Lijkkransje uit fraaije bloemen (op den Nederlandschen Helikon geplukt) zamen gevlochten, neergelegd op het graf van Henriette Wilhelmina Rojer(1850)–Jacobus Josephus Putman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Bij het lijkje van een kind. 't Kruipend rupsje, moê gekropen, Mat getobd in de enge cel, Brak zijn kluisje fladdrend open, Klapwiekte uit zijn dorre schel. Zie, daar wiegt het, zie, daar zweeft het, Aardschen damp en druk ontvlugt; Hooger vliegt het, hooger leeft het, Zat gespeeld in lager lucht. Voedster, droog de natte wangen, Tuur niet op de doode pop, Blijf niet aan zijn webje hangen: 't Vlindertje is niet weer te vangen: 's Hemels englen vingen 't op. Vorige Volgende