De werken. Deel 22. Brieven aan Cd. Busken Huet 1869
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendXXX
| |
[pagina 247]
| |
‘Serve you right’ said duty. ‘Het zal wel opklaren’ beweerde Sophie. En het klaarde op! In onzen wagon namen Mr. en Mevr. P. en hun jongske plaats, hij is een der Directeuren van de Holl. Suikerraffinaderij, ik geloof, dat hij zijn fortuin maakte met het bouwen van molens in Egypte. De Khedive is aan de orde van den dag. Mevrouw zeide, dat zij eene bedevaart deden naar een buitentje onder Santpoort, vroeger door hen gedurende een paar zomers bewoond, het jongske droomde van reizen naar aanleiding van een koopman in bijouteriën en rozenolie van de Tentoonstelling - een Turk uit Tunis. ‘Wie weet, of Gij er nog niet eens komt?’ zei de vader. ‘Eerst in Egypte,’ hernam de knaap. Wij dachten, maar we zeiden het niet, wij doen ook een bedevaart, - doch ons jongske is verder gegaan dan Egypte. Zoo verweerd, zoo verschrompeld van loover, met zooveel bladerlooze barre takken, heb ik de Dreef nog nooit in November gezien - wij geloofden op de Leliegracht, dat het had gestormd, - hier zagen wij het. Maar voor het Paviljoen, maar om de Hertenkamp, maar in de Spanjaardslaan was het genot er zooveel te grooter door. Geen saizoen zoo schoon ten onzent, als dat waarin de zomer afscheid neemt; het is een gemeenplaats, maar ook eene waarheid, die zich telkens weder gelden doet. Die beurtelings verschijnende en verdwijnende zomer, kunt Gij al hare weemoedig makende weelde nog voorstellen? Ik vrees van neen, Ge wordt vast gewoon, als Gij de oogen opslaat, een gouden zwerk te zien. O, hoe zou ik bij U het heimwee krijgen naar die witte wolkjens, hier en daar wat graauw getint, maar toch om strijd tintelend van rood, daar zij het licht wel onderscheppen, maar niet verdwijnen doen. ‘Schei er uit, onmeedoogende!’ | |
[pagina 248]
| |
Wij keerden door het digte hout naar het Paviljoen terug - Sophie had nooit de daar verzamelde schilderijen gezien mij heugde het naauwelijks meer, wanneer ik er was. Een vreemdeling - de man had zijn Baedeker ter hand, - zag en las, las en zag, met echt duitsch geduld, mij was het, of ik in mijne jeugd werd verplaatst. Maar meer dan toen waardeerde ik Jan Willem Pieneman. Het is slechts une toile de bataille zoo Ge wilt, maar wie zijner voorgangers zou zulk een stof zoo hebben aangegrepen, wie zijner volgelingen haar grootscher hebben opgevat? Mijnheer Lelie of Mijnheer Hulssinck, - Mijnheer Nabell of Mijnheer Hodges? Aan het werk, als Ge wilt. Maar Uw arbeid hangt om ons heen, evenals die zijner opvolgers. Monsieur Novez, avec la Toilette de Psyché et Monsieur Eeckhout, avec son Mariage de princes et princesses du moyen âge, en Signore Cornelio Kruseman, een vierde oostersch, een vierde italiaansch en de overige twee vierde niet hollandsch! - ‘Uit den weg, Mijnheer! uit den weg, ziet Ge dan niet, dat hij U allen de loef afsteekt met zijn Snoek, met zijn Wattier, met zijn eigen portret vooral?’ Er staat eene kleine maar mooije buste van Wattier. Welk een verband is er tusschen onze kunstenaars en de wijze waarop zij worden vereeuwigd? Voor Dirk Passé of Sardé, - schande voor mij, dat de naam mij niet wil invallen, voor den voorlaatste, die Philips van Bourgondie speelde in de Jacoba van Beijeren, voor hem de graveerstift nog, ondanks zijn korten hals en krom staand hoofd, de graveerstift - voor Snoek het penseel en de lithographie; voor Wattier de beitel; voor onze hedendaagsche vermaardheden the evanescent photography! Het is billijk, à chaque capacité selon ses aeuvres. Maar wat blijft er over voor hen die nevens | |
[pagina 249]
| |
ouden Peters,
Wij hadden niets beters
staan - voor de helden uit het Vaderland van Vict. Sardou, door het fatsoenlijk publiek van hof- en hoofdstad toegejuicht, - wat?? Jufvr. De Boer aan de Houtpoort is lang tot hare vaderen verzameld, hare woonplaats is geen logement meer, slechts of alleen, naar Ge wilt, eene restauratie; Houtman is ook den weg van alle vleesch gegaan, - stalhouder in zijn plaats is nu de oudste zoon van V.d. Berg, uit de Leeuwrik. Als die famille er ooit een historicus op gaat nahouden, welk een hoofdbreken zal het den man kosten, de vele logementhouders en stalhouders uit dat geslacht, uit het Heeren-Logement, en uit het Wapen van Amsterdam, uit l'Hôtel de l'Alouette en uit het Groene Valkje te rangschikken. De opgeschoten jongen van dien schoonzoon van Mevr. Quinterne had weergaas vlug een kaprijtuigje voor ons ingespannen, - de wind maakte eenige beschutting voor onze teedere gestellen wenschelijk. | |
Den 28sten.Arme Aardenhout! een verdelgende adem scheen over de eiken gevaren, - naakt waren de takken dragelijker te bekennen, dan met kleurlooze, ineengeschrompelde bladen overgebleven. Slechts in de berceautjes was het groen nog aan te zien, - de groote boomen voor Elswout echter hadden den orkaan hunne schatting betaald, maar waren toch koningen gebleven. Zal ik dien ingang ooit langs komen zonder aan het begin van the Virginians te denken, zonder van een roman te droomen: de Borski's getiteld? Dat poolsche, joodsche ras zou stof in overvloed leveren. Bloemenheuvel - Lindenheuvel vooral, blijven het neusje van den zalm - Sorghvliet - het zag er niet vrolijk uit. | |
[pagina 250]
| |
Als die muren klappen konden, welke andere gesprekken zouden zij mededeelen dan weleer. Wij waren Zondag voor den eten te huis. 's Avonds begon ik Auerbachs Landhaus am Rhein, het is vele kleine tooneeltjes rijk, die grif en geestig zijn opgevat, - maar of het een belangrijk geheel zal worden, dat deel ik U meê, als ik het derde Deel uitheb. En daartoe is vooreerst weinig kans, want de Studien en Schetsen eischen veel nasnuffelens, immers, zooals ik dat boek opvat. | |
Later.Heden-middag ter beurze gewierd mij Mevr. Huets opgeruimde brief aan Sophie van den 14den Aug., het leed der eenzaamheid zou haast gedragen zijn. Alles schijnt voor den Redacteur van de Java-Bode in liefheid te wedijveren, - de dames in den Oosthoek - Mevrouw te huis, het publiek van Batavia, - mag ik alleen onvoldaan zijn? Ja, - want telkens hoor ik van de moeijelijkheden der redactie, van de inspanning door het blad geëischt, - van de zorgen zonder tal!! En men gaat vijf, zes weken van huis, en men laat eene vooruit klaargemaakte kopij achter, geene highly interesting articles, neen, men heeft DalilaGa naar voetnoot1 en Harthoorn en Harthoorn en Dalilal! O herscheppinge der pers van Indië, hoe doet Gij U wachten! Dann lobe ich mir den J. Hij belooft voor eenige dagen het zaad der Violettes de Parme en het is er, het gaat ingesloten meè. Als het nu maar ontkiemen wil. Daaraan zal immers de dwaze annonce waarin het werd ingewikkeld, toch niet hinderen? Du tout - de natuur gaat haar stillen goeden gang, zonder van onze uitspattingen notitie te nemen, dan | |
[pagina 251]
| |
om die niet uit wraakzucht, maar uit ordelust te bestraffen, - dat is het ware woord niet, - te keer te gaan, als zij tegen hare wetten indruischen. | |
Den 29sten.Quelle tempête dans un verre d'eau! Het Dagblad geërgerd door het weglaten der formule van Hooger Zegen, Van Loon college houdende over een drieëenig God, Sire zijn ministers vooruit in geloof blijkens zijn antwoord, Heemskerk Az. met bon sens eene discussie voorkomende. Het is jammerlijk. Even jammerlijk de excuses der Ministers. In Van Bosses plaats had ik mij op Broes beroepen, die zeide reeds 't D.V.Ga naar voetnoot1 is overbodig, dat verstaat zich van zelf. De Staatsspoorweg-Maatschappij gaat niet leenen, maar krijgt uitstel. Er scheen niet anders op te zitten. In de jongste Vergadering heeft Wichers van Kerchem zich belagchelijk aangesteld. Hij wist den weg naar de millioenen, maar hij wilde het middel niet meêdeelen, voor hij op de plaats zat, die hem toekwam. Hij bedoelde - de presidentsplaats? Hij heeft 280 Aandeelen gekocht voor geldbelegging! Och, wat zijn die gedésoeuvreerde schatrijke Oosterlingen er na hun terugkomst soms jammerlijk aan toe. En wat is Quack gelukkig al die ellende te zijn ontgaan in het nederig professoraat! Hoe onmagtig is toch zelfs het talent, om het kromme regt te praten, dacht ik, toen ik U hedenmorgen Ulbachs Victor Hugo toezond. Hij plooit, hij verdraait, om den wille eener eerbied, die nooit heeft bestaan, en in plaats van gebreken, zwakheden, omkeeringen, hartstogt en ijdelheid te erkennen, maakt hij van Hugo een dier faultless monsters which the world never saw. Het betere portret van De Génestet ziet het licht, tegelijk | |
[pagina 252]
| |
met de afbeelding van Martinus van der Hoeven. Ik zal Quack eens vragen of hij U een exemplaar zijner studie toezendt, anders zorg ik, dat Gij een portretje krijgt. Quack heeft mij diep getroffen, door mijn naam voor in zijne studie te plaatsen. Opdragten zijn ijdele dingen, maar deze doet mij genoegen: niet, omdat ik haar verdiende, - wat weet ik van philosophie, - maar dewijl Quack er door erkent, dat ik hem altijd tot iets hoogers aanspoorde, dewijl hij mijne - barheden daarmede koninklijk beloont. Letterkundig nieuws is in den zomer schaarsch; of het in de andere seizoenen overvloeide! Wij zullen hier weer een lid der Tweede Kamer moeten kiezen. De pruiken noemen Pijnappel, Burgerpligt Bosscha, bij de vorige verkiezing om den wille van de Lange door v. Hees in den steek gelaten. Groen beveelt ons Foreest aan, - hoe kon partijgeest zelfs zulk een man verblinden! Hij heeft hier ter wereld geen kans, wat geeft Amsterdam om eenmaal 's jaars eene Van der Palmsche redevoering? Hoe vlei ik mij eerlang, eene reeks degelijke artikelen over Java in den Bode te zullen lezen, - Ge kunt nu bij vergelijking oordeelen. Vele groeten van ons beidjes. Van harte de Uwe.
P.S. Per Vice Admiraal May is L. van Cadix aangekomen. Ware hij niet ongesteld ten gevolge der tochtige kajuit, hij zou ons al verteld hebben, hoe het U gaat - en mille petits détails que vous dédaignez d'écrire. |