| |
C
Cabanès, Dr., III. 280 noot. |
Cabanis, P.J.G., Fransch geneesheer, 1757-1808, II. 21, 38. |
Cabarrus, F. graaf van, Spaansch minister van financiën, 1752-1810, II. 16 v. |
Cabet, Céline, III 275 noot. |
Cabet, E,, III. 608 noot, IV. 337, 389 noot, VI. 110. Bevriend met Robert Owen, II. 354, III. 248, 260; leert diens werken door J. Rey's geschriften waardeeren, 260 noot; vergeleken met hem, 247; heeft sympathie voor diens denkbeelden, 269; kiest waarschijnlijk op diens raad Texas voor de Icarische emigratie, 269. Bestreden in Blanqui ‘Critique sociale’, 231. Dezamy's oordeel over hem en zijn maatregelen, 246, 247. Verschil tusschen dezen en hem, 247. Karakter, 247,248 v. Over godsdienst en huwelijk, 248. Afkomst, 248. Opleiding, 248. Beroep, 248. Neemt deel aan de politiek onder de Restauratie, 248. Procureur-generaal in Corsica, 248. Lid der Kamer, 248. Zijn democratischen zin, 248. Bevel tot inhechtenisneming tegen hem, 248. Republiek zijn ideaal, 248. In de geheime genootschappen, 248. Zijn brochures, 249, 271 noot. Zijn ‘Révolution de 1830’, 249. Zijn raad aan Louis Philippe, 249 en noot. Voor Robespierre en tegen Babeuf, 263, 264 en noot. Richt op ‘Le Populaire’, 249 en noot, 270, 382 Zijn rede bij de begrafenis van Dulonge, 249 en noot Zijn raad aan de Lyonnezen in Febr. 1834, 250. Vervolgd, 250. Wijkt uit naar Londen, 250. Komt daar tot andere inzichten. 250. Invloed van Thomas More's Utopia, 250. Hoe hij het communisme wil tot stand brengen, 250, 263, 264, 457. Overzicht van zijn ‘Voyage en Icarië’, 250-263; dat uitkomt na zijn terugkeer in Frankrijk, 262; debiet ervan, 262, 263; in het Duitsch vertaald, IV. 302. Dezamy over dit boek, III. 250 noot. Hertzka's navolging er van, VI. 303. Kritiek er op, 392 Bestrijdt in ‘Le Populaire’ vooral Dezamy en de Babouvisten, III. 263. Over Communisme en Christendom, 264. Zijn boek ‘Le vrai Christianisme’, 264, 279. Overzicht er van, 264-269. Weitling behandelt hetzelfde onderwerp. IV. 319. Zijn overige geschriften, III. 263 noot, 268 v., 271 noot. Over de verschillende stelsels der socialisten tegenover het communisme, 268 v. Zijn propaganda onder de arbeiders, 269. die eene proefneming met een communistische kolonie willen nemen. 269, waarvoor hij een terrein in Texas koopt, 269. Wint in Frankrijk kolonisten aan, 270, 271, 273. Wordt erkend als hun hoofdleider, 270 Zijn verwachting van de revolutie van 1848, 271. Houdt voordrachten voor arbeiders, 270. Organiseert een club, 270 Onthoudt zich van revolutionnaire daden, 270. Over verdeeling van goederen, 271 IJvert voor broederschap, 271. Zijn woord: Communisme, 271.
|
| |
| |
Naar New-Orleans, 273. Lotgevallen zijner communistische kolonies in Amerika, 273-279, VI. 162, 181 noot. Terug naar Frankrijk, III. 274. Aangeklaagd wegens oplichterij, 274; veroordeeld bij verstek, 274; stelt zich voor een maand gevangen, 274; zijn proces, 274; vrijgesproken, 274. Zijn brief aan den aartsbisschop van Parijs, 275. In de casematten van Bicêtre, 275; vrij in Februari 1852, 275. Terug naar Nauvoo, 275. Oneenigheden, 275. Naar St. Louis, 275. Sterft, 275. Prudhommeaux schrijft over hem, 275 noot. Zijn dochter en schoonzoon, 275 noot In briefwisseling met Pierre Leroux, 354; diens mededeelingen over hem, 369. Zijn naam door Armand Marrast e.a. als hangmaker gebruikt, 407. Bestreden door Proudhon. 537, 546. Sebastian Seiler over hem, IV. 317. Moses Hess over zijn Icarië, 334. Karl Marlo over hem, V. 35, 43. |
Cadet de Vaux, A.A., schei- en landbouwkundige, 1743-1828, II. 145 noot. |
Cadettisten, zie Possibilisten. |
Cadiot, mej, zie Claude Vignon. |
Caffarelli da Falga, L.M.J.M. Fransch generaal, socialist, 1756-1819, III. 444 noot. |
Cafiero, Carlo graaf, aanhanger van Bakounin, te Napels, V. 461, VI. 45, 126 noot. Geeft uit het eerste gedeelte van diens manuscript: Dieu et l'Etat, 114. Voorzitter der conferentie van de ‘Fascio Operaio’, 126. Gedelegeerde op het congres van Saint-Imier, 155. Trekt zich het lot aan van Bakounin, 157. Zijn huwelijk, 157 noot. Geeft uit met Bakounin het blad ‘La Baronata’, 157 noot. Verliest zijn vermogen, 157 noot. Wordt krankzinnig, 157 noot. Te Benevento 157 noot. Neemt in 1874 deel aan een anarchistischen opstand te Bologna, 157. Bevriend met J.H. Mackay, 291. |
‘Cahiers’ van 1789, instructie der Fransche kiesdistricten aan de afgevaardigden voor de staten-generaal, I. 315 v., III. 582, 583. |
‘Cahiers de travail’, besproken op het congres der ‘Internationale’ te Brussel, V. 447. |
Caïrnes, J.E., Eng. staathuishoudkundige, 1824-75, I. 8 noot. |
Californië, gouddelvers, hun maatschappij, I. 11. |
Calisch, S.M.N., journalist, geb. 1819, V. 460 noot. |
Callet, Guillaume. Aanvoerder der Jacquerie, I. 74. Verraden en ter dood gebracht, 75. |
Calon, Madame. Verhouding tot Fauchet, I. 322. |
Calvijn, J., de Geneefsche hervormer, 1509-64, I. 125 v., 271, VI. 104. 301. |
Calvinhac, vertegenwoordigt in de Kamer de onafhankelijke Fransche socialisten. VI. 335. |
Calvinisme, het, revolutionnaire godsdienst, I. 125 Verklaart zich sterk tegen de Wederdoopers, 126. Democratisch ingericht, 126, 141. Uitgewerkt en uitgebreid door de Franschen, 127. Vestigt zich voor goed in ons land, 126. Ook in Schotland, 128. Roept in Engeland de Puriteinen op, 128. |
Calvinisten, de, volgers van J. Calvijn, I. 125-128, 141. |
Camaldulenser kloosterorde, gesticht door Romuald, omstreeks 1018, III. 289. |
Cambacères, J.J.R. de, Fransch kanselier, 1753-1824, II. 41. |
Cambon, Fransch minister van financiën, I. 344. |
Cameron, Amerikaansche vertegenwoordiger van arbeidersvereenigingen op het congres der Internationale te Bazel, VI. 206. |
Campanella, Thomas, Italiaansch monnik en wijsgeer, 1586. Zijn opvatting, I. 203. Zijn denkbeelden, 203. In Napels, 204. Reist door Italië, 204. Terug in het klooster te Cosenza, 204. Leidt een samenzwering, 204. In de gevangenis, 204 Zijn vonnis, 204. Zijn boeken, 204 v. Verdere levensloop, 205. Sterft te Parijs, 206. Zijn ‘Zonneslaat’, 206-214, IV. 310 noot. Vergeleken met Cabets Voyage en Icarie, III. 250. Critiek er op, VI. 392. Zijn gemeenschap, III. 608 noot. Karl Marlo over hem, V. 43. |
Campbell, geestelijke te Cincinnati, II. 305. |
Campbell, Alexander, II 329 en noot. |
Campbell-Bannerman, Henry, Eng. minister, leider der liberale partij, VI. 371 noot. |
Camphausen, L, Pruisisch staatsman, geb. 1803, IV. 352, V. 91. |
Canning, G., Britscb staatsman, 1770-1862, IV. 286. |
Canovas del Castillo, Spaansch minister, VI. 428 noot. |
Canstein, K.H. von, stichter van het Cansteinsche Bijbelgenootschap, 1667-1719, I. 406. |
Cantador, het hoofd der ‘Burgerwehr’ te Dusseldorf, V. 205, 207. |
Cantagrel, F., behoort tot het zoogenaamde centrum der Fourieristen, III. 149. Geboorteplaats, 150. IJverig propagandist, 150 Zwerft rond, 150. Terug, 150. Lid van den gemeenteraad en Kamer, 150. Oordeel over hem, 150. Zijn geschriften, 150-154, 165, 166. In de Assemblée législative, 188. Vlucht, 189. Wegens hoogverraad terechtgesteld, 189. Bij verstek tot deportatie veroordeeld, 150, 189, 196 noot. |
Cantillon, P., Eng. staathuishoudkundige, 1759, I. 451. |
Capellen, speculeert in de nationale goederen gedurende de Fransche revolutie, II. 19 noot. |
Caporusso, aanhanger van Bakounin te Napels, VI. 45, Leidt de anarchistische beweging aldaar 125. Gedelegeerde op het congres der Internationale te Bazel, 125 en noot. |
Capua, opgenomen onder de beschikbare domeinen, I. 42. |
Caracalla, Romeinsch keizer, V. 147. |
Carayon Latour, lid van de Assemblée Nationale, VI. 87 noot. |
Carbonarisme, het, in Italië, III. 315. IV. 298. |
Cardinaux verhuurt zijn zaal aan de club van het Panthéon, I. 436. |
Carey, H.C., Noord-Amerikaansche staathuishoudkundige, 1792-1879 Zijn grondrentetheorie, V. 137 noot. Karl Marx' oordeel over hem, 442 en noot. |
Carion, pastoor te Issy l'Evêque, 1739, II. 2. |
Carleton, Sir Dudley. In het Parlement van 1626. IV. 36. |
Carlstadt, Andreas Bodenstein. Begint de hervormingsdenkbeelden in de praktijk toe te passen, I. 91. Vindt bondgenooten in overgebleven Hussieten en Taborieten, 91. Wil celibaat der priesters, kloosterwezen en misbediening afschaffen 91. Keurt bigamie goed, 91. Verwijderd uit Saksen, 92. Spoort gilden en boeren van Rothenburg aan tot vulhouden, 95. Zijn kleeding, 95. In Oost-Friesland, 105. |
Carlyle, Thomas, Eng. schrijver, 1795-1881. Bezoekt Charles Bray te ‘Rosehill’, IV. 165. Over het Chartisme, 238. Karakter, 238. Zijn geschriften, 238 Over de arbeiders, 238, 259. Over eigendom, 239. Bezoekt Ernest Jones in de gevangenis, 264. Engels over ‘Past and Present’, 360, en voorts V 14, 17. Over beschaving, 380. Invloed, VI. 389. Voortzetter van
|
| |
| |
zijn werk, 390. Benaming voor de staathuishoudkunde, 441. |
Carnaud, Fransch kamerlid, volgeling van Jules Guesde, VI. 327 en noot. |
Carnot, Hyppolyte, Fransch minister van onderwijs, Saint-Simonist, III. 22, 23 noot. Woont bij de Woensdagsche samenkomsten der Saint-Simonisten, 27. Werkt mede aan ‘L'Organisateur’, 46. Lid van ‘Le petit Mercredi’, 47. Tegen Buchez, 46 noot. Tracht van Louis Philippe een liberaler grondwet te krijgen, 55. Over de Poolsche zaak in ‘Le Globe’, 60. Lid van het college der Saint-Simonisten, 61. Naar Brussel om propaganda te maken, 63 noot. Leidt de voordrachten voor de werklieden, 63 Scheidt zich af van Enfantin en de zijnen, 70. Zijn verbittering tegen Enfantin, 71. Minister van onderwijs, 109, 110 noot, 374. Werkt mede aan Leroux' Encyclopédie nouvelle, 341. Oorzaak van zijn val als minister, 341 noot. Vriend van J. Reynaud, 371. In de ‘Assemblée Législative’, 443. Zijn circulaire aan de onderwijzers, 555 noot. |
Carnot, Lazare, geb. 1753, I. 33, 355, 356 noot, 360, II. 48. 118. |
Carnot, Sadi, president der Fransche republiek, III. 23 noot. VI. 348, 426, 428 noot. |
Carové, F.W., Duitsch geleerde en schrijver. 1789-1852, IV. 296. |
Carpaccio, V., schilder uit de oude Venetiaansche school, III. 31 noot. |
Carr, Sir Robert, laat in 1664 Plockhoys kolonie vernietigen, I. 173. |
Carra, journalist te Parijs, 1791. Zijn politieke actie, I. 326. |
Carrel, Armand, Fransch journalist, heftig republikein, 1800-36, III. 17, 83, 222. Keert zich af van het Saint-Simonisme, 19. Bestreden door Proudhon, 526. |
Carron, Fransch abt, III. 282. |
‘Cartel’, zie ‘Trust’ |
Cartwright, J., Eng. majoor en journalist, 1740-1824, I. 443, IV. 226 noot. |
Caserio, Italiaansch anarchist, VI. 428 noot. |
Cassius Dio, Grieksch geschiedschrijver, geb. omstreeks, 155, V. 142 |
Castellane, vicomtesse de, I. 266. |
Castlereagh, H.R.S., Eng. staatsman, 1769-1822, IV. 160. |
Catharen, de, I. 72 noot |
Catharina II, keizerin van Rusland, 1729-96, VI. 456 noot. |
Catilina, Lucius Sergius, III. 438 en noot. Wil anarchie bewerken, I. 44. Beschouwd door geschiedschrijvers, 44. Door Mirabeau, 44. |
Cato, I. 31, 32, 34, 36, 261. |
Cauchois-Lemaire, L.A.F., 1789-1861. Redacteur van ‘Le bon Sens’, III. 382 noot. |
Caussidière, M., prefect van politie te Parijs, 1808-61, III. 495. Zijn uiting over Bakounin, VI. 17, 40. |
Cavaignac, E.L., Fransch generaal en minister, 1802-57, III. 185, 189, 354, 376, 414, IV. 431, V. 11. |
Cavaignac, Godefroy, Fransch journalist en jurist, 1801-45, III. 369, V. 337. Zijn verwijt aan Michel Chevalier, III. 109 noot. Lid van de centrale commissie van ‘La société des droits de l'homme’, 217. Over erfrecht, 217 noot. Invloed op Armand Barbés, 235, die hem zijn ‘Almanach de la libre conscience’ opdraagt, 236. Fierre Leroux zijn vertrouwde, 354. |
Cavalcaselle, G.B., Ital. kunstkenner, geb. 1820, IV. 149. |
Cavour, C.R. di, Italiaansch minister, 1809-61, VI, 42. |
Cazalès, Fransch abt, III. 363. |
Cazalès, Henri de, behoort tot Lamennais' leerlingen te La Chênaie, III. 293. |
Cazeaux, Anaïs, getrouwd met Adolphe Guéroult, III. 58 noot. |
Cazeaux, Euryale, Saint-Simonist, III. 20. Zijn woonplaats, 47. Tracht van Louis Philippe een liberaler grondwet te krijgen, 55. Werkt mede aan Leroux' Encyclopédie, 341. |
Cazeaux, Hortense, III. 58 noot. |
Cazeaux, P., Fransch ingenieur, hoofdredacteur van ‘Le Globe’, III, 64 noot. Scheidt zich af van Enfantin en de zijnen, 70. Lid van de gouvernementscommissie voor de arbeiders, 396. |
Cazin, agent van het geheime Directoire, 1796, I. 382, 391. |
Celano, Thomas di, geestelijk dichter, 13de eeuw, I. 70. |
Celibaat, der R.C. priesters. Het doel vergeleken met dat der vrouwengemeenschap van Plato's wachters, I. 28. |
Cellulaire-stelsel, het, III. 384, IV. 313. |
‘Censeur Européen’, II. 70. |
‘Centralverein für Arbeiterwohl’, V. 98 en noot. |
‘Centres de travail’, voorgesteld door C. Pecqueur, III. 419 v. |
‘Cercle social’, van Fauchet, I 321, 322, 423, III. 28 v. |
Cerclet, secretaris van ‘Le Producteur’, III. 19, 20 Treedt af 20, maar blift de hoofdstellingen van het Saint-Simonisme beamen, 59 noot. |
Cerise, Fransch geneesheer, medewerker aan Buchez' blad L'Européen, III. 317. Blijft Buchez getrouw, 326. Geeft met Ott uit Buchez' Traité de politique, enz., 332. |
Cerretti, Italiaansch anarchist, VI. 127. |
Cervantes Saavedra, M. de, schrijver van den ‘Don Quixote’, IV. 96. |
Chabaud-Latour, F.E.H. baron de, Fransch generaal, geb. 1804. Heeft Saint-Simonistische sympathieën. III. 47. |
Chaberaat, het, gemeenschappelijke maaltijd der Farizeeën, I. 51, 56. |
Chabert, lid van den Parijschen gemeenteraad, geestverwant van Paul Brousse, VI. 330 noot. |
Chaboeuf, uit de partij der Allemanisten gezet, VI. 332 noot. |
Chalier, in 1793 volks-tribuun in Lyon, I. 346, Zijn invloed, 346. Gevangen genomen, 346. Ter dood gebracht, 346, II. 117. Levensloop, I. 346. Optreden, 346. Na zijn dood als martelaar der vrijheid beschouwd, 316. Zijn hoofd opgegraven en naar Parijs gebracht, 346. |
Challaye, Félicien, schrijft over het syndicalisme, VI. 430, noot. |
Challemel-Lacour, P.A., Fransch schrijver en diplomaat, geb. 1827, VI. 87 en noot, 100. |
Chalmers, Eng. economist. Ontkent niet de gebreken der zoogenaamde kapitalistische productiewijze, III. 11. |
Chalmers, Th. Eng. prediker, mede-stichter der Vrije Schotsche Kerk, 1780-1847, IV. 189, 212. |
Chalotais, L.R. de C. de la, Fransch procureur-generaal, 1701-85, I. 283 en noot. |
Chaltourin, Russisch schrijnwerker, legt dynamiet onder de keizerlijke eetzaal, VI. 244 en noot. |
Chamberlayne, Hugh., I. 451. |
| |
| |
Chambord, Henry graaf van, III. 487 noot. |
‘Chambres ouvrières syndicales’, te Parijs, VI. 89. |
Chamisso, A. von, Duitsch dichter, 1781-1838, III. 375. V. 367. |
Champgrand, Mlle., echtgenoote van Saint-Simon, II. 22. Na haar echtscheiding, 22 en noot. |
Champion, E., Fransch geschiedschrijver I. 315. |
Champion, H.H., Engelsch socialist, VI. 373. |
Champseix, Grégoire, III. 355. |
Champseix, madame Léodile, Fransch schrijfster, geb. 1833. Haar pseudoniem en levensloop, VI. 155 noot. |
Channing, Dr. W.E., Amerikaansche wijsgeer en theoloog, 1780-1842. Zijn aandeel in de oprichting van Brook Farm, III. 175, en noot. Sterft, 178. Geboorteplaats, VI. 202. |
Channing, W.E., neef van den voorgaande. Slaat in Engeland en Frankrijk het socialisme gade, III. 176. Sluit zich aan bij Brook-Farm-Community, 176. Overgehaald tot het Fourierisme, 178. Zijn blad, 178. Een der leiders van de nieuwe socialistische leer, 179. Stelt de proefneming voor als eene tegemoetkoming aan meer Christelijker eischen, 179. Houdt zich voortdurend bezig met Swendenborg's geschriften, 180. Geboorteplaats, VI. 202. |
Chantôme, Fransch abt, Christelijk-socialist, III. 313. Richt op: Le Drapeau du Peuple, 313. Zijn karakter, 313. Aanhang, 313 en noot. |
Charbonnerie, eene navolging der Italiaansche Carbonari's in Frankrijk, III. 16 v., 52, 215, 216 en noot; daaruit voortkomende geheime genootschappen, 215-218. Pierre Leroux' vervorming 335. |
Charon, te Beaumont, tweede man van Saint-Simons dochter, II. 82 noot |
Charpentier, Ulysse, III. 355. |
Charterville, landbouwonderneming van O'Connor, IV. 257 en noot. |
Chartisten, de, II. 340, III. 9, 12. IV. 9. Invloed op Thomas Hodgskin, 96, 217. Charles Bray's bedreiging; 164. John Gray over hun plannen, 191. Gevolgen, 96, 271 v. Drijfveer, 217 v. Hun streven, IV. 222. V. 67. Nemen eerst na 1840 kennis van Ch. Hall's landnationalisatievoorstellen IV. 222 v., 252. Laten zich niet in met theoretische wijsheid, 217, 223. Samengesteld uit arbeiders, 223. Verbitterd overhun eigen lot, 223, 258. Hun programma vervat in het volkscharter, 222, 226; dat overal verspreid en gelezen wordt, 227; en Robert Owen voor half werk uitmaakt, II. 352. Verklaring van hun naam, IV. 226 noot. Hun leiders, 227, 232, 254. Het Chartisme beschreven door Lovett en Collins, 231, 240; door Th.Carlyle, 238. Hun bladen ‘The Chartist Circular’, 232 noot; ‘Chartist and republican Journal’, 240 noot; ‘The Labourer’, 256 noot; ‘The power of the pence’, 267 noot. Hun vergaderingen 232-234, 235, 256, 259; verboden 237. Hun fakkeloptochten, 234. Conventie van gedelegeerden te Londen, 234; verplaatst naar Birmingham, 235, terug in Londen, 236. Hun vijf vragen, 235. Hun besluiten, 236. Verdeeldheid, 234, 237. De onstuimige elementen zegevieren, 234 v. Het Volkscharter verworpen door het Parlement, 236. In opstand, 236. Hun besluiteloosheid, 237. De beweging onderdrukt en de leiders in hechtenis, 237. Manifesteeren in de kerk, 237. Trachten Henry Vincent uit de gevangenis te verlossen, 237. Th. Carlyle's voorspellingen, 238. Reorganiseeren zich, 239. ‘The National Charter Associaton of Great Britain’ 239. Hun oneenigheid over de verkiezingen, 240; over uitbreiding van volksonderwijs, 240, over drankbestrijding, 240; over algemeen stemrecht, 241 O'Connor ijvert voor het vroegere programma, 241, waartegen O'Brien zich verzet, maar de meerderheid mede instemt, 241. Invloed van Th. Cooper, 241. Hun lied, 242. The national Charter association, 243. Hun petitie aan het Huis der Gemeenten, 243; bestreden door Macaulay, 243; wederom afgewezen, 243. Hun oordeel over de ‘anti-cornlaw league’, 244. Dreigen met een algemeene werkstaking, 244. De ‘Plug-pot’, 245. Het proces tegen hen van 1 Maart 1843, 246. De Associatie neemt O'Connors landplan aan, 251 Oneenigheid onder de leiders, 254 De Conventie te Londen 3 April 1848, 260. Hun petitie voor het Volkscharter, 262; afgewezen, 264. Audentie bij de koningin geweigerd, 264. Hun val, 264-269. Hun besluiten van 1851, 269-274. Het Chartisme bestudeerd door F. Engels, 355, 363. Marx en de zijnen rekent op hun hulp, 405. Hun voorbeeld elders gevolgd, V. I, Karl Marx' oordeel over het Chartisme, 381. Stemming onder de werklieden na den val van het Chartisme. VI. 365. |
Charton, E.T., Fransch schrijver, geb. 1807. Saint-Simonist, III. 57 en noot. Scheidt zich af van Enfantin 70. Schrijft ‘Les doutes d'un pauvre citoyen,’ 109. In het Departement van Onderwijs, 109, 374. Haalt Pellarin over tot het Saint-Simonisme, 125. Werkt mede aan Pierre Leroux' Encyclopédie, 341. Vriend van Jean Reynaud, 371. |
Chassaing, vertegenwoordigt in de Kamer de onafhankelijke Fransche socialisten, VI. 335. |
Chassin, Ch. L., Fransche geschiedschrijver, I. 315. |
Chastellux, markies de, 1786. Brissot over zijn economische geschriften, I. 333. |
Chateaubriand, F.A. vicomte de, Fransch schrijver, 1769-1848, III. 280. Over bekeering der Indianen, I. 396 noot. Over de Saint-Simonisten, III. 73. Over de maatschappij, 475 en noot. |
Châtel, F.T.F., stichter der Fransche R. Katholieke Kerk, 1795-1857, Godin bestudeert zijn leer. III. 201, 312. Christelijk socialist, 313. Zijn taal in de liturgie, 312. Heeft toeloop, 312. Predikt een Christendom der armen, 313. Zijn hoofdwerk, 313 en noot. |
Chaudey, A.G., Fransch advocaat en journalist, 1817-71, Leerling van Proudhon. III. 551, 604, 613, VI. 94 en noot. |
Chaumette, Pierre Gaspard (Anaxagoras), procureur der Commune 1792. Sluit zich aan bij het Sans Culottisme, I. 337, 342, 344. Voorkomen, 350. Geboorteplaats en familie, 350. Opleiding, 350. Zijn uiterst radicale begrippen, 351. Zijn welsprekendheid, 351. Volgt Loustalot op als hoofdredacteur. 351. Treedt op den voorgrond, 351. Protesteert tegen het bloedbad op het Champ de Mars, 351. Procureur der Commune, 351. Zijne sociale maatregelen, 351. Zorgt voor zedelijke reinheid, 351; voor de gevangenissen, 351; gasthuizen. 351; stadsreiniging, 351; begrafenissen, 352. Zijn plan om den hongersnood te stuiten, 352. Zijn rede over het standpunt der vrouw, 352. Zijn zorg voor het onderwijs, 352; voor kunstschatten en bibliotheek, 352. Bezorgt Latude eene geldelijke schadeloosstelling voor zijn gevangenisstraf, 353. Redt Delille van den dood, 353.
|
| |
| |
Beoordeeld, 353. Stelt met Cloots den godsdienst der Rede in, 353, 354. Verzet er tegen van Robespierre, 355. Geguillotineerd, 356, II. 136 noot. Invloed zijner denkbeelden op Robespierre, I. 356. Babeuf, over hem, 366. Wil bijgebouwen van de Notre-Dame verkoopen, II. 19. Nagevolgd bij 't begin der commune van 1871, VI 91. |
Chaumié, Fransch minister, 1903, III. 379. |
Chauvière, Blanquist, Fransch kamerlid, VI. 324. |
Chauvin, Fransch kamerlid, volgeling van Jules Guesde, VI. 327 en noot. |
Chemalé, leidt op het congres der Internationale de oppositie tegen C. de Paepe's amendement over grondbezit V. 445, 452. |
Chénier, M.J., Fransch dichter, 1762-1794, I. 354. |
Cherbuliez, A.E., hoogleeraar in de staathuishoudkunde te Genève, 1797-1867. VI. 199. |
Chevalier, Michel, Fransch economist, 1806-79. Zijn verslag der tentoonstelling te Parijs, 1867, I. 4. Over des werkmans onzeker bestaan, 4. Woont de redactievergadering van ‘Le Producteur’ bij en gewonnen voor het Saint-Simonisme, III. 20. Onderhoud met Lafayette, 52. Tracht van Louis Philippe een liberaler grondwet te krijgen, 55. Lid van het college der Saint-Simonisten 61, 73. Hoofdredacteur van ‘Le Globe’, 64 noot. Zijn getuigenis 79. Voor den rechter gedaagd 83, 99. Blijft Enfantin getrouw 85. Kritiek op hem, 85 noot. Jules Simon over hem, 85 noot. Zijn ‘Système de la Méditerranée,’ v. 86 en noot. Tracht het Saint-Simonisme als verkondiger der industrieele politiek te doen optreden, 87. Beschrijft Louis Philippe 88 noot. Zijn hoofdartikelen in ‘Le Globe’, 90. Enfantin over zijn plannen, 96 Staat de politie te woord te Ménilmontant, 96 v. In de gevangenis, 103, waar hij twist krijgt met Enfantin, 104 en noot. Uit de gevangenis, 104, in een ‘maison de Santé’, 104, rekent zich van de regels der school ontslagen, 104. Naar Noord-Amerika, 106. Wordt professor, 109. Cavaignac's verwijt, 109 noot. Lid van den Senaat, 110. Over hem in: ‘La Phalange,’ 166. |
Chevé, C.F., tracht Kerk en democratie te verzoenen, III. 477. Zijn geschriften, 477, 478 en noot. Zijn brief aan F. Bastiat, 570. |
Child, J., Engelsch economist, 1630-'99, I. 451. |
Chiliasme, het, zie Duizendjarig rijk. |
Choiecki, C.E., (pseudoniem: Charles Edmond), Poolsch medewerker aan Proudhons bladen, III. 557 noot. |
Choiseuil-Amboise, E.F. de, Fransch minister, 1719-'85, I, 282. |
Christendom, het. Zijn leer in verband tot rijkdom en armoede, I. 53-57. Goederengemeenschap tusschen Jezus en diens discipelen, 53. Ten opzichte van eigendom, 53, 57, 448. Een godsdienst van liefde, 53, 55, 448, IV. 202, 207. Het socialistisch karakter der eerste Christengemeente, 56. Zijn uitbreiding werkt nadeelig op het gemeenschappelijk leven, 57. Zijn armenzorg, 57. Voorliefde der eerste Christenen voor het Chiliasme, 58. Pogingen om het tot eersten eenvoud terug te brengen, 69. Verafschuwd door den pastoor Jean Meslier, 234, 236. Verzet zich, volgens Linguet, niet tegen slavernij, 294. Chaumette tracht het af te schaffen, 353, 354. Saint-Simons ‘Nouveau Christianisme’, II. 103-109. Fourier tracht zijn stelsel er aan vast te hechten, 218. In de voordrachten der Saint-Simonisten, III. 40-42. Buchez. over invloed op den vooruitgang der Maatschappij, 317. |
Christiaan VI, koning van Denemarken, 1699-1746, I. 407, 416. |
Christiaan David, helpt in 1722 de Herrnhut bouwen, I. 408. |
‘Christian Social Union’ in Engeland, VI. 388 noot. |
Churoa, A. L, zet in Duitschland uiteen de leer van Fourier, IV. 296. |
Cicero, M.T., de Romeinsche staatsman, I. 16, 33, 40, IV. 40. |
Cipriani, Italiaansch socialist, VI. 404, 409. |
Cladel, Judith, Fransch schrijfster, VI. 360 noot. |
Cladel, Léon, socialistisch Fransch romanschrijver, VI. 360 en noot. |
Clairy, baron de, I. 235. |
Clarendon, E. Hyde graaf, groot-kanselier van Engeland, 1608-74, I. 138 noot. |
Claretie, Jules, Fransch schrijver, geb. 1840, III. 565 noot. |
Claris, redigeert het blad ‘La Revolution sociale’, VI. 123. |
Clarke, W., Engelsch schrijver, VI. 384. |
Claudius, Appius, schoonvader v3n Tiberius Gracchus, I. 38. |
‘Clearing’-stelsel, het, VI. 308. |
Cleave, John, Eng. uitgever, radicaal, IV. 231 noot, 246 noot. |
Clegg, één van Robert Owens ‘trustees’, I. 351. |
Clemenceau, Eugène, geb. 1841, veearts, Fransch minister, 1906, III. 395 noot, VI. 351 noot. |
Clemens, Titus Flavius, van Alexandrië, kerkleeraar omstreeks 190, I. 62 en noot. |
Clément, J.B., socialistische dichter, lid der Commune te Parijs, VI. 91. Kamerlid, 331. Behoort tot de Broussisten, 363. |
Clerc, mevrouw, zuster van Fourier. II. 225. |
Clercq, G. de, III. 391. |
Clerex, koffiehuishouder te Parijs, I. 373. |
Clericalisme, het, In België, III. 602. |
Clermont-Tonnerre, Stanislas graaf de, 1747-92. Zijn rapport, I. 317. |
Cloots, Jean Baptiste (Anarchasis), geb. 1755. Afkomst, I. 239, 349. VI. 41 Zwerft door Europa, I. 320. Te Parijs, 320, 337. Sluit zich aan bij de Hébertisten, 341. Zijn droombeeld. 349 v. Uit de Conventie gezet en onthoofd, 350, 356. Zijn woord, 350 noot. Stelt met Chaumette den godsdienst der Rede in, 353. |
Clouet, vriend van Saint-Simon, II. 19, noot, 20. |
Clough, Eng dichter, I. 175 noot. |
‘Club de la Révolution’, III. 363 noot. |
Cluseret, G.P., oud-generaal der commune, behoorde tot de onafhankelijke Fransche socialisten, VI. 73, 75, 92, 93, 335 en noot. |
Coalitie-wet, de Engelsche, II. 253. Afgeschaft, 278 en noot. IV. 64, 86, 107, 223. |
Cobbett, W., Lid van het Eng. parlement, 1766-1835, IV. 226. |
Cobden, R., Eng. staatsman, 1804-65, IV. 192, 244, 254. |
Coëssin, F.G., vriend van Saint-Simon, II. 20 en noot, III. 476. Zijn preeken, 477. Zijn ‘Bulletin des Enfants de Dieu’, 477. |
Coeurderoy, Ernest, revolutionnaire Proudhonist, III. 613. |
Coignet, C., echtgenoote van François C. schrijft Victor Considerants biographie, III. 192 noot, 199 noot. |
| |
| |
Coignet, François, Fourierist. Considerant maakt gebruik van zijn ‘Réforme du Crédit’, III. 192. |
Colbert, J.B., Fransch staathuishoudkundige, 1619-83, I. 215. Bestreden door Adam Smith, 459. Bestudeerd door Karl Marlo, V. 41. |
Coleridge, S.T., Eng. dichter, 1772-1834, I. 229, 443 II. 280 noot. |
Colerus, predikant van Nyega, I. 151. |
Colet, John, I. 178. |
Colijn, Pieter, burgemeester te Amsterdam, I. 119. |
Colins, J.G.C.A.H. baron de, III. 444 noot, 464. Geboorteplaats, 444. Afkomst, 444. Naar Frankrijk, 444. Op de Polytechnische school te Parijs, 444. Neemt dienst onder Napoleon, 444 Zijn militaire loopbaan, 444. Uit dienst, 444. Naar België, 444. Naar Amerika, 444. Studeert in de medicijnen, dan weer in de natuurkunde, 444. Zijn plan om Napoleon uit St. Helena te laten vluchten, 444, v. In Havannah, 445. Terug in Parijs bij 't uitbreken der revolutie van 1830, 445. Betrokken bij politieke samenzweringen, 445. Geeft de politiek op, 445. Jozef Bonaparte waardeert zijn denkbeelden over landbouw en economie, 445. Gaat zich geheel aan maatschappelijke hervormingen wijden, 445. Zijn eerste geschrift ‘Le pacte social’, 445. V. 452, VI. 200. Waarom zijn leerlingen bijzondere waarde aan dit boek hechten, 445 en noot; dal overigens weinig indruk maakt, 445. Lijn latere boekwerken, 445, 446 Zijn kring van belangstellende mannen, 445. Zijn aandeel aan de revolutie van 1848, 446; bijna gefusileerd, 446; gevangen, 446; vrij 446. Lijst van zijn geschriften, 446. Door den dood overvallen, 447. Zijn testament, 447 noot. Zijn stelsel, 448-454. 0verzicht van zijn boek ‘L'Economie’, 454-457. Zijn brieven, 457 noot. Tegenover Proudhon, 457. Zijn proclamatie der Autocratie, 457-463. Kritiek erop, 462. Zijn leerlingen, 445, 462, 463 en noot. |
Collectívisme, zie Karl Marx en het Marxisme. |
Collectivisten de Fransche, III. 417-473. Hun stelsel, 417-419, 420-430, 439-443, 468-471, 610, 613. IV. 248, 251, 267. |
Collegianten, de, geven aanrakingspunten tot gemeenschapsvormen, I. 147, 148, 149. |
Colleoni, markiezin, Eleonora Stange, VI. 159 noot. |
Collet, Fransch wever, III. 355. |
Collet, Clara, VI. 386 noot. |
Collin d'Harleville, J.F., Fransch dichter, 1755-1806, I. 312 noot. |
Collins, John, Schotsch werkman, IV. 231. Karakter, 231. Vriend van W. Lovett, 231, met wien het boek ‘Chartism’ uitgeeft, 231 en noot 240. In hechtenis, 236. Vervolgd door de regeering, 237. |
Collins, Joh. A., Sticht in Massachusetts de communauteit van Skaneateles, III. 175. Oorzaak der ontbinding, 175. |
Collot d'Herbois lid van het Comité du Salut Public, I. 346, 356 noot. |
Colquhoun, P., Eng. statisticus, 1735-1820. Wil besparing op het voedsel van den arbeider, IV. 35, 36. Gevolgen daarvan, 36. Zijn tabellen 37, 171, 186. Over het geheele grond-product, 38, en voorts V. 181. |
Colt, ridder, I. 178. |
Colt, Jeanne, I. 178. |
Columbus, Christophorus, de ontdekker van Amerika, 1436-1506, I 85, 177. |
Columella, Romeinsch schrijver over den landbouw, I. 34. |
Combe, Abram, Eng. socialist, 1795-1825, IV. 8, 150, 215. Zijn familie, II. 287. Wordt een adept van Owen, 287. Zijn geschriften, 287 en noot. Sticht met Hamilton de inrichting van Orbiston, 287, IV. 129, 178-180. Inrichting er van, II. 288. Tracht er bewoners voor te vinden, 288. Opgezocht door John Gray 288, 297. Over Owens inzichten, 288. Zijn blad ‘The Register,’ 288, Zijn verzen, 289. Zijn veranderde leefwijze, 290. Ziek en sterft, 289. Orbiston gesloopt, 290. Zijn boeken en Orbiston besproken door de kolonisten te New-Harmony, 300 Zijn leer en Marx' denkbeelden, VI. 234 noot. |
Combe, Andrew, lijfarts van koning Leopold, 1797-1847, II. 287. |
Combe, G., Eng. phrenologist, 1788-1858, II. 287, 289 noot IV. 9 en noot, 150. Laat Orbiston sloopen, II. 289. |
Combes, Fransch minister, VI. 337, 426. |
Comenius, J.A., bisschop der Moravische broeders, 1592-1670, I 410 en noot. |
‘Comité central de la garde national’, opgericht te Parijs 24 Febr. 1871, VI. 90. |
‘Comité de Salut public’, onderworpen aan Robespierre, I. 356, 359, 360, 367, 369. |
‘Comité de Sureté génèrale’, te Parijs, 1793, I. 371 en noot. |
Commissaire, Sebastien, Levensloop, III. 236 noot. |
Communauteiten, In Auvergne, I. 306, 533. In de Jura, de ‘associations fromagères, I. 449. De bezitting der Jaults, 449 en noot. In de baronnie van Thiers, I. 306, II 151. In Engeland, ‘Pant Glass’, 344 en noot,‘Manea Fen’, 344 en noot, 347 en noot. |
Commune van Parijs, de. 1792, I. 340-344, 354, 355 v. II. 19. |
Commune van Parijs, de, van 1871, I. 111, 389 noot, III 126, 191, 199, 241, 277. V. 11, 456, 458, 459, 464 VI. 2, 24, 88-99, 102, 127, 235, 279, 284, 320, 322, 324, 330, 333, 338, 340, 346, 358, 360, 362, 424. |
Communisme, het, IV. 43, 85. In den Kenne-meropstand van 1268, I. 73. Onder de Wederdoopers, 115, 120. Bestreden in Rousseau's werken, 277. In Frankrijk in 1790, 326. Fourier over Robert Owen, II. 214. Uitgangspunt, III. 213. Gaat soms samen met het revolutionnaire socialisme, 214. Wensch der Babouvisten, 223. Auguste Blanqui's beschrijving, 231. Overgangsbepalingen, 258-260. Cabets beschouwing, 264-268, IV. 319. Lamennais' oordeel, III 306, 309. Louis Blancs volgelingen van communisme verdacht, 407. François Vidals beschouwing, 436-430. F. Huels oordeel, 466. Het blad: La Fraternité, 496. Bestreden door Proudhon, 528, 537, 547, 552 Onder de Duitsche revolutionnisten te Parijs, IV. 301 v. Wilhelm Weitlings propaganda, 303-306, 317-324. Diens communistisch handboek, 306-317. Karl Heinzens artikelen, 400. Bestreden door Karl Marlo, V. 17, 21, 35, 43. Overeenkomst met het federalisme, 40. Rodbertus tegen de verdeelingseischen, 188. Afgekeurd door Bakounin, VI 55 en noot, 62, 78. Vindt aanhangers bij de Allemanisten, 332. |
Communisten, Bond der, te Londen, Oprichters, IV. 302. Organisatie en onvoldoende invloed op de arbeiders, 387 Over de theorieën van het Jong-Hegelianisme, 388. Marx en Engels worden lid, 388. Congres te Londen, 388. Tweede congres aldaar, 389. Neemt aan
|
| |
| |
het door Marx en Engels opgestelde Communistisch Manifest (zie aldaar) 389. Draagt de hoofdleiding op aan Marx, 390. Zetel verlegd naar Parijs, 402. |
Communistische bladen en tijdschriften. L'Egalitaire, III. 241, 247. L'Humanitaire, 246. La Fraternité, 247, 269, 328, 396, 496. L'Intelligence, III. 247. Le Populaire, 249, 269, 270, 272, 273, 275, 382. L'Atelier, III. 328, 396. La Revue Icarienne, 277. La Jeune Icarie, 278. Der Hülferuf der deutschen Jugend, IV. 305. Die junge Generation, 305. Der Urwähler, 323. Die fröhliche Botschaft, 324. Allgemeines Notund Hilfsblatt, 324. Blätter der Gegenwart für sociales Leben, 327. |
Communistische Kolonies en Communauteiten in Amerika. In Adams-county, III, 276-279. - Amana of Ebenezer, 174 noot, VI. 169. - Aurora, III. 174 noot, VI. 171. - Bethel, III. 174 noot, VI. 171. - Bishop Hill Community, III. 174 noot, VI. 172 noot. - Bluxome Rancho, III. 278. - Brookfarm, 174, 175-181. VI. 162, 201. - Communia, IV. 323 - Ephrata, III. 174 noot, VI. 166 noot. - Icaria-Speranza, III. 278. - Te Nauvoo, III. 273-276. - Northampton-associatie, l74, 175. - Oneida-communauteit, VI. 176-180. - Der Shakers, III. 174 noot, VI. 173. - Skaneateles, III. 174, 175, VI. 162. Sulphur-prairie, III. 272. - Zoar, 174 noot, VI. 168. Kaweah in Californië, VI. 172 noot. |
Communistische literatuur, IV. 423 v. |
Communistisch manifest, het, opgesteld door Marx en Engels, IV 389, V. 313, 321. Bevat de eischen der socialisten van 1830-50, IV. 410. Inhoud, 412 v. Uitwerking, 410, V. 2, 12. Organiseert het socialisme, 13. Zet aan tot klassenstrijd, IV. 410, V. 2, 12, 321, 325. Over het leerstuk van den eigendom, 327. Geeft toepassing van de materialistische opvatting, 337. Bakounins definitie van communisten, VI. 55 noot. Grondslag van het Erfurtsche programma, 266. Steunpunt der Marxistische catastrophetheorie, 278. Neemt ook op de leer van het Blanquisme, 280, 286, 287. Verouderd, volgens Bernstein, 286. Slotwoord, 406. Leidt in het autoritair collectivisme, 417. |
Compagnonnage, I. 79, 458, III. 330, 356, 496 noot, 497. |
Compayre, behoort in de Fransche Kamer tot de onafhankelijke socialisten, VI. 335. |
Comte, Auguste, Fransch wijsgeer, 1798-1857, III. 378, 529, 532, VI. 118. Verwerkt de denkbeelden van Saint-Simon, II. 59; wordt diens leerling, 90, III. 314; diens secretaris, II. 59. Helpt ‘L'Organisateur’ redigeeren, 69. Vindt Saint-Simon na diens poging tot zelfmoord. 84. Schrijn het derde cahier van Saint-Simons Catéchisme des Industriels, 87, 90-96, III. 378. Hoewel het bijna uitsluitend de denkbeelden van Saint-Simon bevat, II. 90, stelt het dezen niet geheel tevreden, 96, 97. Kan diens aanmerkingen niet velen, 97, wil niet langer secretaris zijn en verlaat hem, 97, 100. Over zijn ouden leermeester, 97. Splitsing tusschen zijn en Saint-Simons leerlingen, 97. Over Saint-Simon in twee brieven, 97 noot. Woont Saint-Simons begrafenis bij, 110. Werkt mede aan ‘Le Producteur’, II. 18. Eindigt er mee, 20. Gustave d'Eichthal verlaat zijn school en wordt Saint Simonist, 44. Valt de Saint-Simonisten aan, 71. Bestreden in Auguste Blanqui's Critique Sociale, III. 272. Zijn socialisme, 448 en noot. Construeert een Sociologie, I. 11, III. 378, VI. 112. De drie richtingen zijner leerlingen, III. 379. Zijn beide hoofdwerken, 379 Sterft, 379. Opvolger, 379. Gedenkteeken, 379 noot. Testament, 379 noot. |
Concurrentie, Bevredigt niet alle economische behoeften, I. 7. Tegenover associatie en coöperatie, 7, IV. 109-118, 122, 129, 132, 142, 145, 147, 164, V. 256, 289 Nut en noodzakelijkheid betwist, IV. 116, 121, 163, 175-178, 187, 212. Invloed op verdeeling van het arbeidsproduct, 120, 122, 176, 187. Beperkt door de gilden, I. 65. In de nijverheid, 242. Noodzakelijk geacht door de economisten, 450, 457, IV. 360, 396. Na afschaffing der gilden, II. 7. Gevolgen voor den arbeider, 135, 217, III. 420, 451. IV. 108, 119, 123, 142, 158, 160, 162, 361, 385, V. 183, VI. 443. Robert Owens oordeel, II. 277, 308. Bevorderd door het individualisme, III. 4. Bron van economische wanorde, volgens de Saint-Simonisten, 13, 22, 29. Invloed op de maatschappij, 319, 323, 383-385, 423, IV. 333 Opgeheven door de sociale ateliers, III. 385-387. Zijn twee spreuken, 378. Een der bezwaren tegen Louis Blancs blokhuizen voor arbeiders, 398. Een gevolg van het ‘laissez faire’, 399. Na de revolutie van 1789, 411. F. Vidal wil haar vervangen door associatie, 432, 433. Afgekeurd door C. Pequeur, 431; door Joseph Rey, 479. Proudhons zienswijze, 517, 518, 541; die Karl Marx bestrijdt, IV. 381. V. 342. Bestreden in Karl Grüns geschriften, IV. 374. Karl Marlo's opvatting, V. 31, 41, 45, 48, 56. Maatregelen tegen buitenlandsche concurrentie, 40. Noodzakelijk yoor het kapitalisme, 315. Drijft tot overwerk, 391. De vloek der maatschappij, volgens Blatchford, VI. 376, leidend tot anarchie, 376. Afgekeurd door de Fabiërs, 385. |
Condillac, (E.B. de Mably), Fransch abt, I. 259 noot, 266 noot. III. 598. Bekend door zijn geschriften, I, 259. Saint-Simon er over, II. 30 en noot. Fourier over hem, 160. Zijn waardeleer, VI. 462 en noot. |
Condorcet, M.J.A.N.C. markies de, 1743-94, I. 295 noot, III. 335. Onder 't gehoor van Fauchet, I. 322. De denker van zijn partij genoemd, 334. Vervolgd door de Jacobijnen, 334. Zijn verzekeringsstelsel, 336 en noot. Over de taak der vrouw, 336 noot. Zijn schets van den vooruitgang van den menschelijken geest, 335-337, III. 321. Zijn ontwerp-constitutie der Girondijnen, I. 360, III. 393. Saint-Simon er over, II. 30, 36, 38, 40, 64, 95. Robert Owen over zijn woorden over verzekering van den arbeider bij ziekte, enz., 391, IV. 109 noot. Gehuldigd door Henri George, VI. 198. |
C(onfédération) G(énérale) du T(ravail), VI. 353, 354, 355. |
Congressen:
- van Katheder-socialisten, I. 2.
- der vereenigde mogendheden, te Aken, October 1818, II. 267.
- der ‘Universal Community Society of Rational Religionists’, 1839-1844, II. 344, 346, 347, 349, 350.
- van arbeiders gedurende de tentoonstelling te Londen in 1862, II. 379 noot, V. 160-162.
- van het Historisch Instituut te Parijs, Dec. 1835. III. 139.
- der Owenisten, Juni 1840, III. 173 noot.
- van den Communistenbond te Londen, 1847, IV. 388 v.
- van Duitsche arbeiders, te Berlijn, 23 Augustus 1848, IV. 402; te Heidelberg, Januari 1849, V. 18; te Berlijn, Oct. 1862, V. 249; te Leipzig, 1862/1863, V. 249.
|
| |
| |
- van Duitsche handwerk-meesters, te Frankfort, Juli 1848, V. 17 en noot.
- van Catholieken, te Luik, Sept. 1890, V. 162.
- van Duitsche ministers, te Karlsbad, Sept. 1819, V. 173.
- Landhuishoudkundig, 1875, V. 185.
- van Duitsche vorsten, uitgenoodigd door den Oostenrijkschen keizer, te Frankfort, Aug.-Sept. 1863, V. 269.
- van de ‘Internationale’, zie aldaar.
- van Duitsche socialisten. Te Neurenberg in 1868, V. 448, 471. Te Eisenach in 1869, V. 471 v. Te Gotha in 1875, 312, 415 v., VI. 264, 276, in 1896, 271, 276. Op het kasteel Wijden in 1880, V. 433 en noot, VI. 265 noot. Te St. Gallen in 1887, V. 483, VI. 289, 406. Te Halle in 1890, V. 483, VI. 265, 266. Te Erfurt in 1891, V. 480, 483, VI. 266, 271. Te Berlijn in 1892, 271. Te Keulen in 1893, 271, 276. Te Frankfort a/M. in 1894, 271, 272, 273 Te Breslau in 1895, 271, 273, 275. Te Hamburg in 1868, V. 448, in 1897, VI. 271. Te Stuttgart in 1898, 271, 278. Te Hannover in 1899, 271, 278, 287. Te Lubeck in 1901, 288 noot. Te Mannheim in 1906, 276.
- van Fransche socialisten. Te Marseille in 1879, VI. 325 noot. Te Saint-Etienne in 1882, 326, 338. Te Parijs in 1899, 338 en noot. Te Lyon in Mei 1901, 424 noot.
- van Fransche syndicaten en arbeidsbeurzen, VI 352, 353 en noot, 357 en noot.
- Internationale: Te Londen in 1888, VI. 405, 406-408, in 1896, 346, 350 noot, 382, 405, 417-419, 448. In den Haag, Februari 1889, 409. Te Parijs (op twee plaatsen) in 1889, 371 noot, 408-411, in 1900, 420-426. Verhinderd tegen-congres te Parijs, bepaald op 19 Sept. 1900, 423 en noot. Te Brussel in 1891, 405, 411-414. Te Zürich in 1893, 405, 413-417, 418, 419. Te Amsterdam in 1904, 405 noot, 425. Te Stuttgart in 1907, 405 noot, 426. Te Kopenhagen in 1910, 405 noot.
- ‘Congrès de la Paix’, zie Vredes- en Vrijheid's-liga.
- Slavonisch congres te Praag, zie Praag.
- van ‘La Fédération Romande’, te Genève, VI. 65.
- van ‘La Fédération Jurassienne’, te Sonvillier, 31 Oct. 1871, VI. 123; te Locle, Mei 1872, 124.
- van de ‘Fascio Operaio’, te Boulogne, Maart 1872, VI. 125; te Rimini, 5 Augustus 1872, 126, 155 en noot.
- der Allemanisten, VI. 331 v.
- der Anarchisten, te Amsterdam, 1907, VI. 426 en noot. |
Cons, Miss, VI. 386 noot. |
Considerant, Victor, IV. 337. Zijn caricatuur, II. 181 noot, III. 117 noot, 187. Geboorteplaats en jaar. III. 128 en noot. Afkomst, l28. Sainte-Beuve's oordeel over hem, II. 212, III, 128. Zijn opleiding, 129. Maakt kennis met Fourier, 129, wordt diens leerling, 129. Schrijft in ‘La réforme industrielle’, 129. Zijn slag om propaganda te maken, II. 212, III. 129, 141, 142 en noot, 146. Zijn uiterlijk, 129. Neemt een eerste plaats in, 129, 142. Over de geschriften van Fourier en diens eerste leerlingen, 129. Zijn stijl, 129. Zijn ‘Destinée Sociale’, 130, 191. Overzicht ervan, 130-140. Op het congres van het Historisch Instituut, 139. Zijn ‘Rede op het Stadhuis’, 140-142. Richt op ‘La Phalange’, II. 224, III. 141. Houdt lezingen tegen het Saint-Simonisme, II. 224. Trouwt met de dochter van Clarisse Vigoureux, III. 141. Na Fouriers dood het hoofd der school, 142, 146, 185, 190. Bedevaart naar Fouriers graf, 142, en viert diens verjaardag met een publiek diner, 142 Op reis, 142. Zijn ‘Théorie du droit de propriété et du droit au travail’, 142-144. Proudhons overzicht ervan, 524. Zijn ‘Bases de la Politique positive’, 145. Bepleit daarin een ministerie van vooruitgang, 145, 184, 188, 395 noot. Zijn overige geschriften, 146. Zijn brochure tegen Arago, 146 en noot. Over diens borstbeeld, 146 noot. Bezocht door Jacob van Lennep, 146 noot. Bestrijdt het algemeen stemrecht, 147, dat later het staatkundig werktuig der Fourieristen wordt, 185, 193. Zijn ‘Principes du Socialisme’, 147 v. en noot. Wenscht een zetel in de Kamer der Afgevaardigden, 147. Wordt lid van het ‘Conseil général de la Seine’, 147. Zijn angst voor utopist aangezien te worden, 148. Zijn plooibaarheid, 148. Behoort tot het zoogenaamde centrum, 149, 162. Over het enge kiesrecht der revolutie van 1830, 153. Over Eugène Sue, 162. Laverdan stelt hem Leconte de Lisle voor, 165 noot. Zijn handboek tot voorbeeld genomen, 174. In de ‘North American Phalanx’, 181, 197. Behoort in 1848 tot de meest vooruitstrevenden, 183, 185. Verdedigt de agressieve politiek, 183. Zijn advies aan de gouvernements-commissie voor de arbeiders, 184 v. Afgevaardigde ter nationale vergadering van 1848, 185. Zijn optreden daar, 186, 568. Zijn ontwerp-proclamatie tot het volk, 186. Zijn voorstel in antwoord op Thiers' vraag, 187 en noot. Vraagt stemrecht voor alle meerderjarige vrouwen, 187 noot. Tracht zijn medeleden vertrouwd te maken met zijn ideeën, 187. Tegen het Socialisme, 187 v. Zijn vier voorstellen, 188, 193, 564, IV. 410 noot. Gekozen in de ‘Assemblée Legislative’, III. 188. Vlucht naar België, 189, 199 noot, daarop naar Londen, 189, 239. Bij verstek tot deportatie veroordeeld, 198 noot. Gedurende zijn ballingschap, 190. Zijn boek ‘Le Socialisme devant le vieux monde’, 190. Zijn nieuw denkbeeld, 191, IV. 430 v., geformuleerd in zijn ‘Les quatres Crédits’, III. 191-194. Zijn biographie, 192 noot. Over volksvertegenwoordiging, 193. Zijn ideaal, 194, 581; bespreekt dit ideaal met Rittinghausen, 194, en schrijft zijn ‘Le Solution ou le gouvernement direct du peuple’, 194-197; waarin hij tot min of meer anarchistische beginselen overhelt, 195, 521 noot. Lamennais' verbazing er over, 312. Keert terug tot de plannen van vóór 1848, 196. Ontvangt te Londen een bezoek van Brisbrane, 196; spreekt met dezen over een proef met het Fourierisme in Zwitserland, 196; die hem wijst op Noord-Amerika, 196; en laat zich overhalen er heen te gaan, 197, 199 noot. Te New-York, 197. Leert Engelsch, 197. Reist met Brisbane Amerika door, 197. Vindt Texas het ware terrein voor zijn doel, 198. Ontmoet dáár Gouhémans, 273. Terug naar Europa, 198. Schrijft zijn ‘Au Texas’, 197 noot, 198. Begrooting van een nieuwe onderneming, 198, waarvoor hij kolonisten oproept, 198, geld bijeenbrengt, 199, doch waarvan niets schijnt gekomen te zijn, 199, VI. 162. Godin over hem, III. 199. Terug in Parijs, 199, beleeft dáár de Commune, 199, VI 98 noot. Zijn brochure, 200 en noot. Verliest zijn vrouw, 200. Sterft, 199. Zijn artikelen in de ‘Revue du mouvement social’, 200 Grafmonument, 199 noot. Lid van de gouvernements-commissie voor de arbeiders, 396. Louis Blanc tegen
|
| |
| |
hem, 416 noot. Proudhons antwoord, 525, 527. Omgang met Franz Stromeijer, IV. 343. |
Constans, Fransch, minister, VI. 354. |
Constant, Fransch abt, pseudoniem: Eliphas Lévy. Christelijk Socialist, III. 313. Zijn geschriften, 313 en noot. Over de liefde, 313. Zijn levenswandel, 313. Geeft van Flora Tristan na haar dood uit ‘L'Emancipation de la Femme’, 493. Sebastian Seilers oordeel over hem, IV. 317. |
Constant, Benjamin, één der hoofden der Fransche liberale politiek, II. 19 noot, 70. Zijn woordentwist met Bazard, III. 21. |
Continentaal Stelsel, het, II. 386, III. 544. |
Contract, het vrije, VI. 120. |
Conventie, Nationale, geopend 20 Sept. 1792. Samenstel, I. 341 Favre's verslag, 342. Houdt het traktement der geestelijken in, 342. Verwerpt het voorstel van Beffroy en van de Commune, 343. Geeft verlof tot eene progressieve belasting op de rijken, 343. Stelt de Commune verantwoordelijk voor de orde, 343. Weigert eerst, en bewilligt daarna nieuwe voorschotten aan de Commune, 343. Inwendige strijd over het vaststellen der prijzen van levensmiddelen, 344. Gevolgen harer instemming met een maatregel der patriotten van Montpellier, 344. Zwicht voor de Commune en staat toe een gedwongen leening, 344. Stelt vast een maximum voor den prijs van het graan, 345 en noot. Cloots als lid afgezet, 350. Neemt juichend het ontslag van bisschop Gobel aan, 353. De beweging onder haar leden, 353. Wijst aan een ‘dag der Rede’, 354. Stemt toe om de Notre Dame aan den dienst der Rede te wijden, 354. Billaud-Varennes' rapport, 357. Neemt Robespierres ontwerpwet aan en roept het Deïsme uit, 357. Ontkomt aan het Schrikbewind, organiseert de verdere krachten der Republiek, 359. Terugblik, 359. Onbaatzuchtigheid harer leiders, 359, 360. Haar debatten en decreten, 360-361. Bekrachtigt de grondwet der Bergpartij, 360. Conservatieve elementen krijgen den boventoon. 363. Stelt een andere grondwet vast. 363. Babeufs petities, 366. Tracht haar te herstellen, 377. |
Conventie van Genève, 22 Aug. 1864, zie ‘Roode Kruis’, Vereeniging van het. |
Cooper, Ashley, Lid van het Eng. Cabal-ministerie, I. 140. |
Cooper, Thomas, Eng. schoenmaker, de dichter der Chartisten. IV. 231, 241, 245, 254 en noot. Zijn hem toegeschreven lied voor de Chartisten, 242 v. In hechtenis, 246. Tegen O'Connors landplan, 256. |
Coöperatie, zie Associatie. |
Coöperatieve keuken, IV. 110, 160. |
‘Co-operation Society, te Londen, IV. 127, 131, 168, 177. |
Copernicus, grondlegger der theorie van het zonnestelsel, 1473-1543, II. 100. |
Coppée, François, Fransch dichter, 1843-1908, VI. 153 noot. |
Copper, pred. te Duisburg, I. 151. |
Corbon, leerling van Buchez, hoofdredacteur van ‘L'Atelier’, III. 329. Volksvertegenwoordiger, 331, IV. 411. Lid der verdeelings-commissie, III. 331, Zijn geschriften, 332 v., 333 noot. Levensloop, 333 noot. |
Corcelles, de, Saint-Simonist, II. 221 |
Cordeliers-club, de, eene staatkundige partij ten tijde der Fransche revolutie. Vindt een aanhanger in Linguet, I. 299. Oefenplaats voor de meest geavanceerde en anarchistische elementen van Parijs, 337. Een volkstribune, 337. Het devies der Revolutie aldaar geformuleerd, 338. Haar invloed op de revolutionnaire secties van Parijs, 338. Haar leiders geven zich geen rust, 338. In de knel onder Danton, 341. Vincent secretaris, 348. Tegenover de Hébertisten, 349. Eischt matiging van het regime der Terreur, 355. |
Cormenin, L.M. de la Haye, Fransch schrijver (pseudoniem Timon), 1788-1868, III. 220. |
Corneille, Pierre, de Fransche treurspel-dichter, 1606-84, VI. 83. |
Cornelissen, Cornelis, aanhanger van Hendrik (Niklaes, I, 148. |
Cornwallis, C.M. markies van, Britsch generaal, 1738-1805. II. 15. |
Corpus Juris, zijn waarde voor de theorie der Economie, I. 32. |
‘Correspondant Picard’, blad verschijnende te Amiens, I. 365. |
Cosmopolitisme, VI. 255. |
Costa, Andrea, Italiaansch socialist, VI. 126, 155, 404, 409, 420, 422. |
Costa, Gaston da, Blanquist, VI. 89 noot. |
Cottin, madame, III. 280 noot. |
Coullery, P. Op het congres der Internationale te Lausanne, V. 446. Vestigt te La Chaux-de-Fonds eene centrale sectie der Internationale, VI. 65. Redigeert ‘La Voix de l'Avenir’, 65. Zijn karakter, 65. Zijn strijdpunt met Guillaume, 65. Over de besluiten van het congres der Internationale te Brussel, 65. Durft niet meegaan met Bakounins plannen, 65. Wordt uitgeworpen, 66. Bakounins stukken tegen zijn volgelingen in ‘L'Egalité’, 69. |
Coupé, lid der Nationale Conventie, 1792, I. 353. |
Courbet, G., Fransch kunstschilder, 1819-77, III. 612. Lid der commune van 1871, VI. 91, 362. Werkt voor het idee van het socialisme, 362. In eere bij Proudhon, 362. |
Courier, P.L., Fransch letterkundige, 1772-1825. II. 70. |
Cournet, F., Blanquist, 1839-85, VI. 322. |
Courvoisier, L., weduwe van den minister van justitie Lacombe, II. 225. |
Cousin, Victor, Fransch wijsgeer, 1792-1867, III 347, 515, 600 noot, IV. 338. |
Coutant, vertegenwoordigt in de Kamer de onafhankelijke Fransche socialisten, VI. 335, 424 noot. |
Coutard, Madame, I. 340. |
Couthon, lid van het Comité du Salut Public, I. 356 noot. |
Coutte, vriend van Saint-Simon, II. 36. |
‘Couvre-feu’, oud-Eng. wet van het, III. 253, |
Coux, Ch. de, mederedacteur van ‘L'Avenir’, III. 288. 289. |
Covenant: verbond in 1738 tot handhaving der Presbyteriaansche kerkorde, I. 128. |
‘Coventry Herald and Free Press’, The, liberaal dagblad, IV. 165. |
Coventry, John, lid van het Eng. parlement, 1672, I. 451 noot. |
Coxey, wil in 1894 met een stoet werkloozen Amerika doortrekken, VI. 208 en noot. |
Craig, Baille, voorzitter der Chartisten, 4 Febr. 1839. IV. 234. |
Craig, E.T., Eng. schrijver, 1882, Over ‘co-operative farming’, II. 285. |
Crane, Walter, Engelsch kunstschilder en socialistisch teekenaar, VI. 370 noot, 391, 415 noot, 417. |
Crawford, Sharman, Eng. radicaal, IV. 226, 251. |
Crèches, zie Kinderbewaarplaatsen. |
| |
| |
Credietstelsel, het, Onbekend bij de Grieken, I. 15. Veroordeeld in het Kanonieke recht, 62. Ten behoeve van arbeiders, 336 Pecqueurs bekroonde prijsvraag, III. 419. Door middel van spaarbanken, I. 336, III. 432. Invloed op arbeid en nijverheid, II. 86, IV. 34. Het programma der Saint-Simonisten, III. 20, 64. Fouriers voorschotbanken, 120. De Vitrolles' financieel plan, 302. Buchez wil het den arbeiders verstrekken door een Centrale Bank, 318. Louis Blancs regeling, 386. Staats- of sociaal crediet, I. 33, III. 188, 217, 311, 425, 431, 441, 459 v., 544 v., 558, IV. 253, 422, V. 188, 255, 256, 263. Als middel om het kapitaal te socialiseeren, III. 441 v. Gratis-crediet, 558, 568, 586, VI. 304. Bevordert vrije concurrentie, V. 31. In Karl Marlo's federatieve maatschappij, 39, 47. Invloed op het arbeidsproduct, 57. Rodbertus' zienswijze, 86, 102, 126, 130. Vermeerdert het constante deel van het kapitaal, 394. Vergemakkelijkt geldcirculatie, 399, en speculatie, 423. Behandeld op het congres der Internationale te Lausanne, 444, te Brussel, 448. |
‘Crédit mobilier’, der Pereires, III. 35 noot. |
Crellius, S., I. 418 v. |
Cremer, Duitsch spion onder den naam: Cherval, V. 340, 351, 353. |
Crémieux, J.A., Fransch minister, 1797-1880, III. 309, 394, 407, IV. 370. |
Creta. - Gemeenschappelijke maaltijden aldaar, I. 17. |
Crispi, F., Italiaansch staatsman, geb. 1819, VI. 127. |
Cromwell, Olivier, de Protector, de steun der Puriteinen, I. 130-133, 137-140, 142-143, 156 noot, 451 noot, V. 398. |
Cromwell, Richard, I. 157. |
Crooks, Will, Lid van het Eng. parlement, VI, 368 noot. |
Cross, J.W., gehuwd met Mary Anne Evans (George Eliot) IV. 166. |
Crowe, J.A., Eng. schrijver over kunstgeschiedenis, geb. 1825, IV. 149 noot. |
Cruppi, Fransch minister, III. 5 noot. |
Culpeper, Thomas, I. 451. |
Cumberland, Ernst, hertog van, zoon van George V, geb. 1845, IV. 255. |
Cuno, lid der sectie te Milaan van de Internationale, VI. 125. |
Curie, hoogste gezag bij de Romeinen, I. 67. |
Curran, P., Engelsch socialist, VI. 420. |
‘Currency-school’, V. 422, 423. |
Curtis, sluit zich aan bij de Brook-Farm-Community, III. 176. |
Custine, Adam Philippe, graaf de, Fransch generaal, ter dood veroordeeld 1793, I. 348. |
Cuvier, G.L.C.F.D. baron de, dierkundige, Fransch staatsman, 1769-1838, II. 267, III. 314. |
Cyon, E. de. Zijn boek: ‘Nihilisme et Anarchie’, 1892, III. 235. |
Cyrenius, stadhouder over Syrië, V. 143. |
Czolgosz, moordenaar van pres. Mc Kinley, VI. 206 noot, 428 noot. |
|
|