De werken. Deel 22. Brieven aan Cd. Busken Huet 1869
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 232]
| |
XXVIII
| |
[pagina 233]
| |
hij gaf de voorkeur aan de jagt! Verlangden de Heeren eene audientie, liet Z.H. mondeling in antwoord op eenen beleefden brief weten, dan zou hij een dag bepalen. Hoe heb ik mij daarom gisteravond geërgerd aan de beleefdheden des ondanks door Vissering in zijn toast jegens de famille verkwist. Zwijgen zou zoo waardig zijn geweest. Er loopen onder die gedelegeerden allerlei intriguanten - het is velen maar om een ridderlintje te doen, maar des te meer indruk zou het gemaakt hebben, als een Hollander zich fatsoenlijk onafhankelijk had getoond! Que voulez-vous? dergelijke begrippen zijn niet aan de orde van den dag. Wie die heeft, doet aan geen congressen mee, - tenzij die ten zijnent worden gehouden en men gelegenheid hebbe, uit een hoekje toe te zien combien, als Luzac zeide, la comédie humaine est amusante. Lion heeft het toch mis gehad, het huwelijk van Prinses Marie met den Fürst zu Wied gaat wel door. Onder voorwaarden, zeggen de couranten, dat de jonge luidjes, en daarmee de duiten, in 't land blijven. Zou Prins Frederik er berouw over gevoelen, dat Louise de helft van zijn vermogen naar Zweden zal overbrengen? Hij heeft tenminste het huwelijk zijner kleindochter in Stockholm niet bijgewoond. Volgens de Zweedsche bladen moeten beide volken hartelijk deel hebben genomen aan de gebeurtenis. Men heeft der jonggetrouwde een fijn compliment gemaakt; bij haar optreden in Koppenhagen herinnerden hare gebaren en gesprekken aan de Koningin-Weduwe van Zweden, de bevalligste en tevens waardigste vrouw, die ik ooit heb gezien, aan Josephine Eugénie uit de dagen, toen zij de bruid was van Oscar. Het spijt mij voor de oude vorstelijke familie bij de gratie Gods, dat die uitverkorene toch eigenlijk maar eene dochter des volks was! Maar sympathiën en antipathiën zijn zoo willekeurige dingen. Die Wieds mogen meêdoen, als er sprake is van oude familiën. | |
[pagina 234]
| |
Wied uitgestorven in de 13de eeuw. Wied-Runkel, erloschen 1824. Wied-Neuwied: dat klimt in het eerste geslacht tot de elfde eeuw op; gaan de Nassaus hooger? Ik geloof het niet, de Arenbergs hielden zich voor ouder. Maar hebben beide, de Wieds en de Arenbergs de bijzonderheid, dat hun geslacht al twee malen in de mannelijke linie uitstierf, en de Lignes de Arenbergs vervingen, evenals de Runkels de Wieds, daarvoor bleef Nassau bewaard. Helaas, het begint er met onzen tak povertjes uit te zien, en ik heb kennissen, die zich reeds de photographiën der knappe jongens van den Groothertog van Saxen Weimar Eisenach hebben aangeschaft, indien - ce que Dieu prévienne! Er zijn zonderlinge geschiedenissen in dat huis Wied voorgevallen, in 1769 een gruwelijke mésalliance. Luise von Wied-Runkel trouwde 33 jaar oud, Johan Gotthard Hardt, procurator am Reichskammergericht zu Wetzlar, 9 jaren jonger dan z[ij]. Hoe dorst hij de oogen naar haar opslaan? Zij was dichteres; hare verzen hebben Varnhagen von Ense tot in het diepst der ziel getroffen! Fantaseer eens wat verzen dat moeten geweest zijn! Iets anders, vcor U zeer merkwaardig. Omstreeks het midden der achttiende eeuw leefde in Neuwied, onder graaf Alexander, de Oostenrijksche officier von Tondern, die de Gesprekken in het Doodenrijk schreef of de Neuwieder Zeitung, die in de Rijnstreken voor het eerst wat licht verspreidde, die in Oostenrijk na werd gedrukt en haren uitgever een inkomen van niet minder dan 15000 gulden 's jaars bezorgde, drie maal zooveel als de Augsburger Allgem. Zeitung weleer den baron von Cotta opleverde. Encore dans l'enfance de l'art, niet waar? Intusschen, hebt Gij de Doodengesprekken ooit gezien? Mij heugt zulk een boek uit mijne jeugd in de handen van B. Glasius, - | |
[pagina 235]
| |
die daardoor sedert zeker aan de saaije stof der kerkgeschiedenis is geraakt, - maar dat boek had toch niets van een journaal. Een curiosen Prins heeft dit Neuwied tegen het einde der achttiende eeuw in Carl Friedrich gehad. Hij twistte met Nassau-Weilburg over eene erfenis. Zijn Kanselier moest om dat proces verscheidene jaren in Weenen doorbrengen. Hij leverde ten slotte de rekening zijner uitschotten in: 2000 gulden für entbehrte eheliche Freuden. En wat zei zijne Doorluchtigheid? ‘Aber bester Herr Kanzlei-Director, Sie sind nicht klug!’ De bestrafte antwoordde höchst unbefangen: ‘Durchlaucht! es kostet mich mehr!’ O bon vieux temps! | |
Den 8sten.Wat ben ik gister-avond in VehseGa naar voetnoot1 verdiept geraakt! Dat komt er van, als men naar het kamertje heeft te wippen, om te snuffelen! Ik ben zeer nieuwsgierig naar Uw oordeel over Ulbach's Contemporains. Gister ontvingt Ge weer een paar: Rouher en le Duc d'Aumale. Ons postkantoor eischt, dat drukwerken twee dagen, voor de mail vertrekt, worden bezorgd, anders zou men het op den laatsten dag te druk hebben. En van Van Kampen, die mij de brochures bezorgde en bij wien ik voor twee exemplaren inteekende, ontving ik een enkel op den dag der uitgave, en een ander veertien dagen later; vindt Ge het geen kostelijke bijdragen voor de vlugheid van het letterkundig verkeer ten onzent, in het Jaar des Heeren 1869? Ik zou daarvan een boekje kunnen opdoen, en over den rijkdom? onzer openbare bibliotheken bovendien, verpligt als ik mij tegenwoordig dikwijls zie, voor de opstellen van v.d. | |
[pagina 236]
| |
Brink naar het een of ander oud boek te zoeken. Onze Academie is onbegrijpelijk rijk in tijdschriften en verslagen over andere Academies. Quels trésors! Onze stadsbibliotheek heeft van alles iets en niets volledig! Maar ik laster. Gister was ik er en trof den Heer Molster aan, lid des bestuurs! Hij kwam de erfenis inspecteeren door zekeren Blikman Kikkert dees bibliotheek vermaakt. Zes en vijftig deelen, pamfletten, brochures en couranten over den Belgischen Opstand, en curiositeiten zonder tal, een stukje van de vlag van v. Speijk, een stukje van den rok van v. Speijk, een stukje van het roer van de boot van v. Speijk. Er was eene figuur in de zaal, die mij bij al die dwaasheden aantrok en vertroostte: een blonde knappe jongen, die naauwelijks opkeek, die verdiept zat in de hulde van Quack aan Martinus v.d. Hoeven. Het groote publiek vindt de opstellen overdreven, maar wie ze genieten kunnen, hoe ze ze waardeeren! Mevrouw Huet klaagt in haar brief aan Sophie, over de douceurs die Keuchenius en Lion aan Uw adres in de wereld zenden, en haar trouw doen geworden. Een goede raad, antwoord er niet op. Het is de schaduwzijde Uwer keuze, dat Ge dagelijks onaangenaamheden van die luidjes hooren moet, maar het betere gedeelte van Uw publiek zal het U dank weten, als Gij er geen notitie van neemt. Het is beneden Uw talent aan zulk gekrieuw Uw tijd te besteden. Daarin is de man, van wiens gedenkteeken ik eene afbeelding bijvoegeGa naar voetnoot1, ten minste wijs geweest: hij heeft nooit zijne gaven aan twist verkwist. Mooi vind ik het In Memoriam niet, spotters zouden zeggen dat de marteling der zwaan, die niet wegvliegen kan, deerniswaardig mag heeten! | |
[pagina 237]
| |
Den 9den.Ik had gedacht, dezen tusschen twee en drie uren heden morgen te voltooijen, maar wij kregen bezoek van Mevr. D.J. van den Brink, de echtgenoote van een neef van Bakhuizen. Mr. de N. ziet met al de marges van een Jonkheer op dien van den Brink, koopman in bouwmaterialen, neer. Ik had de eer niet, Mevrouw de N. de eerste te kennen, eene Jonkvrouw de B., ik doe het evenmin de tweede, eene Jonkvrouw de K., maar ik vind Mevr. v.d. Brink-Frankenberg, de zwartoogige brunet, eene alleraardigste vrouw vol levendigheid en gracieuse manieren, mais ça ne se rencontre pas tous les jours, beste Jonkheer! Zij kwam eene dochter van Bakhuizen presenteeren, de oudste uit den eersten echt, Madlle Julie. Nicht, qui s'excusait pour ses logés, was onbetaalbaar, in twee dagen had ze Julie het Volkspaleis, het Vondelpark, het Rijkspaleis van den buitenkant, en ons laten zien! - Gisteravond waren zij in het Volkspaleis op het voorplein geweest, - aan het tafeltje naast het hunne hadden trois ouvriers français un ouvrier russe à faire genomen. ‘Mais qu'est-ce donc que votre Russie en comparaison de la France? Vous commenciez une ère de civilisation quand nous en finissions la quantième, vous avec votre Pierre le Grand, nous avec notre Louis Quatorze.’ ‘Permettez Messieurs!....’ Maar de man mogt niet aan het woord komen. ‘Nous avions notre Bossuet, notre Pascal, notre Voltaire, notre Rousseau.’ ‘Permettez Messieurs!’ ‘Nous avions notre Cicéron!’ Toen, zeide Mevr. v.d.B., dacht ik het uit te gieren. Wat benijde ik die vrouw hare ooren! Sophie vergunt mij, om haren brief, dien zij te onbedui- | |
[pagina 238]
| |
dend vindt, een heden ontvangen epistel van Mej. Marie T. bij te sluiten. Glissez sur le commencement, een val is altoos een leelijk ding, al valt men ook maar armzalig op een handenwaschkom van groote dimensien. Er wordt moed vereischt om zulk een brief te verzenden aan iemand die er deftige of geene schrijft, - maar in een verloren uur heeft die gekheid op Java hare waarde. Beterschap met Gid! Van harte met ons beider groeten. De Uwe. |