Fouriers éénige leerling, 121. Redigeert ‘l'Impartial’, II. 224. Presideert het diner op Fouriers verjaardag, III. 142. Omgang met Franz Stromeyer, IV. 343. |
Mülberger, Arthur, schrijver van ‘Kapital und Zins’, 1896, III. 571 noot. |
Mülhausen, in Thüringen, Thomas Münzer aldaar ter dood gefolterd, I. 100. |
Muller, Hans, von Bulgenbach, trekt naar Waldshut om een evangelische broederschap te stichten, I. 93. Predikt de oprichting van een Godsrijk op aarde, 93. Zijn kleeding, 95. |
Muller, Stoffel, apostel der Zwijndrechtenaars, VI 454. |
Müller-Strübing, Duitsch literator, 1813-93, neemt deel aan den Frankfortschen aanslag van 3 April 1833, IV. 290 noot. Huisvest Bakounin, VI 20. |
Mummius, L., Romeinsch consul, I. 36. |
Mun, Albert graaf de, Fransch kamerlid, VI. 335, 350, 458 en noot. |
Mun, Thomas, I. 451 |
Muntpapier, I. 224, IV. 33, 34, 37, 38, 55. |
Münzer, Thomas, geboren omstr. 1489. Predikt de Taborietische leer, I. 91. Door Luther bedwongen, 91. Verwijderd uit Saksen, 92. Zwerft rond, 92. Zijn denkbeelden verwezenlijkt door Hans Muller, 93. Terug te Stolberg, 98. Eens met de Zwickausche profeten, 98. Bedacht om het Godsrijk op aarde te vestigen, 98. Kant zich tegen Luther, 98. Predikt strijd, 98. Vestigt zich te Mülhausen, 98. Verfoeit eigendom, 98. Stelt zich aan 't hoofd der beweging in Thüringen, 98. Zit in den raad te Mülhausen en spreekt recht volgens de Openbaring, 99. Zijn mystiek gewantrouwd door Pfeiffer, 99. Vernielt kasteelen en kloosters, 99. Wil met geen enkelen vorst of edelman een verbond sluiten, 99. Legert zijn boeren op een hoogte bij Frankenhausen, 100. Verslagen door het leger van den keurvorst, 100. Sterft den marteldood te Mülhausen, 100. Otto Lüning over hem, IV. 342. |
Murillo, B.E., de Spaansche kunstschilder, 1618-82, VI. 24. |
Musset, Alfred de, Fransch dichter, 1810-57, I. 18. parodiëert Charles Fouriers vizioen. II. 188 noot. III. 212. Zijn geliefde, 475 noot. Proudhon over zijn verzen, 595 |
Musset, Paul de, 1804-80, Fransch schrijver, III. 475 noot. |
Mutuellisten, de, te Lyon in 1834, III. 6, 9, 220, 390, 439, 496. |
Myschkin, Russisch nihilist, VI. 240. |
Mysticisme, richting van godsdienstig leven, III. 477. |
|
|