Lijkkransje uit fraaije bloemen (op den Nederlandschen Helikon geplukt) zamen gevlochten, neergelegd op het graf van Henriette Wilhelmina Rojer(1850)–Jacobus Josephus Putman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De zegening der kinderen. Als gij weleer, O lieve Heer! Nog wandeldet op aarde, Toen liep om strijd Judea toe van wijd en zijd, En om U heen zich schaarde. Eens zat Gij daar Met uwe schaar In 't lommer van de boomen; Toen wilden zij, Dat men de kind'ren daar niet bij, Niet voor uw oog liet komen. Laat, spraakt Gij, toe, Niet wel te moê, Wijl men voor U deed schromen; En waart zoo goed En deedt met vriendelijken groet De kind'ren tot U komen. [pagina 13] [p. 13] Toen druktet Gij Hen aan uw zij, En loegt hun minzaam tegen, En leidet, Heer! Uw hand hun op het voorhoofd neêr, En gaaft hun uwen zegen. En zou nu 't kind, Dat U bemint, U, vriend der kind'ren schromen! Neen, van omhoog Roept Gij, als toen, met goedig oog: ‘Laat ze allen tot Mij komen!’ Daar komen wij Dan even blij En huppelen U tegen; Zie, lieve Heer! Met liefde op uwe kind'ren neêr, En geef ons uwen zegen. Vorige Volgende