Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)

tekstkritische noten

1638: 59

CXVI. Ghenoech. 116⁺

Hy leeft, die heeft, die noodt ontgaet,¹
En heeft ghenoegh naer ampt en staet:²

Hy rijdt, die heeft, hy reyst met spoedt;³

Maer noodt is bloodt, en draeft te voet.⁴

+ K2

1 die noodt ontgaet: die geen nood kent.

2 En genoeg heeft volgens zijn beroep (functie) en status.

3 Wie genoeg heeft, komt gemakkelijk vooruit.

4 Maar de behoeftigheid is naakt (heeft niets) en draaft te voet; wie niets heeft, geraakt niet vooruit.