Amerika. Van kolonie tot wereldmacht. De geschiedenis van de Verenigde Staten
(1949)–J. Presser– Auteursrecht onbekend
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||
Pearl Harbor en verderDe 7de December 1941 beloofde een rustige Zondag te worden, althans in Washington. Het was zonnig weer en men was goed gemutst; President Roosevelt zat met zijn vriend Harry Hopkins, ‘Harry the Hop’, zijn ‘Grijze Eminentie’, een beetje uit te blazen van de vermoeiende week en werkte, in hemdsmouwen en zonder das, aan zijn lang verwaarloosde postzegelverzameling. Het mocht. Alle ochtendbladen hadden in grote opmaak het bericht geplaatst van Frank Knox, de minister van Marine: dat de vloot op alles, maar dan ook op alles was voorbereid. Om kwart voor twee (de President zat juist een appel te schillen) ging de telefoon. Aan de andere kant van de lijn kwam dezelfde Frank Knox, die dringend de Chief moest spreken en het bericht doorgaf van de CINCPAC (Commander in chief Pacific Fleet), inhoudend, dat de Japanners onverhoeds de Amerikaanse vloot bij Pearl Harbor hadden aangevallen - het was géén manoeuvre, had de CINCPAC meegeseind. De President legde zijn appel neer en nam de telefoon weer van de haak, om Cordell Hull, zijn minister van Buitenlandse Zaken, de waarschuwing door te geven. Of de waardige Tennesseeër, in een blokhut geboren en met allerlei volkse gezegden behept, hierop met zijn geliefde ‘Jesus Kwyst’ heeft gereageerd, vermeldt de historie niet; wel echter dat vrijwel onmiddellijk een machine op volle toeren ging draaien, die pas in de zomer van 1945, met de overgave van Japan, tot rust kwam. Nog diezelfde Zondagmiddag b.v. informeerde Roosevelt tot driemaal toe, of men aan het Panamakanaal paraat was. Men was het, nú was men het. Voor ons ligt Pearl Harbor thans gebed in een stroom van gebeurtenissen, die zijn eerste versnelling had gekregen op een andere Zondag, nl. op de 3de September 1939, toen Engeland en Frankrijk de oorlog aan Hitler hadden verklaard. Wij kunnen thans, achteraf, wel zeggen, dat het probleem voor ons minder geweest is, of Amerika in die oorlog zou meedoen, dan wel, hoelang het er buiten zou kunnen blijven. Hierboven gewaagde ik al van de ‘cash and carry’-verzachting in de neutraliteits-wetgeving. Maar de publieke opinie was nog lang niet zo ver als de President, die zich niet kon voorstellen, dat de misdadigers, psychopaten en | |||||||||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||||||||
Het eerste ‘Victory’-schip wordt gebouwd, nummer één van een reeks van 434, met stoomturbines van 6000 of 8500 apk, hoofdafmetingen 133 × 18.90 × 11.60 m; verder 14 vijftons laadbomen en 2 voor 40 ton
| |||||||||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||||||||
aant.
avonturiers aan het hoofd der z.g. ‘As-mogendheden’ Amerika ongemoeid zouden laten, zodra zij hun doel in Europa hadden bereikt. De krantenkoppen na Pearl Harbor. Facsimile
Na de ineenstorting van Frankrijk en de Slag boven Brittannië tekende zich in die publieke opinie enige kentering af; de volksvertegenwoordiging voteerde tenminste astronomische bedragen voor een snelle bewapening en legde zich schoorvoetend bij de uitbreiding van de conscriptie neer (in het Huis met één stem meerderheid!). En toch zegt het iets, dat men deze diep ingrijpende maatregel thans aanvaard had veertien maanden vóór de oorlogsverklaring: in 1917 pas zes weken er na! Op 3 September 1940 vond de ‘Destroyer-Deal’ plaats: Engeland kreeg vijftig verouderde torpedojagers in ruil tegen door de V.S. ‘gepachte’ bases op Newfoundland, Brits Guyana en vele Westindische eilanden; ook zonder kaart beseft men wel de betekenis van deze maatregel voor de verdediging van het Westelijk Halfrond. Kort er na werd Franklin D. Roosevelt voor de derde maal tot President gekozen, na een levendige campagne tegen Wendell Willkie, de Republikeinse candidaat, in vele opzichten zijn geestverwant. ‘Your boys are not going to be sent into any foreign wars’, luidde een van Roosevelt's verkiezingsbeloften, een leuze, die tegen de loop der feiten al even machteloos bleek als die van Woodrow Wilson anno 1916. Eenmaal herkozen, zette Roosevelt zijn politiek krachtig voort. De eerste belangrijke vrucht hiervan was de vermaarde ‘Leen- en Pachtwet’, genummerd H.R. 1776 (een symbolisch getal); hierbij werd verdedigingsmateriaal van allerlei aard, wapens, voedsel en schepen zonder betaling ter beschikking gesteld van andere regeringen, waar ook ter wereld, ‘voor doeleinden van wezenlijk belang voor de verdediging van de Verenigde Staten’. Er was niet geringe tegenstand te overwinnen: | |||||||||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||||||||
Propaganda voor de ‘Leen- en Pachtwet’: John Bull heeft in 1940 van alles nodig, maar komt in de V.S. niet ver met ponden: in Engeland zelf koopt hij voor ponden ook niets, want de productie is op de oorlog gericht. Hij betaalt in de V.S. met dollars, die hij krijgt voor zijn goederenexport daarheen, maar die export is door de oorlog te gering. Tenslotte is hij door zijn dollars heen en kan in Amerika niets meer kopen.
Conclusie... | |||||||||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||||||||
aant.
‘oorlogsuitrusting uitlenen is net zo iets als kauwgom uitlenen,’ merkte een senator snedig op; een andere, de heer Wheeler, meende, dat deze wet ‘één op de vier Amerikaanse jongens zou onderploegen’. Roosevelt en Churchill psalmenzingend aan boord van ‘The Prince of Wales’ op 10 Augustus 1941; zij zongen ‘O God, Our Help in Ages Past’, ‘Onward, Christian Soldiers’ en ‘Eternal Father, Strong to Save’
De reactie van ‘F.D.R.’ was ondubbelzinnig: ‘Dit is het meest onwaarachtige, gemene, onvaderlandslievende openbare gezegde van mijn hele generatie. Quote me on that.’. De wet kwam er door en nog geen half uur na de ondertekening begon de stroom van goederen en wapens, in de eerste plaats natuurlijk naar het benarde Engeland. Dank zij deze hulp kon dit land vrijwel zijn hele export-industrie, waarmee het voor dollars arbeidde, op de krijg richten en een klein millioen mensen meer ‘in het veld brengen’; Churchill sprak tenminste van ‘een nieuwe Magna Charta’. Eigenlijk was dit, op 11 Maart 1941, al de oorlogsverklaring. De verhouding tot Duitsland werd steeds grimmiger; de bezetting van Groenland en IJsland, de uitbreiding van de leen- en pachthulp naar Rusland toe, de order om ‘op zicht te schieten’ op vijandelijke duikboten (ik kies maar het voornaamste) waren nauwelijks nog aan deze zijde van de | |||||||||||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||||||||||
aant.
En toch zou de oorlog voor de V.S. niet van de Atlantische zijde komen, maar van de andere, van de Grote Oceaan uit. De betrekkingen tot Japan waren er in de jaren dertig niet op vooruitgegaan; ik zal de lange en pijnlijke historie van deze verslechting maar niet ophalen; zooals Roosevelt er jarenlang mee doorging ‘babying then along’ was niet bepaald verheven, om niet te zeggen: jammerlijk. Toen op 27 September 1940 het omhoogstrevende Nippon een bondgenootschap sloot met Duitsland en Italië, behoefde niemand zich meer af te vragen, waar het stond. Op 13 Februari 1941 legde de nieuwe Japanse gezant zijn eerste bezoek af bij Cordell Hull; het duurde de ‘record’ tijd van vier minuten - men had groeten gewisseld, heette het in het officiële communiqué. Wat men binnen dit minimum aan tijd meer had kunnen doen, is mij althans niet duidelijk. Onder leiding van de heer Tojo, ‘het scheermes’ bijgenaamd, streefde een militaire groep in Tokio er steeds openlijker naar, de problemen van het Verre Oosten in Japanse geest op te lossen. Op 17 November 1941 nog seinde Ambassadeur Grew van Tokio uit, dat men een onverwachte aanval van de Japanse vloot kon verwachten. Geen maand later kwam hij, onverwachts... In de winter van 1945/6 heeft een congrescommissie deze zaak onderzocht en haar bevindingen neergelegd in een publicatie van een veertigtal delen. De verhoren, die eenenzeventig dagen duurden, vullen 5650 bladzijden... Er werd een grote mate van verantwoordelijkheid voor de catastrofe toegekend aan Admiraal Kimmel en Generaal Short, die elkaar dan lieve briefjes hadden geschreven (‘Mustapha’ Kimmel aan ‘Betty’ Short), maar die een nauwelijks begrijpelijke zorgeloosheid aan de dag hadden gelegd in een situatie als deze. Het is de buitenstaander tenminste een raadsel, hoe men zo heeft kunnen omspringen met onderschepte Japanse code-telegrammen als toen is geschied. Hoe het in Washington toeging wordt door niets beter verhelderd dan door het feit, dat Roosevelt zelf op een ogenblik tegen de niets vermoedende Donald Nelson a.h.w. langs zijn neus weg er van gewaagde, dat de krijg elke dag kon uitbreken - en Nelson was belast met de leiding van de hele industriële mobilisatie van de V.S.!‘Een langdurige, zeer ingewikkelde en nauwelijks ontwarbare verstrengeling van toeval, pech, misverstand, gebrek aan fantasie, overdreven vertrouwen - ziedaar Pearl Harbor,’ schrijft Millis. Vooral Roosevelt heeft het moeten ontgelden; een minderheids- | |||||||||||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||||||||||
aant.
Van Japanse zijde mocht men met het begin van de krijg tevreden zijn: een deel van de Pacific Vloot van de V.S., de zware bommenwerpers, het Engelse eskader bij Singapore, zij zouden aan de nagestreefde oplossing van de Aziatische problemen geen strobreed meer in de weg leggen; Tojo en Tokio waren voldaan. Ook met recht? Het was inderdaad een zware slag voor Amerika, maar geen ‘knock out’; grote schade, maar geen onherstelbare. Toen de Amerikaanse publieke opinie na de aanval op dit ‘Gibraltar van de Pacific’ wakker was geworden, was men meteen klaar wakker ook. De tallozen, die volgens Sumner Welles zich tot dat ogenblik meer in het vraagstuk hadden verdiept van de gelijkenis tussen de snorretjes van Charlie Chaplin en Adolf Hitler, de velen, die dachten dat de Mikado ‘Harakiri’ heette (nog niet eens zo gek achteraf), zij werden zich van het ene op het andere uur er van bewust, dat hier iets anders op het spel stond. Hadden de Duitsers Londen of Parijs met de grond gelijk gemaakt, men zou even geschrokken zijn, gevolgd door een ‘and so what?’ Maar dit was toch wel anders. Vele isolationisten, waaronder niet weinige, die de Britse gezant Lord Halifax in Detroit met eieren en tomaten hadden bekogeld, erkenden ongelijk: ‘The only thing now to do is to lick hell out of them’, sprak Senator Wheeler thans. Men kreeg laat, maar niet te laat, begrip voor de aloude waarheid, door Somerset Maugham opnieuw verwoord, dat een volk dat meer om zijn gemak dan om zijn vrijheid denkt, zijn vrijheid zal verliezen en zijn gemak bovendien. Amerika was bereid, voor die vrijheid te vechten, veel kalmer en zakelijker dan in 1917, lang niet in die overspannen sfeer van kruistocht en revival, maar misschien daardoor alleen maar des te doeltreffender en met des te meer succes.
En nu de oorlog. De historicus van thans kan soms met weemoed en afgunst denken aan zijn voorgangers, die hun legers lieten uittrekken, hun vloten uitvaren, slagen winnen, een vrede lieten sluiten en in het rustige gevoel, hun plicht gedaan te hebben, hun pen neerlegden. Zij konden ook dikwijls niet anders, doordat hun bronnen maar al te vaak alleen deze poëzie bevatten en het proza daarachter verwaarloosden. In onze nuchtere eeuw liggen deze dingen wel heel anders. De in Amerika ontworpen officiële oorlogsgeschiedenis is geprojecteerd op negenennegentig delen, waarvan er b.v. aan de technische diensten alleen al achtentwintig zullen worden gewijd. Van de hele serie zijn, voor zo ver mij | |||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| |||||||||||||||||||||
bekend op het ogenblik, pas twee delen verschenen - nummer 99 moet in 1952 klaar zijn... Het wordt nergens ontkend, dat Amerika vóór Pearl Harbor hier en daar, in meerdere of mindere mate, is te kort geschoten. Maar na die verstoorde Zondag gordde de hele natie zich aan tot een prestatie, die dan wel overal het merk van alle mensenwerk draagt, maar die ik in de wereldgeschiedenis ondanks alles eenvoudig uniek acht. In een minimum van tijd schakelden de Amerikanen zich geestelijk en materieel om naar de oorlog en pakten die aan met een kracht, een durf, een overleg, waar ik geen superlatieven meer voor over heb. De industriële mobilisatie voltrok zich met fantastische snelheid; alle activiteiten in nijverheid, landbouw, handel, verkeer, onderwijs, wetenschap, financiën, richtten zich soepel, gewillig en efficiënt op het ene grote doel. De oorlogsproductie, in 1940 nog verwaarloosbaar gering, was in 1942 gelijk aan die van de vijand, in 1943 anderhalf, en 1944 meer dan twee maal zo groot; terecht bracht Stalin in Teheran een toast uit ‘op haar, zonder welke wij de oorlog hadden verloren’. De leiders stelden eisen, die men in normale tijden zou hebben weggehoond als belachelijk en die thans werden vervuld als vanzelfsprekend. Aan het hoofd natuurlijk de President, met enorme bevoegdheden bekleed; naast hem een corps van medewerkers, alsof ze allen op een patroon waren gemodelleerd: in hemdsmouwen, met een sigaar in hun mond, clean-shaven, zakelijk, maar een voor een kalmweg en onophoudelijk mirakelen wrochtend. Het meest treffende hiervan is wel dat zij een waanzinnig grote oorlogsproductie opbouwden zonder de lopende civiele consumptie, als geheel genomen, aanzienlijk te beperken. Zeker, men moest zich het een en ander ontzeggen; er ontstond voor de burger een voelbaar te kort aan benzine, fietsen, auto's, suiker, vlees, vet, sigaretten, treksluitingen, scheermessen, schrijfmachines enz. enz. Van het sombere decreet, waarbij roomijs in slechts tien smaken mocht worden bereid (de eerste slag) was het een steeds dalende weg geweest tot de beslissing, waarbij - in Januari i945 - alle renbanen werden gesloten; men had in 1944, het jaar van de invasie in Normandië, daar nog, wettig of onwettig, drie en een half milliard dollars vergokt en de balorige eigenaars maakten vele van hun prachtige dieren maar af. Men vergelijke dit alles echter een ogenblik met b.v. de toestand in het eveneens onbezette Engeland! In de V.S. nam de consumptie over het geheel genomen niet af, maar toe en dat tijdens een oorlog, die een dertig millioen volwassen en volwaardige burgers naar zich toetrok; het levenspeil steeg, terwijl men intussen de sterkste vloot, de sterkste luchtmacht, het bijna sterkste leger ter wereld onderhield, terwijl men van zijn overvloed met volle handen aan zijn verbondenen schonk - hier schiet het voorstellingsvermogen tekort. | |||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| |||||||||||||||||||||
Spelenderwijs overwon men de moeilijkste technische problemen. Het Douglas (A-20)-vliegtuig, dat in 1940 nog honderd werklieden vereiste, maakte men in 1944 met negen; bij de Lockheed (P-38) was de verhouding tweehonderdtweeëndertig en elf; de vliegtuigproductie leverde in 1942 48.000, in 1943 86.000, in 1944 96.000 stuks; tot Juni 1945 in totaal 294.000, waarvan 100.000 bommenwerpers... Een schip liep in evenveel dagen van stapel als er vroeger maanden van node waren en men maakte er ook een honderdduizend (vóór 1940 waren er 4500); Tom Paine had het al gezegd in zijn ‘Common Sense’: ‘Geen land ter wereld ligt zo gunstig of is zo uit zichzelf in staat tot het bouwen van een vloot als Amerika’. De synthetische rubber maakte Amerika onafhankelijk van invoer en dat, terwijl een bommenwerper 2200 pond, een slagschip 150.000 pond van dit materiaal aankon. In twee jaar tijds belegde men een even groot kapitaal in de fabricage van deze onmisbare grondstof als men in de hele wereld alle voorgaande jaren in plantages had gestoken; tienduizend geschoolde werklieden leverden evenveel af als negen millioen Aziaten! Ik gewaagde hierboven van de technische diensten, maar er waren ook andere, die samen nog een kleine veertig delen van de grote oorlogsgeschiedenis zullen opeisen. Daar is de medische b.v. die de soldaten als ‘menselijke speldenkussens’ naar de meest besmette fronten zond, die nieuwe wegen insloeg van wondbehandeling - men geve er zich alleen even rekenschap van, welke ongelofelijke verhouding er b.v. in de zo romantisch geschilderde Napoleontische oorlogen bestond tussen het aantal werkelijk gesneuvelden en dat van de slachtoffers van ziekten en kwetsuren, om te begrijpen, wat hier moet zijn gepresteerd; alweer komt het woord ‘mirakel’ mij uit de pen, elk ander is onrechtvaardig. Allerlei uitvindingen werden gedaan of thans toegepast, waarvan vele ook na de oorlog van zeer groot nut zouden blijken: nieuwe synthetische stoffen, plastics, radar, lichte metaalalliages, benzine van hoog octaangehalte, de gasturbine, staalhard glas, penicilline, het schroefloze vliegtuig, allerlei televisie-methoden, de atoombom. De wetenschap, de toegepaste zowel als de theoretische, vierde ongekende triomfen; bedrijfsleiders gingen weer college lopen en professoren richtten zich op de practijk. Vele ‘displaced scholars’ werkten mee en men leest niet zonder enig leedvermaak een brief van Admiraal Dönitz (dd. 14 Dec. 1943), waarin hij de tegenspoed zijner onderzeeërs toeschrijft aan de ‘wetenschappelijke voorsprong der Angelsaksen’. Alles kon aldoor sneller, beter en goedkoper: ‘Prof. A. de Haas bericht over een ijskastenfabriek, die een opdracht kreeg, machinegeweren te vervaardigen, welke de directie nog nooit had gezien. Men bracht 500 verbeteringen in het ontwerp aan, bespaarde 25% aan materiaal, produceerde vijfmaal de toegezegde hoeveelheid met tweemaal het aantal arbeiders en | |||||||||||||||||||||
[pagina 576]
| |||||||||||||||||||||
leverde het product af tegen één derde van de oorspronkelijk gecalculeerde prijs.’ De ‘Leen en Pacht’ kwam thans pas goed op dreef; bij duizenden en tienduizenden gingen de tanks, de jeeps, de vliegtuigen, de vrachtwagens, de schepen, de machinerieën, de tonnen voedsel en explosieven naar de bondgenoten; ook de organisatie en het vervoer van dit alles zou een paar boekdelen kunnen vullen. Wat de financiën, die zenuw van de oorlog, betreft, beperk ik mij tot de vermelding dat men gaandeweg een kwart milliard dollar per dag uitgaf. De werklozen, in 1939 nog millioenen, verdwenen natuurlijk van de straat, de depressie was voorbij. Moet men met Mitchell deze oorlog een verdiepte depressie noemen, gedurende welke een dertig millioen burgers arbeidden aan een grandioos vernietigingsprogram en zou het van een economisch gezichtspunt gezien inderdaad niet voordeliger geweest zijn als men die dertig millioen had laten luieren? In elk geval, nu hadden ze arbeid en algemeen is de erkenning, dat ‘Labor’ loyaal heeft meegewerkt aan het winnen van de oorlog, al zijn conflicten natuurlijk niet uitgebleven. Zowel de binnenlandse als de buitenlandse politiek gingen door. De verkiezingen van 1942 brachten een aanzienlijke verschuiving naar rechts, welke in 1944 een versterkt accent kreeg, toen de vice-president Wallace moest wijken voor de meer behoudende Harry S. Truman. Het was evenals in 1940 een krachtmeting tussen F.D. Roosevelt, thans voor de vierde maal, en een Republikein, de jonge Thomas Dewey; het resultaat was een overwinning voor de President, die echter niet al te lang na deze zegepraal, op 12 April 1945, geen maand vóór de ineenstorting van Duitsland, de ogen sloot, door de hele beschaafde wereld betreurd. Men kan waarlijk niet zeggen, dat hij zich tijdens deze oorlog had ontzien; men denke alleen aan de conferenties, door hem ver van zijn land bijgewoond: de meest bereisde President van de V.S. met zijn ongeveer 500.000 km, meest door de lucht. Het is de moeite waard, zich in dit verband nog even de storm te herinneren, die opstak, toen Woodrow Wilson in 1918 in strijd met de ‘heiligste’ tradities zijn land verliet om de ene conferentie van Versailles bij te wonen. Maar een President, die viermaal achtereen door zijn medeburgers naar het Witte Huis was gezonden, kon zich wel wat veroorloven... En nu de oorlog zelf, de eigenlijke strijd, te land, ter zee, in de lucht; het ene nog geweldiger en onbeschrijflijker dan het andere. Ter wille van de overzichtelijkheid breng ik een ruimtelijke onderscheiding aan in Atlantisch en in Pacific strijdtoneel. Een brandend probleem op het eerste actieterrein was de Duitse onderzeeër, die tot bij de mond van de Mississippi opereerde en enorme schade aanrichtte. Wonderen werden echter met wonderen beantwoord en de Atlantische Oceaan gaandeweg beheerst, zoals het een binnenzee, een Angelsaksische dan, betaamde. | |||||||||||||||||||||
[pagina 577]
| |||||||||||||||||||||
aant.
‘Generaal Ike’: Eisenhower als opperbevelhebber
| |||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| |||||||||||||||||||||
Ontwerp van een proclamatie van Eisenhower, ingeval van een mislukking van de invasie in Normandië
De topprestatie van de Atlantische oorlog was natuurlijk de onvergetelijke operatie-OVERLORD, de landing op ‘D-Day’, 6 Juni 1944, ook deze onder Eisenhower, een man, wiens alom erkende eigenschappen deze keuze ten volle wettigden: eerlijkheid, goed humeur, onbaatzuchtigheid, volharding, morele moed alsmede de tact om aan het hoofd te staan van een staf van veeltalige en ook anderszins hoog ontwikkelde ego's. Men kan zeggen, dat hier niet minder dan de toekomst ener wereld op het spel stond en Roosevelt vertolkte toen als aangewezen woordvoerdervan een hele mensheid ons aller gevoelens in een gebed, dat naast de Onafhankelijkheidsverklaring en de Rede van Gettysburg voor altijd een plaats behouden moet in onze gemeenschappelijke annalen: ‘Almachtige God, onze zonen, de trots onzer natie, zijn heden uitgetogen voor een grootse poging, een worsteling tot behoud van ons Gemenebest, onze godsdienst en onze beschaving en om een lijdende mensheid te bevrijden. | |||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| |||||||||||||||||||||
Wie onzer herinnert zich niet, wat toen volgde? In vier weken tijds stonden één millioen prima bewapende en uitgeruste soldaten aan de kust van Normandië, doorbraken de zwaar geadverteerde ‘Atlantik Wall’, bevrijdden Parijs, verjoegen de vijand uit België en drongen door naar de Duitse grens; een wanhopig winteroffensief werd nuchter en deskundig afgeslagen - dit alles gepaard met steeds heviger bombardementen van de Duitse steden. En dan dat voorjaar van 1945, de opmars naar de Rijn, waar een Amerikaan van Nederlandse afkomst als eerste de niet-vernielde brug bij Remagen overtrok en daarna elke dag de inneming van een of meer grote steden, rusteloos en onweerstaanbaar, totdat de trotse ‘Wehrmacht’ uit elkaar was geslagen en op 7 Mei de knock out volgde met de onvoorwaardelijke overgave te land, ter zee en in de lucht in het hoofdkwartier te Reims. ‘Mik tussen hun ogen, Joe. Soms vallen ze je aan als ze gewond zijn’. Bill Mauldin is de populairste tekenaar van de Tweede Wereldoorlog; zijn twee soldaten, Willie en Joe, zijn ongecompliceerde, ruige kerels, voor wie deze oorlog een karwei is, dat nu eenmaal moet worden opgeknapt
De strijd in de Pacific was zeker niet minder spectaculair. Ook hier was de grote lijn van een defensief naar een offensief. Het eerste was de bittere vrucht van de rampen van Pearl Harbor, de Philippijnen en Singapore: men moest redden, wat er te redden viel. Hele werelddelen stonden op het spel, Azië, Australië. De eerste belangrijke krachtmeting vond hier plaats in de Koraalzee in Mei 1942, tussen twee vloten, die geen enkel schot op elkaar losten (omdat ze elkaar helemaal niet zagen), maar door de wederzijdse luchtmachten werden bestookt. Voor het eerst in bijna vijf eeuwen leden de Japanners hier met 37 gezonken of be- | |||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| |||||||||||||||||||||
schadigde schepen een maritieme nederlaag.
Amerikaanse soldaten in actie op Bougainville in de Pacific
Zij werd gevolgd door die bij Midway, een nog zwaardere (Juni) en die bij Guadalcanal, alweer zwaarder (November), duur 24 minuten, maar een van de verbitterdste zeeslagen der geschiedenis. Het initiatief was sindsdien meer en meer aan de Amerikaanse zijde, maar men moet wel een kaart voor zich nemen, om de portée van deze woorden te vatten. Het is eveneens verstandig het begrip ‘zeeslag’ hier te ontdoen van alle associaties aan Salamis, Lepanto, Kijkduin en Trafalgar... Onder leiding van een geheel nieuw slag van vlootvoogden en veldheren, MacArthur, Nimitz, Halsey, begon nu een langdurige periode van ‘eiland-wippen’, van archipel tot archipel, met 300 zeemijl-laarzen, met de dubbele doelstelling: de herovering van het verlorene en de insluiting van Japan. Men vergete hierbij b.v. evenmin een ‘kleinigheid’ als het Chinese strijdtoneel; hier werd begin 1945 een volledig leger met wapens, bagage, muilezels enz. enz. per vliegtuig van Indië uit de Himalaya over heen gezonden... Op 20 October 1944 landde MacArthur weer op de Philippijnen, die na hete strijd werden ontworsteld aan de Japanse greep. De hele Pacific stond in vlammen; het moge dan waar | |||||||||||||||||||||
[pagina 581]
| |||||||||||||||||||||
aant.
Hierboven heb ik al even gesproken over de grote rol, door de wetenschap in deze oorlog gespeeld. Een grote groep van geleerden, waaronder niet weinigen, aan de Europese terreur ontsnapt, had zich beziggehouden met voorbereidselen tot de z.g. atoombom, waarmee de eerste proef werd genomen in een woestijn in Nieuw Mexico (zomer 1945); de resultaten waren boven verwachting. Nog maanden later kwam ‘Time’ met berichten, zoals dat van een zwarte kat, die op ongelofelijk veel km afstand verder half wit was geworden en dat van een man, die de regering in rechten wou aanspreken, omdat met zijn zwarte baard hetzelfde was gebeurd. De ernst van het geval was voor de Japanners; op 6 Augustus viel de eerste bom op de militaire basis Hirosjima, drie dagen later de tweede op Nagasaki, beide keren met vernietigende gevolgen. Een paar dagen daarop volgde Japan het Duitse voorbeeld en was het ‘V.J.-Day’ (15 Aug.). Het kwam eigenlijk nog plotseling, zodat men hier en daar zelfs van een ‘sneak surrender’ sprak; mogelijk is die abrupte overgang van oorlog naar vrede, van gevaar naar veiligheid, de oorzaak geweest van de merkwaardige uitbundigheid, waarmee hier en daar dit einde is gevierd. In San Francisco leek het tenminste, of de stad door een tweede grote aardbeving was getroffen: duizenden gebroken ruiten, brandende autobussen, omgegooide trams, honderden gewonden en enkele doden; dozijnen jonge dames dansten spiernaakt in de straten, nadat ze òf zelf haar kleren hadden uitgetrokken (het was zomers warm) òf door mariniers en zeelieden er van waren ontdaan; duizenden kinderen zwierven dronken door de stad of lagen er laveloos in de goten, na hele veldslagen te hebben geleverd met flessen en glazen. In Sioux Falls, waar John Gunther het feest meemaakte, moet het ook een beetje luidruchtig zijn toegegaan: ‘het uitrukken van een openbare drinkfontein met wortel en tak en haar bij wijze van grap door de straten meesleuren was nog maar een rustige episode in het geheel.’ Maar men moet anderzijds ook | |||||||||||||||||||||
[pagina 582]
| |||||||||||||||||||||
weer bedenken, dat dit de viering was van de grootste overwinning in de grootste oorlog van de hele geschiedenis... ‘Wat ik zo leuk aan U vind, is dat U zo anders bent’. De Amerikaanse soldaat in Japan (1947)
Ik geloof niet, dat er één land in Europa tegen Hitler gestreden heeft, waar men niet de soldaten en partisanen bemoedigde met de belofte, dat het na de victorie ànders zou zijn, anders en beter. De oorlog zou ons een les hebben geleerd en we zouden een mooiere wereld maken, samen maken: een wereld, waar men in leven kon. In Amerika was het veelal omgekeerd: daar beloofde men de strijders, dat ze hun land zouden terugvinden precies zoals het geweest was, toen ze er uit trokken: de terugkeer van de fronten zou daar een terugkeer tot de ‘normalcy’ zijn. Tussen deze beide beloften is een sprekend verschil; het enige wat ze gemeen hebben is haar onvervulbaarheid. Zowel de ene als de andere voorstelling is een illusie en Carl Becker, de nobele Amerikaanse historicus en humanist, noemt de tweede de gevaarlijkste. Het is mogelijk, maar wij in Europa hebben heel wat te stellen met de eerste, dat is kwalijk te ontkennen... Maar wij kunnen wel begrijpen, dat de ‘G.I’, de Amerikaanse soldaat, onmogelijk zijn wereld-van-vóór-Pearl Harbor hervindt, hoeveel te meer een man als Carl Becker, die van vlakbij heeft kunnen waarnemen, met welk een huiveringwekkende vaart zijn land en zijn volk zich van dat punt hebben wegbewogen. Een beweging, die onomkeerbaar is en dus nooit meer ongedaan kan worden gemaakt, al ligt het in de menselijke natuur, zo iets ondanks alles weer te proberen. Men kan niet naar 1941 terug, ja, op het ogenblik dat ik dit schrijf, kan men zelfs niet eens meer terug naar V.J.-Day. Men leze het voortreffelijke boek van | |||||||||||||||||||||
[pagina 583]
| |||||||||||||||||||||
Alvin H. Hansen over ‘Amerika's rol in de wereldhuishouding’, terecht in het Nederlands vertaald, men zal er veel uit leren, maar vooral de niet bedoelde les, dat zulk een boek tegenwoordig al heel snel veroudert... Amerikaanse vredesonderhandelaars na de Eerste en na de Tweede Wereldoorlog. Tekening van Derso en Kelen
Deze oorlog heeft de meeste deelnemers deerlijk verzwakt en enkele verwoest en geruïneerd; de moderne vernietigingsmiddelen hebben hun werk gedaan, overal, behalve, voor zover het de grote mogendheden betreft, in Amerika. Dat is niet alleen onbeschadigd gebleven, maar er in economisch opzicht op vooruitgegaan; in grondstoffen, industriële capaciteit, wetenschappelijke kennis, efficiency, geschoolde arbeid staat het sindsdien aan de spits der mensheid, met alle anderen ver, maar dan ook ver achter zich. ‘Der Stolz und der Neid der Menschheit,’ zei Niebuhr van het negentiende-eeuwse Engeland; wat Engeland toen was, is Amerika thans; de parallel is trouwens meermalen getrokken. Men stare zich niet blind op de Atlantische Oceaan: het vliegtuig naar New York kost niet meer tijd dan vroeger de Kanaalboot. Anderzijds is die Oceaan weer net groot genoeg, om de V.S. dan niet onkwetsbaar te maken, maar toch nog altijd die grote mate van veiligheid te schenken, welke Engeland eertijds bezat. Evenals de landgenoten van Phileas Fogg anno Jules Verne zijn de Amerikanen van thans schatrijk en te vinden voor elke fantasie; evenals de tijdgenoten van Richard Cobden en John Bright geven ze ons goede raad en koesteren nobele ideeën, welker toepasbaarheid ons wel eens wat hoofdbreken pleegt te bezorgen. Hetzelfde Engeland, dat niet al te zachtmoedig met Ierland en India omsprong, legde grote sympathie aan de dag voor het streven naar vrijheid van | |||||||||||||||||||||
[pagina 584]
| |||||||||||||||||||||
aant.
Engeland placht zich enige tientallen jaren te zonnen in zijn ‘splendid isolation’. Wij beseffen thans wel, dat daar zelfs in politieke hoogtijdagen wel wat aan ontbrak, maar in zekere mate heeft ze bestaan. Voor het hedendaagse Amerika is het isolationisme voorbij, verdwenen met de isolatie. Men moge er dan, evenals de Joden naar de Egyptische vleespotten, naar terugverlangen hier en daar, maar men leeft er voortaan onherroepelijk in de ‘One World’. Het boek met die titel, van de hiervoor genoemde Wendell Willkie, met honderdduizenden exemplaren verkocht, heeft de Amerikaan wel duidelijk gemaakt, dat er in Korea of Turkije, in de Antarctis of Transvaal, in Queensland, Berlijn, Dakar, Delhi en Rio de Janeiro niets kan gebeuren, of het raakt het belang van zijn land. Het is uitgesloten, dat hij zich als na 1919 uit het vuige gewoel dezer sterflijken terugtrekt binnen de hoge rust zijner grenzen om daarbinnen dat belang te behartigen - dat was na 1919 al een illusie, zoals men gezien heeft. En thans helemaal. ‘The tragedy of wars is that peace is made by the survivors’, inderdaad, maar Amerika zal zich aan de protagonistenrol in deze tragedie niet kunnen onttrekken. Wat daarvoor vereist wordt aan staatsmanswijsheid, aan paraatheid, aan inzicht leert ons de krant van elke dag; een kostelijk kopje als ‘Big 4 Fail To Disagree’ zegt al genoeg: een enkele maal speelden ze het niet klaar, het oneens te zijn. De krant van alledag immers leert ons, dat de verhouding tot Rusland, voorheen nauwelijks een vraag ‘Public Problem Number One’ is geworden. Sinds de Revolutie van 1917 had ze veel te wensen overgelaten en daar had Roosevelt's erkenning van de Sovjetregering geen blijvende verbetering in aangebracht. Vooral in 1940, | |||||||||||||||||||||
[pagina 585]
| |||||||||||||||||||||
aant.
De oorlog heeft natuurlijk in Amerika zelf enorme verschuivingen teweeggebracht, welke nog niet geheel te overzien, laat staan te waarderen vallen. Er moesten dertig millioen eerst op die oorlog en daarna op de vrede worden overgeschakeld; alleen dit al verbijsterend grote processen! De aardrijkskunde des lands is omgekeerd. Het is niet zo dwaas, als men in Los Angeles voorspelt, dat deze stad over een jaar of vijftien de grootste van de wereld zal zijn; de grootste bankier, Giannini, woonde tenminste al aand e Westkust, waar honderdduizenden zijn neergestreken en dozijnen nieuwe industrieën zijn ontstaan. Het gezicht van de V.S. heeft zich naar de Pacific gewend in een mate, die de Europese eigenliefde niet helemaal behaagt. Maar ook buiten Californië is er wat veranderd, zo in Texas, een staat zo groot als Frankrijk, waar olie en veeteelt alleen al in Houston tientallen multi-millionnairs hebben voortgebracht, die zich wegens de daar geheven ‘zeer edelmoedige belastingen’ (ik citeer het onverdachte ‘Life’) ook na de oorlog een aangenaam bestaan weten te verzekeren. Hele industrieën zijn van de ene dag op de andere allerwegen uit de grond geschoten en gouden regens zijn neergedaald, waar Danaë niet van heeft kunnen dromen; tot in het Zuiden heeft men er vele droppen van opgevangen, heeft men zich opgeknapt, wat meubels gekocht, de huizen geschilderd, van allerlei aangeschaft en de smaak van een ietwat menswaardig leven beetgekregen. Met welke gevolgen? Wat zegt men van het volgende krantenberichtje van April 1946: De verjaardag van Roosevelt's dood werd in het land en in de hele wereld op passende wijze herdacht. Een uur lang onderbrak het Congres zelfs het afbreken van het program van de betreurde President en luisterde naar de aan hem gebrachte lof. Een beetje wrang, inderdaad. Wrang, maar wel duidelijk en niet on- | |||||||||||||||||||||
[pagina 586]
| |||||||||||||||||||||
aant.
De Amerikaan in China. Tekening van Steinberg
En toch, ook hier is geen terug, ook hier heeft de oorlog wijzigingen veroorzaakt die Amerika niet meer ongedaan zal kunnen maken. Zelfs het machtige en in elk geval lijvige pleidooi (twee delen van 1120 bladzijden), op last van de N.A.M., de bekende National Association of Manufacturers, samengesteld als een ‘vital message for every red-blooded believer in American democracy’, zal dat niet kunnen: deze klok draait niet terug. Ik geloof dat er aan de rode bloedlichaampjes van de N.Y. Herald Tribune niet zo heel veel mankeert, maar zelfs deze veelgelezen krant uitte haar twijfel in een paar artikelen, die zinnen bevatten als: ‘In dit land van Free Enterprise hadden wij in 1943 al een half millioen minder ondernemingen dan in 1941’ en: ‘de dollars der regering kwamen bij milliarden tegelijk merendeels bij Big Business terecht’ en | |||||||||||||||||||||
[pagina 587]
| |||||||||||||||||||||
Truman; op de piano de filmster Lauren Bacall. De Amerikaanse burger stelt er geen prijs op, dat zijn president hoog boven hem troont. Dit aardige kiekje is genomen na afloop van het jaarlijkse persdiner van 1945
| |||||||||||||||||||||
[pagina 588]
| |||||||||||||||||||||
aant.
Het is nauwelijks aan te nemen, dat Roosevelt deze ontwikkeling had kunnen (of willen) remmen; het zou onrechtvaardig zijn, dit te verwachten van zijn opvolger. President Truman is in de politiek naar voren gekomen als senator van Missouri en wel met een 60.000 ‘ghost votes’ in 1934 ‘gemaakt’ door de Pendergast-‘machine’ in Kansas City, die behoefte voelde aan een onkreukbaar man tussen veel kreukbaars. Als senator verwierf Truman zich een goede naam, werd in 1944 vice-president en na 12 April 1945 President. ‘Homespun and plain as an old shoe’ is een aardig oordeel over hem: de ‘gewone man’ als President, de eenvoudige man uit de provinciestad, waar zoveel Amerikanen zichzelf in herkennen; ‘To Err is Truman’ of ‘Delirium Trumans’ zijn de onvriendelijke grapjes, die ook de besten niet bespaard plegen te worden. Het was een zware taak voor hem, zijn koers te moeten zoeken in de na-oorlogse periode en tevens leiding te geven: een enkele keer, waar tegenhouden nodig was, poogde hij te remmen, maar met weinig resultaat.
Het bekendste voorbeeld is de Taft-Hartley-Act van 1947, de breuk met de vooruitstrevende Wagner- en Norris-La Guardia-Acts, door de vakbeweging als ‘een stuk slavernij’ begroet, als ‘een worgwet’. Bepaald bevorderlijk voor deze vakbeweging kan ik haar kwalijk noemen, dat is waar. Evenmin heeft de President paal en perk kunnen stellen aan de jacht op ‘deloyale’ Amerikanen, een herleving van de ‘Red Hysteria’ van de jaren twintig, door H.S. Commager gebrandmerkt als een van de jammerlijkste hoofdstukken uit de geschiedenis der Amerikaanse democratie: | |||||||||||||||||||||
[pagina 589]
| |||||||||||||||||||||
aant.‘Laat ons toch vooral niet vergeten, dat onze hele traditie er een is van protest en verzet en dat het dwaas is, de rebellen van het verleden te vieren, Jefferson en Paine, Emerson en Thoreau, wanneer wij de rebellen van thans het zwijgen opleggen.’ ‘Un-American Committees are Un-American’ luidt het vonnis van de conservatieve journalist Bert Andrews, die protest aantekende tegen wat hij ‘de heksenjacht in Washington’ noemde. Nu is het wel zo, dat allerlei als ‘On-Amerikaans’ veroordeelde en vervolgde activiteiten in de practijk zich maar al te vaak openbaren als geringe en soms zeer geringe afwijkingen in conformisme van standaarden, gesteld door de hierboven genoemde N.A.M. en verwante organisaties, wier onbetwiste vaderlandsliefde haar nog niet het recht verstrekt, zichzelf op dit terrein een onfeilbaar monopolie toe te kennen. Het is echter niet te boud, vast te stellen, dat het Amerikaanse volk, na een korte wending naar rechts, bij de verkiezingen van 1948, zich in meer vooruitstrevende zin heeft uitgesproken, zeker (dit wordt algemeen erkend) tegen de Taft-Hartley-Act en toch ook wel tegen de heksenjacht in Washington. Deze verkiezing leverde een merkwaardige verrassing op: de overgrote meerderheid van de pers, de ‘polls’, de radio en andere beïnvloeders of weerspiegelaars (bij beide termen past een vraagteken!) van de publieke opinie had een schitterende zegepraal voorspeld aan de Republikeinse candidaat Dewey, wiens verkiezing een uitgemaakte zaak leek, maar de overwinning bleef aan de ‘man uit Missouri’. Of moet men haar beschouwen als een posthume triomf van zijn voorganger en is de geconstateerde ‘Decline and Fall of the Roosevelt Empire’ nog niet zover voortgeschreden als men had verondersteld? Ook hier heeft een derde partij, die van Henry Wallace, behept met een ‘FDRdipus complex’ nog wel, niet veel voet aan de grond gekregen. Op 4 Juni 1947 hield George Marshall, minister van Buitenlandse Zaken, in de Harvard Universiteit een toespraak, de richtlijnen behelzend van een plan tot hulpverlening op grote schaal aan de Europese landen met het doel hun economische ineenstorting te voorkomen. Men mag dit ‘Marshall-plan’ (de naam heeft burgerrecht gekregen) veilig het belangrijkste feit noemen voor de geschiedenis van de verhouding Amerika-Europa sinds 1945. De historicus moet er dus wel melding van maken; het oordeel er over zal, evenals overal en altoos in de geschiedenis, later wel geveld worden, niet onverzeld van de bekende logificatio post eventa, ons mensen zo eigen. Lof of blaam, verheerlijking of verguizing zullen dan ook hier aan het eind staan van een als objectief beschouwde ineenschakeling van oorzaken en gevolgen en men zal ook ten aanzien van dit Marshall-plan eenmaal de wereldgeschiedenis zelf als het wereldgericht aanvaarden. Tot die tijd toe heeft die historicus niet | |||||||||||||||||||||
[pagina 590]
| |||||||||||||||||||||
De Presidentsverkiezing van 1948. De voorspelling van de ‘New York Times’, afgedrukt aan de vooravond
De uitslag
| |||||||||||||||||||||
[pagina 591]
| |||||||||||||||||||||
aant.
Generaal Marshall.
Tekening van S.J. Woolf Wie de interpretaties van dit Marshall-plan bestudeert, neemt al spoedig waar, dat in de grootste verheerlijking hier en daar nog wel enige reserve doorklinkt en in de felste verwerping nog enige waardering; Britse Tories immers aanvaardden gretig de geboden kans zonder critiek op de voorwaarden geheel en al achterwege te laten, terwijl ‘Kominform’-communisten deze voorwaarden veroordeelden zonder de grondgedachte van de verstrekte hulp af te wijzen. Het is een wonderlijke scala, een merkwaardig spectrum. Een opinie-onderzoek in Frankrijk wees b.v. uit, dat de helft der ondervraagden daar Marshall de bedoeling toeschreef op deze wijze een Amerikaanse depressie te voorkomen, hier en daar begeleid door de argwanende formule, dat hij tegelijk met de goederen werkloosheid exporteerde, dus: ‘La Faillite, nous voici’. Van andere zijde heeft men hiertegen stelling genomen, door te wijzen op de in dit plan voorziene export van productiegoederen, alsmede op het argument, dat ook de uitvoer van consumptiegoederen in de Amerikaanse industriële en agrarische activiteit een nauwelijks voelbare fluctuatie zal teweegbrengen; komt een nieuwe crisis, zo redeneerde men hier, dan zal dit plan daar al heel weinig aan kunnen veranderen. Al evenzeer zijn de meningen verdeeld over de vraag, in hoeverre het plan in zijn doorwerking de Amerikaanse spaarder, op zoek naar beleggingsmogelijkheden, iets te bieden heeft. Van links heeft men naar het Communistisch Manifest verwezen, waarin al honderd jaar geleden is uitgesproken, dat ‘de bourgeoisie niet geschikt is om te heersen, omdat ze niet in staat is, een bestaan te verzekeren aan haar slaaf binnen zijn slavernij, omdat ze niet voor- | |||||||||||||||||||||
[pagina 592]
| |||||||||||||||||||||
komen kan, dat hij in zulk een toestand verzinkt, dat ze hem moet voeden in plaats van door hem gevoed te worden’. Of deze analogie illustratieve dan wel argumentatieve waarde heeft (of misschien in het geheel geen waarde), daaromtrent bestaat geen eensluidend oordeel - hetgeen de lezer wel niet zal verbazen.
‘En nu gij deze rustige, met klimop begroeide muren gaat verlaten om de harde werkelijkheid des levens in het gelaat te zien...’ Vele gedemobiliseerden keerden naar de Universiteit terug, maar waren inmiddels getrouwd. Plaatje van 1947
Zij die haar bezigen zijn ook veelal overtuigd, dat de hele ‘via dollarosa’ een mobilisatie tegen Rusland is en moet worden gewaardeerd als een stuk buitenlandse politiek, in het perspectief | |||||||||||||||||||||
[pagina 593]
| |||||||||||||||||||||
dus van b.v. de op grond van de z.g. ‘Truman-leer’ na 1945 o.m. aan Turkije en Griekenland verleende Amerikaanse bijstand, maar dan op een enorme schaal. Op dit punt zeker zal de latere interpretatie afhangen van de ontwikkeling der feiten. ‘Man of the Year’: President Truman in 1945
Van den beginne af waren er zeer velen in West-Europa, die met algehele of gedeeltelijke erkenning van enkele hiervoorgenoemde aspecten een zeer grote, ja, overwegende plaats toekenden aan de overwegingen van humaniteit, van practisch idealisme, zo diep geworteld in de Amerikaanse geest. Dat de hulpverlening niet zonder voorwaarden plaats heeft (de Quakers hielpen nimmer anders) sluit niet uit voor hen, dat er een stuk Amerikaanse traditie van de nobelste en aanvaardbaarste soort uit spreekt, een geesteshouding, die in de beste perioden van de historie van dat land creatief werkzaam is geweest, iets van de ‘Amerikaanse droom’, van het ‘Amerikaanse credo’. Vrienden en vijanden van het Amerikaanse volk ontmoeten elkaar gelukkig nog altoos in de erkenning van de realiteit van deze ‘droom’, van dit ‘credo’, zodat het ons voegt, aan het eind van deze bladzijden gekomen, ons nog even op hun inhoud te bezinnen. Wij hebben immers thans het heden bereikt, dat rusteloos raakpunt tussen de onbegrensdheden van gisteren en morgen, van verleden en toekomst. Geen enkeling, geen gemeenschap, of zij hebben wel in beide richtingen hun heilsvizioenen geprojecteerd, hun paradijzen en utopieën, hun Gouden Eeuwen en Duizendjarige Rijken, in al hun veelkleurigheid en veelvormigheid een in de menselijke historie o zo normaal verschijnsel. Naar het verleden kent de Amerikaanse historie dergelijke projecties | |||||||||||||||||||||
[pagina 594]
| |||||||||||||||||||||
niet; zelfs de romantische verheerlijking van het ‘Old South’ kan de behoefte aan een Gouden Eeuw niet bevredigen. Men richt zich echter des te meer op de toekomst, bezield door, zo niet bezeten van, de wetenschap dat men daar in snel tempo naar toe beweegt. Wat ook de aard van die dynamische krachten moge zijn, zij alle arbeiden onder de inwerking van een machtig sociaal ethos, van een inspirerende illusie, van een mythe. Men heeft herhaaldelijk de elementen van deze ideologie geanalyseerd en men kan ze als het volgt opsommen:
Deze ‘Amerikaanse Droom’ is door de nobelsten uit dit volk gekoesterd. Tweehonderd jaar geleden schreef een vergeten burger: ‘De vooruitgang van de menselijke kennis gaat als de zon van Oost naar West; door Azië en Europa heen is zij thans aan de Oostkust van Amerika aangeland. De kunsten en wetenschappen zullen het gelaat der natuur wijzi- | |||||||||||||||||||||
[pagina 595]
| |||||||||||||||||||||
aant.
|
|