Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)
(1999)–Erycius Puteanus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
5. Carel SchotteBeide edities van Sedigh Leven zijn bedoeld als nieuwjaarsgeschenk en opgedragen aan Carel Schotte, ‘Ridder, heer van Herbeys & Raedt ende ghecommitteerde van de Koninghlijcke Finantien binnen dele Nederlanden, Voorstaender ende beschermer aller deughden, Konsten, ende gheest-aerdigheyden’. In twee epigrammen, met name 141 (Noot en kern) en het laatste, nr. 366 (Besluyt), alludeert Puteanus op deze Carel Schotte. Hij was de oudste zoon van Théodore Schotte, raadpensionaris van Brussel en later raad van de koning en auditeur-generaal van diens legers in de Nederlanden. Carel Schotte was heer van HerbaisGa naar voetnoot19 en Tyckel en, evenals zijn vader, raadpensionaris van de stad Brussel. In 1627 werd hem de titel van ridder verleend en in 1635 verkreeg hij het ambt van ‘conseiller-commis’ (‘ghecommitteerde’) van de bezittingen en de financiën van de Spaanse koning in de Nederlanden. Hij overleed in 1651. Hij was tweemaal gehuwd, een eerste maal met Marie-Anne Schotti, dochter van de grootraad van Mechelen. Dit huwelijk bleef kinderloos; blijkens een brief van Puteanus aan C. Schotte (brief 49 van 30 november 1636) zou Schottes eerste echtgenote in het kraambed gestorven zijnGa naar voetnoot20. Op 25 april 1638 huwt hij met Margaretha Francesca de Horosco, vrouwe van Doorent, dochter van de burggraaf van Sint-Winoksbergen en heer van Quienville, Doorent en Hondeghem. Uit dit tweede huwelijk zullen drie kinderen geboren wordenGa naar voetnoot21. Carel Schotte heeft een bescheiden rol gespeeld in de geschiedenis van de Zuidelijke Nederlanden in de jaren dertig van de zeventiende eeuw.Ga naar voetnoot22 Met de dood van Aartshertog Albrecht in 1621 waren de Nederlanden opnieuw aan de Spaanse koning toegekomen. Isabella bleef aan het hoofd van de regering in de Zuidelijke Nederlanden, maar nu als landvoogdes. Het diplomatiek en militair beleid werd voortaan vanuit Madrid bepaald en de ontevredenheid van de hoge adel met de toegenomen Spaanse invloed op het bestuur groeide. Een aantal hoge edelen begon gehoor te geven aan een voorstel tot staatsgreep met buitenlandse steun. In april 1631 voerde de graaf van Warfusée, één van de twee voorzitters van Isabella's Raad van Financiën, in Den Haag geheime onderhandelingen over een gecoördineerde militaire tussenkomst van Frankrijk en de Verenigde Provinciën. Warfusée stelde een complete verdeling van de Zuidelijke Nederlanden tussen de Republiek en Frankrijk voor. Den Haag | |
[pagina 11]
| |
rekende hierbij op de steun van het Franse leger. Graaf Hendrik van den Bergh, die in 1629 als opperbevelhebber van de Spaanse troepen was ontslagen, zou zich neutraal opstellen, waardoor de Verenigde Provinciën snel enkele vestingen in handen zouden krijgen. Dit complot mislukte echter. Frankrijk wilde de Zuid-Nederlandse adel in zijn oppositie tegen Spanje steunen en zocht Filips van Arenberg, de hertog van Aarschot, als leider van de oppositie aan. Deze was wel op de hoogte van het complot, maar adviseerde de Staten-Generaals van het Zuiden en het Noorden bijeen te roepen om de oppositie binnen de wet te houden en de Spaanse koning niet voor het hoofd te stoten. Op 7 december 1632 werd Aarschot aan het hoofd van een Zuidelijke delegatie naar Den Haag gestuurd. Hij was voorstander van een vrede of een bestand met het Noorden, maar Filips IV was van oordeel dat er geen bestand mocht worden gesloten, wat neerkwam op het einde van de onderhandelingen. Aarschot werd uit Den Haag teruggeroepen en na het overlijden van Isabella in december 1633 met zijn raadsman Carel Schotte naar Madrid gestuurd, waar hij trachtte grotere volmachten te verkrijgen voor het voorlopig comité dat het Zuiden regeerde in afwachting van de komst van kardinaal-infant Don Ferdinand. In deze context laat Puteanus in 1633 zijn Belli en Pacis Statera (‘De weegschaal van oorlog en vrede’) verschijnen, waarin hij de voor- en de nadelen van de verderzetting van de oorlog afweegt. Zijn argumentatie is hierbij van algemeen-filosofische aard en hij verwijst niet expliciet naar de gebeurtenissen. Hij komt tot de conclusie dat alleen vrede een oplossing kan bieden, maar dit wordt hem als een gebrek aan vaderlandsliefde aangewreven. Wegens deze vermeende steun aan het Warfusée-complot wordt Puteanus ter verantwoording naar Brussel geroepen, maar dank zij de steun van een aantal invloedrijke beschermheren gaat hij vrijuit. Wel wordt de Statera hevig aangevallen door Gaspard Barlaeus in het anoniem uitgegeven Anti-Puteanus, Sive Politico-Catholicus (1633). In een aantal pamfletten, waarvan er twee worden herdrukt in De induciis Aut Pace Belgarum Dissertationes Variae (1633), wordt Puteanus' werkje eveneens bekritiseerd. Op 15 april 1634 werden Aarschot en Carel Schotte in Madrid gearresteerd. Wegens zijn stilzwijgende medeplichtigheid aan het complot werd Aarschot in Madrid in verplichte residentie gehouden, waar hij in 1640 overleed. Carel Schotte, die in deze omstandigheden de rol van spion en verklikker schijnt gespeeld te hebbenGa naar voetnoot23, keerde naar de Zuidelijke Nederlanden terug met de titel van raadsheer van financiën. |
|