Lijkkransje uit fraaije bloemen (op den Nederlandschen Helikon geplukt) zamen gevlochten, neergelegd op het graf van Henriette Wilhelmina Rojer
(1850)–Jacobus Josephus Putman– Auteursrechtvrij
[pagina 14]
| |
Gij slaapt, o beeld der stille vreê!
Zoo vriendlijk zacht en kent geen wee,
Gij droomt welligt van 's hemels pracht,
En glimlacht in den onweêrsnacht.
De donder schijnt u harpgeruisch,
De storm - der Eng'len wiekgesuis,
Die zingend dartelen in 't rond,
Al beeft het huis diep in den grond.
Gij weet niet wat het graf beduidt,
Hoe menig offer het omsluit,
Hoe menig hart van 't onweêr bloedt;
Gij weet het niet, gij slaapt zoo zoet.
En naast u houdt uw moeder wacht
In d' ongerusten middernacht,
Zij dekt u zachtjes voor den wind,
En bidt ook stil voor u, mijn kind!
Zij weet: de bloemen zijn zoo teêr,
Zij kent het ruwe, wilde weêr,
Het sloeg haar meenge vreugd van 't hart,
En joeg er d' angel in der smart.
Doch stil berust haar geest in God,
Die goedig leidt der kind'ren lot,
En rustig blikt zij in den nacht,
Want God houdt bij de kind'ren wacht.
|
|