Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)

[p. 125]

tekstkritische noten

1638: 51

CVII. Rechter. 107⁺

U beeldt, o Rechter, wel besint:¹
'Tis sonder handen, en is blindt,²

Op dat ghy alle gaven vliedt,³

Op dat ghy niemandt aen en siet.⁴

+ K2

1 Rechter, denk goed na over uw symbolische voorstelling.

2 De symbolische voorstelling van de rechter die blind is (opdat hij zonder aanzien des persoons zou oordelen) en zonder handen (opdat hij geen giften zou aannemen) komt o.m. voor bij Diodorus Siculus (Bibliotheca historica, I 48,6), bij Plutarchus (De Iside et Osiride, 10), in Moses, 16, 19 en Jesaia, 33, 15f. (Henkel, A. en A. Schöne, Emblemata. Handbuch zur Sinnbildkunst des XVI. Und XVII. Jahrhunderts, Stuttgart 1967, 1039).

3 gaven: giften; vliedt: ontvlucht.

4 aen en siet: zowel letterlijk (‘(aan)ziet’) als figuurlijk (naar de ogen ziet, onderscheid des persoons maakt).