| |
B.
Baader, Franz von, prof. in Munchen 1765-1841, IV. 296, 297 en noot. |
Babeuf, Francois Noël, IV. 331, VI 41, 67
|
| |
| |
Beroept zich op den ‘Code de la Nature’ dien hij aan Diderot toeschrijft. I. 258. Omgang, 346, 365 v. Uiterlijk, 364. Uit de gevangenis, 364. Ouderdom, geboorteplaats, voornamen, familie, opvoeding, 364. Wordt landmeter, 364. Zijn ‘Cadastre perpétuel’, 365. Zijn ontwerp over de gemeentegronden, 365. Veroordeeld als falsaris, 365. Naar Parijs, 365. Arm, 365, 376 noot. Broodschrijver, 365. In de gevangenis, 365. Op vrije voeten, 365, II. 20. Volgt hen die Robespierre ten val brachten, I. 365. Zijn krant, 365. Verdedigt de mannen van Thermidor, 366. Vaart uit tegen de gewezen proconsuls, 366. Begint Robespierre anders te beschouwen, 366. De mannen van Thermidor vallen hem tegen, 366. Verzet zich tegen hun tactiek, 366. Zendt petities tot onbeperkte vrijheid voor de drukpers, 366. Invloed van zijn krant, 366. Woordenkeus, 366. Denkt minder gunstig over Hébert en Chaumette, 366. Verdedigt de grondwet van '93, 366 v. Valt in zijn blad Taillien en Fréron heftig aan, 367. Gevangen gezet, 367. Losgelaten, 367. Zijn overdenkingen in de gevangenis, 367. Maakt daar nieuwe vrienden, 367. Richt eerst eene kleine politieke vereeniging met ze op en daarna de club van het Panthéon, 369. Hun aantal neemt toe, 369. Zijn optreden in de club van het Pantthéon, 370. Bewijst de wettigheid der constitutie van 1793 en brandmerkt het individueele als voornaamste bron van alle maatschappelijke kwalen, 370. Vervolgd wegens scherpe uitingen in zijn blad, 370. Zijn schuilplaats, 370. IJvert voor een tijdelijken dictator, 372. Blijft schrijven maar moet zich schuil houden, 372. Zijn vrouw aangehouden wegens verkoop zijner geschriften, 372. De club van het Panthéon tegenover hem en zijn vrouw, 372. Vormt een geheim Directoire, 373. Vergaderplaats, 373, 377. Zijn programma aangenomen, 374. Zijn ideaal, 375. Het geheime Directoire breidt zich uit, 375. Zijn democratische artikelen in zijn krant, 375. Bespreekt 'met zijn vrienden wetten en decreten, 377. Verraden en gevangen genomen, 382 Zijn brief aan de leden van het Directoire, 389 v. Zijn redevoering voor het gerechtshof, 391. Ter dood veroordeeld, 391. Poging tot zelfmoord, 391. Op het schavot, 391, III. 214. Zijn afscheids-brief aan zijn vrouw, I. 391. Zijn drie zoons, 392. Charles Fourier over hem, II. 117 noot, 214 noot. Vergeleken met Robert Owen, 313. Invloed van Buonarotti's boek, III. 215, 222. Zijn leer wordt door de republikeinen in de gevangenis bestudeerd, 222; onder de arbeiders verspreid door de Babouvisten, 222; geeft aanleiding tot de Fransche geheime genootschappen, 215-227, VI. 280; waaruit het Blanquisme voortspruit, III. 239, VI 280. Dézamy schrijft over zijn regeling van opvoeding en onderwijs, III. 244. Cabet veroordeelt zijn samenzwering, 263. Invloed op den Eng. chartist O'Brien, IV. 251. Over zijn werken, 425. Karl Marlo over hem, V. 43. |
Babouvisten, de, een secte van Communisten, die in de gevangenis de leer van Babeuf bestudeerden, III. 146, 222, 239, IV. 301, VI. 110. George Sands uitlatingen over het Babouvisme, III. 221. Hun beschouwingen over gelijkheid en particulier eigendom, 222; begrepen door de mindere klasse, 222. Hun streven naar een communistischen Staat, 222. Bestreden door E. Cabet, 263. Weitling over hun leer, IV. 320 en noot. |
Bac, Saint-Simonist, III. 110. |
Bach, Max, schrijft over de voorbereidingen van het congres der ‘Internationale’ te Genève, V. 441 noot. |
Bachmetjeff, vermaakt Herzen en Ogarjoff een fonds, VI. 139. |
Bachoven, von, V. 484 en noot. |
Bacon, Francis, kanselier van Engeland, 1561-1626, I. 203, III. 321, 531, IV. 159. Zijn ‘Nova Atlantis’ I. 198-199. Zijn advies aan koning Jacobus, 199 noot. Naar zijn werken verwezen door Saint-Simon, II. 29. |
Bailly, geneeskundige. Behoort tot den kring van Saint-Simon, II. 98. Aan Saint-Simons sterfbed, 109. Naar Turkije, III. 62 noot. |
Bailly, Jean Sylvain, sterren- en letterkundige, 1736-93. Als maire van Parijs, I. 320. Organiseert het Parijsche kiescollege, 324. Zijn beteekenis in de Commune, 325. Verdedigt de door de Constituante gestichte orde, 326. Chaumette over hem, 351. |
Baker, Arthur, schrijft over de ‘Shakers’, VI, 173 noot. |
Baker, Thomas, I. 78. |
Bakounin, Russisch minister van Buiten-landsche zaken, VI. 4. |
Bakounin, Alexander, VI 29. |
Bakounin, Carlo, VI. 159 noot. |
Bakounin, Michael, III. 573, IV. 357, V. 4, 10, 353 noot, VI. 161, 219, 291, 292, 295, 447. William Godwin zijn voorlooper, 1.429. Vriend van De Flotte, III. 154 noot. Zijn voorkomen, VI. 1, 40, 55 noot, 154. Meer agitator en redenaar dan schrijver, 3. Geboorteplaats, 4. Familie, 4 en noot. In militairen dienst, 4. Verlaat den dienst, 5. Woont te Moskou 5. Maakt aldaar kennis met Stankewitch, II. 387, VI. 5. Bestudeert de Duitsche wijsbegeerte, II. 387, VI. 5. Invloed op zijn vriendenkring te Moskou, 5. Onderwijst in Hegels wijsbegeerte, Bjelinski, 5 noot. Schrijft in diens tijdschrift, 5. Vervreemdt van dezen en diens vrienden, hoewel zijn invloed op hen blijft voortbestaan, 5. Ogarjoff opgenomen in zijn kring, 6. Leent geld van Herzen, 6. Doet Petersburg aan, 6. Zijn ontmoeting aldaar met Kathoff, 6. Komt te Berlijn, 6. Invloed van zijn verblijf aan de universiteit aldaar, 6. Gaat om met Tourguenjeff, 7, die hem teekent in zijn creatie van Roudin, 229 noot. Overige vrienden, 7 en noot. Schrift brochures over de wijsbegeerte in Duitschland, 7. Zijn schuilnaam, 7, 14. Zijn artikelen in Ruges deutsche Jahrbücher trekken aandacht, 7. Inhoud er van, 7-15. Vergezelt Herwegh over Leipzig en Dresden naar Zwitserland, 14. Getuige bij diens huwelijk, 14. In briefwisseling met diens bruid, 14 v. Krijgt reisgeld van Ruge, 14. Te Zürich in betrekking tot Wilhelm Weitling, IV. 318. Betrokken bij diens proces, VI. 15. Vervolgd door de Russische politie, 15. Naar Bern, 15. Ontboden te Petersburg door de regeering, 15. Geeft daaraan geen gevolg, maar gaat met Reichel eerst naar Brussel, daarna naar Parijs, 15. Aldaar in aanraking met Fransche socialisten en uitgewekenen, 15. Leert Karl Marx kennen, dien hij waardeert, maar niet ten volle vertrouwt, 15. Schrijft in het Parijsche revolutionnaire blad ‘Vorwärts’ IV. 370, VI. 15. Voelt sympathie voor Proudhon, 15 v. Zijn leefwijze te Parijs, 15. Vriendschap met Reichel en Vogt, 15 noot. Opgezocht door Herzen, die hem opwekt bovenal de Russische belangen te behartigen, 16. Zijn rede ter gelegenheid van het 17de jaarfeest van den Poolschen op- |
| |
| |
stand van 1830, 16 v. Uit Frankrijk gezet, 17. Tijdelijk naar Brussel, waar hij veel met Polen omgaat, 17, en Karl Marx ontmoet, IV. 383 noot. Bij het uitbreken der Februari-revolutie van 1848 terug naar Parijs, VI. 17. Zijn optreden aldaar. 17. Door de leiders der nieuwe republiek met geld weggezonden, om in Rusland eene agitatie te wekken, 17. Naar Breslau, 17. Bezoekt onderweg te Frankfort Willich en Herwegh, V. 333 noot, VI. 17; te Leipzig Ruge, 17. Woont bij het Slavisch congres te Praag, 17 v. Biedt daar aan zijn grondstellingen voor een Slavische federatie, V. 449. VI. 19. Zijn aandeel aan het oproer te Praag, 20. Vlucht, 20. Zwerft rond, 20. Te Berlijn, 20. Gevolgen van zijn actie voor het Panslavisme, 20. Voor een Russisch agent uitgemaakt in de ‘Neue Rheinische Zeitung’ IV. 405, VI. 20. Verdedigd door George Sand, 20. Naar Silezië en Breslau, 20. Uit Pruisen gezet, 20. Wijkt uit naar Anhalt, 21. Zijn omgang te Köthen, 21. Richt van dáár eene oproeping tot de Slaven, 21. Te Leipzig, 22. Vertrekt naar Dresden en neemt deel aan den opstand van 1849, 22-25. Vindt een bondgenoot in Richard Wagner, 24. Zijn doodvonnis veranderd in levenslange gevangenisstraf, 25. Uitgeleverd aan Oostenrijk, daarna aan Rusland, 25. In de Peter-Pauls-vesting, 25. Zijn antwoord aan graaf Orloff, 25. Zijn zoogenaamde biecht aan den czar, 26. Overgebracht naar Schüsselburg, 26. Alexander II weigert hem amnestie te verleenen, 27. Bezoek van zijn broeder Alexander in de gevangenis, 27. In de keus gegeven verdere vestingstraf of verbanning naar Siberië, 27. Kiest het laatste, 27. Verblijf aldaar, 27-30; trouwt, 27; ontvlucht, 30. Schrijft uit Amerika aan Herzen en Ogarjoff te Londen om geld en om zijn redding aan zijn vrouw mede te deelen, 30. Te Londen, 30. Wordt medewerker aan ‘de Klok’, 30. Zijn artikel daarin, getiteld: ‘Aan de Russische, Poolsche en alle Slavische vrienden’, 32-35. Verduidelijkt verder zijn Slavisch revolutie-standpunt in zijn brochure: Romanoff, Poutgatcheff of Pestel, 34-36. Onderhouden door Herzen e.a., 36. Nadeelen dier verhouding, 36. Twistpunten en samenstemming tusschen hem en Herzen, 36, 37. Sympathiseert het meest met Ogarjoff, 36. Hun uitingen tegenover het Germaansch element ergert de Duitsche vrienden te Londen, 36. Dringt aan op een vast bondgenootschap van Russen en Polen, 37. Zegeviert in de redactie van ‘de Klok’, 37, dat tengevolge heeft den val van dit blad en van Herzen als leider der Russische liberalen, 38. Zijn expeditie naar Zweden mislukt, 39. Beleedigt op die reis Herzens zoon, 39. Oneenigheid met Herzen en Ogarjoff, 39. Breuk met Herzen, 39. Naar Italië, 39. Herzens eind-oordeel over hem, 40-41. Anarchist van de daad, V. 9, VI. 1-3, 32, 41, 235, 429. Bestrijdt Marx en diens autoritair socialisme, V. 9, 12, 446, VI. 2, 20, 42, 47, 57-62, 64, 69, 70, 71, 143, 146, 148, 149, 151-155, 157, 160, 264, 429. Heeft sympathie voor den persoon van Mazzini, 42, 102; doch verzet zich tegen diens religieus politiek dogmatisme, 42; waartegen hij opricht den bond ‘La Fraternité Internationale’, 42. Te Florence, 43. Ontmoet dáár Angelo de Gubernatis, 43. die lid van zijn bond wordt, 44. Bewerkt cijferschrift, 44. Zijn vrouw komt bij hem. 45. Heeft weinig succes te Florence, 45. Verplaatst zijn broederbond naar Napels, 45.; geeft dáár uit een programma, 45; vindt aanhangers, 45; verhuist daarheen, 45. In briefwisseling met Herzen en Ogarjoff over het Russisch communisme, enz., 45-47. Wordt lid van het congres te Genève der Vredesliga, V. 446, VI. 47; doel daarmede, V. 450, VI. 54. Zijn rede op dit congres, 47 v. Programma van zijn ‘Alliance de la Démocratie Socialiste, V. 455. VI. 48-52; aangevuld door het in cijferschrift vervat boekje uit het proces Netchajeff, 51-55; en ingeleid door zijn opstel: ‘De beginselen der Revolutie’, 72, 135. Raadt de Vredes-liga op het congres te Bern aan samen te gaan met de Internationale, V. 451, VI. 55; bestrijdt haar gematigde richting en eischt meer belangstelling voor de arbeidersbelangen, 56-58; doch ondervindt weinig instemming, 57. Besluit te Genève te constitueeren den bond der ‘Alliance internationale de la Démocratie Socialiste’ en daarmee binnen te dringen in de Internationale, V. 454, 458, VI. 57-61, 66, 69, 133. Lid der Internationale, V. 450, VI. 58, 59 noot. De voorstellen vanwege hem op het congres der Internationale te Brussel, dat hij niet bijwoont, afgewezen, 58. Op het congres der Internationale te Bazel, V. 451, VI. 59,; bestreden door Mozes Hess, IV. 336 noot; mengt zich in de discussie over grondbezit, V. 449, 452, VI. 60; stelt aan de orde de quaestie van het erfrecht, V. 453, VI. 60; zijn voorstel tot afschaffing ervan aangenomen, V. 454, 458, VI. 60. Twist met Marx over de religie-quaestie, V. 451 noot. Vestigt zich te Locarno, VI. 60. Schrijft eenige dagbladartikelen, 61. Brief aan Herzen over zijn verhouding tot Marx, 61-63; wiens werk over het kapitaal hij in 't Russisch vertaalt, 62; waarop hij aan Ogarjoff een voorschot vraagt, 62. In vertrouwelijke briefwisseling met dezen, 63 en noot. Invloed van Herzens dood, 63, 64. Zet Ogarjoff aan tot daden, 63. Roemt diens gedicht ‘De Student’, 63; dat hij voor de propaganda gebruikt en op Netchajeff toepast, 137. Wil een gelithographeerd weekblad oprichten, 64; en daaraan Herzens zoon en dochter verbinden, 64 v. Ontwerpt de statuten voor ‘La Fédération Romande’, 65; in wier secties hij conferenties houdt, 66. Zijn brieven over patriotisme, 66-69. Wijdt zich verder aan de ‘Fédération Romande’, 69; redigeert haar orgaan ‘L'Egalité’, 69; ondervindt tegenwerking op het congres te La-Chaux-de-Fonds, 70; treedt uit, 71; en richt op met zijn medestanders ‘La Fédération Jurasienne’, 71. Zijn standpunt bij 't uitbreken van den Fransch-Duitschen oorlog, 71. Brief daarover aan Ogarjoff, 73. Naar Lyon, 73. Zijn ‘Lettres à un Francais sur la crise actuelle’, V. 456 noot, VI. 74-84. Wil het daarin medegedeelde te Lyon ten uitvoer brengen, V. 456 noot, VI. 84. Inhoud van zijn concept-manifest, 84-87. Zwerft rond, 87. Terug te Locarno, 88. Zijn denkbeelden en de Parijsche commune van 1871, V. 458, VI. 2, 88 v., 94; waaraan hij geen werkzaam aandeel neemt, 95, 98. Schrijft aan Ogarjoff over al het verkeerde, dat naar zijn inzicht de commune uitrichtte, 95-98. Tracht aan het begrip anarchie in theorie meer vastheid te geven, 98. Levert een vervolg op zijn ‘Lettres à un Francais’, in ‘L'Empire Knouto-Germanique et la Révolution Sociale’, 99. Inhoud, 99-102. Schrijft ‘La théologie politique de Mazzini et L'Internationale’, 102-108. Inhoud van zijn ‘Fédé- |
| |
| |
ralisme, Socialisme et Anti-théologisme’, 109-114. Vervolgt het onderwerp in ‘Dieu et l'Etat’, 114; waarvan Cafiero en Reclus een eerste gedeelte uitgeven, 114-120, 341. Overzicht van het tweede gedeelte, 120-123. Verspreiding van zijn beschreven anarchisme in Zwitserland, 123-124; in Italië, 125-129; in Spanje, 129-131; in Rusland, 132-143. Kennismaking, vriendschap, samenwerking met Netchajeff, 51-54, 133-141. Stelt met dezen op een revolutionnaire catechismus, 137. Breuk met dezen. 140. Trekt zijn aanbevelingsbrief voor dezen aan Talendier in, 140. Redenen daarvoor, 140-143. Zijn brochure: ‘Les ours de Berne et l'ours de St. Pétersbourg’, 139 en noot. Uit de Internationale gezet, V. 463, VI. 143, 154. Samenvatting van zijn leer, 144-154. Woont bij het congres te Saint-Imier, 155. Zijn armoede, 156. Afscheidsbrief aan de ‘Fédération Jurassienne’, 157 noot. Graaf Cafiero helpt hem, 157. Van Locarno naar Lugano, 157. Beschouwt zijn taak als geëindigd, 157. Te Bologna, 157. Zijn eind-oordeel over Netchajeff, 157. Zijn brief van 21 October 1874, 158. Bezoekt zijn vrienden Vogt en Reichel te Bern, 158; waar hij sterft, 4, 15 noot, 98, 156, 159, 247; en begraven wordt, 159. Zijn vrouw hertrouwt, 159 noot. Verschil van opvatting met Josiah Warren en Tucker, 165. Zijn leer verbreidt zich in Amerika, 206. Verhouding tot Karl Marx, 206 noot. Zijn denkbeelden vinden ingang bij de Russische studenten, 236. Invloed op Leo Metchnikoff, 246. Zijn anarchie verwerpen de Blanquisten, 322. Jules Guesde wordt van volgeling zijn bestrijder, 324. Paul Brousse verloochent later zijn sympathie voor hem, 330 noot. Benoit Malons standpunt tegenover hem, 333. Zijn lessen gevolgd door het Fransche anarchisme, 339. Vriend en medearbeider van Reclus, 340. Over de bekeering van de Fransche landlieden tot het socialisme, 355. Zijn leer in William Morris' utopischen roman, 393. Over religie, 460. |
Ball, John, geestelijke uit Kent, I. 77 en noot. |
Ball, S., Engelsch schrijver, VI. 385. |
Ballanche, P. S, Fransch dichter, 1776-1847, II. 121 en noot, III. 28. |
Ballou, Adin, leider van het Universalisme, sticht dat genootschap te Mendon, III. 174. Schrijft een boek over zijn leer, 175 noot. |
Balzac, Honoré, de Fransche romanschrijver, 1799-1850, I. 34. V. 302, 332, 416, VI. 434 noot. |
Bamberger, L., afgevaardigde naar den Duitschen Rijksdag, geb. 1823. Medewerker aan Walesrode demokratische Studiën, V. 219. Geschetst door Karl Marx, 353. |
Bank van Leening, III. 545. |
‘Banking-school’, V. 423. |
‘Banquet communiste’, 1 Juli 1840, III. 247. |
Banrecht, het, V. 56. |
Barat, E., III. 495 noot. |
Barbès, Armand. 1810-70, III. 220, 239, 263, 331, 363 noot, 369. Leidt de samenzwering van 12 Mei 1839, 225, 235. Behoort tot de leiders der révolutionnaire socialisten, 227. Karakter, 233 v., 237 noot. Vergeleken met Gracchus, 234 noot; met Garibaldi, 234. In aanraking met de justitie, 234. Aangeklaagd. 234. Zijn gesprek met den voorzitter de Pasquier, 234; ter dood veroordeeld, 235; krijgt gratie, 235. Zijn familie, 235. Neemt deel aan de revolutie van 1830. 235, 390. Lid van geheime genootschappen, 235. Werkt samen met Blanqui, 235. Afwisselend in de gevangenis en bevrijd, 235. Trekt in 1848 aan het hoofd der overrompelaars naar het stadhuis, 235, IV. 387, deswege veroordeeld tot levenslange opsluiting, III. 235 v. Zijn twist aldaar met Blanqui, 236 noot. Op vrije voeten, 236. Slijt zijn verder leven in Den Haag, 236, 238. Zijn geschriften, 236, waarvan één opgedragen aan Godefroy Cavaignac, 236. Zijn herinneringen aan Jean Reynauds beschrijving van het leven hiernamaals, 236. George Sands oordeel over hem, 237 noot. Zijn latere lectuur, 238. Zijn liefdadigheid, 238 v. Uiterlijk, 234, 238. Over het communistisch systeem, 238. Zijn standbeeld, 238 v. In briefwisseling met Pierre Leroux, 354. Verzet zich te vergeefs tegen de manifestatie ten gunste van Polen, 413, leidt met Albert den stoet naar het stadhuis, 413, IV. 301. Pyats brief, III. 487 noot. Geestverwant van Th. Thoré, 489. Overeenkomst in karakter met Bakounin, VI. 3. |
Barbet, mede-oprichter van ‘Le Peuple constituant’, III. 309. Schrijft met Lamennais de brochure ‘Projet de Constitution du Crédit social’, 311. |
Barbon, N., I. 451. |
Barclay, John, Latijnsch dichter, 1582-1621, IV. 36. |
Barclay, R., kwaker, 1648-99, I. 145. 154. |
Bardowitz, leider van eene Labadistische kolonie, I. 154. |
‘Barebones Parlement’. Verandert rechtspleging, I. 140. Stelt gerechtskosten vast, 140. Beschouwt het huwelijk als een burgerlijk contract, 141. Ontzegt voorrang aan den geestelijken stand, 141. Zet zwaarst mogelijke straf op het duel, 141. Erkent slechts den eed aan de Republiek, 141. Laat vervallen het patronaatsrecht, 141. Dringt aan op afschaffing der tienden, 141. Geen aanhang onder gezeten burgers, 141. Aangezien voor eene nieuwe vergadering van Levellers, 141. Feitelijk en naar tijdsomstandigheden vervormde gematigde anabaptistische maatschappij, 141. Sommige leden behooren tot de mannen der Vijfde Monarchie, 141. Ontbindt zichzelf tengevolge van Cromwells verzet, 142. |
Barker, John, I. 136. |
Barnascon, vereerder van Chalier, 1793, I. 346. |
Baroche, P.J., Fransch staatsman, 1802-70. III. 566 noot, 573. |
Baron, Julius, jur. prof. Berlijn, 1834, III. 33 noot, IV. 283. |
Barras, P.J.F.N. comte de, Fransch staatsman, 1755-1829, I. 382 noot. |
Barrault, E, Fransch schrijver, 1802-69. Sluit zich aan bij de Saint-Simonisten, III. 23. Zijn levensloop, 23. Opgenomen in het bestuur der Saint-Simonisten, 47. Lid van den kring ‘Le petit Mercredi, 47. Keert zich tegen Buchez, 46 noot. Uittreksels van zijn voordrachten worden opgenomen in ‘Le Globe’, 60. Lid van het College der Saint-Simonisten, 73. Voor den rechter gedaagd, 83, 99 en noot. Blijft Enfantin getrouw, 85. Over de bestrijding der cholera, 89. In den tuin van Ménilmontant, 96. Houdt de lijkrede op Talabot, 97 noot. Zijn zonderling plan, 104. Vraagt Enfantin verlof het te mogen volvoeren, 104. Gaat met een 13-tal vrienden naar Constantinopel, 104. Verjaagd door de Turksche politie, 105. Naar Smyrna, 105. Komt met zijn volgelingen in Alexandrië, 107. Houdt lezingen, aldaar, 107. Volksvertegenwoordiger, 110. Be- |
| |
| |
trokken bij Algerijnsche landbouwkolonies, 172. |
Barrère, lid van het Comité du Salut Public. I. 356 noot. |
Barrès, Maurice, Fransch schrijver. Zijn teekening van Lassalle, V. 197 en noot. Zijn benaming voor den werkman, VI. 152 v. Kamerlid, 361. Zijn bijnaam, 361. Samenstemming met Max Stirner, 361. Zijn geschriften, 361 en noot. |
Barrier, F., Zijn ‘Principes de Sociologie’, 1867, III. 172, 200. |
Bartels, Ad., mederedacteur van ‘L'Avenir’, III. 288. |
Barthélemy, F. markies de, Fransch staatsman. 1750-1830, Over het kiesrecht, II. 56. |
Bartholomaeus Boekebinder, Wederdooper te Amsterdam, I. 117. |
Basch, Victor, prof. te Rennes, schrijft ‘L'individualisme anarchiste’, IV. 344. |
Basedow, J.B., opvoedkundige. 1723-90, II. 242 noot. |
Basile, zie Guesde (Jules). |
Basnage, J. de Beauval, Waalsch pred., 1653-1723, I. 406. |
Bassier, Jezuïet te Parijs, I. 234. |
Bastelica, André, Fransch anarchist, VI. 87 en noot. |
Basterrèche, financier te Parijs, II. 85. |
Bastiat, F., de Fransche staathuishoudkundige, 1803-79. Zijn optimisme. I. 2. Behandeld in ‘La Phalange’, III. 166: in Auguste Blanquis Critique sociale, 231. Zijn zienswijze over handelsvrijheid afgekeurd door Proudhon, 544; door Rodbertus, V. 164, die zijn interest-theorie bespot, 119. Oordeel over die theorie van John Ruskin, 119 noot; van Henry George, VI. 187. In briefwisseling met Proudhon, III. 571 en noot. Viviani over die briefwisseling, 571 noot. Zijn opvatting over de verhouding tusschen inkomen en kapitaal gecritiseerd door Rodbertus, V. 124. Lassalles boek over hem, 163, 273, 371. Diens kritiek op de ‘Harmonies Economiques’, 227. Nagepraat door Schulze Delitzsch, volgens Lassalle, 275, 277, 282. Karl Marx over hem, 372 en noot, 326 noot. Flürscheim maakt gebruik van een zijner voorbeelden, VI. 300. |
Bastide, J., Fransch minister, 1800-79. III. 190 noot, 324, 329, 331. |
Bate, Eng. kunstschilder, volgeling van Robert Owen, II. 349. |
Batenburg, J.D., burgemeester van Steenwijk, I. 120. |
Baud, Saint-Simonist, III. 15, 74. Over Enfantin, 79. |
Baudelaire, C.P., Fransch schrijver, 1821-67, III. 600 noot. VI. 360. |
Baudet Dulary, Fransch geneesheer, aangegrepen door Fouriers boeken, II. 222. Neemt eene proef met eene sociëtaire kolonie, 222, III. 169, 170, 171 noot, die mislukt, en waarbij hij al zijn geld en dat van zijn vrouw verliest, 170. Tijdens de cholera-epidemie te Parijs, 169. Waaraan hij de uitbreiding der cholera toeschrijft, 169. IJvert als kamerlid voor breeder opvatting van de staatszorg. 169 Zijn rede over de belastingen, 169 en noot. Tegen Guizot en Casimir Perier, 170. Schrijft ‘Essai sur les harmonies physiologiques’, 170, en ‘Quelques mots sur l'Organisation du travail’, 171 noot. |
Baudin, Blanquist, Fransch Kamerlid, VI. 324 en noot. |
Baudot, Fransch geneesheer, I. 359. |
Bauer, Bruno, Duitsch schrijver, 1809-82, VI. 14. Behoort tot de Jong-Hegelianen, IV. 329. Tegen het Jodendom, 330 noot. 367. Verkeert met ‘die Frelen bei Hippel’, 344. Afgezet als privaat-docent te Bonn, 344, 352. Te Charlottenburg, 344. Redigeert ‘Die Allgemeine Litteratur-Zeitung’, 344. Over ‘leervrijheid’, 344 en noot. Geciteerd door Max Stirner, 346. Getuige bij diens huwelijk, 350. Woont diens begrafenis bij, 350. In aanraking met F. Engels, 354. Deze over hem, 367 noot. Medewerker aan de ‘Hallische Jahrbücher’, 355. Marx en Engels kritiek op hem, op zijn familie en vrienden, 365-367, 371. Omkeer, 367 noot. Schrijft over de Kwakers, 367 noot. Sterft 367 noot. |
Bauer, Edgar, IV. 344. |
Bauer, Fritz, behoort tot Cabets aanhang te St. Louis, III. 276. |
Bauer, H., Duitsch schoenmaker, betrokken bij den tocht naar het Parijsche stadhuis geleid door Barbès, IV. 301. Medeoprichter van den Bond der Communisten te Londen, 387. Wil met Marx e.a. de revolutie van Frankrijk naar Duitschland overbrengen, 403 en noot. |
‘Bauhütte’. - Duitsche gilden-organisatie, I. 65. |
Baumann, dr. E.D., Over den invloed van Emerson op Thoreau, VI. 203 noot. |
Bäumeler, Jozef, vestigt de kolonie Zoar der Separisten in Ohio, III. 174 noot, VI. 168. |
Bawr, Madame de, zie Mlle Champgrand. |
Bax, Belfort, Engelsch socialist. Levensloop, 370 noot. Verzet zich tegen Hyndmans autoritair drijven, VI. 370. Schrijft in het blad ‘Justice,’ 370 noot. Invloed op W. Morris, 370 noot. |
Baxter, R.D., Eng. staathuishoudkundige, 1827-75, V. 181. |
Bazaine, F.A., Fransch maarschalk, VI. 89. |
Bazard, Claire, vrouw van den Saint-Simonist S.A. Bazard. Woont de vergaderingen der Saint-Simonisten bij, III. 46. Ontvangt 's Zondagsavonds de meer vertrouwde partijgenooten, 47. Haar invloed op de leiders der school, 47. Haar dochter trouwt met Saint-Chéron, 47 noot. Leidster der vrouwelijke Saint-Simonisten, 61. Verzet zich tegen Enfantin's stellingen over de vrouw en het huwelijk, 62, 70, en scheidt zich met haar man van hem af, 70, 80. Haar aanklacht tegen Jules Lechevalier, 62. Spreekt over de roeping der vrouw, 63. Treedt op voor de arbeiders, 64. |
Bazard, S.A., III. 14, 109. Komt in aanraking met Saint-Simon, II. 70, wordt diens leerling, III. 16, neemt aan de formules vervat in ‘Le Nouveau Christianisme’, 316. Leeftijd, 16. Behoort tot de staatkundige fanatieken, 16. Leidt vroeger de Fransche Charbonnerie, 16, 215, 315. Noemt zich republikein, 16. Onderhoudt relaties met Lafayette, 16. Wil de maatschappij hervormen, 16. Verdiept zich in het stelsel van Joseph de Maistre, 16 noot, 283 noot. Bestudeert Bentham, 16. Zijn karakter, 16. Velen zijner vrienden gaan over tot het Saint-Simonisme, 17. Leidt het Saint-Simonisme, 19, 26, 316, en het blad ‘Le Producteur’, 19, 21, 22, 316, 455. Zijn woordentwist met Benjamin Constant, 21. Wil bewerken een ‘Dictionnaire philosophique du XIXme siècle’, 24; doel daarvan 24; mislukt, 24. Lid van het Saint-Simonistisch College, 27, 46. Zijn voordrachten, 27, 28. Inhoud dier voordrachten, 43. Oneens met Enfantin, 43 v. Zijn voordrachten opgenomen in ‘L'Organisa- |
| |
| |
teur’, 46. Met Enfantin de leider der school, 46. Kan zich niet vereenigen met Enfantins opvattingen over de vrouw, 47 50, 62, 68, 70, 73, weifelt maar blijft getrouw aan zijn partij gedurende de Juli-revolutie van '30, 52. Vaardigt met Enfantin eene circulaire uit, 52. Zijn gesprek met Enfantin en Laurent op straat, 52. Doel van zijn onderhoud met Lafayette, 52 v. De republikeinen en zijn ideeën, 53. Laat met Enfantin een proclamatie aanplakken, 53 en noot. Brief aan zijn partijgenooten buiten Parijs, 53. Zijn en Enfantins manifest, 54. Verantwoording over zijn onderhoud met Lafayette, 55. Verdedigt met Enfantin de Saint-Simonistische stellingen tegenover de beweringen van Mauguin en Dupin, 56 en noot, 418. Tracht de mannen van 1830 tot ander inzicht te brengen, 57. Enfantin tegenover hem, 62. Protesteert tegen het sluiten der zaal door de politie, 63 noot. Waarschuwt tegen schijnvertoon, 66, 74. Aanval van beroerte, 69. Waarin Olinde Rodrigues hem gelijk gaf, 69. Verlaat de school, 70, 74. Wederlegt Enfantins denkbeelden, 83. Tegen Olinde Rodrigues financieele associatie, 83 noot. Wil tot Olinde Rodrigues naderen na diens afscheiding van Enfantin. 84. Zijn dood, 98. Zijn begrafenis, 98. Vriend van Buchez, 315, 316; van Dugied en Joubert, 315. Bestudeert de denkbeelden van Joseph de Maistre, 316 en noot. Buchez scheidt zich van hem en zijn partijgenooten af, 317. Pierre Leroux volgt hem, 336. |
Beaudeau, Abt, verspreidt de denkbeelden der Physiocraten 1767. I. 262. |
Beaumarchais, Pierre Augustin Caron de, Fransch dichter, sterft in 1790, I. 297. |
Beaussire, I. 300 noot. |
Beauvais, prins de, aanvoerder van het Fransche leger tegen Portugal in 1762, I. 282. |
Bebel, F.A., sociaal-democraat, Duitsch afgevaardigde. Karakter, IV. 230, V. 469. Op de arbeidersvergadering te Leipzig, 249. Zijn vraag tot Bismarck over diens socialisten-wet, 291. Tot vestingsiraf veroordeeld, 461. Vriend van Liebknecht, 469; wiens autobiographie hij uitgeeft, 469 noot. Geboortejaar, 469, Afkomst, 469. Zijn invloed onder de Saksische werklieden, 469, die hem afvaardigen, 469. Levensloop, 469 noot. Invloed van zijn partij in de arbeidersvereenigingen, 470. Bestrijdt Schweitzers partij, 471. Voorzitter op den Neurenberger ‘Arbeiterbundstag, 471 Zijn onthouding aan de stemming over de krijgsuitgaven in 1870 verschillend veroordeeld, 473. Protesteert uit naam der Duitsche social-democratie tegen de annexatie van Elzas en Lotharingen, 473, VI. 101. In hechtenis 473, 474. 475 noot. Herkozen in den Rijksdag, 473. In Zuid-Duitschland, 472 noot. Zijn brochure ‘Unsere Ziele’, 472 noot. Over Schweitzer, 472 noot. Zijn positie onder de sociaal-democraten, 482 VI. 265, 271. Raadpleegt steeds Karl Marx, V. 423. Invloed op E. Bellamy's roman, VI. 209 Tegenover de partij van von Vollmar, 265, 271. Verdedigt op het congres te Erfurt het nieuwe programma, 267. Zijn strijd met de heftigere partijgenooten, 271. Op het congres te Frankfort a/M., bestreden door von Vollmar, 273, die hem tot zijn zienswijze overhaalt, 273. Vereenigt zich met het agrarisch programma, 275, en verdedigt het op het congres te Breslau, 275. Verzet zich tegen Bernsteins streven, 278, 287; die zich verdedigt op het congres te Lübeck, 288 noot. Zijn propaganda, 288. Zijn boek ‘Die Frau und der Socialismus, 289. Woont bij het tegen-congres der Guesdisten en Blanquisten, 410. Zijn voorstel over de politieke actie op het congres te Zürich in 1893, 414, en nader toegelicht in de oproeping voor het congres te Londen in 1896, 417. Woont dit congres bij, 417. Op het congres te Amsterdam 1904, 425. |
Beccaria Bonesana, C., Ital. staathuishoudkundige, 1735-93 I. 297 noot. |
Beck, Karl, Duitsch dichter, geb. 1817, IV. 345, 393. |
Becker, August, adept van G. Büchner, IV. 295. Studeert te Gieszen, 295. Voorkomen, 295. Kleeding, 295. Inkomen, 295. Zijn broeder, 295 noot. Zijn gedenkschriften, 295 noot. Schrijft Büchners opstellen over, 295. Bode van diens geheim genootschap, 295. Bondgenoot van Weitling, 305. Richt met dezen en Schmidt op den bond der communisten te Genève, 305. Reist rond en houdt voordrachten over Weitlings Garantie der Harmonie, 317. Bestrijdt Weitlings plan met het ‘stelend proletariaat’, 318. Tracht de communistische beweging na Weitlings gevangenneming gaande te houden, 323 v. Sluit zich aan bij Albrecht, 324, en na diens dood bij Georg Kuhlmann, 324. Genoodzaakt Lausanne te verlaten, 324. Gaat naar Zürich, 324, waar hij Julius Treichler leert kennen, 324. Moet Zwitserland verlaten, 325. Naar Amerika, waar hij sterft, 325. Max Stirner neemt gezegden van hem over, 346. |
Becker, Bernard, V. 262. President van het ‘Arbeiter Verein,’ 299, 306, 465. Zijn ‘Enthüllungen über das tragische Lebensende Fred. Lassalles’, 299. In arrest, 339. Bijnaam en beroep, 339 noot. |
Becker, J.P.. Duitsch staatkundig schrijver, geb. 1809, V. 229, 305 en noot, 438 noot, 453. |
Beckett, R.A., leidt na John Trevors dood diens genootschap ‘de Arbeids-kerk’, VI. 389. |
Bedeeling, zie Armenzorg. |
Bedelarij, V. 27. De Fransche wet van het jaar II. ter wering van armoede en bedelarij, I 370, 372. |
Beecher Stowe, H. schrijfster der Negerhut, 1812-99. V. 344. |
Beesly, E.S., Eng. schrijver, I. 44 noot. |
Beethoven, Ludwig von, de Duitsche componist, 1770-1827, III. 180, VI. 15. |
Beets, N., Ned. Letterk., 1814-1903, IV. 151 noot. |
Beffroy de Beauvoir, Afgevaardigde, 1792. Zijn denkbeelden, I. 342 en noot. |
Beffroy de Reigny, (le cousin Jacques) I. 342 noot. |
Begharden, I. 69. |
Begijnen, I. 69. |
Beitzel, Conrad, sticht de kolonie Ephrata in Pennsylvanië, III. 174 noot, VI. 166 noot. |
Belasting, I. 15, 26, 33, 88, 138 v., 163, 184, 239, 270, 303, 335, 343, 344 v., 356, 358, 365, 371, 385, 413, 455, II. 4, 10, 45, 72, 150, 177, 379, 382, III. 30. 65, 158, 169, 227, 233, 258, 261, 311, 319, 349, 350 noot, 351, 373, 384, 409, 417, 429, 470, 515, 542, 560, 561, 563, 585, 601, IV. 7, 21, 22, 38, 39, 41, 46, 48, 49, 50, 54, 56, 68, 84, 108, 112, 121, 128, 133, 139, 154, 182, 183, 185, 186, 253, 272, 286, 293, 314, 315, 405, 422, V. 33, 107, 138-150, 180, 187, 204, 206, 236, 238, 242, 270, 335, 336, VI. 50, 85, 100, 190, 193, 198, 205, 232, 269, 270, 274, 296, 305, 307, 309, 317, 337, 356, 452. |
Belfield, protesteert tegen Bazard en Enfantins brief van 1 Oct. 1830, III. 56 noot. |
| |
| |
Belfield-Lefèvre, medewerker aan Buchez' blad ‘L'Européen’, III. 318. |
Belgiojoso, prinses de, vervormt haar kasteel Trivulcio in een ‘Phalanstère à la Fourier’, III. 172 noot. |
Bell, socialistisch Eng. parlementslid, secretaris der spoorwegarbeiders, VI. 373. |
Bell, A., Zijn stelsel van wederkeerig onderwijs, 1753-1832, II. 242 en noot. |
Bellamy, Edward, Amerikaansch socialistisch schrijver. Geboorteplaats, VI. 208. Bereist Europa, 208. Journalist, 208. Tracht eene voorstelling te geven van de toekomstige sociale toestanden in zijn staatsroman ‘Looking Backward’, 209. Inhoud van dit boek, 209-218. Invloed op dit geschrift van Schäffle, Marx en Bebel, 209. Verschilpunten en overeenkomst met Marx, 209. Behandelt overige vraagstukken in zijn ‘Equality’, 218. Sterft, 218. Zijn nagedachtenis, 218. |
Bellegarde, de, I. 283. |
Bellegarrigue. revolutionnaire Proudhonist, III. 613 en noot. |
Bellers, John, Engelsch kwaker. Bewerkt een plan van collectieve gezamenlijke arbeids-inrichting, I. 166, 399-400, II. 263, waarin Robert Owen de grondtrekken zijner ideeën herkent, I. 399. Bewonderd door Karl Marx, 399, V. 372 en noot. Vergeleken met Plokhoy's plan, I. 399. Sterft, 400. Zijn opstellen, 400. Owen laat diens brochure herdrukken en verspreiden, II. 263. |
Beluze, Cabets schoonzoon, III. 275 noot. |
Bempden, G. van den, directeur der W.I. Compagnie, I. 419. |
Benevento, Italiaansch financier, 16de eeuw, I. 89. |
Bentham, J., Britsch rechtsgeleerde, 1748-1832, I. 11, II. 53, 215 noot, 300. Steunt Robert Owens plan, 249. Fourier over hem, 215 noot, 279. Zijn werken worden bestudeerd door Bazard, III. 16, en door Enfantin, 17. Zijn inzichten over het erfrecht, 33 noot. Zijn utilitaristisch stelsel, IV. 59, 98, 114. Zijn theorie over eigendomsrecht, 84; over beschikking over eigen arbeidsproduct, 100. Karl Marx oordeel over hem, V. 372 en noot. |
Béranger, P.J. de, Fransche volksdichter, 1780-1857, I. 63 noot. Bezoekt, II. 70, en bezingt Saint-Simon, 70 en noot. Zijn gedicht op Charles Fourier, 210 noot. Zijn aanmerking op Pompery's levensbeschrijving van Fourier, 223 noot. Zendt gedichten aan de ‘Globe’, III. 59. Het gedicht ‘Les Fous’, 150, 484. Ontmoet Lamennais, 299 noot. Leroux draagt hem op L'Humanité, 343. Vriend van Louis Blanc, 382. Zijn gedichten, 484. |
Berbrugger, L.A., volgeling van Charles Fourier. Houdt lezingen tegen het Saint-Simonisme, II. 224. Behoort tot het zoogenaamde centrum der Fourieristen, III. 149. Zijn ‘Conférences sur la théorie sociétaire, 149. |
Berens, L.H., zijn boek ‘The social problem in the days of the commonwealth, I. 134. |
Berezowski, uit Polen, schiet 18 Juli 1867 te Parijs op den czar, VI. 47, 233 noot. |
Berg, von, Duitsch kapelaan, een der leiders van het linker centrum in de Nationale Vergadering te Berlijn, V. 91, 96, 97, 98, 173, 178. |
Berg van Eysinga, H.W. Ph. F. van den, Ned. soc., VI. 456 noot. |
Berge, Georg zum, Wederdooper in Munster, I. 110. |
Bergeret, J.V., lid der Parijsche commune, VI. 91 en noot, 92. |
Bergier, Fransch abt. Zijn boek door Proudhon aangevuld, III. 509. |
Bergmann, prof. der philogie te Straatsburg, III. 510, 514, 528. |
‘Bergwerke’, I. 63, 84, 87. |
Berington, Simon, catholiek Engelsch priester, I. 228. |
Berkeley, G., Eng. bisschop, 1684-1753, I. 228 noot. |
Berlichingen, Götz von, aanvoerder van de zwarte bende boeren uit 't Oldenwald, in 1525, I. 96. |
‘Berliner Zentralkomitee für Arbeiter’, 1848, Besluiten en manifesten, IV. 402 noot. |
Berlioz, H., Fransch componist, 1803-69. Sluit zich aan bij de Saint-Simonisten, III. 58. |
Bernard, Martin, één der leiders der samenzwering van 12 Mei 1839, III. 225, 263. Behoort tot de leiders der revolutionnaire socialisten, 227. Afkomst, 239. Beroep, 239. Op de barricades in 1830, 239. Neemt deel aan de samenzweringen der geheime genootschappen, 231, 390. Schrijft artikelen in het belang der arbeiders, 239. Veroordeeld tot altijddurende kerkerstraf, 239. Bevrijd door de revolutie van '48, 239. Volksvertegenwoordiger, 239. Commissaris-generaal van de Rhône, 239. In de Assemblée nationale over het recht van arbeid, 239 en noot. Wil in 1849 de regeering in staat van beschuldiging stellen hetgeen mislukt, 239. Vlucht naar Engeland, 239. Terug in 1870, 239. Afgevaardigde voor Parijs, 239. Zijn mandaat in 1876 niet hernieuwd, 239. Bij de begrafenis van Ledru Rollin, 239. Steeds werkzaam onder de arbeiders, 239; onder de Babouvisten, 239. Karakter en uiterlijk, 239. In aanzien bij de arbeiders, 239. |
Bernard, Samuel, Joodsch bänkier onder Lodewijk XIV, V. 237. |
Bernays, C.L., Duitsch journalist, medewerker aan de ‘Deutsch-Französische Jahrbücher’, IV. 357, 368 v. Trouwt Börnsteins pleegdochter, 369. Leidt Marx en diens vrienden binnen in het orgaan ‘Vorwärts’, 369. Tot gevangenisstraf en boete veroordeeld, 370. |
Bernstein, E., Duitsch socialist, V. 347 noot. Over deel II. van Marx' ‘Kapital’, 403 noot. Over Ricardo, IV. 4, Tegen het enge Marxisme, V. 433 noot, 489 noot. VI. 278. Medewerker aan het Gothasche programma, V. 475 noot, 482. Hoofdredacteur van den Zürichschen en Londenschen ‘Sozialdemocrat’, 482 en noot, VI. 324, 468. Geboortejaar, V. 482. Afkomst, 482. Opvoeding, 482. Verandert van oordeel over Dühring door Engels' artikelen tegen dezen, 482, VI. 277. Bezorgt eene uitgaaf van Lassalles geschriften, 277 Bezwaren tegen het boek van Marx over het kapitaal, 278, 281, 286. Waarschuwt tegen de verwachting der Marxisten eener spoedige inéénstorting der kapitalistische maatsehappij, 278, 287. Protest van Liebknecht en Bebel tegen zijn voorgestelde taktiek, 278. Geeft aan zijn standpunt tegenover het Marxisme in zijn boek ‘Die Voraussetzungen des Sozialismus’, 278-287, dat aanleiding geeft tot debat op het congres te Hannover in 1899, 278, 287; en tot veel geschrijf, 287 noot. Blijft lid der sociaal-democratische partij, 287. Ballingschap uit Duitschland opgeheven, 288. In den Rijksdag gekozen, 288. Invloed neemt toe, 288. Op het congres te Parijs in 1900, 420, 423; te Lübeck in 1901, 288 noot. |
Berry, C.F.L. hertogin van, III. 248. |
Berry, C.F. hertog van 1778-1820, II. 69. |
| |
| |
Berryer, P.A., Fransch advocaat. 1790-1868, III. 286. |
Berryer-Fontaine, lid der centrale commissie van ‘La Société des droits de l'homme’, III. 217. |
Bertall, (C.A. d'Arnaux), Fransch caricatuurteekenaar, 1829-82, III. 368 noot. |
Berteault, Adolf, III. 355. |
Berthelsdorf, kolonie der Moravische Broeders, I. 405 v. |
Bertier, door het Fransche volk opgehangen, Juli 1789, I. 319 noot. |
Bertrand, maire van Lyon, 29 Mei 1793, I. 346, 367, 377. |
Bertrand, Alexander, † 1831, III. 59 noot. |
Bertrand, Joseph, mathematicus, 1822,-1910, III. 59 noot. |
Bertrand, Louis, Belgisch socialist, III. 62, 142, VI. 404, 417. |
Bervenger, abt de, III. 330. |
Besant, Annie, Theosophiste, VI. 384 en noot, 407, 409. |
Beschermende wetten, rechten, I. 3, 88, II. 50 noot, IV. 96. |
Beslay, Charles, leerling van Proudhon, III. 551, 612 noot, VI. 90 v. Lid van de Parijsche commune, 91. Belet de vermeestering van de Bank, 92. |
Besson, laat zich inschrijven in de Dominicaner-orde der ‘frères prêcheurs,’ III. 326 noot. |
Bethlen, Hongaarsch generaal, V. 305. |
Betooging in Londen, April 1834, II. 323 noot. |
Beukels, Willem, IV. 75. |
Beuning, M., koopman te Amsterdam, I. 418. |
Beuningen, C. van, burgemeester van Amsterdam, I. 149. |
Beursspel, zie Speelzucht. |
Beust, F.F. graaf von, Saksisch minister, 1809-70, VI. 22. |
Beveren, E. van, Belgisch socialist, VI. 404, 411. |
Bevolking, I. 22, 27, 82, 86, 164, 188, 210, 272 v., 288, 294, 387, 433, 435, 436, 443, II. 172, 180, 215, 236, 249, 278, 281, 390, III. 259, 324, 358, 360, 361, 365, 386, 423, 429, 434, 547, IV. 2, 26, 41, 42, 43, 75, 76, 79, 88, 89, 93, 98, 110, 112, 125, 128, 130, 141, 155, 157, 162, V. 22, 40, 49, 52, 54, 60, 122, 396, 433, VI. 185, 186, 318, 441, 463. |
Beyle, H., Fransch schrijver, 1783-1842, III. 59. |
Bibliothèque impartiale, anti-soc. tijdschrift, I. 247, 250. |
Bichat, M.F.X., Fransch geneesheer, 1771-1802, II. 21, 38. |
Bilderdijk, W., Nederlandsch dichter, 1756-1831, VI. 454. |
‘Bieler Handelscourier’, het blad, waarin Vogt Marx bestrijdt, V. 349. |
Biermann, Dr. W. Ed., Duitsch biograaf over Karl Marlo, V. 15 noot. |
Billaud-Varenne, Jean Nicolas, hoofd der Jacobijnen, 1756-1819. Lid van het Comité du Salut Public, I. 356 noot, 357. Zijn rapport, 357. |
Billioray, Parijsch communist, VI. 91. |
‘Billy-roller’, tuchtwerktuig in de Engelsche fabrieken, IV. 209. |
Bineau, J.M., Fransch ingenieur en staatsman, 1805-55. Sluit zich in 1829 aan bij de Saint-Simonisten, III. 45. |
Binns, George, Eng. kwaker, leider der Chartisten, IV. 237. |
Birkbeck, George, mede-oprichter van het ‘Mechanics' Institute’, IV. 70. |
Bismarck-Schönhausen, O.E.L. vorst von, Duitsch rijkskanselier, 1815-98, I. 336, II. 384 noot, V. 182, 193, 201 noot, 301, 302, VI. 74, 82, 104, 117. Over atheïsten en Jezuïeten, II. 369 v. Volgt in zijn constitutie van het Duitsche rijk Napoleon III, 159 noot. Proudhons theorie over het volkenrecht en de leer van Bismarck, III. 601. Heft op den Duitschen Arbeiders-Bond, IV. 402. Brengt voor een goed deel Karl Marlo's organisatie van verzekeringsinstellingen tot stand, V. 54. Rodbertus werkt mede om hem op te dringen naar een sociaal koningschap voor Pruisen, 64. Afgevaardigde, 95, 96. Zijn keizerlijke boodschap van 17 Nov. 1881, 189. Wint Wilhelm I voor het sociale koningschap, 189. Zijn omzichtigheid, 189. Stelt Rodbertus teleur met zijn sociale hervormingen, 190, maar behoudt toch diens vertrouwen, 190. Zijn samengaan met den bankier Bleichröder, 190. Zijn strijd met de Roomsch catholieke Kerk, 192. Lassalles verwachtingen van hem, 196. Diens overeenkomst met hem, 196. Lassalle beschrijft den weg, dien hij later voor het vormen der Duitsche eenheid inslaat, 219. Treedt op voor de Duitsche eenheid, 246. Verzet zich tëgen de ‘Fortschrittspartij’, 246, 258. Werkt de coöperatieve beweging van Schulze-Delitzsch tegen, 247, 249. Zijn hand-langer daarbij, 247. Geeft den arbeiders uitzicht op geldelijke hulp, 247, 249. Zijn verhouding tot Lassalle, 247 noot, 266-274, 291, 307; met wien hij spreekt over algemeen stemrecht en subsidies aan productieve arbeidersgenootschappen, 291. Zijn oordeel over dezen, 291 v. Voert in algemeen stemrecht, 293. Zijn invloed op Lassalle, 293, 295; op Lothar Bucher, 293, 307. Schweitzers artikelen over hem in de ‘Sozialdemocrat,’ 467, 468, 470, 471, 473 noot. Diens verhouding tot hem, 466 noot. Zijn socialisten wet van 1878, 247, 481, VI. 264. Gevolgen dier wet, V. 481, VI. 264. Von Vollmars oordeel over zijn rijks-wetten en maatregelen, 271. |
Bitzky, Duitsch vergulder, sluit zich aan bij de beweging geleid door Born, IV. 401. |
Bjelinski, Russisch letterkundige, VI. 5, 220. Door Bakounin onderwezen in Hegels wijs-begeerte, 5 noot. Scheidt zich af van Bakounin, 5. Zijn verwijt aan dezen, 5. Diens invloed op hem, 6. Zijn omgang, 6. Komt in aanraking met A. Herzen, 6. Vertrekt naar Petersburg, 6. Bakounin schrijft over hem aan Ogarjoff, 63. |
Blainville, de, Fransch chirurgijn, II. 21. |
Blaize, A., III. 280, 281, 297. |
Blake, Robert, Eng. admiraal, 1598-1657, I. 140. |
Blanc, baron, Italiaansch staatsman, in zijn jeugd Saint-Simonist, III. 105 noot. |
Blanc, A.A.C., kunstbeoordeelaar, 1815-82, III. 381, 416. |
Blanc, Gaspard, Fransch anarchist, VI. 87. |
Blanc, Hugues, behoort tot de Fransche Carbonari's, wordt Saint-Simonist, III. 17. |
Blanc, Louis, I. 257, III. 186, 219, 312, 329, 354, 555, 568, 606, IV. 225, 337, VI. 83, 110, 191 noot. Vertegenwoordiger van het Staatssocialisme, III. 380 en noot, 391, 416. Zijn formule over den Staat, 380. Uiterlijk, 380. Karakter, 380, 416. Meer verbreider dan schepper van eigen ideeën, 380, 381. Geboorteplaats, 381. Afkomst, 381. Familie, 381. Genegenheid voor zijn broeder Charles, 381. Arm, zoekt werk te Parijs, 381. Voorgesteld aan den hertog Decazes, 381. Gouverneur van fabrikant Hallettes zoon, 381. Zijn verblijf te Arras, 382, waar hij in een radicaal blad schrijft, 382. Terug te
|
| |
| |
Parijs, 382. Omgang aldaar, 382. Journalist, redacteur van ‘Le Bon Sens’, 382 en noot. Tegen Louis Philippe, 382. Zijn bentgenooten, 382. Richt op ‘La Revue du Progrès, 382, waarin hij geeft een serie stukken, 382 v., 558, die hij later tot een boekdeel verzamelt, 383. Overzicht er van, 383-389; maakt opgang, 387; steeds herdrukt, 387; vooral maakt indruk op het volk de inleiding, 387; waaruit Lassalle later aanhaalt, 387. Lamartines oordeel er over, 387. Zijn Hannibals-eed tegen de Maatschappij, 388, 414. Zijn ‘Histoire de dix Ans’, 388-392, waarin hij de bourgeoisie bestrijdt en wil dat de Staat optreedt ten bate der lagere klassen, 388, 389. G. de Clerqs aankondiging er van, 391. Vertaald in het Duitsch, IV. 345. Medewerker aan ‘La Réforme’, III. 391, 394. Ontwikkelt verder zijn denkbeelden in zijn ‘Histoire de la Révolution française’, 392, 415. Oordeel er over, 325, 392-394. Volgt ook hierin Buchez na, 392, maar stelt in plaats van diens catholiek beginsel het autoritair socialisme, 392. In het Voorloopig Bewind, 394, IV. 194, 411. Wil de sociale republiek verwerkelijken, III. 184, 394. Zijn strijd tegen Lamartine en diens aanhang, 394, 395, 399, 400. Eischt een ministerie van den arbeid, 146, 395 v.; geweigerd, 395, wil ontslag nemen, 395, Arago beweegt hem tot blijven, 396, tevredengesteld door eene gouvernements-commissie voor de arbeiders, 396, 430, 439, waarvan hij voorzitter wordt, III. 396, 439, en vergadert, even als het arbeidersparlement, in het Luxembourg, 396 v. Invloed en gevolgen dier vergaderingen, 397. Zijn plan voor vier groote blokhuizen, 397, 398, bezwaren er tegen, 398; discussie er over, 398. Houdt zich steeds bezig met de arbeidersbelangen, 398. Beweegt het Voorloopig Bewind tot het oprichten van bureaux voor inlichtingen, 398. Scheidsman in quaesties van arbeid, 398, 405. Zijn rede in de arbeidersvergadering van 10 Maart 1848, 399; van 17 Maart, 399. Zijn voorste! over Staats-productie-associaties, 399, 607, dat de tegen-partij bestrijdt door het instellen van ‘Ateliers nationaux’, 330, 400-402, V. 259, 289. Zijn strijd met Lamartine over de verkiezingen voor de Nationale Vergadering, III. 402, gesteund en toegejuicht door het volk te Parijs, 403, dat hem tot dictator verlangt, 403. Aarzelt doch weerstaat de verleiding en blijft lid van het Voorloopig Bewind, 403. Waaraan zijn tegenstanders die weigering toeschrijven, 403. Over hem in ‘La vie socialiste’, 403 noot. Zijn voorstel in de vergadering der permanente commissie met die der tien arbeiders en der tien patroons op 20 Maart, 404-406; discussie er over, 405. Lokt uit een decreet tegen den arbeid in de gevangenissen, 405. Zijn rede van 3 April 1848, 405 v., naar aanleiding waarvan men hem verwijt het communisme te willen, 406. Zijn invloed neemt af, 406. De arbeiders-manifestatie van 16 April, 1848, 407. Zijn ‘Exposé général’, 408-411. Teleurgesteld over de verkiezing van leden voor de Nationale Vergadering, 410. Zijn rede in de laatste vergadering met de gedelegeerden der arbeiders in het Luxembourg, 411. Wordt niet verkozen in de Uitvoerende commissie ter vervanging van het Voorloopig Bewind, 412. Verklaart geen ministerie te verlangen, 412. Stelt voor een ministerie van den arbeid, 412. Zijn voorstel bijna eenstemmig verworpen, 412. De arbeidersbetooging voor Polen brengt hem ovaties, 412. Ten onrechte beschuldigd van te zijn medegetogen naar het stadhuis, 413. Vrijgesproken in de Nationale Vergadering, 413. Doet niet mede aan den opstand van 23 Juni 1848, 414, maar toch betrokken in het geding tegen de mannen die er aanleiding toe hadden gegeven, 414. Bepleit, 25 Aug. 1848, voor 't laatst het socialisme, 414; ziet dat hij verloren is en vlucht met Félix Pyat naar Londen, 414, V. 334. Bij verstek veroordeeld, III. 414. Gedurende zijn ballingschap, 415. Maakt geen gebruik van de amnestiën van Napoleon III, 416, doch ijlt bij diens val terug naar Parijs, 416. Gekozen in de Nationale Vergadering van 1871, 416. Verzet zich tegen de commune-mannen, 416. Houdt een rede tegen Jules Favres wetsontwerp, 416. Geraakt in een scheeve verhouding, 416. Tracht zijn standpunt te verduidelijken in zijn ‘Questions d'aujourd' hui et de demain, 416. Richt op het blad ‘L'Homme libre’, 416 en noot. Niet meer populair en met moeite in 1876 gekozen in de Kamer, 416 en noot. Zijn dood, 416. Zijn standbeeld, 416. Oordeel over hem der Duitsche Sociaal-Democraten en der Anarchisten, 416 noot. Waarom F. Vidal voor zijn adept bij de werklieden gold, 443. Bevriend met George Sand, 490. Sterk bestreden door Proudhon, 537, 541, 569, 572, 577, 579. George Eliot over hem, IV. 166. Viering van zijn ‘centenaire’, 166 noot. Otto Lüning geeft in zijn tijdschrift vertalingen uit van zijn werken, IV. 342 en noot. Karl Marlo over hem, V. 35, 43 en noot. Invloed op Lassalle, 200; verschil en overeenkomst tusschen beiden, 245 noot, 256. |
Bland, H., Engelsch schrijver, VI. 384, 417. |
Blanqui, Adolphe, Fransch economist, 1798-1854, III. 229, 239. Keert zich af van het Saint-Simonisme, 19. Door zijn broeder Auguste bestreden, 231. François Vidal over hem, 432. Verdedigt Proudhon, 523, 525, 550. |
Blanqui, Auguste. De Flotte sluit zich bij hem aan, III. 154 noot, 228 noot. In de gevangenis, 224, VI. 91, 321 en noot. In vrijheid, III. 225. Lid van ‘La Société des Saisons’, 225. Leidt de samenzwering van 12 Mei 1839, 225, 390. Behoort tot de leiders der revolutionnaire socialisten, 227, 235. Levensloop, 228. Karakter, 228 v. Overzicht van zijn ‘Critique sociale’, 230-233. Bestrijdt daarin het kapitaal, de spaarbanken, het coöperatieve stelsel, 231, V. 455 noot; verdedigt het communisme, III. 231-234. Vermaakt zijn manuscripten aan Ernst Granger, die een levensbericht over hem schrijft, 233 noot. Geeft zijn naam aan het Blanquisme, 239. Zijn verwachtingen van het revolutionnair politiek geweld, 240, V. 399 noot, VI. 280; waarbij hij geen steun vindt bij Cabet, III. 263. Voorwaarde waarop hij wil meedoen aan de manifestatie voor Polen, 412. Zijn woord tot Proudhon, 552; wiens definitie over kapitaal hij bestrijdt, 552 noot. Bakounins oordeel over hem, VI. 83. Steunt de republikeinsche comités in 1862, 89. Geestelijk leider der Commune van 1871, 96. Het ‘Ni Dieu ni maître’ zegt Bakounin hem na, 148. Verzamelt zijn artikelen uit zijn blad ‘La Patrie en Danger’ in een boek, 321. Ter deportatie veroordeeld, 321. Krijgt gratie, 321. Richt op het blad: ‘Ni Dieu ni maître, 321. Verder leven te Parijs, 321. Gustave Geffroy's beschrijving van hem, 321 noot. Sterft, 322. Jules Vallès oordeel over hem, 359. Zijn grafmonument, 362 en III. 228. Zijn ‘L'éternité par les astres’, VI. 321 noot. |
Blanquisme, Blanquisten, genoemd naar
|
| |
| |
Auguste Blanqui, III. 239, V. 471 noot. VI. 321. Hun socialisme, III. 240, VI. 280, 285, 321, 323. Voortzetting der Fransche genootschappen, III. 240. Programma, 240. Beginselen, 240. Steunen Karl Marx, V. 460, 461, 463 noot, VI. 143, 281 noot, 322. Wenden zich later van hem af, 143 noot, 322, waarvan zij rekenschap geven in de brochure ‘Internationale et Révolution’, 143 noot, 322. Bakounins oordeel over hen, 50, 97, 147. Aandeel aan de Parijsche commune van 1871, 91. Rekenen zich in staat de sociale omwenteling met een vastberaden minderheid te kunnen verwezenlijken, 273, 322. Hun invloed op het Marxisme, 280. Hun leer ten deele overgenomen in het Communistisch Manifest, 280. Invloed op het Fransche heden-daagsche socialisme, 320. Vervolgen de tradiditie der Jacobijnen, 321, 322. Verwerpen het anarchisme van Bakounin, 322. Scharen zich om E. Vaillant na Blanqui's dood, 322 Hun centraal revolutionnair comité, 322. Partij van actie, 323. De revolutionnaire socialistische liga, 323. Werken in Parijs, maar vooral in de provincie, 323. Hun organisatie, 323. Blanquistische gemeenteraden, 323. Hun afdeelingen, 323. Aantal, 323. Roepen een congres samen om uit te maken of Millerand zitting mocht nemen in een niet-socialistisch kabinet, 338. Nemen in 1889 geen genoegen met de opdracht aan de Possibilisten om een congres van vakvereenigingen op te roepen, 409, en roepen op 't zelfde tijdstip te Parijs een tegen-congres bijeen, 410. Hun optreden op het congres te Brussel in 1891, 412. Steunen Guesde op het congres te Parijs in 1900, 421. Nemen geen deel áan het congres te Lyon, 424 noot. |
Blanquistische Bladen. - ‘La Patrie en danger’, VI. 321. - ‘Ni Dieu ni maître’ 321. - ‘L'Homme libre’, III. 416, VI. 324. - ‘Le Cri du Peuple’, 324. |
Blatchford, Robert, Engelsch socialist, richt op en redigeert het arbeidersblad ‘The Clarion’, VI. 374, verzamelt zijn artikelen daaruit in zijn ‘Merrie England’, 365, 375, waarin hij John Morley bestrijdt, 375, en zijn socialistische denkbeelden ontvouwt, 286, 375-378, die niet nieuw zijn, 379. Familie, 374, 375 noot. Levensloop, 374. Kiest partij in 1899 tegen de Transvaalsche Boeren, 374 noot. Zijn pseudoniem, 375 noot. Verdere geschriften, 378 noot. |
Blaurock, Jürg, leerling der Spiritualen, 1523, I. 103. |
Bleichröder, Duitsch bankier, V. 190, 192, 193. |
Blind, Karl, volksleider in Baden, geb. 1826. Karl Marx over hem, V. 352, 354. Sterft, 352 noot. |
Blom, D. van, hoogleeraar in de staathuishoudkunde te Delft, VI. 448 noot. |
Blondeau, betrokken bij Babeufs samenzwering, I. 391. |
Blood, Fanny, I. 438. |
Blos, Wilhelm, socialistisch schrijver, V. 480 noot. |
Blücher, G.L., Duitsch generaal, 1742-1820, II. 386. |
Blum, Robert, Duitsch schrijver eu revolutionnair, 1807-48, IV. 343, V. 207. |
Bluntschli, J.K., Zwitsersch rechtsgeleerde, 1808-81. Leidt de liberalen en tracht Julius Fröbel te doen vallen, IV. 319. Later volgeling van Bismarck, 319 noot. Rapporteert aan de regeering betreffende de communistische woelingen in Zwitserland, 322 (zie ook VI. 15), antwoord daarop, IV. 324. Met smaad overladen door M. Hess, 335 noot. Lassalle over hem, V. 229 noot. |
Bock, behoort tot de Eisenachsche partij en werkt mede aan het ontwerp voor het Gothasche programma, V. 475 noot. |
Böckh, A von, prof. in de oude letteren te Berlijn, 1785-1867, V. 200, 210, 240, 289, 300. |
Bodelschwingh, D. von, VI. 458. |
Bodson, verstaat zich met Babeuf. I. 368. Zijn wenken, 382. In staat van beschuldiging, 390. |
Boerenkrijg, van 1525. Verzet der boeren, vooral In Zuid-Duitschland, I. 89 v. Voorbereid door de prediking van zeloten, 92. Zijn drieledig karakter, 93. Begint in het Stühlinger landschap, 93. Gesteund door de stedelingen, 96 v. Programma van de XII artikelen, 93-95, 121-124. Het Heilbronner Reform-plan, 97. In Thüringen en den Harz, 98-99. Aangewakkerd door Th. Münzer, 98 v. In bloed gesmoord, 100. Beschreven door Weill in Fouriers ‘La Phalange’, III. 165. Lassalles oordeel er over, V. 236. |
Boglietti, Giovanni, schrijft ‘L'Utopia anarchica’, VI. 404 noot. |
Bogoljouboff, VI. 241. |
Bogomilen, de, I. 80 noot. |
Böheim, Hans, mystieke agitator, I. 92. |
Böhmert, K.V., Duitsch staathuishoudkundige, geb. 1829, V. 243 noot. |
Boichot, Fransch sergeant, afgevaardigde in 1849 van de Bergpartij, III. 189. |
Boileau-Despreaux N., Fransch dichter, 1676-1711, III. 146 noot, 551. |
Boisguillebert, Fransch staathuishoudkundige, I. 227, IV. 378, V. 360 en noot. |
Bois-le-Comte, de, III. 324. |
Boissel, François. Advocaat bij het parlement te Parijs, I. 301. Naar San Domingo, 301. Geschorst, 301. Protesteert, 301. Terug in Parijs, 301. In de politieke beweging, 301. Zijn ‘Catéchisme du genre humain’, 302-305. Lid van de club der Jacobijnen, 305. Bestrijdt Robespierre, 305. Zijn contra-project, 305. Verdere levensloop, 305. |
Boissy, Fransch dichter, III. 486 en noot. |
Boissy d'Anglas, François Antoine, graaf, 1756-1826, I. 363, 377, II. 28. |
Bonal, François de, bisschop van Clermont, 1789, I. 302. |
Bonald, L.J.M. de, Fransch religieus auteur, 1717-1870, III. 283 en noot. |
Bonaparte, Jerôme, 1784-1860, III. 594. |
Bonaparte, Joseph, 1768-1844, II. 146 noot, III. 381, 445. |
Bonaparte, Louis, koning van Holland, 1778-1846, III. 189. |
Bonaparte, Napoleon, prins, geb. 1822, III. 594. |
Bondy, de, prefect te Lyon, 1811, II. 139. |
Bonferi, V. 300. |
Bonghi, R., Italiaansch minister van onderwijs, 1874, VI. 127. |
Bonheur, Raymond, Fransch teekenmeester, III. 80 en noot. |
Bonheur, Rosa, Fransch schilderes, geb. 1822, III. 80. |
Boniface, helpt Proudhon met zijn gezin uit België verdrijven, III. 603. |
Bonifacius VIII, paus, 1303, III. 286. |
Bonjean, procureur-generaal, III. 541 noot, VI. 94. |
BonnemÄ—re, J.E., Fransch schrijver, geb. 1813, III. 173 noot. |
Bonnemoy, boerenfamilie uit Auvergne, levend in geordende gemeenschap, I. 306. |
Bonneville, Nicolas. Zijn krant, I 321. Zijn overige werken, 321 noot. |
| |
| |
Bonrepos, R. baron de, I. 215. |
Boodschap, van 17 Nov. 1881, van den Duitschen keizer Wilhelm I, V. 187. |
Bopp, F., taalkundige, 1794-1867, III. 509. |
Borckheim, V. 44 noot, VI. 60 noot. |
Bordas-Demoulin, Fransch wijsgeer, III. 464. |
Borde, Frédéric, hoofdredacteur van ‘La Philosophie de l'Avenir’, III. 463 en noot. |
Bordillon, mede-oprichter van het tijdschrift ‘Réunion de l'Ouest’, III. 376. Vriend der Carnots, 376 noot. Zijn borstbeeld te Nantes, 376 noot. Over dit leven, 377. |
Boré, Eugène, behoort tot Lamennais' leerlingen te La Chênaie, III. 293. |
Boreel, Adam, 1603-66, I. 149. |
Born, L. (Buttermilch), Duitsch typograaf en prof. in Zwitserland. Voert aan en raadt den arbeiders zich te vereenigen, IV. 401, 402. Het karakter der door hem geleide beweging, 401. Levensloop, 401 noot. Zijn debat met Karl Marlo, V. 18. Neemt deel aan den opstand te Dresden, VI. 23. |
Born, Stephan. Verwijzing naar ‘Erinnerungen’, 1898, V. 18 noot. |
Börne, Ludwig, Duitsch schrijver, 1786-1837. Woont bij de voordrachten der Saint-Simonisten, III. 28. Invloed van zijn verblijf te Parijs, 494 noot. Vertaalt Lamennais ‘Paroles d'un croyant’, IV. 296 en noot. Zijn ‘Brieven uit Parijs’, 296. Sterft te Parijs, 296. Lofrede op zijn graf, 296. Behoort tot den bond van het ‘Jonge Duitschland’, 298. Lassalles ingenomenheid met zijn geschriften, V. 200. |
Bornstedt, A. von, Duitsch schrijver, 1801-51, IV. 387 noot. |
Börnstein, H., Duitsch theaterdirecteur, journalist. Richt op het blad ‘Vorwärts’, IV. 368. Zijn levensloop, 368 en noot. Vriend van Meyerbeer, 368. In aanraking met C.L. Bernays, 367, die met zijn pleegdochter trouwt, 369, en Marx en diens vrienden in het orgaan ‘Vorwärts’ binnenleidt, 369. |
Börsig, J.K.F.A., Duitsch machinen-fabrikant, 1804-54, V. 234, 236. |
Bosch, J. graaf van den, stichter van de Nederlandsche koloniën van weldadigheid, II. 354. Over meerwaarde, V. 4. |
Bosco, don, Italiaansch socialist, VI. 404 en noot. |
Bossuet, J.B., Fransch kanselredenaar, 1627-1704. Zijn preeken, I. 233. Helpt met het opstellen der declaratie van 1682, III. 285. François Huet over zijn denkbeelden, 464. |
Boswell, J., Eng. schrijver, 1740-96, I. 63. |
Botticelli, A.F., Italiaansch kunstschilder, 1447-1515, VI. 392. |
‘Bouche de fer’, blad geredigeerd door Nicolas Bonneville, I. 321. |
Boudarof, Russische boer, VI. 257 noot. |
Bouffard, Saint-Simonist, III. 74 Blijft Enfantin getrouw, 85. Benoemd tot ‘prêtre séculier’, 93. |
Bouillé, F.C.A. markies de, Fransch generaal, 1739-1800, II. 15, 16. |
Bouin, Babeuf en zijn volgelingen komen samen in zijn huis, I. 368. Ter deportatie verwezen, 391. |
Boulainvilliers, H. graaf, Fransch geschiedschrijver, sterft 1722, I. 260. |
Boulanger, generaal, VI. 323, 334. |
Boulanger, F., Fransch architect, III. 200 noot. |
Boulangisme, het, VI. 334. |
Boulland, Saint-Simonist, treedt uit ‘Le petit Mercredi’, III. 47. Protest tegen Bazard en Enfantins brief van 1 Oct. 1830, 56 noot. Mederedacteur van ‘L'Européen’, 317. |
Bouman, Prof. Dr. H., Over het Mormonisme, VI. 181 noot. |
Bouraiche, koopman, Saint-Simons schoonzoon, II. 82. |
Bourdon, E., schrijft in Fouriers tijdschrift ‘La Phalange’, III. 165. Over vrouwenarbeid op het congres der Internationale te Genève, V. 443. |
Bourdon de la Crosnière, Léonard, 1793, I. 352. |
Boureulle, Paul de, schrijft over de Saint-Simonisten, III. 166. |
Bourgeois, C., behoort tot de Hébertisten, I. 349. |
Bourgeois, Lèon, over individueel eigendomsrecht, VI. 333 noot. Invloed van Proudhon, 357 noot. |
Bourgeoisie, Bourgeois, II. 81, 111, 208, III. 2, 8, 9, 29, 51, 55, 339, 343, 348, 373, 383, 384, 386, 388, 389, 393, 394, 407, 449, 450, 474, 486, 489, 524, 589, 604, 605, V. 234, 237 en noot, 238, 239, 274, 279, 290, 321, 325, 337, 345, 434, 457, 461, 462, 478, VI. 61, 62, 66, 67, 68, 74, 75, 80, 83, 99, 100, 101, 106, 111, 123, 127, 199, 200, 268, 280, 285, 295, 329, 330, 332, 348, 355 noot, 375, 383, 420, 421, 422, 423, 426, 427, 438, 439, 461, 462. |
Bourget, Paul, verwerkt Kants stelregel in zijn roman ‘L'Etape’, II. 362 noot. Zijn ‘Le Disciple’, VI. 142 noot. |
Bourignon, Antoinette, dweepster, 1616-80, I. 150. |
Boussac, Pierre Leroux' landbouwkolonie te, III. 355 v., 493. |
Bouvard, voorzitter van het ‘Bureau des Longitudes’, II. 33. |
Boyer, Adolphe. Zijn brochure over de arbeiders, III. 495. |
Boyer, Antide, behoort in de Fransche Kamer tot de onafhankelijke socialisten, VI. 335. |
Braadt, L.O., schrijft 1895 over Lassalle, V. 307 noot. |
Brack, kolonel, behoort tot de Fransche Carbonari's, wordt Saint-Simonist, III. 17. Enfantins brief aan hem, 100. |
Bracke, Wilhelm, Duitsch koopman, aanhanger van Lassalle, later van Karl Marx, V. 307 noot. Zijn oordeel over de houding van Liebknecht en Bebel bij de stemming in 't parlement over de krijgsuitgaven in 1870, 473. In hechtenis, 473. Ontvangt Marx' afkeurenden brief over het ontwerp voor het Gothasche programma, 476, 480. Verantwoordt zich over zijn overgang van het Lassalleanisme tot Marx' leer, 476 noot. |
Bradford, sluit zich aan bij de leden der Brook-Farm-Community, III. 176. |
Bradshaw, John, president van het Eng. gerechtshof, 1602-59, I. 143. |
Brandenburg, F.W. graaf von, Pruisisch generaal en minister, 1792-1850, IV. 405, V. 93, 95, 204. |
Brandes, Deensch letterkundige, schrijver van Lassalles biographie, V. 307. |
Brasch, Moritz, Over Lassalle en Jacoby, V. 307 noot. |
‘Bras croisés’, Verzet der, Allemane's naam voor de algemeene werkstaking, VI. 332. |
Braudrillart, H.J.L., geb. 1821, Fransch staathuishoudkundige, I. 234 noot. |
Braun, Heinrich, redacteur van het ‘Archiv für soziale Gesetzgebung’, enz. V. 430 noot. |
Bray, geboren Hennell, Charles Bray's vrouw, IV. 165. |
Bray, Charles, IV. 8, 197, 201. Over M'Cullochs definities, 6. Levensloop, 150, 165. Levens- |
| |
| |
beschouwing, 150 v. Overzicht van zijn ‘Philosophy of necessity’, 151-165. Over vrijhandel, 154, 160, kolonisatie, 155; over onderwijs, 155; over godsdienst, 155; over oorzaak van armoede, 157; over sociale hervorming, 159; over communauteiten, 159. Zijn kring te Coventry, 165 v. Zijn ‘The industrial Employment of Women’, 165 noot. Zijn Essay upon the union of agriculture and manufactures’, 165 noot. Invloed van het Chartisme op hem, 217. De Chartisten tegenover hem, 222. |
Bray, John Francis, IV. 199, 201. Beroep, 8, 132, 148, 149. Neigt tot collectivisme, 9. Overzicht van zijn ‘Labour's Wrongs’, 133-149. Doel der spaarbank, 146. Over de economisten, 148. Marx maakt gebruik van zijn geschriften, 378. |
‘Breisgauer-Bundschuh’, van 1512, bond van boeren, I. 92. |
Breitenstein, S. van, abt, 1523, I. 93 |
Brentano, Lujo, Katheder-Socialist, I. 2. |
Bres, Guido de, martelaar der Hervorming, opgehangen, 1567, I. 127. |
Bresci, A., Italiaansch anarchist, VI. 428 noot. |
Breton, vrouw, betrokken bij het proces der samenzwering van Babeuf, 1797, I. 390. |
Bretschneider, K.G., Duitsch geleerde, 1776-1848, IV. 296. |
Breve van Gregorius XVI aan de Poolsche bisschoppen, 9 Juni 1832, III. 292. |
Briancourt, Math., Fourierist, III. 149. Zijn ‘L'Organisation du travail et l'association’, 149 v. |
Briand, A., Fransch socialist en minister, VI. 339, 354 noot, 421 en noot. |
Brien, William, Leider der communauteit te Brighton, IV. 129. |
Bright, John, kwaker, Eng. parlementslid, geb. 1811, II. 250, IV. 244. Bestrijdt John Fieldens tien-uur-arbeidswet, 258. |
Brill, Duitsch gevoels-socialist, Pruisisch afgevaardigde, IV. 402. |
Brillat-Savarin, A., Fransch schrijver, 1755-1826, II. 115. |
Brindley, John, debatteert in 1837 met Robert Owen, II 328. |
Briot, Fransch afgevaardigde in den Raad der Vijf Honderd, II. 118. |
Brisbane, Albert, Amerikaansche ijveraar voor het Fourierisme, III. 174, 178, 179. Schrijft over het stelsel van Fourier, 174. Zijn propaganda-middel, 178. Richt een eigen orgaan op, 178. Wekt op tot een proefneming met Fouriers stelsel, 178, 181, VI. 162. Haalt den neef van Dr. Channing over, III. 178; die zijn tijdschrift ‘The Present’ met het zijne vereenigt, 178 Richt een nieuw weekblad op: ‘The Harbinger’, 178. Bestuurt de North American Phalanx, 182 en noot. Sluit zich aan bij de Duitsche socialisten, 196. Bezoekt Considerant te Londen, 196, die met hem bespreekt een proefneming met het Fourierisme in Zwitserland, 197, raadt Noord-Amerika aan, haalt Considerant over daarheen te gaan, 197, en reist met hem Amerika door, 197. |
Brisbane, Henry, Amerikaansch socialist. Op de volksvergadering te Worringen, V. 205 noot. |
Brisson, Eugène Henri, 1835-1912, President der Fransche Kamer, III. 494 noot, IV. 166 noot. |
Brissot, Jean Pierre, Fransch schrijver en advocaat, 1754-93. Doet zich als socialist kennen, I. 312, 329. Desmoulins over hem, 327, 328 en noot, 334. Zijn veelschrijverij, 328. Familie, 328. Naam, 328. Opleiding. 328. Zijn stijl, 328. Vergeleken met abt de Mably, 328. Zijn werken, 329 en noot, 330-333. Over eigendom, 331 v., 522 en noot. Trekt de aandacht met zijn geschriften, 333. Maakt verzen, 333. Wordt journalist, 333. Vergeleken met Linguel, 333. Zijn armoede, 333. Tracht te vergeefs een Fransch blad te Londen te vestigen, 333. Terug in Frankrijk, 333. Twee maanden in de Bastille, 333. IJvert voor afschaffing der slavernij, 333. Zijn reizen, 333. Onderscheidt zich als redacteur, 333. Afgevaardigd naar de Législative, 333. Gesteund, erkend, geraadpleegd door de Girondijnen, 333. Madame Roland over hem, 334 en noot Als redenaar-staatsman, 334. Zijn redevoeringen, 334. Laat zich in de Législative niet uit over de quaesties van het socialisme, 334. Avenel over hem, 334 noot. Tegenover Robespierre, 342. Zijn ingenomenheid met de organisatie der Herrnhutters, 423. |
Broadhurst, secretaris van het parlementaire comité der Britsche trade-unions, VI. 407. |
Broedergemeente, Moravische, Herrnhutters, I. 104 en noot, 105, 306, 310, 334 noot, 396, 404-426, III, 134 en noot, 608 noot, IV. 113, 207, 277. |
Broederhuis, te Zeist, I. 424 |
Broeders en Zusters van den Vrijen geset, I. 79. |
Broët, Saint-Simonist, III. 109. |
Broglie, C.V. prins de, 1757-97, II. 15. |
Broglie, Victor, hertog de, 1784-1870, I. 258 noot, II. 60, III. 218. |
Bromley, II, 316, 320. |
Brouez, Jules, leerling van de Colins, III. 463 noot. |
Brougham, Henry, baron, Engelsch staatsman, 1778-1868. Volgt Robert Owens bewaarschool na, II. 310. Laat dezen toe tot de vergadering van de vereeniging van sociale wetenschap, 356. Invloed der socialistische uitingen op hem, IV. 8. Ontmoet Thomas Hodgskin, 59. Welgezind jegens hem, 62. Diens brieven aan hem, 84-94. Zijn verweerschrift tegen diens ‘Labour defended’, 93. Over het recht op het volle arbeidsproduct, 96, 219. |
Broughton, Lord, zie John Cam Hobhouse. |
Brousse, Paul, Fransch socialist, VI. 353. Vertegenwoordigt Frankrijk op het congres der Internationale te Gent, 156. Sluit vriendschap met Jules Guesde, 324, 328 en noot. Breuk met dezen, 324, 328. Afkeerig van het Duitsche collectivistische stelsel, 325. Richt op het blad: ‘Le Prolétaire’, 325. Waarom zijn aanhangers possibilisten heeten, 325, 328. Te geleerd voor de arbeiders, 328, 330. Zijn invloed neemt af, 326 Tegen de dwingelandij van een doctrine, 328. Lid van de Féderation Jurassienne, 328. Beschreven door Jules Huret, 328 noot. Zijn bezwaren tegen Marx en den Generalen Raad der Internationale, 328. Zijn leer, 328. Vindt eene revolutie onnoodig, 329. Keurt af algemeene werkstaking, 330. Grief der anarchisten tegen hem, 330 noot. Jean Allemanes verwijt tegen hem, 330. |
Broussisten, zie Possibilisten. |
Browning, Elizabeth Barrett, Engelsch dichteres, 1809-61. Over Southey, IV. 199. Haar lied, VI. 439. |
Brueys, Peter de, Verzet zich tegen de ‘rijke’ Kerk, I. 69. |
Bruijn, Fzn., F. de, predikant, sterft 1763, I. 419 noot. |
Bruneau, Saint-Simonist, III. 107. |
| |
| |
Brunfels, Otto, I. 91. |
Bruno, G. Dominicaner monnik, I. 203. Zijn opmerking over de menschheid, III. 345. |
Bruyère, J. de la, Fransch schrijver, 1644-96, I 236 en noot, 258. |
Bucher, Lothar, lid van het Duitsche parlement, geb. 1817. Vriend van Rodbertus, V. 96, 173, 178; van Lassalle, 228, 229 en noot, na wiens dood hij een tweede uitgaaf geeft van diens ‘System der enworbenen Rechte’, 228. Zijn politieke geloofsbelijdenis, 97. Bekend met agrarische toestanden, 97. Balling in Engeland, 98. Terug na Frederik Wilhelm IV's dood, 229. De hulp van Bismarck, 229, 370 noot. Biedt Marx werk aan, 370 noot. Kritiseert met Lassalle Julian Schmidts boek over de geschiedenis der Duitsche literatuur, 229. Bezorgt Lassalles feestrede op Fichte aan Karl Marx, 245. Brengt Lassalle in aanraking met Rodbertus, 245. Tegen Lassalles productie-associaties, 257. Over de Manchesterschool, 261. Beheerscht door Bismarck. 293, 307. Executeur van Lassalles boedel, 306. Over F. Lassalle, 308. Opgezocht door Bakounin, VI. 20. |
Buchez, P.B.J., IV. 6. Over Kant, ‘Zum ewigen Frieden’, II. 360 noot. Geboorteplaats, III. 314. Familie, 314. Beroep, 314. Studie, 314. Vriend van Bazard, 315, 316; met wien hij een wijsgeerigen krans heeft, 315. Vrijmetselaar, 315. Gevolgen van zijn politieke beginselen, 315. Studeert in de medicijnen, 315,316. Neemt deel aan geheime genootschappen, 315. Helpt de Fransche Charbonnerie tot stand komen, 216,315, en reist rond om den aanhang te vergrooten, 315. Te Metz gevangen genomen, 316, vóór de rechtbank te Colmar, 316, doodstraf geëischt, 316, vrijgesproken, 316 Bestudeert J. de Maistres denkbeelden, 316; vindt die te weinig vooruitstrevend, 316. Keert zich van het materialisme af, 316; neemt de formules aan uit Saint-Simon ‘Le nouveau Christianisme’, 316 Medewerker aan ‘Le Producteur’, 19, 21, 316. Lid van het Saint-Simonistisch college, 27. Verliest zijn enthousiasme voor het Saint-Simonisme, 44, 317; werkt het tegen, 46; treedt uit het bestuur, 47, en uit ‘Le petit Mercredi’, 47 en noot. Protesteert tegen Bazards en Enfantins brief, 56 noot. Zijn nieuwe geloofsbelijdenis, 316 v. Richt op het weekblad, later maandschrift ‘L'Européen’, 317, 326, waarin hij zijn stelsel ontvouwt, 317, 327. Zijn productie-associaties, 318, 327-329, 331, 386, V. 479 Zijn doel daarmee, III 328. Werkt Louis Blanc nader uit, 386. Beveelt aan het stichten van een ‘Caisse générale du Crédit public’, 318 en noot Zijn ‘Introduction à la science de L'Histoire’, 318, dat grooten invloed heeft, 318. Overzicht er van, 319-325 Verschil tusschen eersten en tweeden druk, 318 v. Zijn ‘Histoire parlementaire de la Révolution Française’, 324. Dil boek behoort tot Armand Barbès laatste lectuur, 238, en wordt door Louis Blanc min of meer nagevolgd, 392. Over den naam van zijn school, 326. Voorzitter van het congres van het Historisch Instituut, Dec. 1835, 139. Houdt wekelijksche voordrachten, 326. Verliest enkele uitnemende leerlingen, 326, die zich bij Lamennais aansluiten, 326. Zijn lijkrede op twee dier afgevallen leerlingen, 326. Verzamelt zijn verschillende lezingen in drie deelen, 326 v. Het blad ‘L'Atelier’, 328, 496. Het tijdschrift ‘La Revue Nationale’, 329 en noot. In aanzien, 329 Adjunct-maire van Parijs, 330. Zijn verwachting der revoluie van 1848, 330, IV. 411. Spreekt uit naam van het Bewind, III. 330. Waarom de revolutionnaire heethoofden zich van hem afwenden, 331. Afgevaardigde van Parijs in de Nationale Vergadering, 331, verkozen tot voorzitter, 185, 331, waarvoor hij bleek ongeschikt te zijn, 331; niet meer herkozen, 331; ook niet in de Législative, 331. Bij de bloedige worsteling op straat van den Juni-opstand in 1848, 331. Gehuldigd door de verkiezing van al zijn leerlingen, 331. Op den achtergrond, 331. In hechtenis, 331, doch spoedig vrijgelaten, 331. Schrijft nog enkele kleine historische geschriften, 331 v. Sterft, 332. Zijn karakter, 332 Leefwijze, 332. Zijn streven bereikt geen blijvend resultaat, 332. Invloed van zijn leerlingen, 332, hun geschriften 332, waarin de dwalingen maar ook de verdiensten van hun meester erkend worden, 333. In de conferentie waar Emile Thomas' organisatie-voorstel der ‘Ateliers Nationaux’ aangenomen wordt, 401. Vriend van Ulysse Trelat, 413 noot. |
Buchfelder, pred. in Embden, I. 151. |
Büchner, Alex., Duitsch taalmeester in Frankrijk, V. 261 noot. |
Büchner, G., IV. 295, 305. Geboorteplaats, 289. Familie, 289, 290 noot, 294 en noot, V. 261 noot. Aardt naar zijn moeder, IV. 290. Studeert in de medicijnen te Straatsburg, 290. Leert aldaar kennen de Fransche vrijheidsbegrippen en socialistische stroomingen, 290. Vertrekt naar de hoogeschool te Gieszen, 291. Trekt zich het lot aan van het verdrukte Duitsche volk, 289,290. Maakt kennis met Weidig, 291. Overeenkomst en punten van verschil tusschen beiden, 291. Richt op een ‘Gesellschaft der Menschenrechte’, 291. Zijn vlugschriften om de boeren en burgers tegen de overheid op te zetten, 292, waarvan onder den titel ‘Der Hessische Landbote’ slechts één verschijnt, 291, dat Weidig eenigszins verandert en op diens geheime drukkerij laat zetten, 292. Inhoud er van, 292-294. De verspreiding er van mislukt, 293. Het geheime genootschap verraden, 294. Onder verdenking bij de regeering, 294. Gaat bij zijn ouders te Darmstadt wonen, 294, waar hij weder een geheim genootschap organiseert, 294. Schrijft het drama ‘Dantons dood’, 294. De verspreide ex. der ‘Landbote’ in handen der regeering, 294. Voor het gerecht gedaagd, 294. Vlucht over de Fransche grenzen, 294 In onmin met zijn vader, 294. Vervolgt zijn natuurstudiën te Straatsburg, 294. Privaatdocent te Zürich, 294. Wordt ziek en sterft. 289, 294. Zijn gedenksteen, 289 Lassalles voorlooper, 295. Laat geen leerlingen na, 295. Zijn volgelingen, 295, 301, 387. |
Büchner, Louise, Duitsch opvoedkundige, 1821-77, IV. 295. |
Büchner, dr. Ludwig, Duitsch natuurkundige, 1824-99. Verkeert onder de socialisten, IV. 295 en noot. Verdedigt Lassalle, 295 noot. Secretaris op het congres der Internationale, 295 noot. Vervreemdt van de arbeidersvereeniging, 295 noot. Houdt een rede over Lassalle, 290 Raadt aan Lassalle en Schulze-Delitzsch uit te noodigen om te Frankfort a.d. Main hun denkbeelden tegenover elkander uiteen te zetten, V. 261. Op het congres der Internationale te Lausanne, 444 noot |
Buckle, H.T., Engelsch schrijver. 1822-62, I. 11. |
Budaeus, Guillaume, Fransch geleerde, 1457-1540, I. 178. |
Büdingen, graaf van, sterft 1749, I. 420. |
Bugeaud, T.R., maarschalk van Frankrijk,
|
| |
| |
1784-1849. Op het banket der Fourieristen, III. 142, 172. Wenscht voor Algerië een soort militaire colonisatie, 172. |
Buhl, Ludwig, Duitsch vertaler. Verkeert met ‘die Freien bei Hippel’, IV. 345. Zijn Berliner Monatsschrift, 346. Woont de begrafenis van Max Stirner bij, 350. |
Bulletin de Lyon, Le, dagblad der stad, II. 120, 121, 134 noot. |
Bülow, H.G., Duitsch musicus, geb. 1830, V. 210, 229 en noot, 301. Zet op muziek een arbeiderslied van G. Herwegh, 271. |
Bulwer-Lytton, E.G., Eng. staatsman en romanschrijver, geb. 1805, IV. 216 noot. |
‘Bund der Gerechten’, gevormd te Parijs door de uiterste elementen van den bond ‘der Geächteten’, IV. 300. Leiders, 300. Leden, 304, 317. Strekking, 300. Verbroedert zich met de ‘Société des Saisons’, 301. Neemt deel aan Barbès tocht naar het stadhuis, 301. Verval, 302, 387. Steunt Weitlings maandschrift, 305. |
‘Bundes-Central-Behörde’, ingesteld 20 Juli 1833, tot beteugeling van revolutionnaire pogingen, IV. 297. |
‘Bundschuh’, bond van Elzasser boeren in 1493, I. 92. |
Buonarotti, Ph., volgeling van Babeuf, I. 367, 386, 388 noot, IV. 305. Muziekmeester, I. 367. Verdere levensloop, 367. Tegenover de zoogenaamde aristocraten, 367. In de gevangenis, 367. Ter vergadering bij Amar, 370. Lid van Babeufs geheim directoire, 373. Verraden en gevangen genomen, 382. Zijn woorden, 389 noot. Ter deportatie verwezen, 391. Wijst op Owens streven, II 313. Zijn boek over Babeuf, III. 215; dat O'Brien in 't Engelsch vertaalt, IV. 229, 251; debiet er van, III. 215, 222; oordeel er over, 60, 221; invloed er van op het Babouvisme, 222; uittreksel er van, 222. Gedurende de Juli-omwenteling te Parijs, 215. Lid van geheime genootschappen aldaar, 215. Zijn minachting voor ‘La Société des droits de l'homme’, 218. Gehuisvest door de Voyer d'Argenson, 218 noot. |
Burdin, Fransch geneesheer, 1790, II. 38. |
Bureau, Allyre, Fourierist, III. 127, Schrijft een voorrede voor Rittinghausen ‘La législation directe par le peuple’, 194. |
‘Bureau des subsistances’, tijdens de commune van Parijs, 1792, I. 365. |
Buren, M. van, Amerikaansch Staatspresident, 1782-1862, II. 305. |
Buret, Fransch economist, III. 11. |
Bürger, G.A., Duitsch dichter, 1748-94, IV. 290. |
Bürgers, H., Leider der uiterste radicalen te Keulen. Sticht met Marx de ‘Neue Rheinische Zeitung’, IV. 403, V. 204. In arrest, 339, 340. Marx over hem, 339 noot. |
Bürhli, Karl, Zwitsersch democraat. III. 199 noot. |
Burke, E., Eng. staatsman, 1730-97, I. 427, 435, 436, 438, II. 365, 366 noot V. 372 en noot. |
Burns, John, Eng. werkman en socialist, VI. 368, 370, 371 en noot, 373, 384, 407, 409, 410, 411. |
Burns, R., Schotsch volksdichter, 1759-96, IV 393. |
Burrows, Herbert, Engelsch socialist, VI. 373, 409. 411. |
‘Burschenschaft’, Duitsche studentenvereeniging op staatkundig gebied, voor 't eerst opgericht in 1815, IV. 291, 297 en noot. |
Bürstenheimers, de, V. 351. |
Burt, Thomas, socialistisch Engelsch parlementslid, VI. 373, 407, 411. |
Burton, sluit zich aan bij de leden der Brook-Farm-Community, III. 176. |
Bush, professor, maakt in Amerika bekend de geschriften van Swedenborg, III. 180. |
Busteyden, Humanist, I. 179. |
Buttet, Madame, maîtresse van Linguet, I. 299. |
Buxton, John, gouverneur van Tytherly in 1844, II. 350, 351. |
Byron, lord, de Engelsche dichter, 1788-1824, I. 386, III. 38, 337. |
Byron, Lady, vrouw van den dichter, II. 223. |
|
|