Lijkkransje uit fraaije bloemen (op den Nederlandschen Helikon geplukt) zamen gevlochten, neergelegd op het graf van Henriette Wilhelmina Rojer(1850)–Jacobus Josephus Putman– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] Jesus de vriend der kinderen. Toen 's nachts op Davids weide Een zingend Eng'lental De blijde herders leidde Naar Bethl'ems armen stal, Toen was 't voor ons, zegt moeder, Het grootste kinderfeest, Daar toen ook de Albehoeder Met ons is kind geweest. En als, na vele jaren, Het Vleesch-geworden Woord De luisterende scharen Vroeg: wie zijn rijk behoort, - Heeft zalig Hij geprezen Wie aan het kind gelijk, En wie hun vriend zou wezen, Want hun is 't hemelrijk. Eens bragten ze ook de kind'ren Den goeden Jesus aan: Wilt, sprak Hij, hen niet hind'ren En laat ze tot Mij gaan. De kleinen, eerst verlegen, Toen spoedden naar den Heer, En Jesus' zoete zegen Daalde op de kind'ren neêr. [pagina 10] [p. 10] Sinds nu de Heer van 't leven In 't kribje als zij geschreid, Zijn zegen hun gegeven, Zijn rijk heeft toegezeid, Zijn zij Gods lievelingen, En Eng'len zijn op aard, Gelijk het kribje omringen, Wie ze in zijn' naam bewaart. Wie hen heeft opgenomen, Neemt Mij op, sprak de Heer; En wie tot hen zal komen, Geeft zijner kindschheid eer. Maar kind'ren moeten bidden Voor wie hen zoo bemint, Voor U, die in ons midden Als vader U bevindt. Voor ouders, zusters, allen, Met onze jeugd begaan, Zal 't kinderliedje schallen, En 't kinderharte slaan, Geef, Heer! nog eens uw' zegen, Gij, nimmer 't zeegnen moê; Strek, in uw krib gelegen, Strek ons uw handjes toe. En wil uw woord gedenken, Dat al die, U gelijk, Aan 't kind hun liefde schenken Behoort uw hemelrijk. Schenk dan wie ons omgeven Als Eng'len onzer jeugd, Schenk hun in 't eeuwig leven Uw zoete hemelvreugd. Vorige Volgende