De werken. Deel 22. Brieven aan Cd. Busken Huet 1869
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 208]
| |
XXIV
| |
[pagina 209]
| |
Ge het, we zouden er naar Uwe theorie - ook bij het bewerken van About's AhmedGa naar voetnoot1Ga naar voetnoot2 straf in praktijk gebragt, geen jota over wat Ge er zelf aanschouwdet of gevoeldet - wij zouden er even weinig een woord van hooren. Wat beschuldigt Ge mij, van U in dat opzigt te gelijken? Waar ik een indruk ontving heb ik dien niet verheeld, - als deze vlugtige zich slechts eenigzins in een poëtischen vorm liet brengen, als hij daartoe levendig genoeg was. Maar Gij zijt nu al over het jaar op Java, en nog blijft de schets van de kampong uit. Vous aurez le temps de la gâter, je le jure. En dus troost het mij, die van Soerabaja even weinig vernemen zal als van Samaang, die geen kijk op de Vorstenlanden door U krijge, met de mooije verzen van Meyer - die Gij toch wel zult hebben uitgezonderd, toen Gij de prullaria Uwer hollandsche boeken naar de verkooping zondt? J'aime surtout les vers, cette langue immortelle.
C'est peut-être un blasphême, et je le dis tout bas,
Mais je l'aime à la rage. Elle a cela pour elle
Que les sots d'aucun temps n'en ont pu faire cas,
Qu'elle nous vient de Dieu. -
Ik begrijp, dat het togtje U goed heeft gedaan, - maar Mevrouw en Gideon, hoe hebben wij beide beklaagd. Du soleil et des roses, het is veel, maar toch niet alles met Javaantjes en Chineesjes en Maleijers om zich heen! ‘Gelukkig’ verbeeld ik mij Mevrouw Huet te hooren zeggen: ‘gelukkig, dat het voorbij is en zoo spoedig niet meer zal gebeuren!’ Maar was ik in H.Ed. plaats, ik zou niet rusten voor Ge blijk gaaft, dat Ge hadt gezien, en vergeleken en geoordeeld. Gij komt terug op Uw Koenfeest en de Geest in IndiëGa naar voetnoot3, - | |
[pagina 210]
| |
weet Gij, wat ik er Quack over heb geschreven? ‘Niet enkel de godzaligheid is tot alle dingen nut, - ook het wisselen van partij. Vergelijk den beoordeelaar der Vondelsfeesten eens met dien van de feesten van Koen. Conservatief, heeft hij oog voor het weinig goede en het vele leelijke. - Le vieux Sicambre adore ce qu'il a brulé.’ En Quack antwoordde mij? Geen woord op de profaniteit. Maar over de twee portretten Koen en Bakhuizen waren wij het eens. ‘Koen is meesterlijk gegraveerd doch Bakhuizen is mislukt. Hij heeft een schets in houtskool geleverd, zoo ruw, zoo grof mogelijk. Het slot is geheel fout, het alternatief tusschen losheid en statigheid bestond er niet. 't Kenmerk was fijnheid, de fijnheid, die wij in de beste teekeningen van van den Brink bewonderen, - bijna op koper gegraveerd. De VriesGa naar voetnoot1 was een antithese, maar eene antithese, zooals Bakhuizen er honderden had, b.v. Thorbecke. Ieder, die een bepaald stelsel had en volgde, was hem antipathiek. Zijn zeer rijke geest zag in het volgen van een stelsel dadelijk armoede van geest.’ Ik zou dat niet hebben overgeschreven als het Uw gevoelen niet bevestigde? Allez, méchant, als het Vaderland het opstel niet had overgenomen, mir nichts, dir nichts, en geen schepsel van het artikel over Koen gesproken!! De mannen van den Spectator, verneem ik van de buitenwacht, hebben plan, tegen het artikel over Bakhuizen op te komen, - maar wat mag ik mij daarvan voorstellen, sedert hun onbeschoften uitval apropos van Quacks artikel, over Martinus van der Hoeven? Die luidjes schijnen te gelooven, dat zij geniaal zijn als Bakhuizen, wanneer ze zoo grof zijn, als hij het wezen kon, wanneer hij zijn moedwilligen geest botvierde. Maar het bleef dan toch altijd zijn geest. Wij hebben verleden week de Tentoonstelling gezien; ik verwachtte weinig en werd aangenaam verrast; het portret | |
[pagina 211]
| |
van Sarphati, met een immortellenkrans gekroond, mogt er hangen. Vijf achtste der tentoongestelde voorwerpen behooren tot het leven van den handwerksman, als men dit woord niet op zijn hollandsch voegt tot opperman of daglooner, - als men er ook artisans en workmen onder begrijpt. En het zou voor onzen handwerksstand een gezegend gevolg zijn, als hij er wat door werd opgebeurd. Lach er om, zoo gij wilt - ik zie zoo goed als Gij hoe veel kwakzalverij er ook op die soort van kermissen aan den man wordt gebragt, maar toch juich ik de tentoonstellingen toe! We zaten op het voorplein, teregt de kiezelwoestijn geheeten, welke de wethouder van Lennep hoopt, dat de burgerij vast zal trappen, wij zaten in de open lucht een twaalf uurtje te gebruiken, om een oogenblik van het toekijken te verpoozen. Natuurlijk namen wij plaats, niet voor de Kneipe van het Ned. Beijersch Bier Etablissement, evenmin voor het verlaten Chaletje van Heinekens Hooiberg, zelfs niet in de restauratie van het Café Neuf, uit de Kalverstraat overgebragt. Wij kozen een tafeltje voor het (op eene kunstmatig aangelegde hoogte gelegen) gebouwtje van het Wiener Bier - Sophie als een echte Germane, dronk een glas, en at kränzel, een zeer fijn wit brood, overvloedig met zout besprenkeld, en Wiener worst, salami geloof ik, geheeten, riekende naar knoflook. Voor mij, ik vergenoegde me met een glas Mosel, wel wat zuur, maar toch frisch. Om ons heen zaten kennissen en Zaansche boeren en boerinnetjes en inzenders van allerlei natiën, - niet verre van ons een tafeltje twee, drie, met leden van de Jury. Was ik in Amsterdam? op een paar honderd schreden afstands van de Beerenbijt, daar in mijn jeugd de Goudenaar dampte, als de Utrechtsche nachtschuit afvoer? Welk eene andere wereld had die vroegere, stijve, vervelende vervangen! Er waren onder die leden van de Jury eenige, die men niet van de loffelijkste passien verdacht, | |
[pagina 212]
| |
intrigueerende om een gouden medaille voor hunne vrienden, een lintje verlangende voor hun eigen knoopsgat. Wat maakt het uit? er zal altijd kaf onder het koren zijn, belang zal heerschen, zoolang de aarde menschen heeft, - en of men de zwakheid pour la quincaillerie des rois zelfs in America geheel te boven is gekomen? Ik durf geen ja zeggen. Maar het grootste gedeelte van die jury bestond toch uit mannen, die gelooven, dat het er de wereld te beter om zal gaan, als de mindere man het wat genoegelijker zal hebben. En dezulken aan te zien, doet goed. Des avonds is het op dit voorplein, vooral als Dunklers muziekkorps speelt, overvol - men zit er tot laat in den nacht - eh le grand mal! voor veertig jaar waren de volksuitspanningen niet stichtelijker! En des daags, neem dat tien van de honderd een juist begrip meedragen, hoe zij hun geld moeten besteden om er het meeste genot van te hebben, een hooger, van wat ons, eindelijk den apentoestand ontkomen, in het leven geschonken is, een ruimer, dat wil zeggen, de hoop, dat eens de scheidsmuren van standen en van volk zullen wegvallen, - dat we, maar ik heb U, conservatief, al genoeg geërgerd, ik hou mij op mijn beurt aanbevolen. Gij hebt mij moed ingeboezemd voor Uw leesgezelschap - ik zal voortgaan te zenden, als mij iets geschikts voorkomt. Maar om geen double emploi te hebben, schreef ik aan v. Asperen v.d. Velde met verzoek mij mee te deelen wat men U zond en zendt. Ik verlang geenerlei invloed uit te oefenen, heb ik den luidjes verzekerd ‘maar er zijn geen boeken, die een leesgezelschap gaarne tweemaal leest. En het is alleen voor te komen, door te weten. wat U gezonden heeft.’ ‘De oude bedaarde Heer’ ziet naar een antwoord uit. Heden ontvangt Gij in nog al scherpe tegenstelling, het jongste werk van Mad. CravenGa naar voetnoot1 en van Louis Ulbach. Ge- | |
[pagina 213]
| |
lukkig is het eerste maar een dun boekdeeltje; misschien is er een enkele ziel op Batavia qui aspire. En hoe aangenaam zou 't mij zijn, mogt ik haar eene verrassing hebben bereid, eene vertroosting gezonden! Het mag U genoegen doen, dat de ploerten U niet ten onder hebben gebragt, maar voorbijzien moogt Ge niet, dat Uw ommekeer zeker geen misdaad, maar toch meer dan een teleurstelling was. Noblesse oblige en Uwe vroegere reputatie was oorzaak, dat men ook in den korten draai geen vrede hebben kan. Als ik niet geloofde, dat Gij in dit opzigt maar al te gezind zijt, meer te vergen, dan Ge regt hebt; dat Ge U zelven, als Ge dit uit het oog wilt verliezen, menig nieuw verdriet bereidt, zou ik er op terugkomen? Uwe explicatie over Keuchenius is met talent geschreven, en toch liet ik den man liever rusten. Die zal U niet deeren. Ik geef U Mr. van der Hoeven en zijn........prijs, maar als Gij gelooft, dat de Spaansche vrijwilligers op Cuba den goeden strijd wagen, dan teeken ik protest aan. Gij kent de eigenaars der groote plantages op Cuba niet, die in de loges der opera te New-York zitten, terwijl de oproerling en de soldaat ten minste hun leven wagen! Ook geloof ik niet, dat de sympathie der radicalen voor Polen verflauwd is, dewijl de Polen roomsch zijn, ach neen, er is ten eerste het besef van onvermogen iets voor Polen te doen, ten gevolge zijner ligging tusschen die drie lieve jongelui, die door Gods genade Pruisen, Oostenrijk en Rusland besturen en ten andere, de Polen zijn zelve schuld aan de mindere consideratie die zij allengs genieten. Ladislas BolskiGa naar voetnoot1 is een type. Van de Revue des Deux Mondes gesproken, hoe gelukkig heeft George SandGa naar voetnoot2, vooral in het eerste stukje, partij getrokken | |
[pagina 214]
| |
van hare kennis der tooneelwereld. Later, ik ben nu aan het vierde gedeelte, wordt het wat veel roman in dezen zin, den ouden dans der oude poppen. | |
Den 12den.Welk een weder hebben wij sedert drie dagen. Zondag plasregens zonder ophouden, - Maandag onweder à volonté, Dingsdag en Woensdag stormen en buijen, - wij schijnen den herfst ingetreden, schoon we naauwelijks een voorsmaak des zomers proefden. In dat opzigt hebt Gij ongetwijfeld gewonnen; en toch vleijen wij ons met de kleurenpracht van het najaar, met zijn koelen wind en lage zon, en zijne heerlijke verschieten. De villeggiaturas loopen intusschen ten einde met medio dezes, of weinige dagen later beginnen de scholen voor de jongelui weer. P.N. Muller komt aanstaande week van Velp terug. J.C. Zimmerman heeft zijn uitstapje met zijne vrouw en de beide oudste kinderen naar Dresden volbragt. Buijs en Quack zitten op Berg en Dal, de bouw van dat hotel heeft f75000 gekost en toch beweert men dat het rendeeren zal. Geen wonder, Buijs heeft er twee aandeelen in, ieder à f200. Ik vertrouw, dat hij belangrijke sommen heeft besteed in de Maassluische Logger Haring Visscherij. Ik streep Logger door, ik had Hoeker moeten zeggen, Logger, c'est du suranné, Hoeker c'est ce qu'il y a de plus moderne. Onloochenbaar hebben die vaartuigen een jaar twee drie nu uitstekend gerendeerd, maar de pruiken zeggen: nieuwe bezems enz. | |
Later.Met een vers begonnen, moet ik deze met een vers eindigen: J'ai différé, la vie à différer se passe enz.
ik had vroeger moeten beginnen. Thans, nu ik nog een blaadje meende te vullen, zitten v. Vloten en Fischer in de andere kamer - waarom zijt Gijlieden zoo verre? Die zijn ten minste geen Philister. | |
[pagina 215]
| |
Wees hartelijk van ons gegroet en doe ons niet minder van U hooren, al heb ik ditmaal, ten onregte op ‘morgen’ vertrouwd. de Uwe. Ps. Uw broeder Piet heeft eergister bij ons theegedronken, welk een roman is dat leven! Hij zag er zeer goed uit, maar zijn wêerzin in de Americaansche Democratie prouve son origine aristocratique. T. à. t. |
|