|
-
voetnoot1
-
tiende iaer: het eerste cijfer van het tientaljaar; onpaer... paer: kan even of oneven zijn.
-
voetnoot2
- Een tientaljaar met een even eerste cijfer is een schrikkeljaar.
-
voetnoot3
- Ook de jaren eindigend op vier en acht na (hier naer) een tientaljaar met even eerste cijfer zijn schrikkeljaren.
-
voetnoot4
- En de jaren eindigend op twee en zes na een tientaljaar met oneven eerste cijfer.
-
eindnoot+
- Vergelijk met Olympiades, p. 45: ‘Anni omnes Decimi pares (sic distinguo) Bissextiles sunt, aut tanquam Bissextiles numerantur: 20, 40, 60, 80, 100. Impares, Bissextiles non sunt: 10, 30, 50, 70, 90. Item Quarti, & Octavi supra Decimos Pares, Bissextiles sunt: 24, 28, 44, 48, 64, 84, 88: ut Secundi quoque, & Sexti supra Decimos Impares: 12, 16, 32, 36, 52, 56, 72, 76, 92, 96. Caeteri omnes Bissextiles non sunt, & numerum à Bissextili capiunt, ordine suo, primi, secundi, tertii. Quartus enim omnis Bissextilis est, & in hac investigatione tanquam primus’. [Vert.: ‘Alle tientaljaren met een even eerste cijfer zijn, zoals ik merk, schrikkeljaren of worden als zodanig tot de schrikkeljaren gerekend: 20, 40, 60, 80, 100. Als het eerste cijfer oneven is, is het tientaljaar geen schrikkeljaar: 10, 30, 50, 70, 90. De jaren op 4 en 8, volgend op een tientaljaar met even begincijfer, zijn schrikkeljaren: 24, 28, 44, 48, 64, 84, 88, evenals de jaartallen op 2 en 6 volgend op de tientaljaren met oneven eerste cijfer: 12, 16, 32, 36, 52, 72, 76, 92, 96. Alle andere jaren zijn geen schrikkeljaren en nemen hun getal vanaf het schrikkeljaar in de volgorde 1, 2, 3. Elk vierde jaar is dan een schrikkeljaar en bij dit onderzoek geldt het als eerste’].
|