| |
E.
Eccarius, J.G., Londensch kleermaker, medeoprichter van den Bond der Communisten te Londen, IV. 387, V. 336, 442. Vertrouwde aan- |
| |
| |
hanger van Karl Marx, 442 noot. Weerlegt de leer van John Stuart Mill, 442 noot. Bestrijdt Proudhons ruilbank, 442 en verklaart zich voor staatsbanken 448. Op het congres te Lausanne, 444 noot. Verzet zich tegen Bakounins geweld-theorie, 453. Verdedigt op het Bazelsche congres van de Internationale het rapport van den Generalen Raad, 454 en bestrijdt Bakounin, VI 60 Zijn houding na het Haagsche congres der Internationale. V. 489 noot. |
Echerac, d', VI. 360 noot. |
Echtermeyer, E.T., Duitsch schrijver, 1805-44, IV. 355. |
Echtscheiding, I 114, 238, 256, 290, II. 127, 309, 325, 339, III. 67, 78, 114, 243, 309, 467, VI. 395. |
Eck, J.M. von, Theol. doctor, 1486-1543, I. 90. |
Eckermann, J.P., Goethe's secretaris, 1792-1854, III. 58. |
Eckstein, baron d', III. 325 noot. |
Eclectisme, het, (verbinding van verschillende wijsgeerige stelsels) III 60, 435, 467, 539 noot. |
Economisch decreet, het, van Babeuf I. 383-386. |
Eden, Sir F. Morton, schrijver van ‘The State of the Poor’, VI. 463. |
‘Edinburgh Philosophícal Institution’, IV. 192. |
‘Edinburgh Review’, Eng. liberaal tijdschrift, IV. 126. |
Edmond, Charles, Fransch schrijver, III. 557 noot, 612 noot. (Zie ‘Choiecki’.) |
Edmonds, T.R., Eng. anti-kapitalistisch schrijver, 1820, II. 280, IV. 8, 9. |
Eduard III, koning van Engeland, 1312-77. V. 381. |
Eduard IV, koning van Engeland, 1547-53, I. 197. |
Eduard VI, koning van Engeland, 1537-53, V. 398. |
Eeden, F. van, Ned. dichter, IV. 131, VI. 203 noot. Zijn kolonie ‘Walden’ te Bussum VI. 204 noot. |
Eeds-aflegging, I. 51, 104, 143, 224, 408, III. 99. VI. 93 255, 260, 261. |
Eerstgeboorte-recht, het, in Engeland, I. 139, IV. 6, 22, 248. |
Eeuwig Evangelie, het, I. 67, 71, 98. |
Effertz, Otto, zijn pono-physiocratie, VI. 296 v. |
‘Egalitaires’, voorstanders van gelijkheid van loon III. 436 noot. |
‘Egaux, Les’, partij der gelijkheid in Frankrijk, 1789, I. 364, 369, Hun manifest, 374. |
‘Egaux du Xlième arrondissement’, vereeniging van onafhankelijke socialisten te Parijs, VI. 334. |
Egels, F.A. eigenaar eener machinenfabriek te Berlijn, V. 234. |
Egidy, M. von, VI. 458 en noot. |
Eichler, machine-arbeider, handlanger van Bismarck V. 247, secretaris van de Berlijnsche vergadering van 25 Aug. 1862 249. Leidt de vergadering van 2 Nov. 1862 in de Berliner Tonhalle, 249. Gewantrouwd en ter zijde gesteld, 250. |
Eichthal, Adolphe d', III 109. |
Eichthal, Eugène d', schrijft over socialisme, enz. III. 15 noot. |
Eichthal, Gustave d', Fransch schrijver, Saint-Simonist, 1804-86, II. 314, III. 15, 490 noot. Verandert van stemming, 45 en noot. Gehecht aan Enfantin, 46. Werkt mede aan ‘L'Organisateur’, 46. In het bestuur der Saint-Simonisten, 47. Spreekt over de industrie, 63. Zijn huwelijk, 72 noot. Lid van het college der Saint-Simonisten, 73. Enfantin's voorkeur voor hem, 74. Erkent Enfantin als zijn geestelijk hoofd, 79. Zijn biecht, 80. Enfantin haalt zijn beoordeeling van Robert Owen aan, 82. Terug van zijne zending naar Engeland, 82. Blijft Enfantin getrouw, 85. Zijn verwijt tot Enfantin, 102. Vertrekt van Ménilmontant, 103. Ontvangt eene missie van de Grieksche regeering, 107. |
Eigendom, persoonlijk bezit. I. 3. Grondslag der samenleving, I. 10, III. 322. Goethes beschouwingen, I. 13 Ontzegd aan Plato's wachters, 21. Voordeelen ervan aangetoond door Aristoteles, 26. Voorwaardelijk toegestaan in Romeinsch Socialisme, 43. Geregeld door de Mozaïsche wet, 51. Jezus' opvatting, 53. Collectief in de eerste Christengemeente, 56, 176. Gebruik en bestuur van eigen goed en geld toegestaan aan de eerste Christenen, 57. Bij de Germanen, 59 v. Het oppereigendomsrecht, 59, 60. Geregeld in het kanonieke recht, 62. Oorzaak van verzet tegen de Kerk, 67-70. Bedreigd door socialistische boeren- en arbeidersbewegingen in de middeleeuwen, 73-81. Afgekeurd door Thomas Münzer, 99. Afgeschaft onder de Wederdoopers te Zürich, 103, en gedeeltelijk onder de Munsterschen, 112. Verboden aan de priesters in het ‘Huis der Liefde’, 148. Afgeschaft op het Waltha-slot, 152, maar aldaar opnieuw ingevoerd door van Deventer, 154. Geregeld in Plockhoy's sociale plan, 159, 160. Nadeelen van privaatbezit, 137, 185, 268, 303, II. 307, 373, III. 214, 319, 345, IV. 45, 58, 157, 181. Besproken in Campanella's Zonnestaat, I. 209. Hoe ontstaan, 233, 290, II. 367, IV. 84, 306, V. 117, 314, 400, VI. 281. Beschouwd in Jean Mesliers testament, I 237 v. Strijd tusschen voor- en tegenstanders in Morelly's Basiliade, 241-247. De physiocratische zienswijze bestreden door Voltaire en Mably, 262-264. Geëerbiedigd door Rousseau, 278. Beschouwing er over in Linguets ‘Théorie des loix civiles’, 286-291 Niet veroordeeld door den godsdienst, 300. Invloed op het ontstaan van den koophandel, 303. Bevestigd door het huwelijk. 304. Bepaling er over van de Nationale Vergadering te Versailles in 1789, 317. Beperki tot de arbeidsvruchten, 323, VI. 446. De Girondijnen houden zich vast aan het begrip er van, I. 334. Brissots definitie, 330-332. Opvatting van Saint-Martin, 311 noot; van Beffroy, 343. In Robespierres Verklaring der rechten van den mensch, 356. In Saint-Justs hervormingsplan, 358. Regeling in de nieuwe Constitutie der Nationale Conventie, 364. Bestreden door d'Antonelle, 369; door Babeuf, 370, 387. III. 214; door de socialisten van 1830, II. 403; door Proudhon, III. 512-528, 545, 548, IV. 339; door Weitling, 314, 318, 320; door Moses Hess, 333; door Max Stirner, 348; door Karl Marx, 358, V. 328, 335, 393; door F. Engels, IV. 360. In strijd met Communisme, I. 375, 446, 448, VI. 56, 178, 294. Volgens het overgang-decreet van het geheime Directoire van 1795, 383-386. Verboden door het Shakerisme, 403. W Godwins zienswijze, 429. Eene nieuwe verdeeling, 454, II. 3. Saint-Simonistische opvatting, 54, 63, III. 2, 26 noot, 33, 35, 56, 123, 126, 143, IV. 93. Fichtes eigendomsverdrag, II. 372; en theorie, 374, 380, 391. Uiting in Novalis' roman, 374. Considerants Théorie du droit de
|
| |
| |
propriété, III. 142-145. Charles Testes ontwerp-constitutie, 219. Onvereenigbaar met absolute gelijkheid, 222. Verdedigd door Lamennais, 303, 305, 309, 310. Invloed van Lamennais' voorgestelde bankinstelling, 302. Opvatting der Fransche Collectivisten, 417-472. Het nut en gevolgen van ongelijke verdeeling IV. 6, 19, 24, 45, 56. Aansporing tot arbeid, 14. Reden tot handhaving, 14. Macht in de maatschappij, 43, 176. Onmisbaarheid, 43. Gemeenschap van eigendom, 43, 118, 187. Definitie, 43, 159, 173. Vergeleken met grondbezit, 43. Nut en rechten, 45. Tegenover arbeid, 45, 58, 84. Zijn goed recht en duurzaamheid betwijfeld, 46, 69, 72, 82, 204. Zekerheid van eigendom, 78, 82. Over eigendomsrecht, 78, 82, 84, 85, 87, 91, 93. Gesteund door de wet, 86, 90, 92. Vrijwillig opgegeven, 60. Carlyles definitie, 239. In verband tot patriotisme, 307. Heerschappij, 358. Hubers organisatie van gemeenschappelijk eigendom, 397. Behandeld in het Communistisch Manifest, 417 v., V. 327. Tegenover sociale rechtvaardigheid, V. 3. Karl Marlo's zienswijze, 21, 23, 28, 31, 33, 36, 40, 44-46, 48, 50-53. Rodbertus wil het rentegevend eigendom opheffen, 69, 82, 122, 123, 127, 150, 189, 191 In de oudheid, 139. Lassalles beschouwingen, 224, 227, 238, 288. Verdedigd door Tolain op het congres der Internationale te Brussel, 449. Bakounin wil het verdelgen, VI. 50, 85 v. Léon Bourgeois' definitie, 333 noot. Afgeschaft in Morris' staatsroman, 395. Thomas van Aquino's opvatting over het gebruiksrecht, 457. |
Eisenachsche programma, het eerste Duitsche sociaal-democratische statuut, V. 471 v. |
Eitelhans, von Thuringen. Voert de Seebauern aan in 1525, I. 93. |
Eldon, John Scott, Lord-Kanselier, 1751-1838, IV. 212. |
Eliot, George, zie Evans, Mary Anne. |
Eliot, John, Eng, staatsman, 1592-1632, I. 128 en noot. |
Elizabeth, koningin van Engeland, 1558-1603, I. 79, 127, 202, 457, II. 237, 253, V. 381, 398. |
Elizabeth, keizerin van Rusland, 1709-1762, VI 237 noot. |
Elizabeth, keizerin van Oostenrijk, VI. 428 noot. |
Ellis, Eng. economist, 1825, II. 279. |
Elphinstone, 14de Lord. VI. 372. |
Elpidin, medestander van Bakounin, VI. 54. Schrijft Bakounin in als lid der Internationale, 58. |
Elsner, Dr., redacteur der ‘Neue-Oder-Zeitung’, V. 344. |
Eltzbacher, Paul, schrijft in 1900 over het anarchisme, VI. 429 noot. |
Ely, Richard T., zijn geschriften over socialisme en anarchisme, III. 275, VI. 207 noot. |
Elysard, Jules, (pseudoniem van Bakounin), VI. 14. |
Emerson, R.W., Amerikaansch wijsgeer, 1803-'82 Over Charles Fourier, II. 198 noot. Geraadpleegd over Brook-Farm-Community, III. 176. Over dr. Channing, 175 noot, 178. Bezoekt herhaaldelijk Brook-Farm-Community, 176 en Charles Bray op ‘Rosehill’, IV. 165. Houdt voordrachten, 192. Over Swedenborg, III. 180. Geboorteplaats, VI 202. Schrijft in ‘The Dial’, VI. 202. Invloed op H.D. Thoreau 202. Vergeleken met E. Bellamy 218. |
Encyclopedisten, de, I. 231, 258, 266, 280. Over arbeid, 279. In Linguet's pamfletten, 284. Hun vijandschap jegens Linguet, 295. Uitwerking hunner vryheids-ideeën, II. 15. Hun strijdlust, 30 Wegbereiders voor de Fransche revolutie, 100. Hun stijl, VI. 325. |
Enfantin, Auguste, landschapschilder, III. 24. |
Enfantin, B.P., leerling van Saint-Simon, 1796-1864, III. 111 noot, 129, 396. Tegenwoordig bij de lezing van het ‘Nouveau Christianisme’, II. 104. Uiting in 1841, 185 noot. Tegen Fouriers plannen en voor Saint-Simons ideeën, 221. Over Robert Owen 314. Leeftijd, III, 17. Familie, 17. Opleiding, 17. Wordt militair, 17, daarna handelsreiziger, 17. Naar St. Petersburg, 17, waar hij wijsbegeerte, staathuishoudkunde en financiën bestudeert, 17. Ontwerpt een plan voor rente-conversie, 17. In briefwisseling met Lafitte, 17. Bestudeert de sociale wetenschap, 17. Leest het ‘Catéchisme des Industriels’ van Saint-Simon, 18., wiens adept hij wordt, 18 Bij de eerste voorlezing van ‘Le Nouveau Christianisme’, 18. In betrekking aan de ‘Caisse Hypothécaire’, 18, 24. Karakter, 18. Uiterlijk, 18. Ingenomen met zichzelf, 18, 49. Leidt het Simonisme en ‘Le Producteur’, 19, 21, 22, 26. Heine's oordeel over hem, 19 noot. Wil ‘Le Producteur’ weer opwekken, 24. Zijn vriendschap met Olinde en Eugène Rodrigues, 24, 26. Zijn ‘Mémoires d'un Industriel de 2440’, 26 en noot. Lid van het Saint Simonistisch college, 27, 46. Vindt steun bij Eugêne Rodrigues, 43. Strijd met Bazard 43. Zijn vriendschap met Gustave d'Eichthal, 45. In de Woensdagsche bijeenkomsten, 46. Wordt met Bazard de leiding der school opgedragen, 46. Zijn liefdesgeschiedenis, 47 noot. Woonplaats, 47. Nieuwe begríppen over de vrouw, 47-51, 62, 67, 68 en noot, 73, 124, VI. 178. Zijn opvatting over het leerstuk over den priester, III 47 v. Zijn brieven aan C. Duveyrier 49 v. 75. Verklaart zich zoon en opvolger van Paulus, 50. Zijn circulaire tijdens de Juli-revolutie van 1830, 52. Zijn gesprek met Bazard en Laurent, 52. Helpt Bazard aan de proclamatie van 30 Juli 1830, 53; en aan diens brief in den ‘Organisateur’, 53 v. Over de politiek, 55. Verdedigt de Saint-Simonistische stellingen in een brief aan den voorzitter der Kamer, 56 en noot, 418 Zijn opvatting over de vrouw wordt niet gedeeld door mevrouw Bazard, III. 62, 70. Houding tegenover Bazard, 62. Zijn meeningen, 63, 154. Protesteert tegen de sluiting der zaal door de politie, 63 noot. Voordracht, 63. Wil de quaestie der vrouw tot eene oplossing brengen, 66. Aanleiding daartoe, 66. Brief aan zijn moeder, 67 en noot. Discussie met Bazard, 69. Olinde Rodrigues over hem, 69. Breuk met Bazar en diens vrouw, 70, 73. Poging met de school der Saint-Simonisten, 71, 317. Tegenover de aanvallen zijner afgevallen vrienden, 71, Organiseert de kerkelijke hiërarchie 73. Na Bazard's uittreden uit het college, 73. Zijn brief over de publieke vrouwen, 73 noot. Zijn ‘Enseignements’, 74, 75-79, 81 v. Zijn titel, 80, 317. Over Fourier, 82 Haalt aan d'Eichthal's beoordeeling van Robert Owen, 82. Voor den rechter gedaagd, 83, 98 v., 103 v. Afkondiging van Olinde Rodrigues' afscheiding, 84. Houdt moed, 84. De leerlingen scharen zich om hem, 85. Michel Chevalier wordt zijn rechterhand, 85. Uiting over Michel Chevalier's ‘Système de la Méditerranée’, 86 noot. Overheerschend, 90, 142. Zijn opdracht aan Michel Chevalier, 90. In het laatste nummer van ‘Le Globe’. 91. Af- |
| |
| |
zondering, 91, 92. Legt zijn leerlingen het celibaat op, 92. Te Mènilmontant, 92-104. Zijn moeder sterft, 93. Zendt Holstein naar zijn vader, 93. Zijn onecht kind, 95 noot. Zijn brief aan Thérèse Nugues, 100; aan kolonel Brack, 100. Voor de rechtbank van wege aanklacht van oplichterij, 101. d'Eichthal's verwijt tegen hem, 102. Wordt ziek, 103. In de gevangenis, 103, waar hij twist krijgt met Chevalier, 104 en noot. Zijn brieven uit de gevangenis, 103 noot. Tegenover zijn leerlingen, 104. Uit de gevangenis, 106. Zijn halsketen en kalender voor de Saint-Simonisten, 106. Zijn houding in Frankrijk, 106. Naar Egypte 107. Plan om de Middellandsche Zee door een kanaal met de Roode Zee te verbinden, 106, Ontvangst door Ferdinand de Lesseps, 107. Gast van Soliman Bey, 107. Neemt Mehemet-Ali's opdracht om den Nijl af te dammen aan, 107. Te Thebe, 108. Neerslachtig, 108. Zijn vader sterft, 108. Terug naar Frankrijk, 108. Zijn ‘correspondance philosophe et religieuse’, 109 Hernieuwt de kennismaking met Lamoricière, 110 noot. Zijn verwachtingen van Napoleon III, 110, 111. Meent dat de tijd gunstig is voor het Saint-Simonisme, 111. In de wereld van zaken, 111. Zijn latere geschriften, 111. Over Napoleon III's troonrede, 111. Sterft, 111. Pierre Leroux tegenover hem, 336, 342 noot. |
Engel, Anarchist, in 1887 opgehangen te Chicago, VI. 207. |
Engel, E., Duitsch statisticus, geb. 1821, V. 243 noot. |
Engels, Friedrich, VI. 279, 282, 283. Over Max Stirner, IV. 349 noot, 374
noot. Geboorteplaats en jaar, 354. Afkomst, 354. Opgeleid voor den handel, 354. Zijn enthousiasme voor ultra-radicale denkbeelden, 354. Eerst op kantoor te Bremen, daarna te Berlijn, 354, waar hij de Bauers leert kennen, 354, en het lokaal van Hippel bezoekt, 345. Bestudeert Hegel en Feuerbach, 354 Overweegt de betoogen der Jong-Hegelianen, 354. Invloed van zijn verblijf in een fabriek te Manchester, 354. Ergert zich aan de loftuitingen op het industrieele systeem. 354. Stelt belang in het streven van Robert Owen en der Chartisten, 355, in wier bladen hij schrijft, 268 noot. 355. Neigt tot socialisme, 355. Over de 10 uren quaestie, 268 noot. Maakt kennis met Karl Marx en wordt diens boezemvriend, 355, 362, V. 349, 483, vullen elkaar aan, IV, 362. Schrijft in de ‘Deutsch-Französische Jahrbücher, 341. 357, doet zich daarbij kennen als socialist, 360; schrijft daarin over Carlyle's ‘Past and Present’, 360 en een stuk getiteld: ‘Umrise zu einer Kritik der National-Oekonomie, 360-362. Marx' oordeel er over, 362. Lassalle citeert er uit in diens Bastiat-Schulze, 362 noot. Geeft in 1845 uit ‘Die Lage der arbeitenden Klasse in England, 362, waarin hij verwerkt het ‘Children's employment commission's report’, II. 216, IV. 363. Zijn voorspelling daarin, 363. Indruk van dit boek op Marx, 364. Gaat naar Parijs om geregeld met Marx te kunnen omgaan, 364. Zet uiteen hun beider standpunt tegenover de Jong-Hegelianen in hun gemeenschappelijk boek: ‘Die heilige Familie’, 365-368. Schrijft brieven aan Marx, 365 noot. Over Bruno Bauer, 367 noot. Vestigt zich te Brussel, 371 en noot, 383, V. 440, waar hij in de tijdschriften en met dezen een kritiek der philosophie na Hegel schrijft, dat onuitgegeven blijft, IV. 371. Deelt daaruit mee in zijn in 1888 uitgegeven boekje over Ludwig Feuerbach, 371, waarin hij zegt, dat Bakounin veel ontleent aan Stirner, VI. 7 noot. Zijn materialistische wereldbeschouwing als basis van zijn socialisme, IV. 372, V. 196. Voorziet van noten en schrijft een voorrede voor de Duitsche vertaling van Marx' ‘Misère de la Philosophie’, IV. 375 noot, V. 372 noot. Weerlegt daarin Rodbertus' verwijten aan Marx. V. 193 noot. Richt op te Brussel met Marx e.a. een ‘Arbeiter-Bildungs-Verein’, IV 384. Zoekt met Marx eene organisatie om in Europa invloed op de arbeiders te oefenen, 387, 388. Schrijft in de ‘Deutsch-brüsseler Zeitung’, 387 noot. Critiseert de denkbeelden van den Communistenbond te Londen, 388, die Josef Moll afvaardigt om zich met hem en Marx te verstaan, 388. Wordt lid van dien bond, 388. Krijgt opdracht om met Marx een manifest op te stellen, 389. Draagt voor concept-statuten op het eerste congres te Londen, 389. Zijn invloed op het tweede congres te Londen, waar het door hem en Marx ontworpen Communistisch manifest wordt aangenomer, 339, 410-432, V. 2, 313, 321 Steunt Karl Marx pogingen om eene socialistische organisatie in Duitschland tot stand te brengen, IV. 402. Voegt zich bij Marx te Parijs, 403. Redacteur aldaar van diens blad: ‘Neue Rheinische Zeitung’, 403. Bestrijdt in dit blad het Panslavisme, dat Bakounin verdedigt, 405. Maakt gebruik van Proudhons ‘Révolution au XIXe siècle’, III. 574 en noot. Spreekt op de volksvergadering te Worringe, V. 205 noot. Zijn anoniem uitgegeven geschrift ‘Po und Rhein’, 218, 348. v., gericht tegen de ‘Augsburgsche Allgemeine Zeitung’, 348. Lassalle wil hem en Karl Marx te zamen slechts één stem geven in de redactie van het nieuwe blad, dat deze wil oprichten, 228. Over de methode van Karl Marx en die zijner socialistische voorgangers, 329. Schrijft in het tijdschrift ‘Neue Rheinische Zeitung’, 336 v. Geeft Marx' opstel daarin getiteld: ‘Die Klassenkämpfe in Frankreich, 1848 bis 1850’, 336. Schrijft tegen de Bonapartische propaganda, 348. Vindt in Marx' nalatenschap een vervolg in HS op diens ‘Zur Kritik der politischen Oekonomie’, 370, waarop hij bij het verschijnen een aanprijzende critiek had gegeven, 369 noot. Volvoert niet zijn voornemen dit HS. te publiceeren, 371. Doet na Marx' dood verschijnen de onuitgegeven deelen II. en III. van ‘Das Kapital’, 370, 403, 414, 483. Zijn voorrede, 422; aanteekeningen, 425 noot; zijn hoofdstuk in het derde deel over den invloed van den ‘Umschlag’, 416 noot, 417 noot. Sterft vóór de uitgave van het vierde deel, 415, 484. Woont bij het Haagsche congres der Internationale, 460 Werkt niet verder mee aan de door Schweitzer geredigeerde ‘Sozialdemocrat’, na diens waardeerende artikelen over Bismarcks nationaal streven, 467. Verzamelt zijn stukken uit den ‘Volksstaat’ bijeen tot de brochure ‘Internationales aus dem Volksstaat’, 474 noot. Geeft na diens dood uit Marx' brief aan W. Bracke over het ontwerp voor het Gothasche programma, 480. Zijn artikelen in de ‘Vorwärts’ tegen Dühring. 481, die later als boek uitkomen onder den titel ‘Herrn Eugen Dührings Umwälzung der Wissenschaft’, 481, 484, en waaraan Marx medewerkt, 481. Invloed van dit boek op de sociaal-democratische partij, 481, 482. Blijft na Marx' dood in diens geest werkzaam voor de
|
| |
| |
socialisten, 483, wier raads- en scheidsman hij is, 483, 485. Overige geschriften, 483 v. Plaatst stukken in ‘Die neue Zeit’, 484. Zijn aandeel aan de grondlegging van het Marxisme, 485. Erkent Marx' verdiensten voor dit stelsel, 485. Zijn papieren nalatenschap, 484. Dood, 484. Begrafenis, 484 noot. Brieven, 485 noot. Stijl, 484. Karakter, 484. Zijn oordeel over Bruno Wille en Anton von Werner, VI. 266 noot. Over propaganda te maken op het platteland, 274. Tegenover de catastrophe-theorie, 278. Woont bij het tegencongres der Guesdisten en Blanquisten, 410. Sluit het congres te Zürich van 1893, 416. Vergelijkt hedendaagsche toestanden bij het verval van den Romeinschen keizertijd, 460. |
Enquête, van 1818, in de Rijnlanden naar de behandeling van fabriekskinderen, II. 256. |
‘Enragés’, de, aanhangers van Jacques Roux, I. 341. |
Enthoven, F.B., VI. 290 noot, 291 noot. |
‘Ephémerides’, Les, tijdschrift der Physiocraten, I. 262. |
Ephoraat, het, II. 372. |
‘Equitable Pioneer's co-operative store’, te Rochdale in 1844 opgericht door een 28-tal flanel-wevers, volgelingen van Robert Owen, V. 255. |
‘Equités’, leden van den Rom. geld-adel, I. 42. |
Erasmus, Desiderius, type der Humanisten, I. 174. Verlangt goederen-gemeenschap onder de Christenen, 176. Erkent in latere geschriften bezwaren daartegen, 176. Houdt toezicht over den druk van More's Utopia, 178, 179. Zijn oordeel er over, III. 250. |
Erfpacht-recht, V. 56. |
Erfrecht, I. 17, 139, 148, 270, 275, 286, 290, 309, 359, 383, 431, 432, II. 205, 367, 373, 399, III. 32, 33 noot, 38, 56, 65, 114, 142, 227, 258, 418, 422, 423, 430, 436, 441, 453, 459, 468 v., 516, 585, IV. 106, 137, 306, 318, 320 339, 422, V. 28, 34, 40, 52, 147, 155, 224, 453, VI. 51, 60, 69, 85, 313, 451. |
Erfrecht, de Fransche wet van gelijk, ingevoerd na de revolutie, IV. 6. |
Erfurtsche programma, het. Vervangt het Gothasche programma, V. 480, VI. 266. Vastgesteld op het congres te Erfurt, 266. Ontwerper, 266. Steunt op het Communistisch Manifest van 1847 en op de leer van Marx, V. 480. VI. 266. Strijd er over tusschen de linker- en rechterzijde der sociaal-democraten, 267 en noot, 286. Met acclamatie aangenomen, 267. Tekst, 267-270. Toevoegsel, 274, 275. |
Erfzonde, beginsel der, I. 245, IV. 23. |
Ern, Maria Kasperowna, getrouwd met Adolf Reichel, VI. 16 noot. |
Ernouf, A.A. baron, Fransch schrijver, geb. 1817, III. 107 noot. |
Esquiros, Alphonse, Fransch schrijver en socialist, 1814-76, III. 487 v. en noot, VI. 75, 87. |
Esseërs, de, Geschetst door Philo en Flavius Josephus, I. 47. Vormen een secte, 47. Maken een afgescheiden gemeente uit, 47. Hun noviciaat, 47, 49. Hun spijzen en gewaad, 47, 48, 49, 51. Hun leefwijze, 47, 48, 51. Hun reinheid, 47. Hun afzondering, 47. Hun aantal, 47. Hun omgang met andere menschen, 48. Hun gemeenschapszin, 47. Hun arbeid, 48. Hun tucht, 48. Hun aannemingsvoorwaarden, 48. Uitwendige teekenen hunner orde, 48. Hun baden, 48 Gemeenschappelijke maaltijden, 48, 49, 51. Hun toelatingseed, 48, 49, 51. Hun klassenverdeeling, 48. Het priesterlijk karakter hunner hoofden, 48. Afkeer van beeldendienst, 48. Hun fanatisme, 49. Hun ban, 49. Hun rechtspraak, 49. Hun beschouwingen over de vrouw, 49, 50. Het meerendeel van hen houdt den ongehuwden staat in eere, 49. Hun godsdienstige gebruiken, 50, 51. Hun godsdienstleer, 49, IV. 320. Hun zedenleer, I. 50. Dulden geen slavernij, 51. Hun zorg voor de gezondheid, 51. Vergeleken met de Joden, 51; met de Therapeuten, 72. Hun schijnbare overeenkomst met de eerste Christenen, 53. Pierre Leroux over hen, III. 342. |
Etienne, Rabaud St., Girondijn, I. 328 noot. |
Etiévant, George, Fransch anarchist, VI. 349. |
Eudes, E.F.D., Blanquist, lid der Parijsche commune in 1871, geb. 1844, VI 91, 322. |
Eudo, de Stella, pseudo-Messias, I. 68. |
‘Evangelische Kirchenzeitung’. orgaan der orthodox-kerkelijke partij in Pruisen, IV. 397. |
Evans, Mary Anne, Eng. schrijfster onder den naam: George Eliot, 1820-80, IV. 220. Over Pierre Leroux, III. 368. Invloed der soc. denkbeelden, IV. 8. Behoort tot den kring van Charles Bray, 165-167 |
Everard, William, leider der ‘Levellers’, I. 133, 134. |
Everwacher, priester en medestander van Tanchelm, I. 68. |
Evolutie-leer, de, I. 11, III. 20, 66, 111, 535, I V 10, 71, 89, 93, 217, VI. 341, 389. |
E.werbeck, Dr. Hermann, lid van den ‘Bund der Gerechten’, te Parijs, IV. 300. Invloed van zijn vertaling van Cabets Reis naar Icarië, 302. In correspondentie met Weitling, 318. Schrijft in Püttmans ‘Rheinische Jahrbücher’, 341. |
Excelmans, Fransch generaal onder Napoleon I, III. 444. |
|
|