Uit de nalatenschap van een dromer
(2003)–E.J. Potgieter– Auteursrechtelijk beschermdJan Compagnieaant.melodie: Speelnootjens heft eens vrolijk an (Bruiloftsliedje)De trommel van de Staten werft:
lang leev' de Prins, hoezee!
Maar zo men in het veld niet sterft,
wat brengt men er uit mee?
Een stijven arm, een houten poot;
de drommel hale die!
Is 't geldjen op, en komt de nood,
ik ken Jan Compagnie.
Wat hielp dat brammetje in zijn tijd
al meisjes 't hoofd op hol!
Wat had dat boefje wijd en zijd
de kerfstok spoedig vol!
‘Weg!’ riep zijn vaar, en ‘wee!’ zijn moer.
‘Mijn rijk is uit, adie!’
Hoe arm hij naar Oost-Inje voer,
hij werd Jan Compagnie.
't Was in en uit met d'Ambonees;
hij prees zijn specerij,
maar toffelde de Portugees,
en had de handen vrij.
Ter nood verliep nog jaar en dag
daar kwam een vloot in 't Vlie,
de rijkste die ooit Holland zag;
haar zond Jan Compagnie.
| |
[pagina 51]
| |
JAN COMPAGNIE.
| |
[pagina 52]
| |
De wilde snaak werd groot sinjeur;
hem huift het zwarte volk
in wierookwalm en ambergeur;
hij lucht er uit een wolk!
Met vonkelende sluierkroon
- juwelen sieren die -
weerspiegelt daar op gouden troon
mijnheer Jan Compagnie.
In 't palmbos klinkt de schelle luit
der Bajaderen-schaar:
hij kiest vandaag de schoonste er uit,
en morgen weer een aêr.
‘Wat baatte me al mijn overvloed,
het rijk dat ik gebiê,
ontbrak mij hier het zoetste zoet;
omhels Jan Compagnie!’
Maar 's ochtends kijkt hij uit in zee:
oranje blanje bleu!
Een schip doemt op; hij roeit ter ree,
als was hij 't rusten beu:
‘Wees welkom, maats! Hoe lang je reis?
'k Ben blij dat ik je zie.
Hoe vaart de Prins? Is 't nog geen pais?
Wie zoekt Jan Compagnie?’
‘Ik!’ roept dan menig losse guit,
die, baasje van de baan,
vroeg scheidde van zijn mooie duit;
hij spreekt hem vrolijk aan:
‘Heb jij geraasd, mijn eêle vent!
Wie deed het niet, ai, wie?
'k Was als de bonte hond bekend;
'k werd toch Jan Compagnie!’
| |
[pagina 53]
| |
En, wonder! Na een jaar vier, vijf,
hijst elk er 't zeil in top,
en reedt een schip en neemt een wijf,
staat voor een ton niet op;
'k staar dies mijn pot niet zuinig aan,
schoon ik de boôm al zie,
en laat der Staten trommel slaan:
lang leef Jan Compagnie!
|
|