| |
T.
| |
taboe,
verengelsching van een in Nieuw-Zeeland voorkomend Polynesisch woord tabu = verbod.
| |
| |
tali(e),
Mal. tali: touw.
| |
tali api,
van Mal. tali, q.v. + api: vuur, dus:
vuurtouw. Thans is de zaak nog enkel in de binnenlanden in gebruik.
| |
tali rami,
van Mal. tali, q.v. + rami, q.v.
| |
tamarinde
door Dozy in zijn Oosterlingen verklaard als het Arab. tamr (tamar) hindi = Indische dadel, letterlijk door de
Franschen overgenomen als het door de advertenties wel bekende tamar indien. Waarin echter de overeenkomst zit tusschen een
dadelpalm en een assemboom is nog niet uitgemaakt.
| |
| |
| |
tambangan,
van het Mal. tambang: overhalen + an.
Letterlijk dus: overhaalvaartuig.
| |
tandakken,
verhollandsching van het Jav. tandak.
| |
tandil,
Malayalam tandal, Telugu tandelu en in
andere inlandsche talen van Britsch-Indië tandel,
tandail.
| |
tandjoeng,
Jav. en Mal. id.
| |
tandoe,
is door Dr. van Ronkel nagespeurd en teruggevonden in het Tamil tandu (u = oe). Eigenlijk beteekent dit: een
dikke stok. Hieruit ontwikkelden zich de beteekenissen: bamboe, roeispaan,
kandelaar, enz. Bij wijze van pars pro toto-aanduiding
werd het gebruikt in den zin van: draagstoel, palankijn en in deze
beteekenis is het door de Maleiers overgenomen (Tijdschr. Bat.
Gen. XLVI, afl. 6).
| |
tangan dingin,
letterlijk: koude hand van Mal. tangan hand + Mal. dingin koud.
| |
tank,
dat velen voor een Engelsche ontleening houden, is een echt Indisch woord.
Baldaeus heeft het reeds in 1672 en nog dagelijks wordt het gebruikt met
betrekking tot de petroleum-verscheping. Prof. Veth zegt enkel, dat het een
Hindostani woord is. Prof. Kern gaat echter verder. Volgens hem is het reeds
in het begin der 16e eeuw (lees eind 15e) bij Portugeesche schrijvers voorkomende tanque
niets anders dan een Indisch tankh, tanki, tanka, dat
ontstaan zal zijn uit het Skr. tatâka, een bijvorm van tadâga, het ons zoo bekende telaga,
waterkom, meer. (Zie Ind. Gids 1889, p. 1212).
| |
tawarren,
Mal. tawar = bieden, dingen, verhollandscht.
| |
| |
teiferen,
volgens V.O.W. uit het Portugeesch. Prof. Veth haalt uit Rumphius' Amboinsch Kruydboek, I, p. 5 aan: ‘De personen die op het
tappen van drank uit boomen afgericht zijn, noemt men hier te lande met een
Portugeese naam Tiffadoros en het werk zelfs tiffar, bij onze Duytsche tijfferen’. Waar dit
tiffar vandaan komt, is niet opgehelderd.
| |
tekoekoer,
Mal. id., vermoedelijk een klanknabootsend woord.
| |
tempajan,
Mal. id., oorspronkelijk Siameesch. Op Singapore heeten deze aarden
watervaten nog altijd Siam jar.
| |
tempo doeloe,
verbinding van het Port. tempo: tijd en het Mal. dehoeloe: eerder, vroeger.
| |
tengkawang,
Mal. id. voor verscheidene Hopeasoorten, gewoonlijk echter toegepast op het
daaruit verkregen plantenvet.
| |
tepekong,
eigenlijk Chineesch tapekong = heilig.
| |
terlaloe,
Mal. id. = te, al te, al tee, te erg, van Mal. laloe:
voorbij, gepasseerd.
| |
| |
thail,
van het Mal. tahil.
| |
| |
| |
| |
| |
| |
tinka,
Mal. tingkah: gedrag, bijzonder gedrag, in het oog loopende
manier, gril, kuur. In de twee laatste beteekenissen is het in onze taal
overgegaan.
| |
| |
tjabe,
Jav. en Mal., is aan het Skr. ontleend. Bij Uhlenbeck vindt men cavi = Pepper chaba. Merkwaardig genoeg is ook het Jav. maritja, door de soldaten schertsenderwijze tot ‘Marietje’
verbasterd en door de Hollanders van een oudere generatie tot ritsje(s), ook al uìt het Skr. afkomstig, nl. marica (man.) = peperplant, marica (onz.) peper.
| |
| |
tjambok,
eigenlijk behoorende tot het Hollandsch dialect van Zuid-Afrika, is ook hier
in de laatste jaren voor karwats of hunting-crop in
gebruik gekomen. In het Mal. vindt men tjaboek en tjamboek. Yule en Burnell veronderstellen dan ook, dat het
van uit Indië naar de Kaap is verzeild. Aan Perzischen oorsprong denken zij
evenmin als Prof. Veth, die op dit punt noch met Pijnappel, Roorda, Oosting,
Crawfurd of zelfs van der Tuuk mee wil gaan. In Eng.-Indië is het woord chawbuck geworden.
| |
tjampedak,
Mal. tjempedak.
| |
tjampoer adoek,
Mal. tjampoer: vermengd + Bataviaasch Mal. adoek: roeren, schudden, dus: mengelmoes, pot-pourri, enz. In de
spreektaal hoort men dikwijls zoowel het werkwoord tjampoeren als adoeken.
| |
tjandoe,
Mal. id. Alle woorden voor opium zijn in het Maleisch van vreemden oorsprong,
zegt Dr. van Ronkel in het Tijdschr. van het Bat. Gen.
XLVI, atl. 6. Dit is een vanzelf sprekend feit: het geldt immers een
uitheemsch genotmiddel. Behalve Ar. apioen en het Chin.
tengkoh heeft men madat en tjandoe (Ibid.). Volgens Dr. van Ronkel is dit laatste het
Tamil-woord sandu = cement, pleister, zalf, dus in 't
algemeen: taaie, half-vloeibare zeifstandigheid. In het Mal. evenzoo: dik,
kleverig vocht en dan door specialiseering: toebereide opium.
| |
tjankokan,
Mal. tjankok + 't suffix an. Hiervan ook
het werkwoord tjankokken voor: marcotteeren.
| |
tjap,
Mal. id., waarschijnlijk Hindostani chhâp. Het thans in
Hindostan gebruikte werkwoord voor ‘drukken’ van boeken is volgens Hobson-Jobson nog chhapna. Het woord chhap (Eng. chop) heeft in Br.-Indië
dezelfde beteekenissen gehad als tjap hier, nl. zegel,
zegelafdruk, merk. Terwijl het daar echter nu in dien zin zelden voorkomt,
is het hier een der meest gebruikte woorden. Het afgeleide verbum tjappen voor zegelen of stempelen wordt haast niet meer
als een onhollandsch woord gevoeld.
| |
tjap diki
komt uit het Chineesch van Amoy: tsáp + dzi + ki letterlijk
= tien + twee + stuks, waarin ki een numeraal partikel is.
De beteekenis is dus: (spel van) twaalf kaarten.
| |
tjapoeng,
Bat. Mal. id. = glazenmaker.
| |
tjek,
van 't in 't Mal. overgegane Chineesche woord entjek
eigenlijk ‘oom.’
| |
| |
| |
tjelana monjet,
Mal. tjelana: broek + id. monjet q.v.,
dus ‘apenbroek.’
| |
tjemara,
Mal. id. uit het Skr. camara, volgens Uhlenbeck 1o. bos grunniens en 2o. de staart van dit dier, voor waaier of als versiering gebruikt. In
't Europeesch taalgebruik toegepast 1o. op den casuarina
en 2o. op de vlecht valsch haar voor den chignon.
| |
tjempaka,
Mal. van het Skr. campaka, volgens Uhlenbeck ‘unerklärt’ in
zijn oorsprong.
| |
tjerewet,
Jav. tjrèwèd = veel praats maken.
| |
tjerita,
Mal. id. en tjeritera van het Skr. carita, en caritra, caritra, eigenlijk: gang,
gedrag, daden. In het Mal. is dit opgenomen in de beteekenis van het verhaal
(van den gang van zaken) en zoo is het door de Europeanen overgenomen.
| |
tjermeh,
Jav. en Soendaneesch id.
| |
| |
tjina babi,
Bat. Mal. tjina: Chinees + babi:
varken.
| |
tjina lowa,
Bat. Mal. tjina: Chinees + lowa: mand,
dus de Chinees met de mand (van den opkooper van ouden rommel).
| |
tjintjangen,
reeds in Hollandsche kranten gebruikt, is het Mal. tjentjang + den werkwoordelijken uitgang en.
| |
tjitjak,
Bataviasche uitspraak van het Mal. tjetjak, de
klanknabootsende naam van het diertje - vgl. tokè.
| |
tjoba,
Mal. id. vaak gebruikt voor ons: ‘eens’ na bevel of verzoek.
| |
tjoe,
Bataviaasch Mal. id.
| |
toeankoe,
Mal. id., letterlijk: heer-mijn, dus ongeveer: monseigneur.
| |
toedoeng,
Mal. id., eigenlijk: bedekking, (hoofd)deksel.
| |
toekan ajer
van Mal. toekang baas, ambachtsman, bedrevene + Mal. ajar water, dus: waterdrager.
| |
| |
toetoel,
Jav. id. = plek, spikkel. In het Europeesch gebruik afkorting van matjan toetoel = gevlekte tijger.
| |
toetoepen,
verhollandsching van het Mal. toetoep: sluiten, maar altijd
gebruikt in den zin van: in den doofpot stoppen. Van toetoep heeft men ook nog toetoepan glazendeksel en
toetoepje = jas toetoep: tot aan den hals dicht
gesloten jas, waarbij geen boord gedragen hoeft te worden.
| |
toetoepje,
zie
toetoepen
.
| |
| |
| |
tokè,
Mal. tokek, klanknabootsende naam van den gekko, q.v.
| |
toko,
volgens Prof. Veth misschien van het Jav. toekoe, in
sommige streken bijna als toko uitgesproken = koopen. Dan
zou het dus een afkorting zijn van tokohuis = koophuis,
winkel.
| |
| |
tongtong,
Mal. id. klanknabootsend.
| |
| |
toppen
van het Chineesche to-pok of topho =
hazardspellen spelen.
| |
toppie,
Mal. topi, hetzelfde woord als het Hindostani topi, waarnaast ook nog top = helm, hoed.
Vroeger heeft men het verhollandscht | |
| |
tot topje: Behalve dat gaan zij naakt, alleenlijk dragen zij een topje of
klein mutsje op het hoofd (Stavorinus, Reize, I, 201).
| |
toptafel,
tafel voor het spel to-pok of topho van
het Chineesch id. = hazardspellen spelen (V.O.W.).
| |
toro,
Jav. id., maar in het Europeesch gebruik hebben we te doen met een afkorting
van badjoe toro. Dit toro nu beteekent
in het Port. ‘blok’, ‘gevangenis’ en het is dus mogelijk, dat het badjoe toro oorspronkelijk het hemdachtige gevangeniskleed
was. Reeds adverteert men hier behalve klamboe-goed ook
toro-goed.
| |
totok,
Jav. id. Eigenlijk beteekent het: onvermengd, bij uitbreiding: iemand van
onvermengd (Hollandsch) bloed. Men is en blijft totok als
men uit Holland is. Daardoor kon het woord dus zoowel gebruikt worden voor
wat men oudtijds noemde ‘baren’, als in tegenstelling met Euraziaat. Uit de
voorliefde die men heeft voor Indische woorden is het te verklaren, dat het
reeds zoo verhollandschte ‘baar’ verdrongen werd. Van totok zijn afgeleid het znmw. totokker en het bijv.
naamw. totoksch.
| |
trang,
Mal. terang helder.
| |
| |
trima kassi,
Mal. terima kasih van terima aannemen,
ontvangen + kasih van sih liefde,
toegenegenheid, dus: dank je wel (in ironischen zin).
| |
| |
troeboek,
Mal. teroeboek.
|
|